5. Algemeen
Artikel 3:227 BW
Het recht van pand strekt om op de daaraan onderworpen
goederen (niet zijnde registergoederen) een vordering tot
voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere
schuldeisers te verhalen;
6. Algemeen
• Pandhouder = degene ten behoeve van wie een
pandrecht wordt gevestigd (kortgezegd de schuldeiser)
• Pandgever = degene ten laste van wie een pandrecht
wordt gevestigd op één of meerdere van zijn goederen
(kort gezegd de schuldenaar)
7. Algemeen
• Pandrecht kan gevestigd worden op goederen (niet
zijnde registergoederen);
• Betreft het een registergoed dan is er sprake van een
hypotheek;
• Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Kan
dus ook gevestigd worden op vorderingen;
8. Algemeen
• Pandrecht kan gevestigd worden op goederen (niet
registergoederen) die vatbaar zijn voor overdracht (art.
3:228 BW);
• Pandrecht kan zowel voor bestaande als toekomstige
vorderingen worden gevestigd (art. 3:229 BW). Bij
banken zeer gebruikelijk;
9. Algemeen
Banken nemen vaak het volgende (of iets dergelijks) op in
hun pandaktes:
“Tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank
blijkens haar administratie van de debiteur te vorderen heeft
en/of te vorderen zal hebben ongeacht uit welke hoofde (...)”
11. Eigenschappen
• Het is een zekerheidsrecht
• Het is een beperkt recht
• Het is een afhankelijk recht
12. Zekerheidsrecht
“(...) strekkende om (...) een vordering tot voldoening van een
geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen
(...)” (art. 3:227 lid 1 BW)
13. Zekerheidsrecht
Artikel 3:277 BW:
1. Schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om, na
voldoening van de kosten van executie, uit de netto-
opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te worden
voldaan naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens
de door de wet erkende redenen van voorrang. (...)
14. Zekerheidsrecht
Artikel 3:278 BW
1. Voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht en
ui de andere in de wet aangegeven gronden;
2. Voorrechten ontstaan alleen uit de wet. Zij rusten of op
bepaalde goederen of op alle tot een vermogen behorende
goederen;
15. Zekerheidsrecht
• Artikel 3:279 BW
Pand en hypotheek gaan boven voorrecht, tenzij de wet
anders bepaalt;
• Artikel 3:280 BW
Voorrechten op op bepaalde goederen hebben
voorrang boven die welke op alle tot een vermogen
behorende goederen rusten, tenzij de wet anders
bepaalt;
16. Zekerheidsrecht
Bijzondere (lees: bevoorrecht) positie van pandhouder blijkt
ook uit andere wetgeving zoals:
Artikel 21 Invorderingswet 1990
2 (...) Het voorrecht gaat tevens boven pand, voor zover het
pandrecht rust op een zaak als is bedoeld in artikel 22, derde
lid, die zich op de bodem van de belastingschuldige bevindt
en tegen inbeslagneming waarvan derden zich op die grond
niet kunnen verzetten. (...)
Dus: geen voorrecht bij motorrijtuigenbelasting, anders wel
17. Zekerheidsrecht
• Artikel 57 Fw (faillissement)
1. Pand- en hypotheekhouders kunnen hun recht
uitoefenen, alsof er geen faillissement was. (...)
• Artikel 230 Fw (surseance)
1. Gedurende de surseance kan de schuldenaar niet tot
betaling zijner in artikel 233 bedoelde schulden worden
genoodzaakt en blijven alle tot verhaal van die schulden
aangevangen executies geschorst.
2. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt geen
toepassing ten aanzien van executies en beslagen ten
behoeve van vorderingen waaraan voorrang is verbonden,
voorzover het de goederen betreft, waarop de voorrang rust
18. Zekerheidsrecht
• Artikel 299 Fw (WSNP)
3. De artikelen 57 tot en met 59a zijn van
overeenkomstige toepassing.
• Artikel 57 Fw (faillissement)
1. Pand- en hypotheekhouders kunnen hun recht
uitoefenen, alsof er geen faillissement was. (...)
20. Casus
Op 30 maart 2010 krijgt ING verlof voor pandhoudersbeslag
op zaken in de failliete boedel
Na dit verlof is op dezelfde dag een afkoelingsperiode gelast
door de rechter-commissaris
Deurwaarder wil op 30 maart 2010 zaken onder zich nemen,
maar curator beroept zich op afkoelingsperiode − Via
deurwaardersrenvooi wordt beslissing gevraagd
21. Oordeel
Zaken waar pand op is gevestigd bevindt zich nog in de
boedel.
Weliswaar zijn ze verkocht (op 29 maart 2010), maar nog niet
geleverd
Zaken vallen onder de afkoelingsperiode
Pandhoudersbeslag kan geen doorgang vinden
22. Parate executie
Artikel 3: 248 BW
1. Wanneer de schuldenaar in verzuim is met de voldoening
van hetgeen waarvoor het pand tot waarborg strekt, is de
pandhouder bevoegd het verpande goed te verkopen en het
hem verschuldigde op de opbrengst te verhalen (...)
23. Beperkt recht
• Artikel 3:227 BW
1. Het recht van pand en het recht van hypotheek zijn
beperkte rechten (...)
• Artikel 3:8 BW
Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een
meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht
is bezwaard.
24. Beperkt recht
• Pandrecht heeft zaaksgevolg
• Maar beperkt door goede trouw, zie art. 3:86 lid 2 BW:
(...)
2. Rust op een in het vorige lid genoemd goed dat
overeenkomstig artikel 90, 91 of 93 anders dan om niet
wordt overgedragen, een beperkt recht dat de verkrijger
op dit tijdstip kent noch behoort te kennen, dan vervalt
dit recht (...)
25. Afhankelijk recht
• Artikel 3:7 BW
Een afhankelijk recht is een recht dat aan een ander
recht zodanig verbonden is, dat het niet zonder dat
andere recht kan bestaan.
• “(...) strekkende om (...) een vordering tot voldoening
van een geldsom bij voorrang boven andere
schuldeisers te verhalen (...)”
(art. 3:227 lid 1 BW)”
26. Afhankelijk recht
• Met andere woorden als de vordering waarvoor het
pandrecht is gevestigd is voldaan, komt daarbij ook het
pandrecht te vervallen
• Er is nog een andere afhankelijkheid ...
27. Casus
X sluit samen met zijn broer en schoonzus een krediet/rekening-
courantovereenkomst met de Rabobank
T.b.v. Rabobank wordt een pandrecht gevestigd op een vordering
van € 100.992 die de ouders van X hebben op X
X wordt op 11 mei 2005 toegelaten tot de WSNP
Op 29 december 2009 wordt WSNP beëindigd met toekenning van
schone lei
Rabobank maakt aanspraak op de haar toekomende rechten als
pandhouder op betaling van € 100.992 van X nu de schuldsanering
van X geen invloed heeft op het pandrecht (zie ook HR 13 maart
2009, LJN: BG7996)
28. Oordeel
Verpande vordering is een concurrente vordering van de
ouders op X
Door de schone lei is deze verpande vordering niet meer
rechtens afdwingbaar
De verpande vordering kan dus niet meer geldend worden
gemaakt
29. Oordeel
Dit betekent dat de zekerheid voor de voldoening van de
kredietovereenkomst is teniet gegaan en op grond van art.
3:81 lid 2 BW dus ook het pandrecht en het voorrecht dat
Rabobank op grond daarvan claimt. Er resteert alleen een
concurrente vordering op grond van de kredietovereenkomst,
maar die is op grond van het bepaalde in artikel 358 lid 1 Fw
niet meer in rechte afdwingbaar
Rabobank is dus niet meer inningsbevoegd omdat haar
pandrecht teniet is gegaan en haar vordering wordt
afgewezen
30. Vuistpand mogelijk
• Roerende zaken
• Recht aan toonder of order
• Vruchtgebruik daarop
• Andere goederen: overeenkomstig wijze voor
levering (bijvoorbeeld vordering op een
ander) (art. 3:236 BW)
31. Vestigen pandrecht
• Bezitloos of stil pandrecht, mogelijk voor
• roerende zaken
• recht aan toonder
• vruchtgebruik daarop (art. 3:237 BW)
32. Vestigen pandrecht
Middels authentieke akte, komt
bijna niet voor behalve in
hypotheekaktes.
Onderhandse geregistreerde akte
is de meest gebruikte vorm in de
dagelijkse praktijk
33. Fiduciair
eigendomsoverdracht
• Fiduciaire eigendomsoverdracht voor 1992 werd
omgezet in stil pandrecht
• Hoe zit het met fiduciair eigendomsoverdracht na 1992?
34. Fiduciair
eigendomsoverdracht
• Fiduciaire eigendomsoverdracht na 1992 is niet
toegestaan en is (zie art. 3:84 lid 3 BW) geen geldige
titel.
• Zo snel mogelijk beslag leggen op de roerende zaken
en dan pas debiteur uitleggen waarom deze overdracht
niet is toegestaan, zodat mocht er dan een pandrecht
worden gevestigd dit pas na het beslag plaatsvindt en
niet daarvoor
35. Fiduciair
eigendomsoverdracht
• “Sale and lease back” constructie is geen fiduciair
eigendomsoverdracht aldus de Hoge Raad (HR 19 mei
1995, NJ 1996, 119, Sogelease-arrest) mits:
• de overeenkomst van partijen strekt tot "werkelijke"
overdracht
• overeenkomst derhalve de strekking heeft het goed
zonder beperkingen op de verkrijger te doen overgaan
• Het is niet uitgesloten dat er bijkomende
omstandigheden zijn waaruit moet worden afgeleid
dat de bedoeling tot ontduiking van de in art, 3:84 lid
3 vervatte regel voorzat
36. Praktijk (1)
OG heeft een geldleningsovereenkomst gesloten met X.
Daarbij is een stil pandrecht gevestigd op een auto. Tijdens
de duur van de overeenkomst heeft X de auto ‘s nachts bij
de dealer geparkeerd. Tot dat moment zijn de
betalingsverplichtingen goed nagekomen. X is daarna
spoorloos en is vermoedelijk naar het buitenland vertrokken
Wat moet OG met de auto? Mag OG die zomaar verkopen?
Moet er nog een procedure gevoerd worden?
37. Praktijk (1)
Door het in de macht brengen van de auto is het stil
pandrecht omgezet in vuistpand.
Een procedure is verder niet nodig, nu OG op grond van het
haar toekomend pandrecht (vuistpand) en het feit dat X
(definitief) is vertrokken naar het buitenland de auto mag
verkopen
38. Praktijk (2)
Stel OG leent aan X een bedrag voor de aanschaf
van de auto. Ten behoeve van OG wordt een pandakte
opgemaakt op 01 juni 2011 waarmee een pandrecht wordt
gevestigd
OG laat na om gelijk deze te registreren bij de fiscus.
X gaat failliet op 15 juni 2011
OG haast zich alsnog en registreert de akte op 16 juni 2011
Kan OG zich beroepen op haar pandrecht op de auto?
39. Praktijk (2)
De registratie is een zogenaamd constitutief
vereiste voor het tot stand komen van het
pandrecht
Op het moment van registratie moet X nog steeds
bevoegd zijn de auto in pand te geven. Door het faillissement
is X dat niet meer
Er is dus geen pandrecht gevestigd.
40. Vestigen pandrecht
• Overige vereiste stil pandrecht:
pandgever moet in akte verklaren tot het
verpanden van het goed bevoegd te zijn
• Wat als pandgever dit niet is, bijvoorbeeld er is een
eerder pandrecht gevestigd?
• Zolang er sprake is van stil pandrecht kan dit tegen
de pandhouder worden tegengeworpen (art. 3:238 BW)
41. Vestigen pandrecht
• Het moment dat pandhouder (of derde) het goed in zijn
macht heeft gekregen is cruciaal
• Als pandhouder dan te goeder trouw is, is ondanks
onbevoegdheid van de pandgever een pandrecht
gevestigd (art. 3:238 lid 1 BW)
• Als er een ander beperkt recht (b.v. een ander
pandrecht) al is gevestigd dan gaat het pandrecht voor
op dit ander beperkt recht mits de pandhouder te
goeder trouw is!
42. Praktijk
• De macht hebben over het goed op het juiste moment
kan cruciaal zijn!
• FGA leent geld aan Walet voor een auto en een
pandakte wordt opgemaakt welke op 13 maart 2008
wordt geregistreerd
• Walet sluit op een gegeven moment, maar na het
vestigen van het pandrecht met Autopon Lease B.V.
een “sales and leaseback” overeenkomst
43. Praktijk
• FGA vraagt derde (Fidron) de auto in te nemen wegens
wanbetaling.
• Kort daarna krijgt Fidron dezelfde opdracht van Pon,
maar weigert deze
• Fidron traceert de auto en neemt deze in
• Autopon Lease B.V. weigert het overschrijvingsbewijs af
te geven aan FGA en stelt dat zij eigenaar is.
44. Praktijk
• Art. 3:90 lid 2 BW is hierop van toepassing:
2. Blijft de zaak na de levering in handen van de
vervreemder, dan werkt de levering tegenover een
derde die een ouder recht op de zaak heeft, eerst vanaf
het tijdstip dat de zaak in handen van de verkrijger is
gekomen, tenzij de oudere gerechtigde met
vervreemding heeft ingestemd.
• Uiteindelijk na uitbrengen van KG – dagvaarding, geeft
Autopon Lease B.V. overschrijvingsbewijs af
45. Uitwinnen pandrecht
• Op goederen (anders dan vorderingen) art. 3:237 BW
(...)
• 3. Wanneer de pandgever of de schuldenaar in zijn
verplichtingen jegens de pandhouder tekortschiet of
hem goede grond geeft te vrezen dat in die
verplichtingen zal worden tekortgeschoten, is deze
bevoegd te vorderen dat de zaak of het
toonderpapier in zijn macht of in die van een derde
wordt gebracht.
46. Uitwinnen pandrecht
• Nadat goed in de macht is gebracht van pandhouder
mag deze het goed verkopen (art. 3:248 lid 1 BW)
• Een lager gerangschikte pandhouder mag dit alleen
doen met inachtneming van de hoger gerangschikte
pandrechten (art. 3:238 lid 2)
47. Verdeling opbrengst
Na voldoening van de executiekosten komt het
restant aan de pandhouder toe
Een eventuele overwaarde wordt verdeeld o.g.v.
art. 490b Rv (art. 3: 253 lid 1BW)
48. Uitwinnen pandrecht
• Pandhouder mag zich voor de vordering niet verhalen
op de BTW component van de executieopbrengst (art.
24ba Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968)
49. Praktijk
• VW bank heeft een huurkoopovereenkomst met
Terlouw en verzoekt inname auto
• Auto wordt ingenomen en deb betaalt daarop
gehele vordering VW
• Terlouw wordt eigenaar van auto
• Voor Alcredis wordt dan beslag gelegd op de auto
• Terlouw treft regeling en auto wordt vrijgegeven
met vestiging pandrecht
• Fiscus legt beslag, maar pandrecht gaat voor
• Fiscus betaalt vordering Alcredis
52. Afgifte executoriaal
• Geregeld in art. 491 tot en met 500 Rv
• Vangt aan met een bevel tot afgifte van de roerende
zaak (niet registergoed)
• Denk aan art. 430 Rv, titel moet zijn betekend!
• Beveltermijn is twee dagen
• geen termijn bij vonnissen/beschikkingen die
uitvoerbaar zijn bij voorraad
• beveltermijn kan door voorzieningenrechter worden
verkort (art. 439 Rv)
53. Afgifte executoriaal
• Executie geschiedt doordat de deurwaarder de zaak
onder zich neemt en afgeeft aan gerechtigde (krachtens
exec. titel)
• Art. 440 en 443-444b Rv. zijn van overeenkomstige
toepassing verklaard, dus:
• Vereisten 440 Rv. voor exploot van toepassing
• P.V. van afgifte moet binnen 3 dagen zijn betekend
(art. 443 Rv.)
• Bijstand HOvJ kan ingeroepen worden (art. 444 Rv.)
54. Afgifte executoriaal
• Beslag tot verkrijging van afgifte (art. 492 Rv)
• als beveltermijn afgewacht moet worden;
• als het niet mogelijk is zaak gelijk onder je te nemen
• als er al beslag tot verkrijging van afgifte ligt;
• In art. 492 Rv wordt o.a. art. 444 Rv van toepassing
verklaard, bijstand van HOvJ is dus ook hier mogelijk!
55. Zaak bij derde
• Als derde geen bezwaar maakt vindt executie plaats
overeenkomstig de afdeling
• Dit geldt ook als derde zich niet te goeder trouw tegen
een vordering tot afgifte verzetten (risico) (art. 499 Rv)
• Als derde (te goeder trouw) bezwaar maakt kan er
derdenbeslag worden gelegd (art. 500 Rv).
56. Zaak bij derde
• Art. 499 en art. 500 Rv. zijn expliciete wettelijke
bevoegdheden gekoppeld aan de executie tot afgifte.
Een seperate veroordeling in de titel is dus niet nodig!
• Als derde weigert mee te werken is het leggen van
beslag tot verkrijging van afgifte niet zinvol, nu tot afgifte
(wegens het ontbreken van meewerking) niet
overgegaan kan worden
57. Samenloop beslagen
• Bij een samenloop van beslagen, al dan niet van
dezelfde aard, (ook conservatoir!) kan de meest gerede
partij zich tot de rechter wenden ex. art. 438 Rv (art.
497 lid 1 Rv.)
• Bij een verhaalsbeslag en beslag tot verkrijging van
afgifte geldt het laatste beslag zonodig als een tweede
gelegd beslag tot verhaal van de vordering tot
vervangende schadevergoeding wegens uitblijven van
de afgifte (art. 497 lid 2 Rv.)
58. Samenloop beslagen
Twee schuldeisers leggen beslag tot afgifte wegens
persoonlijk recht tot levering. Een schuldeiser krijgt gelijk en
andere schuldeiser legt snel nog verhaalsbeslag voor een
vordering wegens vervangende schadevergoeding.
Afgifte wordt daarmee gefrustreerd.
59. Samenloop beslagen
Een praktische oplossing kan zijn dat degene die afgifte
wenst en geconfronteerd wordt met een verhaalsbeslag de
vordering waarvoor verhaalsbeslag is gelegd voldoet zodat
dit niet langer een belemmering is voor afgifte
60. Afgifte conservatoir
• Geregeld in art. 730 tot en 737 Rv
• Verlof nodig van voorzieningenrechter (art. 700 e.v. Rv .)
• In verzoekschrift moet expliciet staan vermeld welk
goed in beslag moet worden genomen (art. 734 lid 4
Rv)
• Vrees voor verduistering hoeft niet te worden gesteld
(art. 734 lid 4 Rv.)
61. Afgifte conservatoir
• Gezien de aard van de vordering, afgifte of levering
worden de beslagverboden (zoals in art. 447 en 448 Rv)
niet van toepassing verklaard, zie art. 734 lid 1 Rv.
62. Afgifte conservatoir
• Op dit beslag zijn de voorschriften betreffende
conservatoir beslag tot verhaal van geldvorderingen van
overeenkomstige toepassing (art. 734 lid 1 Rv.)
• Vergelijk ook art. 702 lid 1 Rv:
1.Tenzij de wet anders bepaalt, wordt een conservatoir
beslag gelegd met overeenkomstige toepassing van de
voorschriften, geldende voor het leggen van
executoriaal beslag tot verhaal van een geldvordering
op een goed van de soort als in beslag genomen wordt
(...)
63. Afgifte conservatoir
• Dit brengt dus met zich mee dat voor conservatoir beslag
tot levering op afgifte op roerende zaken (niet
registergoed) artt. 711-713 Rv van toepassing zijn
(“gewoon” cons. verhaalsbeslag op RZ)
• Art. 461d Rv. is dus van toepassing, dus
• als zaak zich onder derde bevindt die beslag niet
duldt wegens vorm ervan of derde toekomend recht
converteert het beslag zich van rechtswege tot
derdenbeslag
• vereist daarvoor is binnen 3 dagen betekenen van
formulier (tweevoud) ex. art. 475 lid 3 Rv.
64. Afgifte conservatoir
• Art. 461d Rv. geldt niet meer als de zaak niet langer
onder de derde zich bevindt, eventueel verlof vragen
voor in bewaargeving
• Wat als art. 461d Rv niet mogelijk is?
• zekerheidshalve ook gelijk verlof vragen om
conservatoir derdenbeslag te mogen leggen
• art. 500 Rv. kan niet worden gebruikt!
65. Afgifte conservatoir
• Niet vergeten: afgifte (of levering) vorderen in de
hoofdzaak. Wordt vaak vergeten!
• Een conservatoir beslag tot afgifte op een roerende
zaak (niet zijnde een registergoed) gaat over in een
executoriaal beslag tot verkrijging van afgifte (art. 492
Rv), mits:
de door de beslaglegger verkregen executoriale
titel tot afgifte strekt (art. 735 lid 2 Rv.)
• Deurwaarder zal in dit geval nog wel tot executie tot
afgifte moeten overgaan!
66. Afgifte conservatoir
• Als zaak na conservatoir beslag in gerechtelijke
bewaring is gegeven geldt art. 861 lid 2 Rv.
• De bewaarder geeft de zaak af aan degene die
krachtens een in kracht gewijsde gegane of uitvoerbaar
bij voorraad verklaarde beslissing toekomt
• Tussenkomst van de deurwaarder (executie tot afgifte)
is, in dit geval, niet nodig!
68. Pandhoudersbeslag
Als pandgever zijn verplichtingen
niet nakomt of te vrezen valt dat
verplichtingen niet wordt
nagekomen dan mag pandhouder
vorderen dat zaak in zijn macht of
die van een derde wordt gebracht
(art. 3:237 lid 3 BW)
Art. 496 lid 1 Rv. bepaalt dat
deurwaarder de zaak onder zich
mag nemen en afgeeft aan de
pandhouder of derde
69. Verzoekschriften
• Vragen om nihilstelling van de termijn als bedoeld in art.
439 Rv
• Vragen om uitvoerbaar verklaring op alle dagen en uren
(naar pandobjecten, met name auto’s e.d. moet soms
gespeurd worden)
• Bevel doen?
70. Verschillen
• Dogmatische reden is als volgt:
• Het betreft hier een executoriale maatregel
• Deurwaarder komt daar alleen aan te pas als
vrijwillige nakoming uitblijft
• Geëxecuteerde moet dan wel die gelegenheid
hebben gehad
• Zie ook uitspraak “Verlof pandhoudersbeslag gericht
tegen een derde”
71. Verschillen
• Bij gewone executie tot afgifte mag de deurwaarder de
zaak niet onder zich nemen als er al een ander beslag
op de zaak is gelegd (art. 492 lid 2 Rv.)
• Dit geldt niet voor pandhoudersbeslag (art. 496 lid 3 Rv.)
• Deurwaarder mag zaak onder zich nemen (met
handhaving van het reeds gelegd beslag), mits de
pandhouder ex. art. 461a Rv de executie voortzet
• Verzoekschrift, verlof en p.v. moeten onverwijld aan
eerder beslagleggende deurwaarder worden
betekend
72. Verschillen
• Overname executie op grond van art. 461a Rv.
• Als pandhouder bevoegd is mag deze executie
overnemen van beslaglegger
• Dit recht komt toe aan de hoogst gerangschikte
pandhouder
• Pandhouder kan executie overnemen door
aanzegging bij exploot tot tijdstip van verkoop
73. Verschillen
• Problemen met overname:
• Overname niet mogelijk als ander beslag ook is
gelegd tot afgifte
• Wat als pandhouder nog niet bevoegd is executie
over te nemen of dit eigenlijk niet wil omdat
overeenkomst goed wordt nagekomen
74. Verschillen
• Pandhoudersbeslag wordt verder uitgevoerd conform
de bepalingen van art. 491 e.v. Rv.
75. Casus & oordeel
Verzoek om pandhoudersbeslag te leggen voor vordering van
€ 374,02 op pandobject (bestelauto)
Verzoek afgewezen wegens disproportionaliteit
76. Casus
• ABN Amro vraagt verlof voor pandhoudersbeslag. Als
gerekwestreerde wordt genoemd de zoon van de directeur
van de pandgever
• Deze zoon heeft het pandobject (auto) onder zich als koper
van de auto
• ABN Amro stelt dat de zoon niet te goeder trouw is, omdat
hij bij verschillende besprekingen aanwezig is geweest
aangaande de financiële situatie van de pandgever
• Voorz. rechter weigert het verlof, omdat toewijzing zou
leiden tot inbreuk van rechten van derden (de zoon) zonder
dat ondeugdelijkheid van dit recht is vastgesteld
77. Oordeel
• art. 496 lid 2 Rv maakt deel uit van de afdeling
aangaande executie tot afgifte
• art. 499 en 500 Rv zien (binnen deze afdeling) expliciet
toe op executie gericht tegen een derde
• pandrecht gaat in beginsel niet verloren door overdracht
van de zaak en kan zich dus richten tegen een derde
zijnde bezitter/eigenaar
78. Oordeel
• Rechten zoon zijn voldoende gewaarborgd
(executiegeschil of deurwaardersrenvooi)
• Hof oordeelt ook dat pandhoudersbeslag vooraf dient te
worden gegaan van een bevel tot afgifte (in tegenstelling
wat HU beweert)
• Hof verleent gevraagd verlof