1. Deze les gaat over…
De middeleeuwen
Ook wel genoemd…
De tijd van burchten en steden
Van ca 500 – ca 1500
2. Leven in de stad
Rond 1000 was het weer rustig en veilig in Europa.
De mensen begonnen weer handel te drijven.
Handelaars en ambachtslui vestigden zich opnieuw in steden.
De stad moest goed bereikbaar zijn. Daarom bouwden ze hun stad :
langs een rivier & op een kruispunt van (land)wegen.
De opkomst van grote Ambachten Kooplieden wilden dat er regels
steden was erg goed voor in de middeleeuwen en wetten kwamen in de steden.
de bloei van de handel in Bijvoorbeeld over de betaling
de middeleeuwen. van spullen:
Wat als er iemand niet betaalde?
3. Onze streken in de tijd van burchten en steden
Vlaanderen was een rijk graafschap in onze streken.
De drie grootste steden van Vlaanderen waren toen :
Gent
Brugge
Ieper
4. We waren in heel Europa gekend voor ons… laken.
De grondstof – wol – werd in Engeland gekocht en hier
door spinners, wevers, vollers en ververs verwerkt tot een
zachte, luxueuze stof : laken.
6. Een volder of voller was een
ambachtsman in de lakennijverheid.
Door de opkomst van de industrie
is het beroep uitgestorven.
Het beroep leeft wel nog voort in verschillende
familienamen (Volder, De Volder, Volders)
en straatnamen (Volderslaan in Hasselt)
De taak van de volder is het vollen van een wollen weefsel.
Vollen is een nabewerking van geweven wollen stof waardoor de kwaliteit sterk
verbeterde.
De bedoeling was om de weefselstructuur dichter en vaster te maken.
7. Het vollen was zwaar en vuil werk.
Het weefsel gedompeld in een grote bak met heet water, urine en vollersaarde:
een vettige klei die het vuil uit de vezels opneemt.
De stof moest urenlang, voor sommige kwaliteiten zelfs dagenlang, gekneed worden.
Hiertoe stonden in de begintijd voetvollers in een kuip en stampten met hun voeten
op het natte laken.
8. Sinds de 17e eeuw werd dit werk gemechaniseerd door volmolens toe te passen.
Deze konden worden aangedreven door paarden (rosmolens).
13. Toch bleef de landbouw in de middeleeuwen de
belangrijkste economische activiteit.
14. De Franse koning was in die tijd eigenlijk de baas van het graafschap Vlaanderen.
Het hertogdom Brabant en het graafschap van Loon behoorden toe aan het Duitse Rijk.
15. Maar de plaatselijke heren en de steden deden dikwijls hun eigen zin.
Gevolg…
Conflicten !
De koning van Frankrijk, Filips IV de Schone,
wou het rijke Vlaanderen zelf besturen.
Hij zette de Vlaamse graaf gevangen en
bevoordeelde de rijken in de steden.
Het gewone volk was boos en kwam in opstand.
16. Op 11 juli 1302 stond in Kortrijk
een Vlaams leger met vooral gewone
burgers (ambachtslui en boeren) samen
met een groep edelen tegenover het
ridderleger van de Franse koning.
Tegen alle verwachtingen in werd het
ridderleger verslagen.
Vlaanderen behield voorlopig zijn zelfstandigheid.
Maar enkele jaren later kreeg de Franse koning toch grotendeels zijn zin.
Guldensporenslag 1302
17. De Kerk (en het christelijk geloof)
had veel invloed in het Frankische rijk.
Kloosters in de middeleeuwen…
De middeleeuwer
was diepgelovig ! Vrouwen in het klooster
18. Nog filmpjes over de middeleeuwen…
Hoe ontstonden middeleeuwse steden ?
Hoe beschermden de bewoners
zich tegen vijanden ?
20. Een uitvinding zorgde ervoor dat de stadsmuren
de steden niet meer goed konden beschermen :
het buskruit
In de middeleeuwen woonden er bijna bij
elk dorp wel een heks.
21. Het gewone leven
Alles in één ruimte
in een kasteel
Het leven van een ridder De aanval op een kasteel