1. f.inc JAARGANG 2 - #10
overheid
door Ingeborg Koning
Het uitvoeren van het grotestedenbeleid
is voor veel gemeenten geen gemakkelij-
ke opgave. Het succes van het GSB is sterk
afhankelijk van de lokale regievoering
door gemeenten én het vermogen om
samenwerking tussen de betrokken
partijen te faciliteren en te stimuleren.
Vaak zijn zowel bij de opzet als uitvoe-
ring van beleid verschillende actoren
betrokken. Zeker in complexe program-
ma’s met veel externe partijen is dan een
krachtig organiserend vermogen onont-
beerlijk. Naar aanleiding van de leerpun-
ten uit de voorgaande GSB-periodes zijn
er vijf uitgangspunten geformuleerd die
het stelsel GSB III aan elkaar verbinden.
Een ervan is het sturen op resultaat. De
gemeenten worden aan het eind van de
periode (2005-2009) naast outcomeniveau
(de maatschappelijke effecten op de
middellange termijn), ook op output
b
b
d
t
r
e
g
d
b
e
h
p
B
R
s
c
(
3
D
e
d
g
c
m
a
grotestedenbeleid: actie zonder bureaucratie
hoe stuur je de besteding v
niveau afgerekend. Het sturen op output-
niveau, oftewel het kwantificeren van de
eindresultaten, is nieuw voor gemeenten
en heeft de nodige consequenties voor
de projectuitvoering.
Deze stap is een ontwikkeling in de goede
richting. Voor zowel de gemeenten als het
ministerie is het bevredigend een meet-
baar eindresultaat te kunnen neerzetten.
Dit is niet alleen motiverend maar in het
kader van de transparante overheid ook
noodzakelijk.
deltaplan wordt
grotestedenbeleid
Het GSB is ongeveer een decennium
geleden van start gegaan. De vier grote
steden (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam
en Utrecht: de G4) stelden gezamenlijk
een ‘Deltaplan’ op waarin zij pleitten
voor een nationaal grotestedenbeleid.
Er kwam een staatssecretaris voor dit
Het Grotestedenbeleid (GSB III) richt zich op de ontwikkeling van de
eenendertig grootste steden in Nederland. De subsidiestroom van 3,5
miljard vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken is bedoeld voor het
verbeteren van de veiligheid en de (sociale) kwaliteit van de leefomgeving
en het vergroten van de economische kracht van de stad. De inzet: zicht
bare resultaten met een minimum aan bureaucratie. Het ministerie heeft in
januari 2005 gerichte resultaatsafspraken op outputniveau gemaakt met
de steden voor de komende vijf jaar (2005-2009). De steden krijgen vanuit
het Rijk voor de volledige periode financiële zekerheid geboden.
h
i
a
v
l
d
finc10-08-Grotesteden 8 17-08-2006 15:11:08
2. SEPTEMBER/OKTOBER 2006 f.inc 9
gemeente Utrecht
Pretty Woman richt zich op minder-
jarige meisjes die een verhoogd risico
lopen om in de prostitutie terecht te
komen, en op jonge volwassen vrou-
wen die al dan niet gedwongen
prostitutie bedrijven. Het project is in
1997 gestart omdat politie, onderwijs
en welzijnswerk steeds vaker minder-
jarige meisjes tegenkwamen die de
prostitutie in werden gemanipuleerd.
Het is een samenwerkingsproject van
adviesbureau Stade, Bureau Jeugdzorg
Utrecht en zorgaanbieder De Rading.
Zij bieden individuele hulp en begelei-
ding aan deze meiden en organiseren
daarnaast preventieve activiteiten,
zoals voorlichtingsbijeenkomsten op
scholen en gespreksgroepen voor
risicomeisjes en ervaringsdeskundige
meiden. Pretty Woman geeft ook
advies aan instellingen.
Onder het motto ‘Doen we de goede
dingen en doen we de goede dingen
goed?’ heeft de gemeente Utrecht
Pretty Woman in 2003 geëvalueerd.
Tijdens de evaluatie is dossieronder-
zoek gedaan. Dit heeft een schat aan
informatie opgeleverd waaronder een
duidelijk profiel van de doelgroep. De
gebruikte methodiek is uitgewerkt en
vastgelegd in een boekje.
Opvallend is de grote stijging in zowel
aanmeldingen als consulten vanaf
2004. Stade geeft aan dat dit mogelijk
het gevolg is van enerzijds een grotere
naamsbekendheid van Pretty Woman
en anderzijds een groeiende bekend-
heid met loverboys en de enorme
belangstelling van de media hiervoor.
GSB-project: Pretty Woman
beleidsterrein en er ontstond een brede
bestuursdiscussie over de omgang met
de grote steden. De bestuurders kwamen
tot inzicht dat zij zich vooral moesten gaan
richten op het aanpakken van de sociale,
economische en fysieke problemen die
grote steden hebben. Het Deltaplan voor
de G4 ontwikkelde zich tot Grotesteden-
beleid voor eenendertig gemeenten,
een belangrijke bron van inkomsten die
het mogelijk maakt om grote integrale
projecten op te starten onder lokale regie.
Binnen het GSB maken gemeente en
Rijk in zogenoemde convenanten af-
spraken met elkaar. Inmiddels is de derde
convenantperiode (2005-2009) ingegaan
(GSB III). Voor deze periode is ongeveer
3,5 miljard euro vrijgemaakt.
krachtige steden
De missie van het grotestedenbeleid is
eenduidig: het heeft krachtige steden tot
doel, waarin zichtbare resultaten worden
geboekt, met een minimum aan bureau-
cratie. Krachtige steden zijn volgens het
ministerie steden die veilig zijn en die in
alle opzichten voldoen aan de – steeds
een stad die kansen biedt aan zijn burgers
en waar het veilig en prettig is om te ver-
blijven.
Uit de evaluatie van GSB II (1999 – 2004)
blijkt dat steden resultaatgerichter zijn
gaan werken en dat de participatie van
burgers is versterkt. Vooral maatregelen
in de fysieke sfeer (woningmarkt en leef-
omgeving) en het sociale beleid hebben
significant effect gehad in de GSB-steden.
Ondanks dit positieve effect, blijken af-
spraken tussen steden en het rijk moeilijk
meetbaar te maken. Het Rijk heeft daar-
om voor deze derde convenantperiode
(2005 – 2009) gerichte resultaatsafspraken
op outcome- en outputniveau met de ste-
den gemaakt: de betrokken gemeenten
zijn aanspreekbaar en afrekenbaar op de
geleverde resultaten.
sociale, fysieke en
economische verbeteringen
Om die krachtige stad verder te realiseren
zijn een aantal doelstellingen geformu-
leerd voor GSB III, die met elkaar samen-
hangen en gelijktijdig ontwikkeld worden:
- Het verbeteren van de objectieve en
de subjectieve veiligheid;
- Het verbeteren van de kwaliteit van
de leefomgeving;
- Het verbeteren van de sociale kwaliteit
van de leefomgeving;
- Het binden van de midden- en hogere
inkomensgroepen aan de stad;
- Het vergroten van economische kracht
van de stad.
In tegenstelling tot de 42 regelingen uit
de vorige GSB-periode, kent GSB III drie
brede doeluitkeringen (BDU’s), voor socia-
le, fysieke en economische doeleinden.
De administratieve lasten voor de steden
worden hierdoor aanzienlijk beperkt.
g van 3,5 miljard?
t
nieuw: het Rijk
rekent af op
outputniveau
hogere – eisen die bewoners, bedrijven,
instellingen, bezoekers en recreanten
aan een stad stellen; een economisch
vitale stad, met hoogwaardige vestigings-
locaties en een hechte sociale samenhang,
die werk biedt aan wie dat zoekt. Kortom,
finc10-08-Grotesteden 9 17-08-2006 15:11:10
3. 10 f.inc JAARGANG 2 - #10
overheid
sociale pijler
De bewoners zijn het belangrijkste kapi-
taal van een stad. De stad moet een plek
zijn waar het plezierig is om te wonen,
te studeren, te werken en te recreëren.
De beleving van de stad hangt af van de
veiligheid en leefbaarheid.
fysieke pijler
Hier is aandacht voor de verbetering van
de kwaliteit van de (semi-)openbare
ruimte. De fysieke pijler gaat bijvoorbeeld
in op het maken van een ‘wooncarrière’;
men moet in de stad een woning kunnen
vinden die past bij individuele wensen en
mogelijkheden.
economische pijler
Met aandacht voor het verminderen van
criminaliteit tegen bedrijven en onderne
mers, en stimulansen voor privaat-publieke
samenwerking. Een sterke stedelijke eco-
nomie biedt werk aan de bewoners en
zorgt voor koopkracht.
overheid wordt
projectensamenleving
Het gemeentelijk apparaat is niet in
gericht op meerjarige geldstromen zoals
afkomstig uit het GSB. Om de geldstromen
nog beter te kunnen beheersen zijn op
begrotingsgebied al veel aanpassingen
gedaan door de gemeenten. Nu er voor
GSB III ook wordt afgerekend op output-
niveau, moeten de gemeenten hun pro-
jectuitvoering aanpassen, mogelijk kennis
opdoen of uitbesteden. Zij moeten flexibel
zijn omdat veranderingen snel gaan en
steeds weer nieuwe projecten met zich
meebrengen. Gemeenten kunnen hier-
door minder makkelijk dan voorheen
een bestendige relatie opbouwen met de
partners in de stad. Verschillende partijen
gaan steeds flexibeler en vrijblijvender
met elkaar om. Steden zullen daarom
de uitdaging moeten aangaan om een
duurzame verhouding op te bouwen met
alle doelgroepen en partners.
bc I.M. Koning is projectmanager bij de vakgroep
Binnenlands Bestuur van ConQuaestor.
Met dank aan:
Theo Strijers: directeur GSB Gemeente Den Haag
Marianne Zoetmulder: hoofd Programma Jeugd Gemeente
Utrecht
Martin Wisselink: beleidsmedewerker Jeugd en Veiligheid
Gemeente Utrecht
De uitdaging: het opbouwen van
duurzame relaties met alle partners
gemeente Den Haag
Een concentratie van creatieve beroepen genereert economi-
sche bedrijvigheid in de stad. Creatieve bedrijven hebben
behoefte aan bijzondere, stedelijke bedrijfsruimte. Mede om
die reden kocht de gemeente Den Haag in 2001 de Caballero-
fabriek op. Daarnaast wil de gemeente de economische
functie van de Binckhorst versterken. De doelgroep bestaat
uit ICT-ers, grafisch ontwerpers en reclamebureaus maar ook
ontwerpers van games.
Veel huurders vinden het industriële karakter prachtig. Tot
nu toe zijn er 20 huurcontracten afgesloten voor 2.200 vier-
kante meter.
Voorbeeld outputindicator: Aantal hectare nieuw aangeleg-
de bedrijventerreinen
GSB-project: Caballero-fabriek
x 1000
Stad Totaal
Amsterdam 702.794
Den Haag 410.530
Rotterdam 617.193
Utrecht 181.483
Almelo 32.914
Arnhem 102.095
Breda 84.766
Deventer 39.597
Dordrecht 79.113
Eindhoven 95.619
Enschede 74.978
Groningen 128.687
Haarlem 73.698
Heerlen 56.566
Helmond 40.618
Hengelo 23.021
‘s-Hertogenbosch 54.372
Leeuwarden 74.247
Leiden 72.604
Maastricht 65.711
Nijmegen 79.515
Schiedam 46.267
Tilburg 106.609
Venlo 52.170
Zwolle 56.535
Alkmaar 40.529
Amersfoort 51.186
Emmen 45.751
Lelystad 17.175
Zaanstad 54.279
Totaal 3.560.622
Verdeling GSB-gelden
finc10-08-Grotesteden 10 17-08-2006 15:11:17