2. DISCUSSIE
Wat is de grootste stad van jouw land?
Hoe hoog is de hoogste berg van jouw land?
Wat is het lekkerste gerecht in jouw land?
Wat is de mooiste bestemming in jouw land?
Wat is de warmste maand in jouw land?
3. SUPERLATIEF
VORM
Adjectief Comparatief Superlatief =
moeilijk het moeilijkst
- het + adjectief + -st
dik het dikst
- het + meest + adjectief
wijs wijst op -isch
pessimistisch het meest pessimistisch
Adjectief Comparatief Superlatief =
goed het best
speciale vorm
dikwijls het vaakst
graag het liefst
veel het meest
weinig het minst
4. SUPERLATIEF
GEBRUIK
1. De nachten duren het langst.
Zo gaat de dag het snelst voorbij. superlatief zonder substantief
Bert is het ongelukkigst.
2. 21 december is de kortste dag.
Hij heeft de minste fouten gemaakt. superlatief met substantief
De winter is het natste seizoen.
Zij heeft het meeste geld van ons allemaal.
3. Bert zit op de voorste rij.
Els staat op de achterste rij. superlatief van preposities
Het boek ligt op het bovenste rek.
De stofzuiger staat op het onderste rek.
5. RELATIEF PRONOMEN
HOOFDZIN BIJZIN
SUBJECT VERBUM REST LINK SUBJECT REST VERBUM
Dit is de man die ik gisteren heb gezien.
Dit is de vrouw die jou zoekt
Dit is het gerecht dat hij vanochtend heeft gegeten.
Dit is een bedrijf dat niet zo groot is.
Dit zijn de boeken die hij mij heeft getoond
Dit zijn de mensen die al het werk doen.
PAS OP!
1. de-woorden en meervoud die
het-woorden dat
2. Structuur van de bijzin!
6. EEN DOEL UITDRUKKEN
Els en Peter gaan naar een restaurant om eens lekker te eten.
Paolo wil een dag vakantie om helemaal te genezen.
Bert wil in bed blijven om uit te rusten.
We nemen een pauze om even goed na te denken.
PAS OP!
1. om (+ extra informatie) + te + infinitief
2. scheidbare werkwoorden in twee delen!
7. COMPLEXE VRAAGWOORDEN
Waarnaar ben je aan het kijken?
Waaraan ben je aan het denken?
Naar wie ben je aan het kijken?
Aan wie ben je aan het denken?
PAS OP!
1. prepositie + wat waar + prepositie
MAAR: Waarmee schrijf je?
2. prepositie + wie
3. waar voor een locatie