2. Wat eten de mensen in jouw land‘s ochtends?
Wat eten ze‘s middags?
En wat‘s avonds?
Zitten jouw landgenoten lang aan tafel?
En hoe vaak eten ze per dag?
Discussie
3. Nationaliteiten
NATIONALITEIT INWONERS
België Belg (m.), Belgische (v.);
Belgen (pl.)
Mexico Mexicaan (m.), Mexicaanse (v.);
Mexicanen (pl.)
China Chinees (m.), Chinese (v.);
Chinezen (pl.)
Duitsland Duitser (m.), Duitse (v.);
Duitsers (pl.)
Costa Rica Costa Ricaan (m.), Costa Ricaanse (v.);
Costa Ricanen (pl.)
Italië Italiaan (m.), Italiaanse (v.);
Italianen (pl.)
Kameroen Kameroener (m.), Kameroense (v.);
Kameroeners (pl.)
4. Nationaliteiten
NATIONALITEIT INWONERS
Nepal Nepalees (m.), Nepalese (v.)
Nepalezen (pl.)
Spanje Spanjaard (m.), Spaanse (v.);
Spanjaarden (pl.)
Japan Japanner (m.), Japanse(v.);
Japanners (pl.)
Polen Pool (m.), Poolse (v.);
Polen (pl.)
Roemenië Roemeen (m.), Roemeense (v.);
Roemenen (pl.)
Verenigde Staten van
Amerika (VSA)
Amerikaan (m.),Amerikaanse (v.);
Amerikanen (pl.)
Australië Australiër (m.),Australische (v.);
Australiërs(pl.)
5. Nationaliteiten
NATIONALITEIT INWONERS
Engeland Engelsman (m.), Engelse (v.)
Engelsen (pl.)
Frankrijk Fransman (m.), Franse(v.);
Fransen (pl.)
OPGELET!
1. mannelijke inwoner speciaal woord
2. vrouwelijke inwoner adjectief + -e
3. veel inwoners altijd meervoud van de man
MAAR: Fransen (pl.), Engelsen (pl.)
6. PRESENS PERFECTUM
Hij wil niets kopen. Hij heeft niets willen kopen.
Zij kan niet zwijgen. Zij heeft niet kunnen zwijgen.
Je moet hard werken. Je hebt hard moeten werken.
Lisa gaat vaak skiën. Lisa is vaak gaan skiën.
Ik blijf thuis eten. Ik ben thuis blijven eten.
Hij komt me bezoeken. Hij is me komen bezoeken.
OPGELET!
1. hebben/zijn + infinitief hulpww. + infinitief hoofdww.
2. willen,kunnen,moeten hebben
gaan,blijven,komen zijn
Dubbele infinitief
7. Ik doe nog wat zout op mijn frietjes …
Smakelijk!