1. Wired to Connect
Over hechting in partnerrelaties
‘de Keerkring’,
Kenniscentrum voor Partnerrelatie en Psychiatrie
Albert.Neeleman@ggzdrenthe.nl
2. Introductie
Hechtingtheorie een historisch overzicht
Hechting bij volwassenen
Hechting en de partnerrelatie
Hechtingsdimensies als voorspeller van therapie outcome
Tot Slot
OVERZICHT
3. Waardevolle lens op de wereld
• Hechtingstheorie is in wezen eenvoudig te
begrijpen en gebaseerd op observatie en
heldere aannamen, (deels) onderbouwd door
zeer veel empirisch onderzoek
• Raakt aan ieders mens-zijn (existentieel) en
elke fase van het leven
• Helpt mij relationele patronen in mijn eigen
leven te begrijpen
• Biedt houvast bij het begrijpen van cliënten en
strategieën hoe met hen te werken
4. John Bowlby , zijn invloeden en zijn theorie
Mary Ainsworth’vreemde situatie
HECHTING THEORIE
EEN HISTORISCHE SCHETS
5. John Bowlby (1907-1990)
• High class Victorian family, gerenommeerde vader
• Opgevoed door gouvernante, zag moeder korte tijd
per dag, vader alleen op zondag
• Met 11 jaar naar kostschool
• Met 14 jaar naar opleiding voor marineofficieren
• 1925-1928 studies medicijnen en psychologie
• Vrijwilliger op scholen voor kinderen met onaangepast
gedrag en/of moeilijke opvoedbaarheid
• Observatie op die scholen: sommige kinderen laten
afwijkend gedrag zien na verlating door hun primaire
opvoeders.
6. John Bowlby
• Vanaf 1928 medische opleiding gecombineerd met
psychoanalytische training
• 1933 artsexamen, kiest psychiatrie als specialisatie
• Toetredingsrede voor de British Psycho-Analytic
Society in 1938 (supervisor Melanie Klein)
• Vanaf 1940 psychiater in het Britse leger
• Vanaf 1946 werkzaam bij Tavistock Clinic (Londen)
7. Separatie
• Bowlby was ervan overtuigd dat er aandacht moest
zijn voor de vroege ervaringen van kinderen en de
scheiding van hun moeder.
• Tijdens een studie naar afwijkend gedrag bij 44
jeugdige delinquenten bleek dat de oorzaak van hun
problemen lag in vroege ervaringen. Zij lieten door
een vroege scheiding en het ontbreken van een
emotionele band met een (substituut-)moeder
delinquent en affectieloos gedrag zien.
• Na deze studie vroeg de WHO hem voor een
onderzoek naar de gevolgen van scheiding bij jonge
kinderen.
8. Psychoanalyse
• Bowlby is opgeleid in de object-relatie
benadering van de psychoanalyse, met zijn
nadruk op vroege relaties en de pathogenisch
potentieel van verlies (M.Klein)
• Bowlby wil Freud’s meest waardevolle ideeën
over menselijke ontwikkeling en nabije relaties
behouden, w.o.:
– Het belang van vroege ervaringen
– De gedachte dat kind-moederrelaties en volwassen
partnerrelaties vergelijkbaar zijn
9. Ethologie
• In 1951 kennismaking met de ethologie van
Konrad Lorenz, Niko Tinbergen en Robert Hinde,
een nieuwe discipline die het gedrag van dieren
bestudeert door observatie. Gedrag dat
specifiek is voor een soort wordt gezien als een
gevolg van evolutionaire selectie.
• De ethologie geeft Bowlby het inzicht dat gedrag
alleen te begrijpen is in de context van de
evolutionaire omgeving waarin het is ontstaan.
10. Observatie
Mensenkinderen & primatenjongen reageren
vergelijkbaar en voorspelbaar op scheiding van
hun moeder :
- Protest: huilen, actief zoeken naar moeder &
weigeren zich door andere personen te laten
geruststellen
- Vertwijfeling: passief en verdrietig gedrag
- Onthechting: actieve vermijding van moeder bij
haar terugkeer
11. Gehechtheidsgedrag volgens Bowlby
• Wanneer het kind angst voelt, treedt het
gehechtheidssysteem in werking en wordt de
nabijheid van de verzorger gezocht.
• Deze nabijheid zorgt er voor dat de angst
verdwijnt en dat het kind weer kan exploreren.
Het kind gebruikt de ouder op deze manier als een
veilige basis vanwaar het de omgeving verkent.
• Elk kind heeft een aangeboren neiging tot het
zoeken van nabijheid van de verzorger en dit
gedrag verhoogt de kans op overleving en dus op
nakomelingen
12. Hechting en evolutie
• Hechtingssysteem: het complex van
hechtingsgevoelens en gedragingen dat
evolutionaire waarde heeft
• Premisse: het feit dat we ons hechten is het
resultaat van natuurlijke selectie. Alleen de
kinderen die zich hechten, dus bescherming
vinden voor gevaar, kunnen overleven.
13. Attachment & Loss
• Bowlby’s beschrijving van de Hechtingstheorie
krijgt zijn beslag in de trilogie Attachment and
Loss.
• Deel 1 Attachment (1969, revised in 1983).
• Deel 2 Separation: Anxiety and Anger (1973).
• Deel 3 Loss: Sadness and Depression (1980).
14. Definitie van Hechting
Een voortdurende emotionele band met
een bepaalde persoon, gekenmerkt door
de neiging om nabijheid te zoeken en te
onderhouden, in het bijzonder tijdens
stresssituaties.
15. Functies van de
gehechtheidsfiguur
1. Proximity seeking: wordt opgezocht bij
gevaar, verdriet of stress
2. Safe haven: brengt het kind in veiligheid en
biedt troost
3. Secure base: is de basis van waaruit het kind
opnieuw gaat exploreren wanneer het
gevaar of verdriet geweken is.
16. Tot stand komen van hechting 4 fasen
1. Pré - hechtingsfase
Geboorte - 6 weken
• Baby’s aangeboren signalen trekken
de verzorger aan
• Verzorger blijft nabij als de baby
positief reageert
17. 2. Hechting in de Maak
6 weken tot 6-8 maanden
• Ontwikkelt een gevoel van vertrouwen dat
de verzorger zal reageren als die signalen
krijgt
• De baby reageert positiever op de verzorger
die het kent
• Het kindje protesteert niet als zij gescheiden
wordt van ouder
18. 3. Onmiskenbare Hechting
Van 6-8 maanden tot 18-24 maanden
• Babies vertonen separatie angst
• Babies protesteren wanneer de ouder
weg gaat
19. 4. Vorming van wederkerige relatie
18 maanden – 2 jaar
• Peuter begrijpt symbolen steeds beter en de
taal gaat vooruit
• Peuter begrijpt dat ouders zullen terugkeren
20. Factoren van invloed op hechting
• Gelegenheid voor hechting
• Kwaliteit van zorg
-Snelle en consistente reactie
-Interactionele synchroniteit – de delicate
afstemming van de “emotionele dans”
• Eigenschappen van het kind
-temperament, speciale behoeften,
vroegtijdige geboorte, of ziekten
21. Meer factoren die hechting beinvloeden
• Gezinsomstandigheden
-Stress kan hechting ondermijnen
• Innerlijke werkmodellen van de ouders
-Ouders eigen hechtingservaringen
-Ouders vermogen om hun verleden te
accepteren
22. Strange Situation
(Mary Ainsworth 1913-1999)
• Gedragsanalyse aan de hand van video opname van
laboratoriumexperiment (Ainsworth e.a. 1978): Hoe
reageren 1-jarigen op een korte scheiding van moeder
(vader) en hoe reageert het kind op de terugkeer van de
ouderfiguur?
• Resulteerde in een veelheid aan empirische studies:
onderzoek naar de antecedenten van
gehechtheidsgedrag (kenmerken van het kind,
opvoedgedrag van de ouder), naar interventies ter
verbetering van gehechtheidspatronen en naar
langetermijneffecten van gehechtheid
23. 4 typen reacties
• Veilig (B): het kind zoekt nabijheid van de ouder
en speelt verder als het getroost is
• Onveilig-vermijdend (A): het kind zoekt de
nabijheid niet, lijkt onaangedaan door de
scheiding, maar gaat niet meer op in het spel
• Onveilig-ambivalent (C) zoekt de ouderfiguur
juist op, maar is ontroostbaar en blijft boos
• Gedesorganiseerd (D): tegenstrijdig gedrag van
het kind: bijvoorbeeld tegelijk huilen en
wegkruipen van de ouder.
24. Psychoanalyse Hechtingstheorie
Relationeel gedrag Driftmatige Naast fysiologische
gemotiveerd door spanningen (honger, behoeften zijn ook
libido en agressie) die hechting en exploratie
moeten ontladen primaire behoeften
Methoden Retrospectieve Prospectief en
interpretatie & observationeel
metatheorie
Groot belang wordt Fantasie en innerlijke Reële ervaring en
gehecht aan strevingen externe relaties
Vroege ervaringen Psychodynamische Cognitieve constructen
leiden tot structuren (interne werk modellen)
25. Het is achteraf opvallend dat het tot de tweede helft
van de jaren ‘80 geduurd heeft voordat er
uitwerkingen kwamen van de hechtingstheorie naar
volwassenen (en ouderen), omdat Bowlby zelf al heel
lang verkondigde dat het hechtingssysteem het hele
leven actief is.
HECHTING BIJ VOLWASSENEN
26. Hechting bij volwassenen
• Mary Main en collega’s ontwikkelen het Adult
Attachment Interview (1985 e.v.)
• Hazan & Shaver (1987). Romantic love
conceptualized as an attachment process
• Je kunt intieme relaties van volwassen partners
vergelijken met de relaties tussen kinderen en
hun ouders: behoefte aan veilige basis
• De claim is niet dat hechtingsrelaties van
volwassenen identiek zijn aan die van kinderen
en hun ouders!
27. Verschillen met kinderen
• In plaats van ouder is partner de belangrijkste
hechtingsfiguur
• In partnerrelatie is de verhouding symmetrisch,
waarbij beide partners afwisselend de
gehechtheidsfiguur zijn voor de ander
• Bij volwassenen gaat het meer om ‘felt
security’, dan het letterlijk in veiligheid brengen
• In de partnerrelatie is doorgaans ook sprake
van een seksuele verhouding
28. Interne werkmodellen
• Mensen zijn biologisch gedreven om hechtingen te
vormen, maar het proces van vormen van hechtingen is
afhankelijk van leerervaringen.
• De soort hechtingsrelaties die iemand vormt, is
afhankelijk van de verwachtingen en overtuigingen over
relaties: het interne “werkmodel“.
• Interne "werkmodellen" zijn relatief stabiel, maar
kunnen wel beinvloed door ervaring.
• Individuele verschillen in hechting kunnen positief of
negatief bijdragen aan de geestelijke gezondheid en aan
de kwaliteit van de relatie met anderen.
29.
30. Adult Attachment Interview
(Mary Main e.a. 1985)
• Semi-gestructureerd interview
• Meet de mentale representatie van de
jeugdervaringen van een volwassene
• Deze representatie is indicatief voor de manier
waarop deze ervaringen zijn verwerkt:
– Autonoom (open)
– Gereserveerd (marginaliseren invloed jeugdervaringen)
– Gepreoccupeerd (idealiseren van jeugd)
– Gedesoriënteerd (onverwerkt verlies of trauma)
31. Veilig gehecht
• Positieve visie op relatie(s)
• Grotere tevredenheid en beter
functioneren in de partnerrelatie
• Positieve kijk op zichzelf en op anderen
• In balans en op gemak met zowel
intimiteit als onafhankelijkheid
32. Gepreoccupeerd
• Sterke behoefte aan intimiteit en responsiviteit
van anderen
• Intimiteit belangrijker dan onafhankelijkheid
• Minder tevreden met hun relaties
• Meer intense gevoelens en emotionele pieken
en dalen in intieme relatie, grotere emotionele
expressie, meer angst, meer impulsiviteit
• Negatieve blik op zichzelf, en inconsistente kijk
op anderen (al kunnen ze positief lijken
vanwege hun warmte en sociale gedrag).
33. Vermijdend
• Minder op zoek naar intimiteit en meer gesloten
over persoonlijke informatie
• Ervaren intieme relatie als minder bevredigend
• Gebruik van defensieve strategieën om affectieve
reacties te onderdrukken
• Dismissing: geen behoefte aan nabije relaties,
grote behoefte aan onafhankelijkheid, positieve
blik op zichzelf, negatief op anderen
• Fearful: ongemak met nabijheid, maar wel
behoefte aan, negatieve blik op zz en anderen
37. Angst oproepende situaties
1. Persoonlijk onwelbevinden (vermoeidheid,
honger, ziekte, pijn, koude, enz.)
2. Omstandigheden met betrekking tot de
partner (partner afwezig, vertrekkend,
nabijheid ontmoedigend, aandacht
bestedend aan ander, enz.)
3. Gebeurtenissen van de omgeving
(alarmerende gebeurtenissen, kritiek of
afwijzing door anderen)
38. Emotieregulatie
• Reactie op angst is deze proberen te
verlichten door nabijheid van partner te
zoeken
• Mikulincer, Shaver en Pereg (2003) hebben
een model voor deze dynamiek, waarbij de
partners natuurlijk positief of afwijzend
kunnen reageren op het beroep om grotere
nabijheid.
• Ze vonden drie strategieën die gehanteerd
worden om de angst te reguleren
39. 1. Security-
based strategy
Een persoon ervaart iets
dat angst oproept.
De persoon probeert de
angst te verminderen door
fysieke of psychologische
nabijheid te zoeken bij zijn
of haar partner.
De partner reageert
positief op het verzoek om
nabijheid, wat een gevoel
van veiligheid bevestigt en
angst doet afnemen.
De persoon keert terug
naar zijn of haar dagelijkse
activiteiten.
40. 2. Anxiety
attachment strategy
Een persoon ervaart iets dat
angst veroorzaakt en zoekt
hij/zij lichamelijke of
psychische nabijheid van de
partner. De partner reageert
afwijzend.
De onzekerheid en angst
worden gevoed. Het zet de
persoon tot grotere
inspanning aan om dichterbij
te komen, gevolgd door nog
een afwijzing van de partner,
enzovoorts.
De cyclus eindigt pas als de
situatie verschuift naar een
veilige strategie of een
vermijdende strategie.
41. 3. Attachment
avoidance strategy
Een persoon ervaart iets dat
angst veroorzaakt.
Om angst te verminderen
zoekt hij/zij lichamelijke of
psychische nabijheid van de
partner.
Maar de partner is niet
beschikbaar of reageert
afwijzend.
De onzekerheid en angst
worden gevoed.
De persoon geeft het op om
een positieve reactie van de
partner te krijgen, onderdrukt
zijn of haar angst, en neemt
afstand van de partner.
42. Gevolgen
• De veilige strategie leidt tot meer positieve
gedachten, zoals meer positieve verklaringen
waarom anderen zich gedragen op een bepaalde
manier en meer positieve herinneringen over
mensen en gebeurtenissen. Positieve gedachten
stimuleren meer creatieve antwoorden op
moeilijke problemen of schrijnende situaties.
• De vermijdende en hyperactivatie strategieën
leiden tot meer negatieve gedachten en minder
creativiteit in het omgaan met problemen en
stressvolle situaties.
43. Relationele schema’s (Baldwin)
Voor elk patroon van interactie dat regelmatig
optreedt tussen partners wordt een relationeel
schema gevormd, dat informatie bevat over:
– het Zelf, (bv “Ik heb veel behoefte aan lichamelijke
affectie”)
– de partner (bv “Mijn partner is een warm mens”)
– de wijze waarop de interactie gewoonlijk plaats
vindt (Als ik mijn partner vraag om een knuffel, dan
geeft mijn partner mij een knuffel en stelt mij op
mijn gemak”)
44. Bouwsteen interne werkmodellen?
• Relationele schema’s helpen anticiperen en
plannen van de reacties van de partner
• De werkmodellen van hechting kunnen
bestaan uit dergelijke relationele schema’s: de
info over Zelf en Ander is dus aangevuld met
info over gebruikelijke interactie (als…, dan…)
tussen de partners.
• Onderzoek lijkt dit te bevestigen
45. Hiërarchie
Er is een hiërarchie in relationele schema’s:
1.Hoogste niveau: relationele schema’s voor
een algemeen werkmodel dat van toepassing
is op alle relaties
2.Middenniveau: van toepassing op
verschillende types relaties (b.v. vrienden,
ouders, lovers)
3.Laagste niveau: van toepassing op specifieke
relaties
46. Stabiliteit van werkmodellen
• 70-80% van mensen ondergaat geen
significante veranderingen in hechtingsstijl
over de tijd, 20-30% wel. Deze veranderingen
kunnen in korte tijd (weken) plaats vinden.
• 4 sets van factoren
– Situationele gebeurtenissen en omstandigheden
– Veranderingen in relationele schema’s
– Persoonlijkheidsvariabelen
– Combinaties van persoonlijkheidsvariabelen en
situationele gebeurtenissen
47. Attachment Injuries
• In de steek gelaten/ verraden/ verlaten
worden, met name op een moment van hoge
nood
• Bepalend moment in relatiegeschiedenis
• Specifieke gebeurtenis of symbolische
markering
• Onuitwisbare imprint, heeft ‘werk’ nodig om
te repareren
48. Neuroscience
Lastig: twee heel verschillende
onderzoekstradities die verschillende
definities en meetinstrumenten hanteren:
– Dierenexperimenten naar social bonding,
verwantschap, zorg en ander ‘hechtings’gedrag
– Sociaal psychologische experimenten met mensen,
maar die hebben weinig koppeling gemaakt met
neurale circuits
> Neuroscience van hechting is nog beperkt in
empirische fundering en theoretische scope
49. Eén neuraal hechtingssysteem?
Steeds sprake van een universeel, aangeboren
hechting(gedrag)systeem,
maar: neurobiologisch niet één helder
samenhangend systeem
• Wel is al het nodige bekend over de
neurobiologie van bijvoorbeeld herkenning,
vertrouwdheid, nabijheid zoeken, troost
gedrag en ouderlijk zorggedrag
50. James Coan
Associate Professor of
clinical psychology
• Director of Virginia
Affective Neuroscience
Laboratory
University of Virginia
Department of Psychology
51. Hechting en seks
• Hechting en seksueel paringsgedrag:
onderscheiden gedragssystemen
• Belangrijkste functie seksuele systeem:
genetisch materiaal doorgeven
• De belangrijkste biologische functie van het
hechtingssysteem: bescherming tegen gevaar
• Partners functioneren doorgaans tegelijkertijd
als seksuele partners en hechtingsfiguren
• Er is groeiend empirisch bewijs dat wijst op
een wederkerige relatie tussen deze twee
systemen
52. Gezonde seks volgens Susan Johnson
• Beide partners toegankelijk, responsief en
emotioneel en fysiek betrokken
• Integratie van hechting, seks en zorg
• Beste afrodisiacum is veilige hechting: seks als
intiem spel
– Veilig avontuur, opwinding plus gemak, overgave aan
sensatie
– Aanraking windt op én troost, oxytocine bij orgasme
– Synchroniteit, resonantie, oefening, afstemming,
emotionele presence
53. Positieve cyclus
veiligheid/openheid >
emotionele afstemming en responsiviteit >
fysieke afstemming en tedere aanraking
/erotische exploratie >
lichamelijk genot en bevrediging >
veilige verbinding >
54. Model veilige hechting en seks
Intieme en
opwindende seksuele
interactie, prettige
gevoelens en positieve
cognities
Seksuele en
Veilige relationele
hechting tevredenheid
55. Model onveilige hechting en seks
Seks om onvervulde
behoeften vervuld te krijgen,
ongewenste seks,
teleurstelling en frustratie
hyperactivatie
angstig
Seksuele en
Onveilige
relationele
hechting
ontevredenheid
ontwijkend
deactivatie
Weinig zin, geen seks,
intimiteitarme seks, of
seks met derden, angst
voor intimiteit en
wantrouwen
56. Hechtingsstijl en motivatie voor seks
• Veiliggehechten rapporteren meer en betere
seks, meer bevrediging, gemotiveerd door
nabijheid;
• Angstig gehechten hebben seks om de ander
te plezieren, de ander te winnen, afwijzing te
voorkomen, bevestiging te krijgen.
• Vermijdend gehechten hebben seks voor
zelfbevestiging, de sensatie, om afstand te
maken, om over op te scheppen
57. Onveilig gehecht en seks
• Lagere seksuele zelfwaardering en/of
waardering eigen lichamelijke
aantrekkelijkheid
• Seks wordt beleefd als onder regie van de
ander of situationeel
• Meer problemen in seksuele communicatie
• Grotere onzekerheid over seksuele prestatie
• Minder bereidheid om seksueel te
experimenteren binnen een relatie
58. Hechting en relatiesatisfactie
• Veilig gehecht Grotere
tevredenheid met partnerrelatie dan anders
gehecht
Alleen: hoe komt dat?
- Communicatie: opbouwend en met intiemere
zelfonthullingen
- Emotionele expressiviteit
- Conflicthantering
- Beleving van partnersteun
Meer onderzoek nodig!
59. dr. H.J. (Henk Jan) Conradi
Programmagroep Klinische Psychologie UvA
HECHTINGSDIMENSIES ALS
VOORSPELLER VOOR THERAPIE
OUTCOME
60. Partnerrelatietherapie
werkt!
meta-analyses:
• Shadish & Baldwin, 2005; Baucom et al., 1998;
• Dunn & Schwebel, 1995; Shadish et al., 1993
61. Maar niet voor iedereen…
(1) ⅓ verbetert niet (Jacobson et al., 1987)
(2) ⅓ valt terug tijdens follow up (Gollan &
Jacobson, 2002)
Response to treatment analyses
Voorspellers van slechte outcome:
arbeidstoestand, opleiding, communicatie,
probleemsolving, persoonlijkheid, depressie,
etc.
62. Hechting als voorspeller?
Hoewel hechting basis is voor relaties, is het
nauwelijks onderzocht als outcome
voorspeller van relatietherapie!
Twee dimensies van hechting:
(1) Angst voor afwijzing en verlating;
disfunctioneel model van zelf, ziet zichzelf als
niet liefdeswaardig
(2) Vermijding van intimiteit;
disfunctioneel model van anderen,
vertrouwt niet dat anderen responsief of
steunend zullen zijn
63.
64. Keerkring study (2005-2007):
Conradi, H.J., De Jonge, P., Neeleman, A., Simons, P. & Sytema, S. (2011). Partner
attachment as a predictor of long-term response to treatment with couples
therapy. Journal of Sex & Marital Therapy, 37(4), 286-297.
72 inpatients, 23.5 years relationship duration
Studied effects of:
(1)model of self on psychopathology
(2)model of other on problem solving capacity
immediately post-treatment, and during follow up (6 and
18 months after discharge)
65. model of self and psychopathology
functional model of
self
dysfunctional model
180
of self
160
sumscore SCL-90
140
120
0 2 8 20
months after baseline
66. model of other and problem solving capacity
58
fu n c tio n a l m o d e l o f
o th e r s
d y s fu c n tio n a l
56 m o d e l o f o th e r s
54
sum score IP SQ
52
50
48
46
44
0 2 8 20
m o n t h s a f t e r b a s e lin e
68. Verdiensten
• Hechtingtheorie is dominant aanwezig in
theorievorming, onderzoek en klinische
praktijk
• Daar zijn zeer goede redenen voor, w.o.
– heldere theorie op basis van observatie
– er is, en wordt, hard gewerkt aan
onderbouwing door onderzoek
– waarachtig op emotioneel en existentieel
nivo
69. Bezwaren tegen de hechtingstheorie
• Wordt niet alleen te pas maar ook te onpas
gebruikt om menselijke problemen te
verklaren
• De hechtingstheorie heeft het onderzoek
eenzijdig gericht op het kind
• Ouders moeten zo afgestemd zijn op het kind,
dat het kind niet leert zichzelf te troosten,
frustratie te verdragen of zelf iets op te lossen
• De context van de ouder-kindrelatie komt niet
aan de orde
70. Verwarringen (De Vriese, 2004)
• Alsof ontwikkeling unilineair is
• Hechtingspatronen liggen vast, zijn statisch en
kunnen alleen in dyade begrepen
• Hechtingsstoornis wordt begrepen als
intrapsychisch i.p.v. relationeel of contextueel
• Hechting wordt verward met loyaliteit
• Er wordt van uitgegaan dat hechting en
loyaliteit elkaar uitsluiten
71. Integratie
• Geen enkele theorie verklaart alles, geen enkel
onderzoek levert ultieme waarheid, geen enkele
therapieschool is altijd het beste
• Op de Keerkring kiezen we dus liever de en …,
en… benadering
• De klinische bevinding dat gehechtheid en
differentiatie gerelateerde en complementaire
begrippen zijn wordt bevestigd door onderzoek
(o.a. Skowron & Dendy, 2004), maar bestreden
door hoofdrolspelers (Johnson versus Schnarch)
72. Tegenhanger: Differentiatie
(Murray Bowen en David Schnarch )
• Het is belangrijk om los te komen uit de
kluwen van je gezin van herkomst en
autonomie en zelfstandigheid (individuality)
te ontwikkelen zonder het samenspel met de
ander(en) (togetherness) te verliezen
– Hold on to yourself
– Validate yourself
– Learn to regulate your own anxiety
– Learn to not get overreactive
– Tolerating pain for growth
73. Voor de geïnteresseerden:
• Creating Connections II: Internationaal
congres over Attachment, Neuroscience,
Mentalization Based Treatment en
Emotionally Focused Therapy
(18-20 april 2013).
• Partners in Psychiatrie: Keerkring congres
over partnerrelatie en psychopathologie
(31/10 en 1/11/2013)
keerkring@ggzdrenthe.nl