Dit zijn de slides van een presentatie die ik heb gegeven op het Pro Memories Congres 2013. Mocht je geïnteresseerd zijn in de hele lezing, (en de verhalen bij de beelden) hoor ik het graag!
9. Megatrends in de
maatschappij 10-30 jaar
Technologisering - de voortschrijdende invloed van de techniek
Dematerialisering - de opkomst van het ontastbare
Feminisering - de invloed van emotie
Humanisering - het vertrouwen in de mensheid
Ecologisering - de toestand op de aarde
Socialisering - de terugkeer van de gemeenschap
Regionalisering - de grenzen van cultuur
Conservering - het verlangen naar het verleden
Vergrijzing - de eeuwige jeugd
Risicobeheersing - het gevoel van veiligheid en controle
11. Henk
Dit zijn geen leuke tijden.
Voor elke nieuwe
programmeur in India wordt
er hier één ontslagen.
12. Xander
Dit zijn juist geweldig tijden! Ik heb
de beste programmeurs ter wereld in
dienst en heb een omgeving gecreëerd
waarin ze samen bijzondere dingen
kunnen doen. Iedereen weet me te
vinden via het internet en we hebben
nog nooit zoveel gave opdrachten
gehad. Wat een energie hebben mijn
mensen en ik!
13. “We zitten niet een een
tijdperk van veranderingen,
maar in een verandering
van tijdperken”
15. “In het conceptuele
tijdperk zijn synthese
belangrijk en de gave om
ogenschijnlijk niet met
elkaar samenhangende
elementen aan elkaar te
koppelen en er een
meerwaarde uit te laten
ontstaan.”
16. 1. Overproductie: consumenten hebben teveel keuze, niets is schaars
2. Azië: steeds meer kan worden uitbesteed (outsourcing en
offshoring) aan goedkopere productielanden die door het snelle
internet en goedkope communicatiemiddelen als het ware om de hoek
liggen.
3. Technologisering: alles kan door computers (robots) worden
gedaan, arbeidskrachten worden vervangen (automatisering). En
iedereen is producent!
17. Hoezo overvloed?
‘De VS geeft op
dit moment meer
geld uit aan
vuilniszakken
dan negentig
andere landen
uitgeven aan
alles.’
18.
19. “It is not the strongest of the species that
survives, nor the most intelligent. It is the one
that is the most adaptable to change.”
Charles Darwin
20.
21.
22. Wie ben je, wat kun je,
wat zie je,
je en wat wil je?
TOEGEVOEGDE
WAARDE
DOEN
ONDERSCHEID:
TEN OPZICHTE VAN
DE CONCURRENTIE?
RELEVANTIE:
IS HET RELEVANT
VOOR DE KLANT?
Je bestaansrecht.
Kun je je toevoegde
waarde waarmaken?
Is de meerwaarde uniek
ten opzichte van je
concurrentie?
Is je meerwaarde
relevant voor
je klant?
De toegevoegde
waarde, de
propositie, is een
‘moving target’.
Concurrenten
worden beter en
klanten veranderen.
23. AFM
MEDIA
AUTOMATISERING
SOCIALE MEDIA
MINDER STRUCTUUR
KLANTEN ZIJN KRITISCHER
KLANTEN WILLEN
MINDER BETALEN
WE MOETEN
COACH WORDEN
MERK ACCOUNTANCY
KLANTGERICHTER WORDEN
MARKETING?
INNOVEREN?
XBRL
IMAGO
ADVISERING
APPS
THE CLOUD
ONLINE
BOEKHOUDEN
SBRHORIZONTAAL
TOEZICHT
ETHIEK
OBJECTIVITEIT
24. De tijd kun je niet stoppen. Als
de wereld om je heen verandert,
moet je mee veranderen.
25.
26. Key partners
Wie zijn onze key partners?
Wie zijn onze key leveranciers?
Welke resources krijgen we
van onze partners?
Welke activiteiten voeren de
partners uit?
Motivaties:
Optimalisatie / economische redenen (schaalvoordelen).
Reduceren van risico’s en onzekerheid.
Acquisitie van bepaalde resources en / of activiteite.
Soorten:
Strategische alliantie.
Cooptatie.
Joint venture.
Koper-leverancier relatie.
KOSTENSTRUCTUUR
Alle kosten die gemaakt worden om het businessmodel te laten werken.
Is je business:
Kostengestuurd (lean kosten structuur, lage prijzen vs. waarden, maximale automatisatie, veel outsourcing)
Waardegestuurd (focus op waardecreatie, premium, hoge mate van gepersonaliseerde service)
Kenmerken:
Vaste kosten, variabele kosten, schaalvoordelen, scopevoordelen.
KEY RESOURCES
De belangrijkste assets die nodig zijn om
te zorgen dat een businessmodel werkt.
Types:
Fysiek, intellectueel, human resources, financieel.
KANALEN
Hoe een bedrijf met zijn klantsegmenten
communiceert en ze bereikt om een
waardepropositie te leveren.
Fases:
Awareness (bekendheid) vergroten bij klanten over de
producten en diensten van een bedrijf.
Evaluatie: klanten helpen de waardepropositie van een
organisatie te beoordelen.
Aankoop. hoe maken we het mogelijk specifieke diensten en
producten aan te schaffen (levering )?
Klantsupport bieden naar aankoop.
Soorten: eigen, indirect (groothandel),
direct, partner(winkels).
Kernactiviteiten
Welke kernactiviten zijn nodig voor
de waardepropositie?
Categorieën:
Productie, probleememoplossing, platform / netwerk.
KLANTRELATIES
Soorten relaties die je kunt aangaan
met specifieke klantsegmenten.
Voorbeelden:
Persoonlijke hulp, toegewezen persoonlijke hulp,
selfservice, geautomatiseerde diensten,
communities, cocreatie.
KLANTSEGMENTEN
De verschillende soorten groepen mensen
of organisaties die een onderneming wil
bereiken en bedienen.
Voorbeelden:
Massamarkt, nichemarkt, gesegmenteerrd,
gediversifieerd, multi-sided platforms markten.
WAARDEPROPOSITIE
Welke waarde wordt er in essentie
gecreeërd voor de specifieke
klantsegmenten?
Karakteristieken:
Nieuwheid, performance, customization, de klus klaren,
ontwerp, merk / status, prijs, kostenbesparing,
risicobeperking, toegankelijkheid, gemak / bruikbaarheid.
INKOMSTENSTROMEN
De inkomsten die een bedrijf genereert uit elk klantsegment.
Types:
Goederenverkoop, gebruikersfee, abonnementsgelden, uitlenen / huren / leasen,
licentieverlening, makelaarsmodel, reclame, lokaasmodel, instapmodel, koppelverkoop, servicemodel.
Vaste prijszetting:
Adviesprijzen / catalogusprijzen, productkenmerkafhankelijk, klantsegmentafhankelijk, volume afhankelijk.
Dynamische prijszetting:
Onderhandelen, yield management, real-time markt, veilingen.
27. Key partners
Wie zijn onze key partners?
Wie zijn onze key leveranciers?
Welke resources krijgen we
van onze partners?
Welke activiteiten voeren de
partners uit?
Motivaties:
Optimalisatie / economische redenen (schaalvoordelen).
Reduceren van risico’s en onzekerheid.
Acquisitie van bepaalde resources en / of activiteite.
Soorten:
Strategische alliantie.
Cooptatie.
Joint venture.
Koper-leverancier relatie.
KEY RESOURCES
De belangrijkste assets die nodig zijn om
te zorgen dat een businessmodel werkt.
Types:
Fysiek, intellectueel, human resources, financieel.
Kernactiviteiten
Welke kernactiviten zijn nodig voor
de waardepropositie?
Categorieën:
Productie, probleememoplossing, platform / netwerk.
WAARDE
Welke waarde wor
gecreeërd voor de
klantsegmenten?
Karakteristieken:
Nieuwheid, performance
ontwerp, merk / status, p
risicobeperking, toegank
28. tiviteiten
tiviten zijn nodig voor
positie?
memoplossing, platform / netwerk.
KLANTRELATIE
Soorten relaties die je kunt a
met specifieke klantsegmen
Voorbeelden:
Persoonlijke hulp, toegewezen persoonl
selfservice, geautomatiseerde diensten
communities, cocreatie.
WAARDEPROPOSITIE
Welke waarde wordt er in essentie
gecreeërd voor de specifieke
klantsegmenten?
Karakteristieken:
Nieuwheid, performance, customization, de klus klaren,
ontwerp, merk / status, prijs, kostenbesparing,
risicobeperking, toegankelijkheid, gemak / bruikbaarheid.
29. KANALEN
Hoe een bedrijf met zijn klantsegmenten
communiceert en ze bereikt om een
waardepropositie te leveren.
Fases:
Awareness (bekendheid) vergroten bij klanten over de
producten en diensten van een bedrijf.
Evaluatie: klanten helpen de waardepropositie van een
organisatie te beoordelen.
Aankoop. hoe maken we het mogelijk specifieke diensten en
producten aan te schaffen (levering )?
KLANTRELATIES
Soorten relaties die je kunt aangaan
met specifieke klantsegmenten.
Voorbeelden:
Persoonlijke hulp, toegewezen persoonlijke hulp,
selfservice, geautomatiseerde diensten,
communities, cocreatie.
KLANTSEGMENTEN
De verschillende soorten groepen mensen
of organisaties die een onderneming wil
bereiken en bedienen.
Voorbeelden:
Massamarkt, nichemarkt, gesegmenteerrd,
gediversifieerd, multi-sided platforms markten.
WAARDEPROPOSITIE
Welke waarde wordt er in essentie
gecreeërd voor de specifieke
klantsegmenten?
Karakteristieken:
Nieuwheid, performance, customization, de klus klaren,
ontwerp, merk / status, prijs, kostenbesparing,
risicobeperking, toegankelijkheid, gemak / bruikbaarheid.
30. Evaluatie: klanten helpen de waardepropositie van een
organisatie te beoordelen.
Aankoop. hoe maken we het mogelijk specifieke diensten en
producten aan te schaffen (levering )?
Klantsupport bieden naar aankoop.
Soorten: eigen, indirect (groothandel),
direct, partner(winkels).
INKOMSTENSTROMEN
De inkomsten die een bedrijf genereert uit elk klantsegment.
Types:
Goederenverkoop, gebruikersfee, abonnementsgelden, uitlenen / huren / leasen,
licentieverlening, makelaarsmodel, reclame, lokaasmodel, instapmodel, koppelverkoop, servicemodel.
Vaste prijszetting:
Adviesprijzen / catalogusprijzen, productkenmerkafhankelijk, klantsegmentafhankelijk, volume afhankelijk.
Dynamische prijszetting:
Onderhandelen, yield management, real-time markt, veilingen.
31. KOSTENSTRUCTUUR
Alle kosten die gemaakt worden om het businessmodel te laten werken.
Is je business:
Kostengestuurd (lean kosten structuur, lage prijzen vs. waarden, maximale automatisatie, veel outsourcing)
Waardegestuurd (focus op waardecreatie, premium, hoge mate van gepersonaliseerde service)
Kenmerken:
Vaste kosten, variabele kosten, schaalvoordelen, scopevoordelen.
IN
De
Typ
Goe
licen
Vas
Advi
Dyn
Ond
32. De manier waarop een
accountant waarde creëert,
levert en behoudt, het business
model biedt enorm veel
innnovatiekansen.
35. Verbinden
• Verbinden met anderen.
• Gericht op gelijkwaardige
samenwerking, veiligheid, zorg.
• Samenwerking, sociale instelling,
loyaliteit, warmte
• Gericht op relaties.
Verkennen
• Verkennen van onszelf en onze
omgeving.
• Gericht op kennis en inzicht.
• Theoretische analyse, verbeelden
en creëren.
• Gericht op (spirituele) waarheid.
• Reflectie staat centraal.
Verwerven
• Verwerven van bezittingen.
• Gericht op uitdagingen aangaan,
scoren.
• Daadkrachtig, resultaatgericht,
alert, snel competitief.
• Gericht op doelen en middelen.
• Doen staat centraal.
Verdedigen
• Verdedigen van orde, zekerheid,
controle.
• Gericht op risico’s vermijden,
stabiliseren.
• Gedisciplineerd, nuchter, feitelijk,
betrouwbaar.
• Gericht op feiten.
• Continuïteit staat centraal.
36. Paars (oerdrijfveer: verbinden)
Gericht op de handhaving van de identiteit van de eigen groep (‘stam’). Tradities en rituelen zijn een middel om grip op de werkelijkheid te
krijgen en een veilige wereld te creëren. Vakmanschap, ervaringen en wijsheid staan centraal. De eigen groep gaat boven het individu.
Tags: veiligheid creëren, familiegevoel creëren, traditie levend houden, vakmanschap opdoen, ervaring doorgeven.
Rood (oerdrijfveer: verwerven)
Gericht op de versterking en het behoud van de positie. Macht, kracht en snelheid staan centraal. Gericht op het tonen van daadkracht in het
hier en nu. Is onverschrokken, impulsief, confronterend en ongeduldig.
Tags: kracht gebruiken, tempo maken, knopen doorhakken, confronteren, druk opbouwen, domein bewaken.
Blauw (oerdrijfveer: verdedigen)
Gericht op ordening, stabiliteit en beheersing van de werkelijkheid. Georganiseerd, systematisch en gedisciplineerd. Hang naar uniforme regels
en gestandaardiseerde processen. Degelijk en betrouwbaar. Houdt van plannen duidelijke structuren en feitelijke details.
Tags: structureren, organiseren, zekerheden creëren, kwaliteit verzekeren, plannen, afspraken nakomen.
37. Oranje (oerdrijfveer: verwerven)
Gericht op het verwezenlijken van ambities. Ambitieus, berekenend, competitief, individualistisch en ondernemend. Streeft altijd naar resultaat
en vooruitgang. Scoren en winnen zijn essentieel. Denkt op de korte termijn.
Tags: vooruitgang boeken, ambities hebben, doelen formuleren, uitdagingen aangaan, resultaten halen, efficiency creëren.
Groen (oerdrijfveer: verbinden)
Gericht op onderlinge samenwerking. Dialoog en voortdurende coördinatie zijn middelen om de groepsbinding te behouden en te versterken.
Betrokkenheid, hulpvaardigheid en een positieve sfeer staan centraal. Streeft naar gelijkwaardigheid tussen mensen.
Tags: mensen verbinden, contacten leggen, communiceren, draagvlak zoeken, harmonie creëren, zwakkeren helpen.
Geel (oerdrijfveer: verkennen)
Gericht op het bevredigen van de nieuwsgierigheid en het krijgen van inzicht. Creatief, autonoom, visionair, onderzoekend. Richt zich op het
grote plaatje, niet op de details. Is kritisch ten aanzien van het bestaande en toekomstgericht.
Tags: analyseren, conceptualiseren, strategie formuleren, innoveren, inspireren, vrijheid zoeken.
38. • Maakt verbinding tussen
ouder en kind mogelijk
door veiligheid en
geborgenheid.
• Maakt snel leren door
identificatie mogelijk.
• Ontwikkeld
gevoelsmatige denkstijl,
die onderlinge menselijke
banden mogelijk maakt.
• Maakt het ego los uit de
moederband. Op zoek
naar zelfvertrouwen en
respect.
• Ontwikkelt
zelfredzaamheid.
• Ontwikkeld instinctieve
denkstijl, die cruciaal is
bij reactie op gevaar.
• Waarin in de rode fase het
kind alleen zijn ego
manifesteert, moet
vervolgens in de blauwe
fase de inpassing in de
sociale context
plaatsvinden.
• Hiervoor zijn structuur
regels en afspraken
nodig.
De basisontwikkeling van een kind
40. Blauw is de basis
geweest van onze
samenleving.
Een bron van zekerheid die
sociale samenhang creëert en
complexe samenleving laat
functioneren.
Wie wil meedoen in de
samenleving moet kennis
dragen van de regels en zich
ernaar gedragen.
41. De echte
disconnectie komt
niet omdat blauw niet
meer nodig is, maar
omdat het in de
huidige vorm niet
meer past in de
context van deze
tijd.
43. Formule voor succes in de
relatief overzichtelijke wereld van gisteren.
PRESTATIE = UREN * INSPANNING
Productiviteit word met name bepaald door inspanning. De productiemedewerker
voerde gestandaardiseerde handelingen uit en zijn productiviteit stond grofweg
gelijk aan het aantal uren dat hij werkte. Managers konden de noodzakelijke
inspanning berekenen, plannen en controleren.
44. PRESTATIE = UREN * X-FACTOR
creativiteit
betrokkenheid
proactiviteit
empathie
inzicht
verbeeldingskracht
inventiviteit
etc.
Het beste resultaat is niet meer afhankelijk van het effectief managen van inspanning,
maar op de juiste manier stimuleren van de X-factor.
Formule voor succes in de
relatief onoverzichtelijke wereld van vandaag.
47. “De periode waarin mensen dienend waren aan de structuren en
organisaties eindigt en we betreden het tijdperk waarin we netwerken zien
ontstaan in dienst van mensen. Deze ontwikkeling is tweeledig. Ten eerste
zien we dat organisaties en instituten steeds platter worden. Mede door
technologie zijn we steeds beter in staat om gerichter met klanten om te
gaan en efficiënter te produceren. Daarnaast zien we dat we de
verantwoordelijkheden minder willen organiseren. Verantwoordelijkheid en
betrokkenheid van medewerkers wordt niet meer weggeorganiseerd door
het continu bedenken van nieuwe regels en procedures. We zijn erin
doorgeschoten waardoor iedere vorm van zelfstandig denken binnen
organisaties vaak is verdwenen.”
“
48.
49.
50.
51.
52.
53. industrieel informatie conceptueel
vaste instructies en financiële prikkels regels en procedures eigen iniatief / eigenaarschap
optimalisering van systeem beheersing van organisatie otwikkeling organisatie
star: directief flexibel: reactief flexibel: proactief
omzetten grondstoffen in producten transformatie van data in informatie
creatie van nieuwe producten,
diensten, processen en belevingen
Simpel en monolitisch met herhalend
karakter
Gestandaardiseerd; toepassing van
regels en procedures
gevarieerd en divers, holistisch
grondstoffen informatie vertrouwen
controleren managen
stimuleren, inspireren
en transparantie
extrinsieke motivatie extrinsieke motivatie intrinsieke motivatie
kosten toegang betekenis
54. Blauw moet niet
proberen een andere kleur te worden,
maar vanuit zijn identiteit en de kern zich
aanpassen & ontwikkelen.
55. De vis is de laatste die
ontdekt dat hij in het
water zwemt
56.
57. Verbinden
• Verbinden met anderen.
• Gericht op gelijkwaardige
samenwerking, veiligheid, zorg.
• Samenwerking, sociale instelling,
loyaliteit, warmte
• Gericht op relaties.
Verkennen
• Verkennen van onszelf en onze
omgeving.
• Gericht op kennis en inzicht.
• Theoretische analyse, verbeelden
en creëren.
• Gericht op (spirituele) waarheid.
• Reflectie staat centraal.
Verwerven
• Verwerven van bezittingen.
• Gericht op uitdagingen aangaan,
scoren.
• Daadkrachtig, resultaatgericht,
alert, snel competitief.
• Gericht op doelen en middelen.
• Doen staat centraal.
Verdedigen
• Verdedigen van orde, zekerheid,
controle.
• Gericht op risico’s vermijden,
stabiliseren.
• Gedisciplineerd, nuchter, feitelijk,
betrouwbaar.
• Gericht op feiten.
• Continuïteit staat centraal.
TERUGNAARDEKERN.
59. Wat zou belangrijk kunnen
zijn in dit nieuwe blauw?
• Van rapportages naar scenario’s.
• Van starre regels naar dynamische contextuele regels.
• Meer diversiteit in het kantoor.
• Meer open business model -> makkelijker en flexibeler
samenwerken met partners. Sneller inspelen op verandering.
• Meer diversiteit in business modellen (differentiatie).
• Meer diversiteit in waardeproposities (differentiatie).
• Datageoriënteerd: data als essentiële resource.
• Geen systemen maar patronen.