2. Inhoud presentatie
Voedingsmiddelen: 3 categorieën
Voedingsmiddelenindustrie
• Grenzen vergunningplicht
• Meldingsvereisten
• Wegwijs in voorschriften Activiteitenbesluit op het gebied van:
> Stof
> Lozingen
> Opslagvoorzieningen en installaties
> Geur
• Van vergunning naar Activiteitenbesluit
• Casus Bakkerij Cornelis
2
3. Voedingsmiddelen onder Activiteitenbesluit
Soort apparatuur niet
Derde tranche:
meer bepalend voor
ca. 600 bedrijven
vergunningplicht.
geen vergunning
meer nodig
Onder IPPC-drempels
Uitgezonderd: Onder IPPC-drempels
• Slachten van meer dan 10.000 kg Uitgezonderd productie van:
levend gewicht per week • diervoeder
• Verwerken van dierlijke • oliën en vetten
bijproducten • zetmeel, suiker en alcohol
3
4. Grenzen vergunningplicht (1)
• IPPC/RIE: categorie 6.4 Bijlage 1 van de richtlijn
Fabricage levensmiddelen:
- alleen dierlijke grondstoffen: >75 ton/dag eindproducten
- alleen plantaardige grondstoffen: >300 of >600 ton/dag
eindproducten
- dierlijke en plantaardige grondstoffen: >75 ton/dag of meer
afhankelijk van aandeel dierlijk materiaal
- uitsluitend melk: >200 ton/dag (jaargemiddelde)
5. Grenzen vergunningplicht (2)
• Productie van oliën, vetten: geen ondergrens
Bor, Bijlage I, Onderdeel C, categorie 6.3
• Productie van zetmeel, suiker en alcohol: geen ondergrens
Bor, Bijlage I, Onderdeel C, categorie 9.4 onder f en g
• Productie van diervoeder: uitzondering voor diervoeder voor
dieren binnen de eigen inrichting
Bor, Bijlage I, onderdeel C, categorie 9.4 onder a
• Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) voor
specifieke processen aangewezen in Besluit Mer
Bor, artikel 2.2a, lid 1 onder a
• Watervergunning nodig voor lozing van afvalwater afkomstig
van sorteren, transporteren en verpakken van gewassen.
6. Meldingsvereisten voedingsmiddelenindustrie (1)
Geur
• Beschrijving hoe nieuwe geurhinder wordt voorkomen (vormvrij)
(AB art. 1.17, lid 2)
OPTIONEEL
• Bevoegd gezag kan op basis van de melding om een geuronderzoek
vragen (indien aannemelijk is dat geurhinder kan optreden)
(AB art. 1.17, lid 4)
• Bevoegd gezag kan met maatwerk meer geurhinder toestaan
7. Meldingsvereisten voedingsmiddelenindustrie (2)
Omvangrijke lozingen (AB art. 1.21)
• 5.000 inwonerequivalenten of meer aan zuurstofbindende stoffen
(jaargemiddelde)
• Gemiddelde en maximale omvang van de lozing per dag
• Beheerder van de rioolwaterzuivering (meestal waterschap) kan
dan beoordelen of aanvullende maatregelen nodig zijn.
• Bevoegd gezag (meestal gemeente) kan aanvullende maatregelen
voorschrijven via maatwerk (AB art. 3.139, lid 4)
8. Voedingsmiddelen onder Activiteitenbesluit
Voorschriften in 3.6.3
(NIEUW).
Voorschriften verhuisd van
4.8.3 naar 3.6.1. Soort apparatuur
bepalend
Soort apparatuur bepalend
3.6.3 niet van toepassing
Nu ook van toepassing op op IPPC-bedrijven
type C!
Voorschriften verhuisd van
4.8.4 naar 3.6.2.
Nu ook van toepassing op
type C!
3.6.2 niet van toepassing op
IPPC-bedrijven
8
9. Bereiden voedingsmiddelen: 3.6.1 of 3.6.3?
3.6.1 Bereiden voedingsmiddelen
• Keukenapparatuur
• Grootkeukenapparatuur (professionele keukens)
• Charge-ovens bakkerijen
• Continu-ovens bakkerijen ≤ 400 kW
3.6.3 Industrieel vervaardigen of bewerken van voedingsmiddelen of dranken
• Continu-ovens bakkerijen > 400 kW
• Andere apparatuur dan genoemd in 3.6.1
Ambachtelijk bereiden > zorgplicht, artikel 2.1
10. Welke voorschriften waar? (1)
Specifieke activiteiten met voedingsmiddelen
• Afdeling 3.6 Voedingsmiddelen
• 3.6.1 Bereiden van voedingsmiddelen (niet industrieel)
• 3.6.2 Slachten van dieren, uitsnijden van vlees of vis of bewerken
dierlijke bijproducten
• 3.6.3 Industrieel vervaardigen of bewerken van voedingsmiddelen of
dranken
Activiteiten die ook bij andere bedrijven voorkomen:
• 3.2.1 In werking hebben van een stookinstallatie
• 3.2.6 In werking hebben van een koelinstallatie
• 3.3.2 Wassen motorvoertuigen
• 3.4.3 Opslaan en overslaan van goederen
• 3.4.9 Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een
bovengrondse opslagtank
11. Welke voorschriften waar? (2)
Activiteiten die ook bij andere bedrijven voorkomen (niet voor
vergunningplichtige bedrijven):
• 4.1.1 Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking
• 4.1.3 Opslaan van stoffen in opslagtanks
• 4.8.1 Inwendig reinigen of ontsmetten van transportmiddelen
• 4.8.6 Acculader
• 4.8.10 Laboratorium of praktijkruimte
Algemeen geregeld:
• Afdeling 2.4 Bodembescherming
• Afdeling 2.8 Geluidhinder (niet voor vergunningplichtige bedrijven)
• Afdeling 2.6 Energiebesparing (niet voor vergunningplichtige
bedrijven)
12. 3.6.3: Eisen aan stofemissies (1)
Processen waarbij stof vrijkomt
• Drogen, malen, branden of roosteren van grondstoffen of
voedingsmiddelen
• Mengen van goederen in stuifklasse S1, S2, S3 of S4
Emissie-eisen stof (AB art. 3.141, lid 1)
• 5 mg/m3 (massastroom >= 200 gram/uur)
• 50 mg/m3 (massastroom < 200 gram/uur)
Erkende maatregel: filtrerende afscheider (AR art. 3.106)
13. 3.6.3: Eisen aan stofemissies (2)
Uitzondering voor hygroscopisch stof
• Maatwerkmogelijkheid conform oplegnotitie BREF
Voedingsmiddelen (AB art. 3.141, lid 2)
> emissieconcentratie maximaal 50 mg/m3
Doelmatige verspreiding van stofemissies
• doelmatige bronafzuiging (AR art. 3.107, lid 1)
• emissies bovendaks en omhooggericht afvoeren
(AR art. 3.107, lid 2)
• maatwerk mogelijk voor ligging en uitvoering afvoerpunt van
emissies naar de buitenlucht (AR art. 3.107, lid 3)
14. Lozingen: Systematiek Afvalwater
• Lozing op vuilwaterriool toegestaan, mits voldaan aan:
• Voldaan aan voorschriften hoofdstuk 3 en 4
• Voldaan aan zorgplichtbepaling
• Concretisering met maatwerkvoorschrift
• Overige lozingen (directe lozingen en lozingen in
schoonwaterriool) zijn verboden, tenzij:
• Lozing geregeld in hoofdstuk 3 of 4 of
• Toegestaan middels maatwerkvoorschrift (AB art. 2.2)
> Bodemlozingen en lozingen op schoonwaterriool
• Toegestaan op grond van Watervergunning
> Directe lozing in het oppervlaktewater
14
15. 3.6.3: Lozingen voedingsmiddelenindustrie (1)
• Lozing zonder zuivering naar vuilwaterriool
> gemeentelijke zorgplicht art. 10.33 Wm + redelijke inspanning
bedrijf
> gemeente kan lozing weigeren
> nieuwe bedrijven: capaciteit RWZI belangrijk aspect in
RO-spoor
• Lozing met deelzuivering naar vuilwaterriool
> voor nieuwe gevallen in beginsel niet toegestaan
> toestaan mogelijk met maatwerk (AB art. 3.139, lid 4)
> zuivering bedrijf moet aan BBT voldoen
> beheerder RWZI (meestal waterschap) betrekken bij
onderhandelingen over maatwerkvoorschriften
16. 3.6.3 Lozingen voedingsmiddelenindustrie (2)
Lozing op vuilwaterriool
• Vetafscheider verplicht bij lozen van afvalwater afkomstig van het
verwerken van olie, vet, zuivel, vlees of vis
17. 3.6.3: Lozingen voedingsmiddelenindustrie (3)
• Lozing met volledige zuivering naar oppervlaktewater
> in niet aangewezen oppervlaktewater: Watervergunning vereist
> in aangewezen oppervlaktewater
- maatwerk nodig voor stoffen met saneringsinspanning A
- lozing moet voldoen aan emissie-eisen (AB art. 3.138, lid 4)
• Maatwerkmogelijkheden bij lozingen in oppervlaktewater
> verruimen of aanscherpen van emissie-eisen
(AB art. 3.138, lid 5)
> niet gereguleerde stoffen (AB art. 2.1)
18. Opslagvoorzieningen en installaties
Opslag
Gasflessen (PGS 15)
Verpakte gevaarlijke stoffen (PGS 15)
Silo’s (stofemissies + lozingen)
Bovengrondse tanks (PGS 30 + bodembeschermende voorziening +
lozingen)
Koel- en vriesinstallaties (van 4.2.1 naar 3.2.6)
Ammoniak – Eisen aan keuring en onderhoud (PGS 13)
Natuurlijke koudemiddelen – Eisen aan keuring en onderhoud
Stookinstallaties
BEMS ingebouwd in Activiteitenbesluit (3.2.1)
Definitie stookinstallatie > eisen aan keuring en onderhoud ovens
19. 3.6.3: Geur
Artikel 3.140 Besluit
Nieuwe inrichting / uitbreiding:
• geen nieuwe geurhinder ter plaatse van geurgevoelige objecten
(lid 1)
• via maatwerk: een bepaalde mate van nieuwe geurhinder
toestaan (lid 2)
Bestaande situaties:
• indien overschrijding aanvaardbaar hinderniveau via maatwerk op
basis van de NeR (lid 3):
> een begrenzing aan de geurbelasting opleggen
> technische voorzieningen eisen
> gedragsregels vastleggen
20. Geur: aanvaardbaar hinderniveau
Uitkomst van het afwegingsproces van onder andere de volgende
aspecten:
• toetsingskader
• geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten
• aard en de waardering van de geur (hedonische waarde)
• klachtenpatroon
• huidige en verwachte hinder
• technische en financiële consequenties van maatregelen en
gevolgen daarvan voor andere emissies
• zijn getroffen maatregelen voor luchtemissies overeenkomstig BBT
uit BREFs en nationale BBT-documenten?
• lokale situatie (onder meer planologische ruimte, sociaal-
economische aspecten en andere lokale afwegingen)
• historie van het bedrijf in zijn omgeving
21. Geur
§3.6.1 en §3.6.2: §3.6.3: industrieel
bereiden voedingsmiddelen vervaardigen en bewerken
slachten / uitsnijden van voedingsmiddelen
waar geregeld voornamelijk in REGELING Alleen in BESLUIT
maatregelen ja nee
voorgeschreven
mogelijkheid eisen stellen nee ja
aan geurbelasting
mogelijkheid vragen nee ja
geuronderzoek bij melding
direct handhaafbaar op ja nee
voorschriften
22. Van vergunning naar Activiteitenbesluit
Het Activiteitenbesluit geldt meteen
Vergunningvoorschriften blijven 3 jaar gelden als
maatwerkvoorschrift, mits in Activiteitenbesluit mogelijkheid
voor maatwerk
bijv: bestaande lozingen vuilwaterriool, ligging en uitvoering
afvoerpunten luchtemissies, geur
Maatwerk o.b.v Activiteitenbesluit niet mogelijk en
Activiteitenbesluit strenger?
Vergunningvoorschriften gelden 6 maanden als
maatwerkvoorschrift.
niet verwacht bij voedingsmiddelenindustrie
Welkom bij de presentatie Meerdere effecten voor voedingsmiddelen in derde tranche bereiden voedingsmiddelen en slachten van hs 4 naar 3, gaan we niet diep op in, voorschriften zijn inhoudelijk niet gewijzigd. nieuwe activiteiten industrieel bereiden van voedingsmiddelen. Overzicht van activiteiten en overgangsrecht van vergunning naar Activiteitenbesluit. Casus rondom geuraspecten.
Welke drie categorie bedrijven kent het Activiteitenbesluit. Daarna zoomen we in op de categorie die in de derde tranche van vergunning naar Activiteitenbesluit gaat. Welke bedrijven hebben geen vergunning meer nodig? Waar vind je de voorschriften in het Activiteitenbesluit? Hoe gaat de overgang van vergunning naar Activiteitenbesluit? Zelf aan de slag met de geurvoorschriften in de casus.
In de derde tranche zijn er ongeveer 600 bedrijven uit de voedingsmiddelenindustrie onder het Activiteitenbesluit gebracht. Deze bedrijven hebben dus geen vergunning meer nodig. 3 categorieën bedrijven: Bereiden voedingsmiddelen (niet industrieel): vielen al onder AB Slachten van dieren, uitsnijden van vlees of vis of bewerken dierlijke bijproducten (in eerste tranche onder AB gebracht) Industrieel vervaardigen of bewerken van voedingsmiddelen of dranken (in derde tranche onder AB) Soort apparatuur is nu niet meer bepalend voor vergunningplicht. Dus grenzen van 200 kW voor continu-ovens en 130 kW voor andere apparaten komen te vervallen. IPPC-bedrijven blijven vergunningplichtig (volgende sheet meer uitleg) Specifieke processen blijven vergunningplichtig (later meer)
IPPC/RIE vergunningplichtig: Bor, artikel 2.1, lid 2 RIE (nieuw) 6.4. a) De exploitatie van slachthuizen met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag geslachte dieren. b) De bewerking en verwerking behalve het uitsluitend verpakken, van de volgende grondstoffen, al dan niet eerder bewerkt of onbewerkt, voor de fabricage van levensmiddelen of voeder van: i) uitsluitend dierlijke grondstoffen (andere dan uitsluitend melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 t per dag eindproducten ; ii) uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 t per dag eindproducten of 600 t per dag eindproducten indien de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is; iii) dierlijke en plantaardige grondstoffen, zowel in gecombineerde als in afzonderlijke producten, met een productiecapaciteit in ton per dag van meer dan: — 75 indien A gelijk is aan of hoger dan 10, of — [300- (22,5 × A)] in alle andere gevallen, waarin „A” het aandeel dierlijk materiaal is (in gewichtspercentage) van de productiecapaciteit in eindproducten. De verpakking is niet inbegrepen in het eindgewicht van het product. Deze onderafdeling is niet van toepassing wanneer de grondstof uitsluitend melk is. c) De bewerking en verwerking van uitsluitend melk , met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 t per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis). Ad. b ii) This activity description defines different production thresholds for different production profiles. For those food activities that operate throughout the year, the 300 tonnes per day threshold is generally applicable. For those activities that take place for a limited period of time during the year (seasonal activities), the environmental impacts would generally be limited compared to those for activities operating throughout the year. A threshold of 600 tonnes per day applies, but only for installations that operate for no more than 90 consecutive days in any complete year. IPPC (oud) 6.4 abattoirs met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren; bewerking en verwerking voor de fabricage van levensmiddelen op basis van: — dierlijke grondstoffen (andere dan melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag eindproducten; — plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten (gemiddelde waarde op driemaandelijkse basis); c) bewerking en verwerking van melk, met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis).
Extractie plantaardige oliën, veredeling vetten en productie zetmeel, suiker of alcolhol blijft vergunningplichtig, omdat dit processen zijn die op industriële schaal alleen bij IPPC-bedrijven voorkomen. Als een bedrijf dit onder de IPPC-drempels gaat doen, dan zijn ook aanvullende voorschriften nodig in de vergunning. Bijlage I Bor 6.3.Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit, worden de inrichtingen aangewezen voor het vervaardigen of bewerken van harsen of dierlijke of plantaardige oliën en vetten en voor het opslaan van harsen of dierlijke of plantaardige oliën en vetten in opslagtanks met een gezamenlijke inhoud groter dan 150 m3. 9.4.Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit, worden inrichtingen aangewezen voor: a. het vervaardigen of bewerken van voedingsmiddelen voor dieren met uitzondering van het vervaardigen of bewerken van voedingsmiddelen voor dieren die binnen die inrichting worden gehouden, en hondenkluiven; b. het vervaardigen van meel en bloem, met uitzondering van wind- en watermolens; c. het opslaan van ruwe cacao; d. het pasteuriseren van compost voor de champignonteelt; e. het kweken van algen; f. de productie van zetmeel of suiker ; de productie van alcohol . OBM: categorieën 35, 36, 37.1, 37.2, 38.1, 38.2 en 38.3 van Onderdeel D, Bijlage Besluit Mer
Beleidsuitgangspunt geur: Voorkomen van nieuwe hinder. Nieuwe bedrijven: Bepalend voor locatiekeuze is bestemmingplan, niet de milieuregelgeving. Het bestemmingsplan moet aangeven waar voedingsmiddelenbedrijven met een grot geurhindercontour zich kunnen vestigen. Een nieuw bedrijf moet nieuwe geurhinder voorkomen. Bij de melding overlegt het bedrijf informatie hoe het aan dit uitgangspunt kan voldoen. Aan de vorm van deze informatie worden verder geen eisen gesteld. Het bevoegd gezag kan op basis van de melding om een geuronderzoek vragen, indien het aannemelijk kan maken dat toch geurhinder kan optreden. Het bevoegd gezag kan (op verzoek van het bedrijf) bij maatwerkvoorschrift meer geurhinder toestaan. Dit moet zijn gebaseerd op lokaal beleid en kan nooit meer zijn dan het acceptabel geurhinderniveau Bij het maatwerk kunnen naast het hinderniveau concrete maatregelen worden voorgeschreven die nodig zijn om het voorgeschreven hinderniveau te bereiken VOORBEELDEN: tijdsduur vastleggen van geurproducerende activiteiten, maatregelen bij geurgevoelig onderhoud, etc. Wijzigen van bestaande situaties: Wijziging mag geen toename van geurhinder veroorzaken b. Zie verder c tot en met f nieuwe bedrijven
Grote voedingsmiddelenbedrijven lozen vaak dusdanig grote hoeveelheden afvalwater in het vuilwaterriool dat dit directe gevolgen heeft voor de procesvoering van de RWZI. In beginsel kan de RWZI dit afvalwater goed verwerken (samenstelling is niet problematisch), maar gezien de omvang van de lozing kan er aanleiding zijn deze lozing nader te reguleren. Om dat te kunnen beoordelen is voor lozingen met een jaargemiddelde vervuilingswaarde van 5000 ie of meer aan zuurstofbindende stoffen, aanvullende informatie nodig over de gemiddelde en maximale lozing per dag. De beheerder van de RWZI (meestal waterschap) kan dan beoordelen of aanvullende maatregelen nodig zijn. Via het bevoegd gezag (meestal gemeente) kan dat geconcretiseerd worden met een maatwerkvoorschrift.
3.6.1 Bereiden voedingsmiddelen Grenzen tussen reikwijdte 3.6.1 en 3.6.3 ambachtelijk bereiden kantines en professionele keukens van grote instellingen snackbars, afhaalrestaurants, cateringbedrijven slagerijen en kleine bakkerijen (niet het slachten en uitsnijden) Soort apparatuur: keukenapparatuur (minimale voorschriften) grootkeukenapparatuur (tot 80 kW) charge-ovens continu-ovens max. 400 kW Activiteit zelf geen IPPC-installatie, maar kan wel voorkomen bij IPPC-bedrijf (kantine van groot industrieel bedrijf) 3.6.2 Slachten van dieren, uitsnijden van vlees of vis of bewerken van dierlijke bijproducten Niet nieuw. Reikwijdte paragraaf beschreven in NvT 3e tranche besluit bij onderdeel YY. 3.6.3 Industrieel vervaardigen of bewerken van voedingsmiddelen of dranken activiteiten anders dan geregeld in 3.6.1 en 3.6.2 allerlei activiteiten met groente en fruit, vleeswaren, snacks, sauzen, kruiden, enz. niet: productie van oliën en vetten, zetmeel, suiker en alcohol niet: lozingen van sorteren, transporteren en verpakken van gewassen
Activiteiten met voedingsmiddelen al genoemd. Hier nog een keer het overzicht. Andere activiteiten die ook van toepassing kunnen zijn op industriële voedingsmiddelenbedrijven: Stookinstallatie: over het algemeen zijn dit middelgrote stookinstallaties waarop de voorschriften van de nieuwe paragraaf 3.2.1 van toepassing zijn (invoeging BEMS is aparte sessie voor) Koelinstallatie: Koel- en vriesinstallaties voor geproduceerde voedingsmiddelen en/of gebruikte grondstoffen. AB eisen aan ammoniakinstallaties (PGS 13) en installaties met natuurlijke koudemiddelen. Wassen motorvoertuigen: als er binnen de inrichting vrachtwagens uitwendig worden gereinigd Opslaan en overslaan van goederen: Bijvoorbeeld opslag in silo’s. Eisen aan lozingen en voorkomen stofemissies. Opslaan afgewerkte olie: PGS 30 + boven lekbak
4.1.1 Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen in emballage en gasflessen: eisen PGS 15 4.1.3 Bijvoorbeeld opslag van azijnzuur of zeep in een bovengrondse opslagtank: artikel 4.18 AR: boven lekbak (tenzij dubbelwandig met lekdetectie), voorzieningen bij vul- en aftappunten om morsen en wegspatten naar bodem en oppervlaktewater te voorkomen 4.8.1 Bodem: Vloeistofdichte vloer en Lozingen: vetafscheider/slibvangput 4.8.6 Alleen voorschriften voor laders van natte accu’s 4.8.10 Lozingen: Luchtemissies: Filtrerende afscheider/elektrostatisch filter Afdeling 2.4 zijn bij een inrichting type C alleen van toepassing op de activiteiten binnen de inrichting waarop hoofdstuk 3 van toepassing is. Voor andere activiteiten blijven hiervoor vergunningvoorschriften gelden. Afdelingen 2.6 en 2.8 zijn niet van toepassing op inrichtingen type C. Geluid en energie moeten voor type C dus altijd in de vergunning geregeld worden.
Koffie branden: Eisen strenger dan BR NeR, maar deze was al een tijd niet meer aangepast. NvT: Bij een aantal processen in de voedingsmiddelenindustrie komen emissies van stof vrij. Dit geldt vooral voor situaties waar voedingsmiddelen of grondstoffen daarvan worden gedroogd, gemalen, gebrand of geroosterd of waarbij goederen behorend tot de stuifklasse S1, S2, S3 of S4 worden gemengd. In die gevallen gelden de normale emissie-eisen voor stof, waaraan in principe met een filtrerende afscheider kan worden voldaan. De filtrerende afscheider is in de regeling opgenomen als erkende maatregel bij dit voorschrift. Verder worden in de regeling voorschriften gesteld om de doelmatige verspreiding van deze emissies te borgen. Niet alle branches waren vertegenwoordigd in de werkgroep. Voedingsmiddelenindustrie is daarvoor te versnipperd. In werkgroep: NBOV – Brood- en banketbakkers FNLI – Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie VIGEF - Vereniging van de Nederlandse Groenten-en Fruitverwerkende Industrie COV – Vleessector
Hygroscopisch stof = stof die vocht aantrekt en dus nat en plakkerig is. Een uitzondering op de standaardemissie voor stof geldt voor processen waarbij hygroscopisch stof vrijkomt. Dit is, simpel gezegd, een stof die vocht aantrekt en dus nat en plakkerig is. Voor een hygroscopische stof zijn filtrerende afscheiders niet toepasbaar om technische en bedrijfseconomische redenen. In overleg met het bevoegd gezag kan in een maatwerkvoorschrift gekozen worden voor niet filtrerende afscheiders. Bij het gebruik van niet filtrerende afscheiders (en er aldus sprake is van een hygroscopische stof) zijn in de sector bij toepassing van natte wassers waarden haalbaar van < 10 mg/m03 en bij toepassing van cyclonenbatterijen < 25 mg/m03. Bij de keuze van de toe te passen techniek dient rekening te worden gehouden met integrale milieueffecten, locale technische kenmerken en geografische ligging van de installatie en de plaatselijke milieuomstandigheden. In het maatwerkvoorschrift kan ook worden vastgelegd op welke manier de gekozen techniek wordt gecontroleerd.
Lozing in vuilwaterriool is toegestaan, mits wordt voldaan aan: de voorschriften per activiteit volgens hoofdstuk 3 en 4, en de zorgplicht (artikel 2.1). Concreet betekent de zorgplicht bijvoorbeeld dat het lozen in het vuilwaterriool aan de volgende voorwaarden voldoet: de temperatuur niet hoger is dan 30°C de zuurgraad: 6,5 < pH < 10 de sulfaatconcentratie lager dan 300 milligram per liter geen brand- of explosiegevaar kan veroorzaken, of niet door een beerput, rottingsput of septictank is geleid. Deze voorwaarden zijn niet als concrete voorschriften in de besluiten opgenomen, omdat er vele situaties denkbaar zijn waar deze eisen sterk overdreven zijn. Overige lozingen, directe lozingen en lozingen in een schoonwaterriool, zijn verboden, tenzij: expliciet toegestaan onder de voorwaarden van hoofdstuk 3 of 4 van het besluit, of toegestaan bij maatwerkvoorschrift volgens artikel 2.2 (bodemlozingen en lozingen op een schoonwaterriool), of toegestaan op grond van een watervergunning (directe lozing in het oppervlaktewater). Directe lozingen zijn: Direct in oppervlaktewater (pm. bijzondere opp. wateren) In of op de bodem, In schoonwaterriool (hemelwater- of ontwateringsstelsel)
Opslag in bovengrondse tanks Diesel, afgewerkte olie, smeerolie > PGS 30 Vloeibare bodembedreigende stoffen > artikel 4.18 AR: boven lekbak (tenzij dubbelwandig met lekdetectie), voorzieningen bij vul- en aftappunten om morsen en wegspatten naar bodem en oppervlaktewater te voorkomen Stookinstallatie Nieuwe definitie stookinstallatie Technische eenheid waarin brandstoffen worden geoxideerd ten einde de aldus opgewekte warmte te gebruiken Keuring en onderhoud verplicht voor alle typen stookinstallatie <50 MWth dus ook luchtverhitters, ovens, thermische naverbranders etc. Activiteitenbesluit hoofdstuk 3.2.1 Stookinstallaties <50 MWth Bestaand en nieuw (na 1 april 2010 – ook voor voormalig BeesA) Ongeacht type inrichting Keuring voor alle typen stookinstallaties Brandstoffen Standaard brandstoffen: - aardgas, propaangas, butaangas en biogas - stookolie en gasolie - houtpellets en biomassa (<15 MWth) Andere brandstoffen leiden tot vergunningplicht en heel paragraaf 3.2.1 is niet van toepassing Activiteitenbesluit hoofdstuk 3.2.1 Emissie-eisen Stof, SO2, NOx en CxHy Overgangsregeling tot 1-1-2017 Bees A of B Alle ketels >0,4 MWn Biomassa gestookte ketels <0,4 MWn Gas- en dieselmotoren en gasturbines Geen eisen voor ovens, procesfornuizen en thermische olie ketels
Voorbeelden: Bestaande lozingvoorschriften in de vergunning voor lozingen op het vuilwaterriool blijven 3 jaar gelden als mwvs, omdat AB artikel 3.139, vierde lid hiervoor een maatwerkmogelijkheid biedt. Bestaande vergunningvoorschriften mbt ligging en uitvoering van afvoerpunten van luchtemissies blijven 3 jaar gelden als mwvs, omdat AR artikel 3.107, derde lid hiervoor een maatwerkmogelijkheid biedt. Om ze na 3 jaar te behouden, moet in de overgangsperiode wel een maatwerkbesluit genomen worden. Overzicht maatwerkmogelijkheden wordt geactualiseerd. Advies: Ga na welke vergunningvoorschriften behouden moeten blijven en of hiervoor een maatwerkmogelijkheid is in het AB. Gebruik hierbij het overzicht van maatwerkmogelijheden (is ingewikkeld ivm verschillende uitgangspunten beleidsdirecties tav uitputtend/niet uitputtend).