1. Winterklanken Browneyez
Uit de wekkerradio klonk een oude Kersthit en Chris draaide zich
mopperend om. Ze drukte de wekker uit en stapte moeizaam uit
bed. Haar spieren protesteerden heftig, die waren blijkbaar nog
niet goed uitgerust. Ze liep naar het raam en deed de gordijnen
open. Het was nog donker buiten, maar toch zag ze dat er een
behoorlijke dikke sneeuwlaag op de grond lag.
Wat waren dat nou... voetstappen? Ze liep naar de schakelaar bij de
schuifpui en deed de buitenverlichting aan. Ja, er stonden
voetstappen in de sneeuw... en die leidden naar het huis.
Inbrekers? Snel trok ze een dikke trui over haar pyjama aan en liep
vervolgens voorzichting naar de woonkamer. Niets te zien, niets te
horen. Ook in de keuken was het stil. In het hele huis was het
rustig. Ze keek overal naar buiten, maar kon daar evenmin sporen
van ongenode gasten ontdekken. Het zekere voor het onzekere
nemend, liep ze voorzichtig via haar slaapkamer naar buiten en
volgde de sporen naar de zijkant van het huis. Opeens stopte ze.
De sporen gingen niet verder. Ze keek om zich heen, maar zag
nergens meer voetstappen. Alsof de eigenaar in rook was
opgegaan. Huiverend draaide ze zich om en rende het huis in, deed
de deuren op slot en ging naar de badkamer. Tijdens het douchen
probeerde ze uit alle macht een logische verklaring te vinden voor
de voetstappen. Dat bleek onmogelijk en dus nam ze zich voor de
boel scherp in de gaten te houden. Desnoods zou de buitenlamp
de hele nacht aan blijven. Niet dat dat veel zou helpen, maar het
gaf tenminste een veiliger gevoel.
Voorzichtig stuurde ze haar auto in het parkeervak die glibberend
nog even doorschoot toen ze remde. Niets geraakt. Opgelucht
haalde ze adem en stapte uit. De sneeuw had ook Huize Veldzicht
bedekt, maar het was nog steeds een saaie blokkendoos om naar
te kijken en dat veld was al jaren geleden door de huizenbouw
rondom verdwenen. Toen ze binnen was liep ze direct door naar
de keuken en schonk een kop koffie in. Op het planbord stond haar
2. Winterklanken Browneyez
ronde vermeld: eerst zou ze naar mevrouw Bleriksen, die iedere
ochtend haar dromen deelde met de verpleging. Daarna stonden
meneer van der Kamp en meneer ter Beek op haar route. Ach,
meneer ter Beek... De arme man lag al maanden in coma en kreeg
geen enkel bezoek. Al die tijd probeerde Chris zijn stilte te
doorbreken door hem voor te lezen, door tegen hem te praten.
Maar nooit had ze weer een teken van leven gezien in hem.
Ze stapte zijn kamer in en deed de gordijnen open. Alles moest zo
normaal mogelijk lijken. Ze liep naar de diepslapende man toe en
keek met een verdrietige blik naar zijn gezicht.
'Waar bent u toch, meneer ter Beek?' Iedere ochtend stelde ze die
vraag... maar die bleef zoals altijd onbeantwoord. Ze checkte zijn
infuus en zijn sonde en verschoonde daarna de catheter. Toen ze
hem waste werd ze weer belaagd door het bekende gevoel van
onrechtvaardigheid: dit was toch geen leven zo. Hoe kon men hem
op deze manier laten voortleven. Zijn kinderen waren al overleden
en het enige kleinkind waar ze contact mee hadden kunnen
opnemen, wilde geen beslissing nemen en keek zelfs niet naar haar
opa om. De man was tot niet meer verworden dan een machine.
Mensonterend vond ze dit. Haar collega's waren het wel met haar
eens, maar deelden niet de passie in haar woede. Met een diepe
zucht kleedde ze meneer ter Beek weer aan en na alles nog eens
gecontroleerd te hebben, ging ze naast hem zitten en legde haar
hand op de zijne. Daarna haalde ze het boek waaruit ze hem iedere
ochtend voorlas, tevoorschijn.
'Nou meneer ter Beek, tijd om weer even te lezen. Waar was ik
gebleven? Oh ja, hier: Otto kwam stilletjes de keuken binnen, zo stil
dat Martha hem niet kon horen...'