SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 158
Baixar para ler offline
Pleegvertalingen
           Een sociolinguïstisch en
vertaalwetenschappelijk onderzoek naar negen
       verpleegkundige diagnoselabels



                     Doctoraalscriptie
   Studierichting: Algemene Letteren (Taal- en cultuurstudies)
            Specialisaties: Sociolinguïstiek en Vertalen




                          J.P. Lustig
                   Studentnummer: 9016554




                    Scriptiebegeleiding
                             (1996)
                     Mw. dr. J.W.M. Hulst
            Vakgroep Romaanse talen en culturen
                               en
                             (2007)
                  Prof. dr. A.B.M. Naaijkens
      Hoogleraar Duitse letterkunde en vertaalwetenschap
Inhoudsopgave
Inleiding   ............................................................................................................ 1
1           ONTWIKKELINGEN IN DE VERPLEEGKUNDE; TAAL EN VAKTAAL ...... 4
1.1         Noot vooraf ........................................................................................... 4
1.2.        Verpleegkundige diagnostiek .................................................................... 4
1.2.1       Wat is een verpleegkundige diagnose? ....................................................... 4
1.2.2       Het verpleegkundige beroep ..................................................................... 6
1.3         Nieuwe taal in de maak; talige kanten van professionalisering ...................... 7
1.3.1       Verpleegkundigen en taal ......................................................................... 7
1.3.2       Verpleegkundige denkscholen en taal ....................................................... 8
1.3.3       (Ver)taalgruwelen en andere problemen .................................................... 9
                         Discussies rond de verpleegkundige diagnostiek
1.3.4       Vertaalslag ........................................................................................... 11
                          Werkvertalingen
                          Context - onderlinge systematiek
                          Cultuurverschillen – doeltekstgericht vertalen
                          Verpleegkundige visie
                          Interpretatie verpleegkundige diagnose in verpleegkundig proces
                          Professionalisering
                          Relatie met de algemene taal – mondeling taalgebruik
                          Signaalfunctie
                          Voorzichtig vertalen
                          Namen en begrippen – naam geven
1.3.5       Van spraakverwarring naar standaardisering............................................. 19
1.3.6       Visies op (vak)taal ................................................................................. 21

2           OPERATIONALISERING VAN HET ONDERZOEK ................................ 25
2.1         Vragen, vragen en nog eens vragen ........................................................ 25
2.1.1       Vraag één............................................................................................. 26
2.1.2       Vraag twee ........................................................................................... 31
2.1.3       Vraag drie ............................................................................................ 32
2.2         Opzet van de enquête ............................................................................ 36
2.3         Verwachtingen ...................................................................................... 38
2.4         Werkwijze............................................................................................. 39

3           ANTWOORDEN EN NIEUWE VRAGEN ................................................ 42
3.1         Inleiding ............................................................................................... 42
3.2         Statistische aanpak ................................................................................ 42
3.2.1       Respons ............................................................................................... 43
3.2.2       Afhankelijke/onafhankelijke/moderatorvariabelen ...................................... 44
3.2.3       Nominaal/ordinaal.................................................................................. 45
3.2.4       Weging ................................................................................................. 45
3.2.5       Statistische berekeningen ....................................................................... 47
                         Chikwadraattoetsen
3.3         Uitslagen eerste en derde onderzoeksvraag .............................................. 48
3.3.1       Label 1; high risk for fluid volume deficit .................................................. 50
3.3.2       Label 2; impaired adjustment .................................................................. 51
3.3.3       Label 3; impaired physical mobility .......................................................... 51
3.3.4       Label 4; altered nutrition: less than body requirements .............................. 52
3.3.5       Label 5; altered health maintenance (specify) ........................................... 53
3.3.6       Label 6; altered thought processes .......................................................... 54
3.3.7       Label 7; impaired social interaction .......................................................... 55
3.3.8       Label 8; ineffective airway clearance ........................................................ 56
3.3.9       Label 9; self-care deficit: bathing/hygiene ................................................ 57
3.4         Labeloverstijgende verbanden tussen de redenen en overige variabelen ...... 57
                         Speciale berekeningen met nieuwe inzichten
3.5         Uitslagen tweede onderzoeksvraag .......................................................... 64
3.6          Achteraf gezien .................................................................................... 65
3.7          Verwachtingen getoetst ......................................................................... 66
3.8          Skopos, vertalen, EBK en ICIDH ................................................................. 67


4            EEN SPRONG IN DE TIJD; 1996-2007 .............................................. 69
4.1          Inleiding ............................................................................................... 69
4.2          NANDA-vertalingen sinds 1996 .................................................................. 69
4.3          NANDA of ICF; vakintern of multidisciplinair? ............................................... 73
4.4          Over 11 jaar ......................................................................................... 76

Literatuur   .......................................................................................................... 78
Bijlagen     .......................................................................................................... 84
Voorwoord

Deze scriptie was voor mij een grote uitdaging, vanwege de omvang van het onderzoek en ook omdat ik
uitging van een praktijksituatie in de hoop een maatschappelijke relevante scriptie te kunnen produceren.
Toen ik in 1996 aan dit (voor een scriptie) omvangrijke onderzoek begon, verwachtte ik het, als
geroutineerde werkstukschrijvende student, binnen enkele maanden te kunnen afronden. Doordat mijn
omstandigheden daarna ingrijpend veranderden, leek de omvang van het onderzoek mijn afstuderen
noodlottig te worden. Het voltooien van de scriptie was niet meer zo eenvoudig.
        Ik moet toegeven dat ik mij tijdens mijn studie een romantisch beeld had gevormd van het
schrijven van mijn afstudeeronderzoek. De werkelijkheid was iets anders. Ik heb met vele
onderbrekingen jarenlang aan deze scriptie gewerkt, in de meest uiteenlopende omstandigheden en
locaties en op de gekste tijden van de dag (en nacht). Soms leek het of er een vloek op het hele project
rustte: iedere keer als ik weer begon, gebeurde er iets waardoor ik mijn werk weer moest onderbreken.
Dat de scriptie ooit zou worden voltooid was iets wat voor mij echter als een paal boven water stond.
Niet alleen omdat ik mijn studie wilde afronden, maar ook omdat zo velen belangeloos hun medewerking
aan het onderzoek hadden gegeven.
        Om te beginnen was dat Monique Dontis (toen Rietveld) die mij in 1996 wegwijs heeft gemaakt
in de programmatuur van de SPSS software om de statistische berekeningen te kunnen uitvoeren. Zij
heeft ook avonden opgeofferd om samen met mij op de afdeling Psychometrie van de Universiteit Utrecht
de gegevens in te voeren. Hugo Quené (Universiteit Utrecht, Fonetiek) ben ik dankbaar voor zijn
belangstelling en de bevestiging dat de statistische opzet van het onderzoek juist was.
        Giovanna van IJzendoorn (verpleegkundige GGD, Tiel) en Herman Niekerk (voormalig
verpleegkundige    Eemland    Ziekenhuis    Amersfoort    en   maatschappelijk    werker)    hebben   als
proefrespondenten de eerste versie van de enquête geduldig doorlopen en waardevolle opmerkingen
gemaakt waardoor de enquête kon worden geperfectioneerd. Herman heeft mij daarna in contact
gebracht met de heer Fons de Jonge van het Eemland Ziekenhuis te Amersfoort voor de verspreiding op
die locatie. Ik dank Fons de Jonge voor zijn enthousiasme en de moeite die hij heeft genomen de
enquête te verspreiden over de verschillende locaties van het ziekenhuis. Gabriel Roodbol heeft mij de
juiste ingang gewezen in het Radboud Ziekenhuis, in de persoon van Michel Laus, en heeft materialen
beschikbaar gesteld. In Amsterdam (AMC) kon ik rekenen op het enthousiasme van Hans Peltenburg en
zijn collega’s. Zij zorgden er zelfs voor dat de enquêtes werden verspreid naar andere afdelingen.
        Ik ben bijzonder dankbaar dat veel verpleegkundigen ondanks hun werkdruk, de toch wat lastige
enquête hebben ingevuld.
        Yvonne Nieuwmans (uitgever bij Lemma/De Tijdstroom) stelde boeken over de verpleegkundige
diagnostiek beschikbaar en bood als uitgever alle ondersteuning voor mijn eerste vertaling op dat gebied.
        Huib ten Napel van het WCC stuurde mij onderzoeksgegevens betreffende het Vooronderzoek
eenduidig verpleegkundig begrippenkader van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid en elf jaar
later heeft hij mij in antwoord op mijn telefonische vragen een heldere toelichting gegeven op de
ontwikkelingen sinds die tijd.
        Jeanette Dickers van de HBO-V te Eindhoven ontving mij zeer gastvrij een dag lang op de HBO-V,
waar ik gebruik kon maken van de bibliotheek en veel studiematerialen kon doornemen en kopiëren. De
heer Kaaijk van de HBO-V in Groningen was zo vriendelijk om vertalingen van NANDA-labels op te sturen.
      Claudia Gamel (UMC, Amerikaans verpleegkundige en in 1996 het enige NANDA-lid in Nederland)
heeft mij telefonisch belangrijke informatie gegeven over de NANDA. Zij heeft enkele cultuurverschillen
tussen de Verenigde Staten en Nederland kunnen toelichten.
Ik had graag gediscussieerd met Wim Seunke, verpleegkundige en vertaler, over de vertalingen van de
NANDA-labels   en de eerste professionele NANDA-vertaling van zijn hand. Helaas was dit door zijn
plotselinge overlijden niet meer mogelijk.
        Ik dank mijn ‘directrice’ Majne van de Merwe en ‘collegarin’ Els van der Leer voor hun niet
aflatende steun en de gelegenheid om in weekenden en avonden op kantoor aan mijn scriptie te werken
en de printer te gebruiken.
        Mijn man Marcel en dochters Tosca en Sophie bedank ik voor hun begrip als ik weer eens dagen
of avonden in de scriptie verdween. Marcel, je hebt de zaak mooi draaiende weten te houden! Meiden,
nu kunnen we eindelijk de domtoren gaan beklimmen!
        Jacqueline Hulst was een fijne scriptiebegeleidster. Ik heb haar in 1996 zwaar belast met mijn
vele schrijfsels over de opzet en mijn voorgenomen werkwijze. Zij ontving 1001 ideeën, maar bleef mij
altijd inspireren en stimuleren. Na ieder gesprek zag het project er overzichtelijker uit. Na de uitvoering
van het onderzoek werd mijn werk aan de scriptie onderbroken. Nadat Jacqueline van baan veranderde
was Ton Naaijkens, ondanks dat hij inmiddels professor was geworden, bereid om mijn scriptie na te
kijken en te beoordelen. Ik weet hoe druk hij het heeft en ik ben hem daarvoor zéér dankbaar. Jarenlang
heb ik hem ongeveer om de zes maanden moeten mailen dat de scriptie nog niet af was, maar hij bleef
in vriendelijke afwachting van mijn werk.


        Deze scriptie is opgedragen aan mijn vader (gepensioneerd ambulanceverpleegkundige) en mijn
moeder (tot haar dood in 1986 verpleegkundige in een bejaardentehuis).


                                                                         Hanneke Lustig, Utrecht juli 2007
Lijst van figuren en tabellen

Figuur 1.1   Voorbeeld van een verpleegkundige diagnose ................................................. 5
Figuur 1.2   Vertaling van Self-Care Deficit: Bathing/Hygiene ........................................... 12
Tabel 2.1    Overzicht geselecteerde labels met gevonden vertalingen............................... 29
Tabel 2.2    Bevraagde redenen in de enquête met achterliggend thema ........................... 31
Tabel 2.3    Variabelen statistisch onderzoek in relatie tot enquêtevraag (tussen haakjes) ... 35
Figuur 2.4   Voorbeeld van een a-vraag ......................................................................... 36
Tabel 3.1    Respons per ziekenhuis en specialisme ......................................................... 44
Tabel 3.2    Voorbeeld weegmethode - eerste antwoord van label 1 ................................. 46
Tabel 3.3    Gegevens alle antwoorden label 1, voor en na weging ................................... 47
Tabel 3.4    Alle ‘beste’ en ‘slechtste’ formuleringen ........................................................ 64
Tabel 4.1    Labels 2007 met ‘beste’ en ‘slechtste’ ........................................................... 71
Pleegvertalingen – Inleiding


Inleiding


        ‘(...) [Language] is the most significant and colossal work that the human spirit has evolved -
        nothing short of a finished form of expression for all communicable experience. This form may
        be endlessly varied by the individual without thereby losing its distinctive contours; and it is
        constantly reshaping itself as is all art. Language is the most massive and inclusive art we
        know, a mountainous and anonymous work of unconscious generations.’
                                                                                        (Sapir 1921;220)


Taal is fascinerend: de relatie tussen taal en werkelijkheid, taal en denken, de onontwarbare
verwevenheid van taal met het menselijke functioneren in het algemeen. Dat zijn allemaal
onderwerpen die mij tot de specialisatie Sociolinguïstiek - met name het onderdeel ‘sociale
bepaaldheid van taal’ - hebben aangetrokken. Om soortgelijke redenen heb ik voor mijn tweede
specialisatie, Vertalen, gekozen. Deze specialisatie verschafte mij een concrete ingang waardoor ik
sociolinguïstische (en psycholinguïstische) onderwerpen op een nieuwe manier kon bekijken.
Daarnaast was er natuurlijk de creatieve uitdaging van het vertalen zelf. Sociolinguïstiek heeft niet
alleen mijn specialisatie Vertalen verdiept. Het omgekeerde is zeker waar. Gezien het - in mijn ogen -
afbrokkelende curriculum van de (échte) sociolinguïstiek in Utrecht, bood de specialisatie Vertalen
onvermoede mogelijkheden om mij met ‘taal’ en allerlei fascinerende metatalige aspecten daarvan
bezig te blijven houden, en daarnaast met heel veel meer. Vertalen werd daarmee mijn belangrijkste
specialisatie. De sociolinguïstiek neemt in deze scriptie vooral de gedaante aan van een ‘dynamische
visie op taal’, een visie waarin taal niet alleen wordt beïnvloed door sociale factoren, maar vooral
sociaal is.


Hiermee zijn twee van de hoofdrolspelers in deze doctoraalscriptie voorgesteld. Een derde speler in
het geheel is het fenomeen ‘vaktaal’ (ofwel LSP: Language for Specific Purposes) - de taal binnen
vakgebieden, beroepen en instituties. ‘Vaktaal’ is een taalkundig onderzoeksobject, een
aandachtsgebied dat de laatste jaren steeds meer in de belangstelling is komen te staan. Binnen de
sociolinguïstiek wordt vaktaal echter nog niet zo lang onderzocht, zeker niet door onderzoekers die
een dynamische visie op taal aanhangen. Tijdens mijn studie lag het accent bij de specialisatie
Vertalen op het vertalen van vaktalige teksten.


Het verhaal van deze scriptie begint in 1996. Door stagewerkzaamheden en een vertaalopdracht die
                        1
daarvan het gevolg was , had ik mij begeven op het gebied van een vaktaal die de laatste jaren sterk
in beweging is: de taal van de verpleegkunde. Tijdens mijn stage2 bleek al dat het vertalen van de
oorspronkelijk Amerikaanse terminologie van de verpleegkundige diagnostiek niet altijd zo eenvoudig


1
        De tweede druk van Townsend, M.C. (1998), Verpleegkundige diagnostiek in de
        psychiatrie; een handleiding voor het maken van een verpleegplan. Elsevier/De Tijdstroom.
2
        Het verlenen van vertaalkundige assistentie aan verplegingswetenschappers bij de vertaling
        van een Amerikaans boek over verpleegkundige diagnostiek.
                                                    1
Pleegvertalingen – Inleiding


was, omdat het onderwerp heel nieuw was in Nederland en omdat er nog geen geaccepteerde
vertaling bestond van begrippen die op den duur toch in de praktijk toepasbaar moesten zijn.
           Na het lezen van enkele artikelen in verpleegkundige tijdschriften had ik al begrepen dat ‘taal’
binnen de verpleegkunde als een probleem werd gezien.3 Bovendien had ik gemerkt dat er meerdere
vertalingen van dezelfde (Amerikaanse) verpleegkundige diagnoses in het Nederlands waren
verschenen of op het punt stonden te verschijnen. Dit was een unieke situatie die maar even zou
duren. Zolang er nog geen alom bekende standaardvertaling was, kon ik de receptie van die mogelijke
nieuwe termen onderzoeken, door de geslaagdheid van de doeltekst, formuleringen die het resultaat
zijn van vertalingen, te laten beoordelen door de sprekers van de vaktaal zelf; vooral door de
belangrijkste sprekers van de vaktaal: de verpleegkundigen die hier in de praktijk ‘op de werkvloer’
mee zouden kunnen gaan werken. Ik besloot die kans te grijpen en heb een enquête gemaakt. Deze
heb ik voorgelegd aan verpleegkundigen in drie ziekenhuizen, die werkzaam waren op een aantal
verschillende afdelingen (zie hoofdstuk 2).


Hoewel de discussie bij het vertalen van verpleegkundige vaktaal zich neigt toe te spitsen op idiomen,
gaat het in deze scriptie niet in eerste instantie om terminologie. Ik heb vooral belangstelling voor de
grotere consistentie binnen een (vak)taal en dan met name voor de sociaal gedeelde ‘manieren van
spreken’, het discours. Vanuit (ver)taalwetenschappelijk oogpunt vond ik het interessant om te
onderzoeken hoe nieuwe (vak)taal kan worden vormgegeven (of vertaald) en of deze in een bestaand
discours door de sprekers wordt geaccepteerd. Mijn eerste formulering van de onderzoeksvraag
luidde daarom heel algemeen: hoe worden verpleegkundige diagnoselabels vertaald in het
Nederlands? Welke vertaling ‘wint’ het onder mensen die thuis zijn in de ‘vaktaal van de werkvloer’?
Waarom? Met andere (statistisch meer verantwoorde) woorden: is er iets te zeggen over factoren
(variabelen in het onderzoek) die hierbij een rol spelen?


Meer uitvergroot en opgedeeld, luidt de vraag als volgt:

     (1)           Hoe beoordelen verpleegkundigen de verschillende vertalingen van een aantal NANDA-
                   labels en welke redenen geven zij daarvoor?

     (2)           Blijkt uit mijn onderzoek dat verpleegkundigen op de werkvloer de voorkeur geven
                   aan andere vertalingen dan de meest professionele (en welke redenen geven zij
                   daarvoor)?

     (3)           Welk verband is er eventueel te leggen tussen het oordeel van de verpleegkundigen
                   en buitentalige, sociolinguïstische factoren (bijv. leeftijd, functie, opleiding)?

NANDA-labels    zijn verpleegkundige diagnoselabels uit de Verenigde Staten die zijn geformuleerd door
de NANDA (North American Nursing Diagnosis Association). Deze worden over de hele wereld
vertaald. Op het moment dat de enquête werd gehouden, was er net een vertaling verschenen die als
geautoriseerd kan worden beschouwd (Gordon 1995a en 1995b). De meeste respondenten waren
hiermee echter nog niet bekend. Het leek mij interessant om deze eerste professionele vertaling van

3
           Met name in: Ten Napel 1995, Van der Bruggen en Hirs 1993, Schouwstra 1994, Ten
           Holte 1993, Leih & Salentijn 1991 en Van de Pasch 1995a en 1995b.
                                                      2
Pleegvertalingen – Inleiding


het hele corpus van de verpleegkundige diagnostiek in de enquête mee te nemen en te kijken of deze
als beste uit de bus zou komen en waarom.
        In de enquête zijn zo veel mogelijk vragen opgenomen die betrekking hebben op buitentalige
factoren die van invloed kunnen zijn op het talige oordeel van de verpleegkundigen. Uiteraard kunnen
slechts enkele van de vele factoren worden bevraagd. De operationalisering van alle
onderzoeksvragen komt in hoofdstuk 2 aan bod.
        In het nu volgende hoofdstuk ga ik van start met het schetsen van de achtergronden op het
gebied van de verpleegkundige vaktaal en besteed ik aandacht aan het vertalen van de
verpleegkundige diagnostiek. Na de operationalisering van het onderzoek in hoofdstuk 2, met daarin
een uitleg van de opbouw van de enquête, volgen de resultaten en conclusies in hoofdstuk 3.


Zoals gezegd, is het onderzoek 11 jaar geleden uitgevoerd. Dat gebeurde op een cruciaal moment,
toen de respondenten geen van allen bekend waren met de (pas verschenen) professionele vertaling
van de labels, maar wel voldoende kennis hadden over de ontwikkelingen binnen de verpleegkunde
om mijn enquêtevragen te kunnen beantwoorden. In hoofdstuk 4 zal ik een poging wagen de jaren te
overbruggen die sindsdien zijn verstreken. Ik zal kijken naar de (ver)taalkundige stand van zaken op
het gebied van de verpleegkundige diagnostiek en naar de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van
de verpleegkundige vaktaal.


Achter in deze scriptie is na de literatuuropgave een groot aantal bijlagen opgenomen, waaronder de
oorspronkelijke enquête, de 108 NANDA-labels die tot dan toe waren verschenen en de selectiecriteria
die hebben geleid tot een keuze van 9 labels voor het onderzoek.


Ten slotte nog even dit. De sociolinguïstiek is per definitie een beschrijvende discipline. De
vertaalwetenschap is dat in veel gevallen ook. Het gaat mij in deze scriptie dan ook niet om het
beoordelen van het verpleegkundig taalgebruik of het leveren van vertaalkritiek. Evenmin is het mijn
bedoeling om ‘toegepaste sociolinguïstiek’ te bedrijven en het vertalen als onderdeel van een
algemeen sociolinguïstische opzet in de scriptie op te nemen. Vertalen is niet voorbehouden aan
professionele vertalers. Ik beschouw vertalen desalniettemin als een vak, als een geoefende vorm van
bereflecteerd taalgebruik. In deze scriptie ligt de nadruk op het professionele vertalen, het vertalen als
vakgebied en als onderwerp van wetenschappelijke studie. Zowel in mijn studie als in deze scriptie
staan de vragen 'wat is taal' en 'wat is vertalen' centraal.




                                                      3
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


        Hoofdstuk 1

        Ontwikkelingen in de verpleegkunde;
        taal en vaktaal
                       Ieder woord dat we kennen heeft zijn oorsprong in de ontmoeting met anderen.
                                                               Geert Koefoed, Grensverschijnselen, p. 12


1.1 Noot vooraf

In dit hoofdstuk geef ik een korte omschrijving van de ontwikkelingen binnen de verpleegkunde die in
1996 geldig waren, als inleiding voor mijn onderzoek uit dat jaar. Nieuwe ontwikkelingen van na die
tijd zal ik in hoofdstuk 4 beschrijven. De beschreven ontwikkelingen binnen de verpleegkunde zijn
onvermijdelijk niet volledig, maar beperken zich tot wat voor mijn onderzoek van belang is.




1.2             Verpleegkundige diagnostiek
1.2.1           Wat is een verpleegkundige diagnose?

Dat artsen diagnoses stellen behoeft geen uitleg. Dat sommige verpleegkundigen dit tegenwoordig
ook doen is heel wat minder bekend. Een verpleegkundige diagnose is specifiek verpleegkundig.
Verpleegkundigen observeren, analyseren en interpreteren en kunnen op basis van kennis en
verzamelde informatie vaststellen aan welke verpleegkundige zorg de patiënt (een persoon, maar ook
evt. een gezin of groep) behoefte heeft. Op basis hiervan kan een deskundige verpleegkundige een
verpleegkundige diagnose stellen.
        Een verpleegkundige diagnose is niet een medische diagnose die in verpleegkundige termen
is verwoord maar beschrijft ‘reacties op gezondheidsproblemen en levensprocessen’. Een meer
uitgebreide (conceptuele) definitie luidt: ‘Een vaststelling van iemands feitelijke of mogelijke reacties
op gezondheidsproblemen of levensprocessen, op grond waarvan verpleegkundige zorg kan worden
verleend.’4 Wat een verpleegkundige diagnose is, wordt volgens deze definitie dus bepaald door het
beroepsdomein van de verpleegkundige.


In de Verenigde Staten werken verpleegkundigen al jaren met een verpleegkundige diagnostiek die
naast de diagnostiek van artsen (en bijvoorbeeld fysiotherapeuten) functioneert. Het ontstaan van een
eigen diagnostiek heeft alles te maken met de professionalisering van de beroepsgroep. Voor de
Verenigde Staten geldt dit zelfs nog sterker dan voor Nederland en daar is de professionalisering al




4
        Voorlopige werkdefinitie van het WCC (vaste commissie voor classificaties en definities,
        voorheen werkgroep classificatie en coderingen) in 1995.
                                                     4
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


veel eerder op gang gekomen (vanaf 1970).5 Vanaf het begin van de jaren tachtig kunnen
Amerikaanse verpleegkundigen ook worden aangesproken op de uitoefening van hun vak middels
                          6
een soort tuchtcollege.


In Nederland lopen de ontwikkelingen dus wat achter in vergelijking met de Verenigde Staten, maar
ook hier is sprake van een geleidelijke invoering van een verpleegkundige diagnostiek, gebaseerd op
vertalingen van de Amerikaanse diagnoses. De NANDA (North American Nursing Diagnosis
Association) formuleert regelmatig nieuwe diagnoses. Verreweg de meeste diagnoses moeten nog
worden gevalideerd, dat wil zeggen: getoetst in de praktijk. Op het moment dat de enquête van dit
onderzoek werd gemaakt, bestonden er ongeveer 108 diagnoses waarvan slechts enkele waren
gevalideerd.
        In de verpleegkundige praktijk zullen alleen verpleegkundigen met het hoogste
deskundigheidsniveau gaan diagnosticeren.


Een voorbeeld van een (vertaalde) diagnose is:


            Figuur 1.1 - Voorbeeld van een verpleegkundige diagnose


            Zelfstandigheidstekort in wassen (specificeer niveau)
            Definitie
            Verminderd vermogen om zich te wassen of andere activiteiten op het gebied van de persoonlijke
            hygiëne te verrichten.


            Bepalende kenmerken


            Diagnostische aanwijzingen (ondersteund door onderzoek)
            Verminderd vermogen om het lichaam of bepaalde lichaamsdelen te wassen; en een of meer van
            de volgende aanwijzingen:
                •   verminderd vermogen om water te verkrijgen;
                •   verminderd vermogen om naar de wasgelegenheid te gaan (badkuip, douche, wastafel);
                •   verminderd vermogen om de temperatuur of straal van het water te reguleren;
                •   onvermogen om zich zonder hulp van het bed naar de stoel te verplaatsen.


            Niveaus
            Niveau 1:         heeft apparaat of hulpmiddel nodig.
            Niveau 2:         heeft ander(en) nodig voor hulp, begeleiding of instructie.
            Niveau 3:         heeft hulp van ander(en) en apparatuur of hulpmiddel nodig.
            Niveau 4:         is volledig afhankelijk.


5
        Mondelinge informatie van Claudia Gamel, Amerikaans verplegingswetenschapper,
        werkzaam in Nederland en een van de weinige NANDA-leden in Nederland.
6
        Vergelijkbaar met wat inmiddels in Nederland wordt geregeld middels de Wet BIG
        (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Deze wet ‘heeft als doelstelling de kwaliteit
        van de beroepsuitoefening te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen
        tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van beroepsbeoefenaren’ (folder over de Wet
        BIG 'Onder Voorbehoud', Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 1999).
                                                           5
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal



            Oorzakelijke of samenhangende factoren


            –       Tekort in activiteitsvermogen, kracht en/of uithoudingsvermogen;
            –       pijn/gevoeligheid;
            –       ongecompenseerd waarnemings- of cognitietekort (specificeer);
            –       ongecompenseerde neuromusculaire stoornis (specificeer);
            –       ongecompenseerde stoornis van het steun- en bewegingsapparaat (specificeer);
            –       hevige angst;
            –       depressie;
            –       omgevingsbarrières.


            (Bron: Handleiding Verpleegkundige Diagnostiek 1995-1996, M. Gordon, 1995)


NANDA-diagnoses       hebben een nummercodering (die in de Nederlandse vertalingen tot nu toe zelden of
nooit wordt weergegeven) en zijn door de NANDA in een taxonomie ondergebracht. In Nederland is
men op zoek gegaan naar alternatieve classificaties, zoals die van de Amerikaanse
verplegingswetenschapper Gordon. De grootste kanshebber is een classificatie op basis van de ICIDH
(International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps) van de World Health
                7
Organization.
        De NANDA-diagnoses zijn in verschillende talen vertaald en zijn inmiddels ook in het
Nederlands in verschillende publicaties verschenen.


Uit het bovenstaande blijkt wel dat het verpleegkundige beroep veel ontwikkelingen heeft
doorgemaakt. Waar verpleegkundigen voorheen als ‘zuster’ of ‘broeder’ werden aangesproken en
meer als een verlengstuk van de arts fungeerden, zijn zij vakmensen geworden met veel verschillende
specialismen. De professionalisering van het verpleegkundige beroep is een belangrijk gegeven voor
mijn onderzoek. Ik zal daarom in de volgende paragraaf kort bij de inhoud van het verpleegkundige
beroep stilstaan.




1.2.2               Het verpleegkundige beroep

De term 'verpleegkundige' is wereldwijd een gevarieerd begrip. Verpleegkundigen hebben een flexibel
vak. Zij werken tussen allerlei disciplines in of volledig zelfstandig. Het vak kent bovendien
verschillende werkvelden die zich over het hele spectrum van het menselijke functioneren uitstrekken,
zowel binnen gezondheidszorginstellingen als daarbuiten. Verder zijn er verschillende
deskundigheidsniveaus, variërend van 'verpleegkunde' tot 'verplegingswetenschapper' (meer gericht
op theorie en onderzoek en niet meer 'aan het bed'). Dit wordt gereflecteerd in de vele opleidingen op
dit terrein: (tot voor kort) in-service opleiding, MDGO-VP, MBO-V, HBO-V, en universiteit. Ook de

7
        Inmiddels vervangen door de Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren
        (ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health)
                                                        6
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


verpleegkundige functies per afdeling verschillen: verpleegkundige, eerste verpleegkundige,
teamleider/teamoudste8. Dan zijn er nog de verpleegkundig specialisten en nurse practitioners9.
Verpleegkundigen functioneren tussen allerlei disciplines in en fungeren ook vaak als brug tussen
patiënt en de andere disciplines: artsen (soms verschillende specialisten per patiënt!),
ergotherapeuten, sociaal assistenten, psychologen, bewegingstherapeuten, logistieke medewerkers,
enzovoorts. Verpleegkundigen vervullen daarmee een middenpositie tussen de patiënt en andere
zorgverleners. Zij zijn in de meeste gevallen het dichtst bij de patiënt betrokken en ook wat betreft
tijdsduur het langst met de zorg van de patiënt bezig. Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt
voor de vaak bezorgde en soms zelfs ontredderde familie en vrienden van de patiënt.


Internationaal vertoont het verpleegkundige beroep eveneens een enorme diversiteit. In
ontwikkelingslanden nemen verpleegkundigen noodgedwongen vaak de taken van een arts over en
ondervragen en onderzoeken zij de patiënten niet alleen, maar stellen zij ook de (medische)
diagnoses. Zij spelen verder een actieve rol bij de opzet en uitvoering van de basisgezondheidszorg in
plattelandsdorpen en in de armoedebestrijding10.




1.3              Nieuwe taal in de maak; talige kanten van de
                 professionalisering

1.3.1            Verpleegkundigen en taal

Verpleegkundigen staan tot nu toe - anders dan bijvoorbeeld specialisten – niet slecht bekend als het
gaat om duidelijk en patiëntvriendelijk taalgebruik. Gezien hun veelzijdige rol (zie vorige paragraaf) is
dat maar goed ook. Het 'diagnostisch' taalgebruik zou hierin echter verandering kunnen brengen
doordat het professionele jargon als een geheimtaal gaat werken, waarmee de afstand tussen
verpleegkundige en patiënt wordt vergroot. Dit zou een betreurenswaardige ontwikkeling zijn.
Professionaliseren kan echter niet zonder het standaardiseren van veel beroepsaspecten, waaronder
de vaktaal.


Wat betreft de NANDA-diagnostiek lijkt Nederland enige tijd op twee benen te hinken. Op het ene been
wordt, naar Amerikaans voorbeeld, de NANDA-diagnostiek omhelsd als speerpunt van de
professionalisering. De vertaling van de NANDA-diagnoses wordt echter niet structureel aangepakt en
gestandaardiseerd, zoals in Frankrijk en Franstalig Canada gebeurt (Regeer & De Graaf 1993). Er
kunnen in Nederland in theorie meerdere vertalingen binnen diverse fondsen van uitgeverijen


8
        Exacte termen zijn afhankelijk van de organisatie van de afdeling.
9
        Gespecialiseerde verpleegkundigen, die naast verpleegkundige taken ook medische taken
        verrichten.
10
        Sheila Dinotshe Tlou, hoogleraar Verpleegkunde in Botswana. AMC magazine mei 2002.

                                                    7
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


ontstaan. Op het andere been is er veel kritiek op de NANDA-aanpak of wil men de NANDA-classificering
en formuleringen niet kritiekloos overnemen. Ze zijn niet zonder meer toepasbaar in de Nederlandse
praktijk. Tijdens verplegingswetenschappelijke discussies wordt de noodzaak van een eenduidige
verpleegkundige vaktaal aan het begin van de jaren negentig heel dringend gevoeld.11 Daarin zit een
verschil met de situatie in de Verenigde Staten. In de VS is de verpleegkundige diagnostiek al in 1970
op gang gekomen. Het ging toen volop om professionalisering, de afbakening van wat de eigen
discipline precies inhield12. Hoewel deze onderwerpen in Nederland uiteraard ook belangrijk zijn, lijkt
hier de nadruk op het eenduidig verpleegkundig begrippenkader (EBK) te liggen. Ook gezien de
ervaringen in de beroepsuitoefening, het onderwijs, op managementniveau en op beleidsniveau is de
noodzaak om tot eenduidigheid te komen heel hoog. Het NRV (Nationale Raad voor de
Volksgezondheid) adviseert de staatsecretaris daarom een Vooronderzoek eenduidig verpleegkundig
begrippenkader te laten verrichten (NRV 1991). Ik kom hier in paragraaf 1.3.5 op terug.


Een van de redenen waarom de taal van de verpleegkunde zo weinig eenduidig is, is ongetwijfeld het
bestaan van meerdere denkscholen en visies op verplegen. In de volgende paragraaf beperk ik me tot
de visies die in Nederland het meest voorkomen.




1.3.2           Verpleegkundige denkscholen en taal

Toen de eerste NANDA-diagnoses werden geformuleerd, tijdens een consensusbijeenkomst van de
Amerikaanse leden van de NANDA-organisatie, bleek al hoe moeilijk het was om het eens te worden
over de taal die zou moeten worden gebruikt. Er bestaan meerdere verpleegkundige theorieën, visies
of modellen, ieder met een geheel eigen begrippenkader. Zo zou alleen al de term 'verpleegkundige
diagnose' door verschillende verpleegkundige theoretici anders kunnen worden gedefinieerd. Enkele
voorbeelden: Martha Rogers werkt voornamelijk met het begrip energie. Callista Roy werkt rond
'adapteren'. Een verpleegkundige diagnose zou bij Roy worden opgevat als een 'disfunctioneel
patroon' of 'ineffectieve aanpassing'. Dorothea Orem werkt vanuit het begrip 'zelfzorg' en zou de
diagnoses opvatten als 'zelfzorgaandoeningen'. Deze verschillende invalshoeken met de bijbehorende
discoursen bleken bij het tot stand komen van de diagnostiek van de NANDA al een probleem (Regeer
& De Graaf 1993). Soms is het discours van een bepaalde visie in de NANDA-diagnostiek
terechtgekomen. Dit is vooral bij de taal rond de visie van Orem (self-care deficit) frappant. Deze visie
is in Nederland overigens dominant.


Dat de terminologie en visie van bepaalde denkscholen in een diagnostiek terechtkomen, is goed voor
te stellen en in zekere zin onvermijdelijk. Ideaal is het natuurlijk niet, omdat een diagnostiek algemeen


11
        Met name in: Ten Napel 1995, Van der Bruggen en Hirs 1993, Schouwstra 1994, Ten
        Holte 1993, Leih & Salentijn 1991 en Van de Pasch 1995a en 1995b.
12
        Deze informatie is onder andere afkomstig uit een gesprek met Claudia Gamel,
        Amerikaanse verplegingswetenschapster en NANDA-lid, werkzaam in Nederland.
                                                    8
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


toepasbaar moet zijn, ook voor verpleegkundigen die vanuit een andere visie of denkschool werken.
Bovendien zullen denkscholen en visies veranderen. Dat gebeurt in ieder vakgebied en binnen iedere
tak van wetenschap. De metafoor van 'zelfzorgtekort' past wellicht heel goed in de huidige tijd in
Nederland (hoewel er zeker bezwaar is tegen de terminologie, zie later) maar er zullen nieuwe
generaties verplegingswetenschappers komen die op een heel andere manier naar het beroep zullen
kijken. Een pleidooi voor de terminologie van één bepaalde visie zoals die van Orem, als theoretische
basis voor de formulering van verpleegkundige diagnoses, zoals sommige
verplegingswetenschappers bepleiten (Van der Peet, 1993), is daarom niet verstandig.


Bij de ontstaansgeschiedenis van de NANDA had men oog voor een 'gemeenschappelijke taal' in de
Verenigde Staten. Een van de regels was dat vijftig procent van de deelnemende verpleegkundigen
betrokken moest zijn bij de directe zorgverlening aan patiënten en men werkte met zogenaamde
consensusbijeenkomsten. Aan de wieg van de NANDA waren dus niet alleen
                                          13
verplegingswetenschappers te vinden.           In Nederland worden de ontwikkelingen op het gebied van
diagnostiek en het zo gewenste EBK (eenduidig begrippenkader), voor zover ik dit kan beoordelen,
voornamelijk door theoretici voortgestuwd. Bovendien was bij de eerste generatie
verplegingswetenschappers die in Nederland afstudeerden de visie van de Amerikaanse
verplegingswetenschapper Orem dominant (zie ook de volgende paragraaf).14




1.3.3               (Ver)taalgruwelen en andere problemen

Volgens een artikel dat is verschenen in de Proceedings van de tiende NANDA-conferentie15 in 1994
bestaat er bij verpleegkundigen in de Verenigde Staten bezwaar tegen het aanleren van een 'nieuwe
taal' ten behoeve van de verpleegkundige diagnostiek. Zij zouden liever gebruik maken van de taal die
er al is:
            "(...) there is still an awkwardness about using the language proposed by NANDA for nursing
            diagnoses: Nurses are often embarrassed by what is felt to be the inferior usefulness and
            jargonistic phrasing of some of this language and would prefer to use everyday language
            more specifically descriptive of the client's actual problems.” (Webster, & Brencick 1994; 64)




13
            "Eén van de regels die ze zichzelf in die tijd stelden was dat vijftig procent van de
            deelnemende verplegenden betrokken moest zijn bij de directe zorgverlening aan
            patienten. Het ging niet alleen om academisch gevormde en theoretische mensen. Het
            begon dus allemaal met een groep verplegenden die zei: 'Kunnen we niet een
            gemeenschappelijke taal maken die we in heel de Verenigde Staten gebruiken?' Later
            gingen ze officieel door als de nanda." Citaat van Phyllis Kritek in TvZ nr 3, 1993, p 91.
14
            Deze informatie is gebaseerd op een telefonisch interview dat ik in 1996 had met Claudia
            Gamel, een Amerikaanse verplegingswetenschapster en destijds het enige nanda-lid in
            Nederland.
15
            Tijdens een NANDA-conferentie worden besluiten genomen over diagnoses. De conferenties
            worden tweejaarlijks gehouden.
                                                        9
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


Volgens Webster, & Brencick 1994 wordt de NANDA-taal die tot dan toe werd gebruikt óók in de Verenigde
Staten niet als mooi of vanzelfsprekend ervaren – er moest moeite worden gedaan om zich de nieuwe
taal eigen te maken.
        Dat de NANDA-taal niet fraai is, vond ik ook zelf opvallend bij een eerste confrontatie met de
vertalingen van de NANDA-diagnostiek. Voor leken hebben veel van de termen bovendien een
                                                                                           16
bevreemdend, bijna fiscaal/economisch tintje, door het veelvuldige gebruik van ‘tekort’ . In een kleine
steekproef onder 24 vrijwilligers heb ik in 2003 getoetst of ik hierin alleen was (zie bijlage A). Mijn
indruk werd daarin bevestigd.
        Vooral de term ‘zelfzorg’, een term die binnen de verpleegkundige theorie van Dorothea Orem
in Nederland in zwang is geraakt, valt niet altijd goed bij leken (potentiële patiënten!) Het concept
impliceert dat de verpleegkundige zorg wordt afgestemd op wat de patiënt zelf al of niet kan. De
verpleegkundige vult de patiënt aan daar waar deze ‘tekort schiet’ (een veel gebruikt verpleegkundig
werkwoord). Uit het volgende citaat blijkt dat ook een probleem met de opname van lucht als
zelfzorgtekort kan worden gekenmerkt:


        ‘Wanneer iemands (zelf)zorg voor de opname van lucht tekort schiet, heeft hij behoefte aan
        verpleegkundige hulp. Welke hulp dat is, hangt af van de vraag op welke punten het
        zelfzorgvermogen te kort schiet om in zijn behoefte aan opname van lucht te voorzien.’17


Het begrip zelfzorg(tekort) is ook onder verpleegkundigen niet altijd geliefd. Mogelijk heeft vooral de
oudere generatie, die vanuit een heel andere visie op zorg is opgeleid, iets tegen het begrip en de stijl
van verplegen die het impliceert. Een van de meest toonaangevende verpleegkundig docenten van na
de tweede wereldoorlog, Annie van Eindhoven, uit in een interview in TvZ,, Tijdschrift voor
Verpleegkundigen haar kritiek op het begrip ‘zelfzorg’ en de theorie van Orem. Het begrip zelfzorg zet
volgens Van Eindhoven verpleegkundigen op het verkeerde been omdat zij worden afgeleid van de
vraag welke zorgbehoefte iemand heeft:

        ‘Een verpleegkundige die tegen iemand, die na een operatie moet oefenen met lopen, zegt:
        "Ik blijf bij u tot u weer goed kunt lopen", geeft meer vertrouwen dan een collega die zegt: "U
        moet zelf leren lopen”. Bij de laatste zal bij veel patiënten de angst ontstaan dat, zodra hij een
        of twee stappen zelf kan zetten, de verpleegkundige is verdwenen. Een praktijk die helaas
        voorkomt en die, naar ik meen, deels zeker is ontstaan door de eenzijdige nadruk op dat
        ellendige beginsel van zelfzorg als doelstelling. Soms is die doelstelling toch ronduit een
        aanfluiting?' (Van Dam, 1994)




16
        Enkele voorbeelden van voor leken vreemde diagnoselabels: dreigend vochttekort, tekort in
        gezondheidsonderhoud, verminderd huishoudvermogen, kennistekort, voedingstekort,
        voedingsteveel en vooral zelfzorgtekort.
17
        Een citaat uit een studieboek op het gebied van de verpleegkunde, geciteerd door Kalis &
        Zwagerman 1994;146. Interessant in deze context is een ingezonden brief aan een vakblad
        voor verpleegkundigen. Een student aan de HBO-V stelt daarin dat de naam
        ‘verpleegkundige’ de professionalisering van het beroep zou stagneren. Een betere naam
        voor het beroep van verpleegkundige zou volgens hem ‘zelfzorg-ondersteunings-
        deskundige’ zijn (TvZ, nr 9, 1992; 308).
                                                    10
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


Kalis en Swagerman (1994) waarschuwen in hun kritische artikel over de Orem-taal en de Orem-
‘theorie' dat de manier waarop deze in de praktijk worden gebruikt kan leiden tot vervreemding van de
hulpvraag van de patiënt.



Discussies rond de verpleegkundige diagnostiek
De hooggespannen verwachtingen van de verpleegkundige diagnostiek uit de VS hebben in veel
gevallen tot teleurstellingen geleid. Mogelijk komt dit deels omdat men in Nederland hoopte dat met de
verpleegkundige diagnostiek een eenduidige vaktaal kon worden aangereikt. De NANDA-diagnostiek is
in ieder geval vaak omhelsd maar ook verguisd. Uit een vaak geciteerde
verplegingswetenschappelijke studie (Roelofs 1993) blijkt dat de formuleringen die van Nederlandse
bodem komen, meestal veel vollediger zijn dan diagnoses die uit de Amerikaanse literatuur afkomstig
zijn. Voldoende redenen om de Amerikaanse diagnoses niet zonder meer over te nemen maar kritisch
en naar Nederlandse maatstaven te beoordelen. Als tegenwicht voor het 'importeren' en formuleren
van verpleegkundige diagnoses vanuit de Amerikaanse literatuur, is men in Groningen begonnen met
het ontwikkelen van verpleegkundige diagnoses vanuit de Nederlandse verpleegkundige praktijk.18
Men wil daarbij blijven uitgaan van de materie die uit de VS wordt aangeboden om deze vervolgens
aan te passen aan de Nederlandse situatie, al dan niet met behulp van onderzoek uit de
(Nederlandse) praktijk.


Naast het Groningse streven om de NANDA-diagnostiek aan te passen aan de Nederlandse praktijk, is
                                                 19
er ook discussie over hoe de NANDA-diagnostiek        is geformuleerd. De discussies gaan onder andere
over de verschillende abstractieniveaus van de diagnoses, over de onnodig gekunstelde
formuleringen en het feit dat de labels zijn geformuleerd op basis van verschillende verpleegkundige
theorieën en modellen. Als oplossing wordt gezien de diagnoses vanuit de veel meer neutraal
geformuleerde ICIDH20 te formuleren. Voor een overzicht van de labels en de vertalingen in 1996 zie
bijlage B.




1.3.4           Vertaalslag

Uit het bovenstaande blijkt dat de discussie rond de verpleegkundige diagnostiek zowel de
naamgeving als de begrippen betreft. De nieuwe termen komen bovendien door middel van een
letterlijke en figuurlijke vertaalslag Nederland binnen. Het gevolg is een complexe situatie waarin
zowel de nieuwe concepten als de idiomen die ernaar verwijzen, niet helder lijken te zijn. De vertaling
van de nieuwe begrippen - een metatalige taak bij uitstek! - wordt, zoals gezegd, niet centraal


18
        Tijdschrift Methodiekontwikkeling Verpleegkunde en mondelinge informatie HBO-V.
19
        Met name in: Ten Napel 1995, Van der Bruggen en Hirs 1993, Schouwstra 1994, Ten
        Holte 1993, Leih & Salentijn 1991 en Van de Pasch 1995a en 1995b.
20
        Een classificatie van de WHO, inmiddels vervangen door de Internationale Classificatie van
        het menselijk Functioneren (ICF: International Classification of Functioning, Disability and
        Health)
                                                      11
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


aangepakt maar wordt aan de willekeurige vertalers (professioneel en niet professioneel) overgelaten.
Hoewel, zoals hierboven beschreven, de behoefte bestaat om de diagnoses vanuit de Nederlandse
praktijk te ontwikkelen, worden de NANDA-diagnoses regelmatig redelijk brontekstgetrouw vertaald.


Het is interessant om deze situatie nader te bekijken. Daar waar de begrippen waar de diagnoses
naar verwijzen in het Nederlandse verpleegkundige discours bekend zijn, is er immers geen reden om
ze niet doeltekstgericht te vertalen; zeker wanneer er een behoefte bestaat om de diagnostiek vanuit
de Nederlandse situatie vorm te geven. Een voorbeeld staat in figuur 1.2. Self-care deficit kan prima
worden vertaald met het veel gebruikte verpleegkundige begrip ‘ADL-afhankelijkheid’21. De meeste
vertalingen van de labels blijven echter redelijk trouw aan de brontekst (zie bijlage B) en het is
frappant dat in het bovenstaande voorbeeld ADL-afhankelijkheid schijnbaar niet als mogelijke vertaling
wordt gezien, maar eerder als een pleidooi voor herformulering van het diagnoselabel (Leih &
Salentijn 1991/1992).


Figuur 1.2 - Vertaling van Self-Care Deficit: Bathing/Hygiene


Voorbeeld van enkele
aangetroffen vertalingen
van een NANDA-label:                                                    1. Zelfstandigheidstekort (in
                                                                           wassen)

                                                                        2. Zelfzorgtekort (in wassen)

                                                                        3. ADL-afhankelijkheid
                                                                           (m.b.t. wassen)
        Self-Care Deficit
                                                                        4. Afhankelijkheid bij
        (Bathing/Hygiene)                                                  lichaamsverzorging (m.b.t.
                                                                           wassen)

                                                                        5. Gebrekkige zelfverzorging
                                                                           (m.b.t. wassen)




Hoe zou een vertaler bij de eerste vertaling van de NANDA-diagnoses te werk kunnen gaan? Waarop
baseert hij zijn vertaalkeuzes? Na bestudering van de verschillende vertalingen en de discussies over
de verpleegkundige diagnostiek en vaktaal in de jaren negentig, heb ik een aantal mogelijke factoren
op een rij gezet. Om de operationalisering van het onderzoek te dienen, zal ik ze behandelen in
combinatie met informatie over de vertalingen die ik in 1996 heb gevonden en die in de enquête zijn
voorgelegd aan verpleegkundigen. Enkele van de genoemde factoren houden bovendien verband met
de mogelijke redenen achter het oordeel, die eveneens in de enquête worden bevraagd. Ik kom hier in
hoofdstuk 2 bij de operationalisering op terug.


21
        ADL duidt op ‘algemeen dagelijkse levensverrichtingen’.
                                                    12
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal



Werkvertalingen
Aangezien er in de beroepsgroep over het onderwerp verpleegkundige diagnostiek veel discussie
bestaat, zijn de eerste officiële vertalingen van de diagnoses per definitie als werkvertaling op te
vatten. Voor vrijwel alle formuleringen in de enquête geldt dat het werkvertalingen zijn. Aan de ene
kant zijn dat letterlijke vertalingen (van één of enkele diagnoses), zonder vermelding van de brontekst,
die worden gebruikt als alternatief voor de Amerikaanse term. Ze zijn bedoeld voor een beperkte
lezersgroep, bijvoorbeeld omdat de lezers moeite kunnen hebben met het Engels. Sommige meer
’overt werkvertalingen’ zijn duidelijk bedoeld om een discussie in de Nederlandse context te
vergemakkelijken. Vaak gaan deze werkvertalingen wél gepaard met de vermelding van de
Amerikaanse labels (bijvoorbeeld in een scriptie). Een ander type is een werkvertaling als serieuze
poging tot terminologievorming, vaak met neologismen (bijvoorbeeld wanneer het Amerikaanse begrip
in het Nederlands een 'conceptual gap’ is) en met vermelding van een skopos. De professionele
Gordon-vertaling van Wim Seunke uit 1995 waarbij de hele verzameling NANDA-diagnoses is vertaald,
is zo’n vertaling.
        De vertaling ‘ADL-afhankelijkheid’ (zie figuur 1.2.) van Evers is wellicht de enige vertaling die
niet als werkvertaling is te betitelen: het is een formulering die is gebaseerd op een uitgebreide
inhoudelijke discussie in het kader van een proefschrift. De betreffende stelling luidde: ‘De
verpleegkundige diagnose "zelfzorgtekort" van de NANDA behoort (...) vervangen te worden door het
diagnostisch label "ADL-afhankelijkheid".' (Leih en Salentijn, 1991/1992,1) Uit de informatie blijkt
helaas niet of het voorstel alleen de formulering betreft of gelijktijdig een (inhoudelijke) aanpassing van
de gehele diagnose.


Context - onderlinge systematiek
Ieder diagnoselabel maakt deel uit van een classificatie van meerdere diagnoselabels. De labels
hebben een zekere onderlinge systematiek waarbij zogenaamde ‘qualifiers’ 22 (bepalende woorden)
de diagnoses specificeren. Dat een vertaling deel uitmaakt van een hele classificatie van diagnoses,
beperkt de vertaalmogelijkheden aanzienlijk en voegt een extra uitdaging toe. Hoewel de 'qualifiers'
(bijvoorbeeld impaired) van NANDA zijn bedoeld om de eenduidigheid te bevorderen en de diagnose te
                                23
differentiëren of te specificeren , kunnen ze niet altijd zo gemakkelijk naar het Nederlands worden
vertaald. Het is een kwestie van afwegen of de qualifiers consequent (en equivalent) kunnen worden
vertaald of dat naar alternatieven moet worden gezocht. Het is ook voor te stellen dat de NANDA-
systematiek van qualifiers – die ook maar een voorlopige status heeft - wordt losgelaten en dat naar
een nieuwe samenhangende systematiek in de doeltekst wordt gezocht.
        Impaired (zoals in impaired physical mobility is vertaald met ‘belemmerde’, ‘beperkte’,
‘verstoorde’, ‘verminderde’. Standaard zou impairment met ‘stoornis’ worden vertaald en impaired zou
dan het meest overeenkomen met ‘verstoorde’.


22
        Adjectieve specificaties, zoals impaired, altered, ineffective, dysfunctional. Zie ook
        paragraaf 2.1.2.
23
        Vooral met betrekking tot de ernst, duur, aard of het stadium van het probleem (zie ook
        selectiecriterium 2 in de bijlage).
                                                    13
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


          Impaired physical mobility is in de Gordon-vertaling van Seunke ‘mobiliteitstekort’ geworden,
ongetwijfeld een resultaat van het zorgvuldig wikken en wegen (volgens het voorwoord in Gordon
1995a).


Labels die in een publicatie los van deze algehele context (buiten het corpus van ongeveer 110
diagnoses) worden vertaald, kunnen er anders uitzien dan als ze met inachtneming van de gehele
context zouden zijn vertaald. Ook de vakinhoudelijke context van de betreffende diagnose zal
uiteraard invloed hebben op het woordgebruik in de doeltekst.


Cultuurverschillen – doeltekstgericht vertalen
Er zijn een aantal cultuurverschillen tussen Nederland en de VS, bijvoorbeeld met betrekking tot het
aandachtsgebied, de werkwijze van verpleegkundigen en de benadering van patiënten door
verpleegkundigen. Het beroep van verpleegkundige wordt in de VS mogelijk hoger gewaardeerd,
velen hebben een (Amerikaanse) universitaire graad en zijn meer medisch onderlegd. De handelingen
die verpleegkundigen mogen verrichten (voorbehouden handelingen) zijn hierdoor verschillend.
Verder hebben verpleegkundigen in de VS meer dan hun collega's in Nederland een
(psycho)therapeutische inslag bij verschillende interventies op het gebied van de psychiatrie en doen
                             24
zij meer aan voorlichting.        Vakinhoudelijk zijn er dan ook nog verschillen, bijvoorbeeld met betrekking
tot de aanpak van bepaalde aandoeningen (zoals van anorexia nervosa).
De algemene taal van het Engels bevat veel meer medische termen dan het Nederlands (NL:
staar/Eng: cataract) en ook in Amerikaanse boeken op het gebied van verpleegkunde lijkt de
medische vaktaligheid hoger te zijn dan die in Nederlandse boeken. Nederlandse vertalingen zouden,
als geen rekening wordt gehouden met deze verschillen, veel meer vaktalig en afstandelijk kunnen
uitvallen.
          In de Gordon-vertaling is uiteraard rekening gehouden met cultuurverschillen. Daarom is zo
veel mogelijk aansluiting gezocht bij de Nederlandse gangbare begrippen (voorwoord 1995a).
Daarnaast was één van de uitgangspunten 'begrijpelijkheid en eenvoud'. De voorkeur ging naar
woorden van een Nederlandse afkomst (in plaats van jargon van Griekse of Latijnse afkomst).


Verpleegkundige visie
Een andere mogelijke invloed op de vertaling (en ook op de formulering van de brontekst) is de
verpleegkundige visie of theorie die wordt aangehangen. Eén van de bronnen van de vertaalde
diagnoselabels die in de enquête zijn gebruikt, is geheel vanuit de verpleegtheorie van Dorothea Orem
geschreven (Van der Peet 1993, zie ook zijn artikel in TvZ 1994). Zo zijn ook formuleringen vanuit
andere theorieën mogelijk. De theoretische lading die in de brontekst aanwezig is (of lijkt aanwezig te
zijn), kan ook door de vertaler worden verwijderd (selfcare deficit -> ADL-afhankelijkheid)
          In de vertaling van Wim Seunke is de Orem-terminologie (deficit ->‘tekort’) regelmatig
gehandhaafd en soms zelfs versterkt. (mobiliteitstekort als vertaling van impaired physical mobility of
‘voedingstekort’ als begrijpelijk korter geformuleerde vertaling van nutrition, altered: less than body

24
          Dit bleek na vakinhoudelijk overleg bij mijn vertaling van Townsend 1998.
                                                        14
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


requirements) Of deze keuze voortkomt uit het idee dat de labels vanuit de in Nederland veel
toegepaste visie van Orem moeten worden vertaald of uit de wens om beknopt te blijven, is niet met
zekerheid te zeggen. In het voorwoord van Proces en Toepassing staat het volgende:


        ‘Dankzij de populariteit van Orems zelfzorgtekortheorie is de term zelfzorg voorgoed
        ingeburgerd in verpleegkundig Nederland en staat hij zelfs op het punt ingelijfd te worden bij
        de dagelijkse spreektaal.’

Persoonlijk betwijfel ik zeer of deze Orem-term zal worden ingelijfd in het algemene taalgebruik. De
term zelfzorg wordt in de algemene taal naar mijn mening (en na enig onderzoek op internet en de
steekproef in bijlage A) voornamelijk opgevat als: ‘wat mensen zelf kunnen doen bij klachten voordat
ze naar de dokter gaan’. De betekenis van de verpleegkundige term gaat toch een heel stuk verder.
Zorgtekort is overigens wel een veel gevonden term in kranten, maar dan in de context van de
gevolgen van een bepaald beleid (gebrek aan thuiszorg, de situatie in verpleeghuizen enzovoort).
Zelfzorgtekort heb ik vooralsnog alleen in een verpleegkundige context aangetroffen.
        Volgens Seunke heeft het begrip self care in de NANDA-diagnoses een veel engere betekenis
dan bij Orem. Daarom is self care in de lopende teksten in het boek vertaald met persoonlijke zorg en is
voor het diagnoselabel self care deficit de keus gevallen op zelfstandigheidstekort.


Interpretatie verpleegkundige diagnose in verpleegkundig proces
Volgens het Vooronderzoek eenduidig begrippenkader (1993) is het vaak niet duidelijk welke plaats
een verpleegkundige diagnose inneemt in het verpleegkundig proces25 (zie paragraaf 1.3.5). Dit wordt
ook wel de 'contextuele definitie’ van de verpleegkundige diagnose genoemd. Het is een ingewikkelde
en verplegingswetenschappelijk inhoudelijke kwestie maar duidelijk is wel dat het nogal verschilt of je
een diagnoselabel ziet als de beschrijving van een ‘probleem’ (ofwel van de patiënt ofwel van de
verpleegkundige), als een 'situatie' of als een 'reactie' van de patiënt. Dit onderscheid houdt, zoals
                                                                                           26
gezegd, verband met de manier van werken op de afdeling: taakgericht of patiëntgericht          (Bobbink
1986) en heeft ongetwijfeld invloed op het discours en de manier waarop een label kan worden
geformuleerd of vertaald.


Professionalisering
De verpleegkunde is een professionaliserend vakgebied. Hierbij hoort ook het streven naar
standaardisering en een eigen vaktaal (zie ook hoofdstuk 1). Dat een formulering vooral
‘verpleegkundig en professioneel’ moet klinken - dit is daarom wellicht een overweging voor mensen
die de labels als verpleegkundige (of als HBO-V docent of verplegingswetenschapper) vertalen of er

25
        Het verpleegkundig proces bestaat uit de volgende stappen: (1. het verzamelen van
        gegevens, 2. het vaststellen van het probleem, 3. het stellen van doelen, 4. het uitvoeren
        van verpleegkundige acties en 5. het evalueren). De eerste twee fasen van het
        verpleegkundig proces (verzamelen van gegevens en vaststellen van de problemen)
        kunnen door middel van de verpleegkundige diagnostiek worden geïntegreerd.
26
        Een taakgericht verpleegsysteem kent meer hiërarchie, een patiëntgericht verpleegsysteem
        wat minder: er is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid, werken als 'team'. Deze
        informatie is ook voor de enquête van belang.
                                                    15
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


op een wetenschappelijk terrein over discussiëren. Juist de mensen die de professionalisering een
warm hart toedragen, zijn actief betrokken bij de verpleegkundige diagnostiek en het probleem van de
meerduidige vaktaal. Misschien neigt men hierdoor meer naar een brontekstgetrouwe vertaling. De
status die de brontekst voor de vertaler heeft, zal in ieder geval van invloed zijn op de mate van
equivalentie die hij in de vertaling wenst te zien. De verpleegkundige diagnostiek zal in de verre
toekomst deel gaan uitmaken van een internationale classificatie, wellicht vergelijkbaar met de ICD-10
van medische aandoeningen en de DSM-IV in de psychiatrie. Vooruitlopend hierop, zou de vertaler
een voorkeur kunnen hebben voor een meer equivalente vertaling.
        Aan de andere kant is het net zo goed mogelijk dat men juist neologismen wenst te gebruiken
om het vernieuwende van de verpleegkundige diagnostiek en de ‘verpleegkundigheid’ van de
formulering te beklemtonen, in tegenstelling tot een medische formulering of een formulering die
overeenkomt met de algemene taal. Ook Sauer (1993) noemt in dit verband een toename van
abstractie en nominalisering.
        In het voorwoord van de Gordon-vertaling (1995a), waaruit veel informatie over de skopos van
de vertaling is te halen, staat dat weliswaar vele mensen aan de NANDA-formuleringen hebben gewerkt
maar dat zij ‘niet representatief zijn voor de beroepsgroep in haar geheel’ Daarom moet de vertaling van
de labels in het boek als een voorlopige werkvertaling worden gezien. Equivalentie was bij de vertaling
van de labels voor Seunke geen belangrijke eis. Dat de labels inhoudelijk overeenkwamen met de
bijbehorende definities was van veel groter belang.


Relatie met de algemene taal – mondeling taalgebruik
Professionaliseren en standaardiseren is één ding, maar verpleegkundigen werken in nauw contact met
hun patiënten en cliënten. De wens om de verpleegkundige vaktaal vooral zo helder en duidelijk mogelijk
te houden kan daarom van invloed zijn op een vertaling. Naast de vakexterne communicatie (met de
patiënt) is de transdisciplinaire communicatie voor verpleegkundigen essentieel: door hun middenpositie
tussen patiënt en vele disciplines in heeft de verpleegkundige bij uitstek een communicatieve rol. Alleen
al daarom is het verklaarbaar dat de verpleegkundige vaktaal zo dicht bij de algemene taal is gebleven.
In verband hiermee kun je stellen dat een vakterm voor verpleegkundigen ook mondeling moet zijn te
verhapstukken. Dit valt van labels als ‘Nutrition, Altered: High Risk for More than Body Requirements’
te betwijfelen. Aanduidingen van verpleegkundige diagnoses dienen niet alleen als ‘kopje’ in een
verslag of dossier maar ook in zinsverband te kunnen worden gebruikt. Dit impliceert een zekere
graad van ‘uitspreekbaarheid’ en ‘verbale combineerbaarheid’: de termen moeten liefst in combinatie
met meerdere (werk)woorden te gebruiken zijn.
        In de Seunke-vertaling werd vanwege de communicatie met de patiënt belang gehecht aan
begrijpelijkheid en eenvoud van de vertaling, met hier en daar ‘potjeslatijn’ wanneer dit onvermijdelijk
was.


Signaalfunctie
Een label is een ‘naam’ die staat voor een uitgebreid concept: een definitie, bepalende kenmerken en
oorzakelijke of samenhangende factoren. De naam is een compacte aanduiding die als signaal


                                                      16
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


fungeert voor de hele diagnose. Vanwege deze signaalfunctie dient het woord of de woordgroep die
het label aanduidt liefst kort en krachtig te zijn en dan is een nominalisering te verwachten. Dit komt
overeen met de eis van 'beknoptheid' die in de verantwoording bij de vertaling van Gordon 1995a
wordt genoemd. De duidelijkheidsbehoefte kan aan de andere kant ook weer resulteren in het afstand
nemen van de 'algemene taal', omdat het, in een gesprekssituatie bijvoorbeeld, anders niet duidelijk is
of er over een diagnoselabel wordt gesproken. Een voorbeeld: het idioom ‘lage zelfwaardering’ is ook
in de algemene taal te vinden. De alternatieve formulering 'geringe zelfachting' klinkt wellicht wat
archaïsch maar daarmee bestaat meer kans dat het idioom als ‘naam’, als diagnoselabel, wordt
herkend.
        Ook in de brontaal stelt de functie van het begrip (‘het is een diagnose’) eigen eisen aan de
formulering. Er is onderscheid nodig tussen een verpleegkundige constatering en een diagnose. Dit
verklaart mogelijk de soms nogal gekunstelde formuleringen in de NANDA-brontekst (figuur 1.1 en
                                                                                          27
bijlage B). Er zijn wellicht neologismen nodig om aan te duiden dat het diagnoses zijn.
        In het voorwoord van de Gordon-vertaling wordt niet over neologismen gerept (maar ze
worden wel gebruikt). Seunkes eisen van beknoptheid en specifiekheid spelen in deze context een rol.
De breedsprakigheid van NANDA wordt gecorrigeerd en de wat vage qualifiers ‘altered’ en ‘alteration’
worden meer specifiek gemaakt door een vertaling met ‘tekort’, ‘verstoring’ of ‘stoornis’.


Voorzichtig vertalen
Het vertalen van de verpleegkundige diagnostiek lijkt iets weg te hebben van het springen van een
rijdende trein (de Amerikaanse verpleegkunde in ontwikkeling) op een rijdende vrachtwagen (de
Nederlandse verpleegkunde in ontwikkeling) die niet noodzakelijk naar dezelfde bestemming
onderweg zijn. Deze vergelijking is uiteraard chargerend en beperkt en is geen geschikte metafoor
voor wat het vertalen inhoudt, maar de vraag of de Amerikaanse diagnoses van toepassing zijn
binnen de doelcultuur is natuurlijk wel legitiem. Ook de vraag of er niet ongewild Amerikaanse
concepten of invalshoeken worden mee vertaald naar de doeltaal. Standaardisatie is een belangrijk
streven - ook internationaal - maar 'gezondheidsproblemen' zullen wellicht eerder intercultureel
vergelijkbaar zijn dan 'reacties' daarop. En dan spreken we nog niet over hoe men hierop per
doelcultuur verpleegkundig kan reageren. De internationale standaardisatie van verpleegkundige
concepten is in grote mate een filosofisch en verplegingswetenschappelijk probleem maar heeft ook
bijzonder veel met (ver)talen te maken. Daarom zal een vertaler voorzichtig te werk moeten gaan. Er
is bij zo’n ‘stunt’ toch wel enige verantwoordelijkheid vereist, aangezien een vertaling van de gehele
diagnostiek in boekvorm, door de dicterende werking van de publicatie, veel invloed heeft op de
gebezigde formuleringen in de vaktaal en daarmee misschien zelfs een beetje voor de richting van die
vrachtwagen… (De vertaler van Gordon 1995a was zich daar overigens van bewust.) De overt
werkvertalingen die in het kader van een verpleegkundige discussie zijn geformuleerd, gingen hieraan
begrijpelijk voorbij - voor zover ik dat kan beoordelen.

27
        Voor de vertaling van non-compliance geven de meeste bronnen overigens een niet-
        letterlijke vertaling: de verpleegkundige term ‘therapieontrouw’ (zie bijlage B). Non-
        compliance en therapieontrouw zijn echter beide bekende begrippen in de verpleegkundige
        vaktaal en zijn ontelbare malen over en weer vertaald.
                                                    17
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal



Namen en begrippen – naam geven
De vertaling van verpleegkundige diagnoses in een situatie waarin de bruikbaarheid van de
Amerikaanse diagnostiek voor de Nederlandse situatie ter discussie staat, vraagt in eerste instantie
om werkvertalingen. Zoals hierboven is gebleken, is dat in Nederland ook zo gebeurd. In deze scriptie
gaat de aandacht vooral uit naar de labels van de diagnoses. Een label is op te vatten als de naam
waarmee een diagnose wordt aangeduid en vervult een focusfunctie voor het begrip. Vertalers die de
Amerikaanse labels naar de Nederlandse doeltaalcontext vertalen – rekeninghoudend met het
Nederlandse verpleegkundige discours en de inhoudelijke discussies over de betekenissen - geven
daarmee ‘naam’ aan de diagnose in het Nederlands. Zij moeten dit doen omdat de situatie om
onmiddellijke benoeming vraagt en omdat diagnoses nu eenmaal een naam (label) dragen. In mijn
optiek is de speech-act benoemen van Geert Koefoed (1993) daarom van toepassing op het vertalen
                                                                                             28
van de labels (maar Koefoed behandelt benoemen begrijpelijk niet in relatie tot vertalen).


Vaktalen kennen doorgaans vaste termen die naar vastomlijnde expliciet gedefinieerde begrippen
verwijzen. De instrumentele eis die de verpleegkundige vaktaal van de diagnostiek aan zijn termen en
begrippen stelt, heeft het effect dat betekenis geven en naam geven door elkaar heen gaan lopen. Er
moet immers al over de begrippen worden gesproken of geschreven, voordat ze goed en wel zijn
geaccepteerd of in (Nederlandse) terminologie zijn gelexicaliseerd. De acceptatie van het begrip en de
acceptatie van de term gaan niet gelijk op.29 De begrippen hebben nog geen ‘Gestalt’. Het metatalige
proces van benoemen (zowel het naam geven aan een begrip als betekenis geven aan een naam)30
is in de ontwikkeling van de Nederlandse verpleegkundige diagnostiek van de jaren negentig in volle
gang. In deze situatie wordt een eenduidige verpleegkundige terminologie node gemist. Veel mensen
vragen zich zelfs af of er überhaupt wel een verpleegkundige vaktaal bestaat. In de volgende
paragraaf zal ik daarom, tot slot van dit hoofdstuk, kort ingaan op het ontbrekende EBK (eenduidig
begrippenkader) en een heuristische vaktaaldefinitie behandelen, waarin betekenisdynamiek een
plaats heeft.




28
        Helaas reikt het te ver om de relatie tussen namen en begrippen en de relatie van vertalen
        met benoemen in deze scriptie te onderzoeken, vooral in verband met het begrip faculté du
        langage, van De Saussure, een metatalig vermogen ‘dat ons (onder andere) in staat stelt
        tekens te constitueren, relaties tussen tekens te leggen en zo systemen van relaties te
        construeren’ (Koefoed 1993; 88). Geert Koefoed werpt door zijn studie naar
        betekenisdynamiek veel licht op de diverse bestaanswijzen van taal (de taal van het
        individu, van de gemeenschap en het taalsysteem), op discours, op taal als cultuurproduct
        en op het tekenanalyserend en tekenconstituerend vermogen. Dit zijn stuk voor stuk
        onderwerpen die het vertalen als metatalige en culturele act direct aangaan.
29
        Het is in deze context tekenend dat de namen van verpleegkundige diagnoses zowel in de
        oorspronkelijke taal als in vertalingen bij wijze van spreken tussen aanhalingstekens
        worden uitgesproken (mondelinge informatie van verplegingswetenschapper Gabriel
        Roodbol).
30
        Koefoed 1993.
                                                  18
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


1.3.5            Van spraakverwarring naar standaardisering

Er zijn veel argumenten waarom verpleegkundigen dezelfde taal zouden moeten spreken, dat wil
zeggen: hun vaktaal zouden moeten standaardiseren. Ten Holte (1993;10) noemt er enkele:
     •   een eenduidig begrippenkader maakt het zogenoemde 'methodisch werken' (een
         verpleegkundig begrip) mogelijk en het gebruik van protocollen en standaardverpleegplannen;
     •   bij de overdracht van patiënten van de ene instelling naar een andere is eenduidigheid ronduit
         noodzakelijk;
     •   wetenschappelijk onderzoek (vooral beleidsondersteunend sociaal-wetenschappelijk) heeft
         baat bij een EBK;.
     •   veel registratiesystemen binnen instellingen zijn afhankelijk van zorginhoudelijke informatie
         onder andere voor budgettering;
     •   het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) moet zicht kunnen houden op de gang van
         zaken binnen de gezondheidszorg en ook zorgverzekeraars willen weten welke verleende
         zorg zij financieren. Het ‘verpleegkundige product’ moet worden omschreven.


Het taalgebruik van verpleegkundigen blijkt in de jaren negentig zeer meerduidig te zijn, althans dat is
de constatering van het Vooronderzoek eenduidig verpleegkundig begrippenkader (van der Bruggen,
1993). ‘Diagnose’ is op zichzelf een bekend begrip in de algemene taal, maar volgens het
Vooronderzoek bestaat er binnen de verpleegkundige beroepsgroep onduidelijkheid over het begrip
verpleegkundige diagnose. Het is vaak niet duidelijk welke plaats een verpleegkundige diagnose
                                                                           31
inneemt in het verpleegkundig proces (de verpleegkundige werkwijze).            Een diagnoselabel (de
‘naam’ van een diagnose) kan bovendien op drie verschillende manieren worden gezien: als de
beschrijving van een ‘probleem’, als een ‘situatie’, of als ‘reactie’ van de patiënt.


De doelstelling van het vooronderzoek was: “een op onderzoek gebaseerd advies uit te brengen met
betrekking tot de wenselijkheid en de haalbaarheid van een eenduidig verpleegkundig
begrippenkader, met name betreffende de ‘verpleegkundige diagnose’, alsook met betrekking tot
indelingscriteria, of ordeningsprincipe's, of classificaties, en aanbevelingen te doen aangaande
realisering daarvan.” (Van der Bruggen & Hirs, 1993)
Enkele van de (voorlopige) constateringen in 1993:


             "De gegevens en gegevenssoorten die worden gebruikt in de praktische verpleegkundige
             zorgverlening zijn volstrekt heterogeen." (…)
             "De verpleegkundige gegevens weerspiegelen vaak het medische model:
             verpleegkundige observaties en rapportage blijven georiënteerd op ziektebeelden. Zelfs
             waar in beginsel wordt gekozen voor een bestaande verpleegkundige theorie, blijkt de
             praktische toepassing ervan toch vaak medisch of medisch-technisch."




31
         Dit wordt ook wel de contextuele definitie van de verpleegkundige diagnose genoemd.
                                                     19
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


Hoewel het Vooronderzoek als zeer gerenommeerd en betrouwbaar te boek staat, zijn er toch enkele
kanttekeningen of vraagtekens te plaatsen. Voor zover ik dit heb kunnen vaststellen is er geen
taalkundige tekstanalyse toegepast en zijn er geen taalkundigen bij het onderzoek betrokken geweest.
Er werd meteen toegespitst op gegevens(soorten) en er lijkt (voor zover ik dat kan bepalen) geen
rekening te zijn gehouden met bijvoorbeeld de functie of doelgroep van de onderzochte teksten en
                                                                                           32
ook niet met de werkmethode binnen de instellingen waar de teksten uit afkomstig waren.         Kortom:
taalexterne factoren die wel taalbepalend zijn, zijn wellicht buiten beschouwing gelaten. De visie waar
vanuit iemand werkt en ook de organisatie van de afdeling hebben immers invloed op hoe iemand iets
onder woorden brengt. In het vooronderzoek is schijnbaar onwillekeurig gebruik gemaakt van diverse
tekstsoorten (formulieren, boeken, scripties, standaardverpleegplannen, dossiers en rapportages) die
zijn geschreven binnen diverse contexten en met verschillende tekstfuncties. Hierbij moet worden
opgemerkt dat de tekstanalyse slechts één onderdeel vormde van het gehele Vooronderzoek.


Taalgebruik, ook in geschreven teksten, is gesitueerd in een setting en een context. Daarbij horen
tekstuele factoren, maar zeker ook zaken zoals de doelgroep (beoogde lezers) van de tekst, de
functie of de status van de schrijver van de tekst ten opzichte van de lezers, de functie van de tekst en
de werkcultuur (en theoretische visie) van de instelling om maar enkele mogelijke punten te noemen.
Dit zijn factoren waarmee binnen de (socio)linguïstiek, pragmatiek en vertaalwetenschap rekening
wordt gehouden. Als in een rapportage een verpleegkundige diagnose wordt beschreven dan kun je
daar bijvoorbeeld vanuit de patiënt of vanuit de verpleegkundige naar kijken. Als het op een afdeling
de gewoonte is om in een rapportage vanuit de patiënt te schrijven (patiëntgericht werken, organisatie
maar ook cultuur van de afdeling), dan zal een verpleegkundige diagnose misschien eerder als een
'probleem van de patiënt' worden geformuleerd. Dat wil niet zeggen dat diezelfde verpleegkundigen
dat binnen een andere setting precies zo zouden beschrijven. Taal(gebruik) is dus setting- en
contextgevoelig en onderhevig aan nog heel veel meer dan dat.


In het Vooronderzoek worden verpleegkundige teksten (taalproducten) geanalyseerd. In mijn enquête
pas ik een omgekeerde onderzoeksstrategie toe en zullen de formuleringen van (veelal)
verplegingswetenschappers door verpleegkundigen worden beoordeeld. Als de verpleegkundige
vaktaal inderdaad zo meerduidig is, valt te betwijfelden of zij een min of meer eensluidend oordeel
zullen vellen, zelfs nadat rekening is gehouden met de taalexterne factoren. Ik vraag
verpleegkundigen in de enquête om een taaloordeel en ik vraag hun te reflecteren op dat oordeel.
Sommige verplegingswetenschappers vonden dat te veel gevraagd. Ik ga er echter van uit dat
verpleegkundigen heel goed weten wat wel en wat niet ‘goed klinkt’ binnen hun vaktaal. Ik
veronderstel dus dat zij daar een gevoel voor hebben. Zij zijn immers vaktalig gesocialiseerd en 'ge-


32
        Bij taakgerichte afdelingen draait de organisatie rond de taken die op een afdeling moeten
        worden verricht. Bij patiëntgerichte afdelingen wordt de zorg voor een patiënt liefst steeds
        aan dezelfde verpleegkundigen toevertrouwd. Bobbink, A.F. Werkvelden in de
        verpleegkunde. Utrecht/Antwerpen: Bohn Scheltema en Holkema, 1986. Een taakgericht
        verpleegsysteem kent meer hiërarchie, een patiëntgericht verpleegsysteem wat minder: er
        is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid, werken als 'team'. Deze informatie is ook
        voor de enquête van belang.
                                                   20
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


encultureerd' in het verpleegkundige vakgebied en maken deel uit van de verpleegkundige
vaktaalgemeenschap in het algemeen en van de taalgemeenschap33. van de afdeling waar zij werken
in het bijzonder. Binnen taalgemeenschappen spelen zich natuurlijke taalprocessen,
taalgemeenschapstichtende processen af, zoals Koefoed beschrijft in Benoemen. Mensen die met
                                                                                               34
elkaar werken en communiceren, willen elkaar verstaan; dat is als het ware een Griceaans
gegeven. Koefoed schrijft “(…)dat begrippen die in het discours van een taalgemeenschap een
bepaalde relevantie verwerven, om een naam vragen (en deze dan ook meestal snel krijgen, vaak
doordat een van de omschrijvingen geconventionaliseerd wordt)” (Koefoed 1993, 14).
        Wellicht ontbreekt de eenduidigheid in de verpleegkundige vaktaal doordat er zo veel
taalgemeenschappen bestaan. Bovendien zijn er - voor zover ik dat kan nagaan - geen inspanningen
geweest om tot een zekere standaardisatie te komen.




1.3.6             Visies op (vak)taal

Vaktalen zijn ontstaan rond een bepaald onderwerp waarover wordt gecommuniceerd door mensen
die als groep met elkaar in verband worden gebracht doordat ze - in verschillende mate - kennis
hebben over het onderwerp of over het vakgebied. In die zin is het Engelse begrip LSP (Language for
Special Purposes) wellicht een meer geslaagde aanduiding dan de term vaktaal. Deze benaming
heeft het voordeel dat het begrip ‘vak’ vermeden wordt. Het is niet altijd duidelijk of er sprake is van
een vakgebied (loodgieterij, telecommunicatie, medicijnen) of van een speciaalonderwerpgebied
(schaken, de taal in krantenadvertenties, ballroomdancing). Door de positie die verpleegkundigen
innemen - tussen patiënten en alle (para)medische disciplines in – hebben zij als geen ander te
maken met vakinterne, vakexterne en transdisciplinaire communicatie. De vaktaaldefinitie van Sauer
(1993) houdt rekening met al deze vormen van communicatie en leent zich daarom goed voor dit
onderzoek.
        Ook Sauer gaat uit van een dynamische visie op taal en vaktaal. Een argument waarom
vaktalen niet als statisch gedefinieerd kunnen worden, is volgens Sauer de inbedding van vaktalen in
de algemene taal. In de syllabus Vaktaal en Communicatie (1993) wordt de complexe relatie tussen
algemene taal en vaktalen uiteengezet. Sauer behandelt daarbij vooral de tekstuele, communicatieve
en pragmatische aspecten van vaktaal, vanuit een linguïstisch en taalhandelingstheoretisch
perspectief.


33
        Wat precies een taalgemeenschap is, is over het algemeen moeilijk te definiëren en is al
        lange tijd onderwerp van discussie. Anders dan vaak wordt gedacht wordt een
        taalgemeenschap niet gedefinieerd door sociaal-economische groepen of andere (sociaal
        wetenschappelijke) classificeringen maar door taalgebruik. Een van de doorslaggevende
        criteria is het delen van bepaalde communicatieve regels (bijvoorbeeld de westerse ‘no
        gap, no overlap’-regel33 in de verbale communicatie (Fasold 1990;40).) Op die basis
        kunnen mensen in verschillende elkaar overlappende taalgemeenschappen worden
        ingedeeld, bijvoorbeeld: een gezin, een groep vrienden, collega’s, een hele beroepsgroep of
        alle mensen die Nederlands spreken en in Nederland wonen.

34
        Met name het coöperatieve principe van Grice.
                                                    21
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal



Bij het vaktaalonderzoek gaat het erom dat institutionele communicatie wordt bekeken in termen van
‘beroepsmatig gedifferentieerd (talig) handelen’ (ibid. 1993:16). Deze manier van kijken houdt volledig
rekening met de sociale situatie van de vaktalige communicatie. Sauer komt tot de volgende
(heuristische) definitie:


        ‘Onder vaktaal verstaat men een complex gestructureerde aaneenrijging van verbale
        elementen (*) die voortkomen uit de algemene taal, maar qua selectie, frequentie en gebruik
        van haar verschillen (gespecificeerde afleiding). Een vaktaal manifesteert zich steeds in een
        combinatie van talige handelingen die óf geordend zijn in de vorm van teksten, die zowel
        mondeling als ook schriftelijk kunnen zijn, óf in de vorm van communicatieve interacties. Deze
        schriftelijke en mondelinge verbale activiteiten maken deel uit van institutionele
        communicatieve processen die als vakinterne, vakexterne en transdisciplinaire communicatie
        kunnen worden onderscheiden. De feitelijke realisatie van deze communicatievormen wordt
        tot op zekere hoogte beïnvloed door sociale factoren die een systematisch karakter hebben.
        Deze beïnvloeding van het vaktaalgebruik vindt plaats door de maatschappelijke functie van
        de institutie, door onderlinge samenwerking van verschillende instituties, door opleiding van
        vakkundigen (tertiaire socialisatie), door informatie- en communicatiestramienen binnen een
        institutie, door de noodzaak van rechtszekerheid en controle van institutionele handelingen,
        door toepassing van geautomatiseerde systemen voor opslag en verwerking van gegevens,
        door behoefte aan standaardisering en normalisatie, en door verdere sociale factoren.

        (*)      Tot deze verbale elementen worden gerekend: tekstdelen, reeksen van zinnen,
                 syntactische constructies, alsmede lexicale eenheden, waaronder ook afkortingen,
                 metaforen, termen. Voor het gemak worden ook tekens (tekeningen, beelden, enz.)
                 meegerekend.’

Sauer doet met deze definitie afstand van het oude vaktaalmodel, waarin vaktaal als een kern werd
omschreven met daaromheen lagen die minder gebruik maken van vaktaal. Dat oude model is te
statisch omdat daarbij de kern vooral uit terminologie bestaat (Sauer 1993:21-2). Hij verzet zich ook
terecht tegen de definitie van vaktaal die Möhn en Pelka hanteren, vooral omdat het vakexterne
aspect van vaktaal door hen buiten beschouwing wordt gelaten (Sauer 1993:18).


Geïnspireerd op Habermas stelt Sauer dat het vaktaalonderzoek zich niet tot de taal-is-een-
strategische-handeling-visie mag beperken. Deze visie beschouwt vaktaal immers slechts als
instrument, een stuk gereedschap dat geheel gescheiden van de taalgebruiker kan worden bekeken
en dat na enig slijpwerk en gesleutel de gebruiker beter naar de hand zou kunnen staan om het doel -
het overbrengen van een boodschap - te bereiken. Echter, juist de ingewikkelde ‘innige relatie tussen
mensen, taal, maatschappij en cultuur’, deze irrationele verstrengeling - bewust en onbewust - van
taal met alle menselijke verhoudingen, maakt taal tot onderwerp van een sociale, functionele studie.
        (Vak)taal is ook volgens Sauer niet slechts een strategisch en rationeel hulpmiddel, het is in
alle opzichten verweven met communicatief handelen. Dit communicatieve aspect - waarbij ook zeker
de irrationele kanten van taalgebruik horen - mag niet buiten de definitie van vaktaal gehouden
worden (vgl. Sauer 1993:19). Deze (communicatieve) visie sluit ook beter aan bij de algemene
functies van taal en het taalgebruik. ‘Deze liggen met name op het sociale en culturele vlak’ (1993:
21). De functie van vaktaal is dus niet alleen beperkt tot het doorgeven van kennis, maar vervult ook


                                                  22
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


sociale doeleinden. Sterker nog: ’Taal bepaalt tot op zekere hoogte de manier waarop (...) mensen
cultureel en sociaal functioneren’ (1993:19).Taal is dus sociaal bepalend en constitueert (tot op zekere
hoogte) de sociale werkelijkheid waarin de taalgebruiker functioneert.


Het Vooronderzoek heeft aangetoond dat er op veel verschillende manieren binnen de diverse
contexten en settings over dezelfde verpleegkundige gegevens(soorten) kan worden gesproken of
geschreven. Uit het Vooronderzoek blijkt niet hoe die verschillen tussen de verpleegkundige uitingen
te verklaren zijn. De gegevens(soorten) werden als constante genomen in een onderzoek over
communicatie in zeer verschillende settings. Van de gegevenssoort ‘verpleegkundige diagnostiek’ of
‘verpleegkundige diagnose’ was wellicht ook door de onderzoekers al van tevoren gedacht dat er
geen eenduidige taal te verwachten viel. De discussie over diagnostiek was immers in volle gang en
officieel zou dit begrip nog niet in Nederland worden gehanteerd (vgl. Ten Holte, 1992). De betekenis
van verpleegkundige diagnostiek was volgens een artikel van Leih en Salentijn (1991/1992) ook in
studieboeken op dat moment niet homogeen. De conclusie dat de verpleegkundige taal op dit gebied
zeer meerduidig is, was misschien te verwachten?
        De woordenboekbetekenis die in de algemene taal aan de term 'diagnose' wordt gehecht is
doorgaans die van "vastgesteld probleem", beschrijving van een probleem. In de Van Dale staat:
"(medicijnen, geneeskunde) beschrijving van de aandoening van een patiënt", in figuurlijke zin (ook
buiten de geneeskunde) ‘het onder woorden brengen van wat er mis is’. (In zekere zin is dit ook het
onder woorden brengen van "een situatie".) Als het begrip 'verpleegkundige diagnose' nog niet
volledig is ingeburgerd, is het te verwachten dat de algemene (woordenboek)betekenis van de term
'diagnose' bepalend is, zeker als de medische terminologie dominant is binnen de setting.


Dat ook het begrip ‘verpleegprobleem’ verschillend werd gehanteerd was misschien minder te
voorspellen, maar alleen al de verschillende visies op verplegen laten zien dat ook dit abstracte begrip
heel verschillend is op te vatten (zie 1.2.2). In het algemeen geldt: hoe abstracter het begrip, hoe meer
betekenissen eraan kunnen worden toegeschreven.


Er zijn veel invloeden denkbaar op het discours van de afdeling, dat wil zeggen: de communicatieve
gewoonten tussen de verpleegkundigen die binnen een instelling of afdeling werken. Sauer noemt in
zijn definitie onder andere: de maatschappelijke functie van de institutie (een academisch ziekenhuis
zal hierin verschillen van een thuiszorgorganisatie), de opleiding van vakkundigen (er zijn zeer veel
soorten verpleegkundige opleidingen), de informatie- en communicatiestramienen binnen een
institutie, de toepassing van geautomatiseerde systemen voor opslag en verwerking van gegevens
(mijns inziens kan dit zelfs iets schijnbaar onbenulligs inhouden als de vormgeving van een formulier
of de lay-out van een rapportage). Bovendien bestaat het streven om de verpleegkundige zorg in kaart
te brengen en het ‘verpleegkundige product’ te omschrijven. Dit vergt een vorm van standaardisering.
Ook factoren die ik eerder in dit hoofdstuk heb genoemd, de beroepsstratificatie van verpleegkundigen
en de enorme diversiteit van opleidingen zijn factoren van enige invloed. Onder de restgroep die
Sauer ‘overige sociale factoren’ noemt, vallen omvangrijke onderwerpen als technologische


                                                   23
Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal


ontwikkelingen, nieuwe (meta)theoretische visies op het vakgebied, invloedrijke publicaties daarover
en niet te vergeten vertalingen(!) Daarnaast moeten de emancipatoire ontwikkelingen binnen
vakgebieden worden genoemd. (Sinds Florence Nightingale, die als pionierster van de moderne
verpleegkunde wordt gezien, is de beroepsinhoud maar ook het imago van het verpleegkundige
beroep nogal veranderd.)


Zoals gezegd zijn de aspecten vakinterne, vakexterne en transdisciplinaire communicatie door de
speciale middenpositie van verpleegkundigen voor de vaktaal van groot belang. Tussen en mét vele
disciplines verlenen verpleegkundigen zorg aan zeer diverse patiënten. Hierdoor zijn zij zeer
afhankelijk van duidelijke taal die stevig is geworteld in de algemene taal. De nadruk op
professionalisering en al die vertalingen uit het Amerikaans kunnen ertoe leiden dat de aandacht
(tijdelijk) wordt verschoven naar de vakinterne communicatie en het specifiek verpleegkundige
karakter van de verpleegkundige vaktaal. Die nadruk op de vakinterne communicatie gaat echter
voorbij aan de belangen van de transdisciplinaire en vakexterne communicatie. Dit blindstaren op een
vakinterne ideaaltaal zou een theoreticus (of vertaler?) op een werkkamer wel kunnen overkomen,
maar verpleegkundigen uit de beroepspraktijk zullen dit naar mijn verwachting bijsturen.


Volgens vele publicaties communiceren verpleegkundigen dus niet eenduidig maar misschien hebben
zij wel een min of meer eensluidend oordeel over de taal die zij in de enquête krijgen gepresenteerd?
(Als tenminste rekening wordt gehouden met factoren als: visie op verplegen, organisatiestructuur van
de afdeling, specialisme, opleiding en leeftijd.) In het volgende hoofdstuk zullen de onderzoeksvragen
en de enquête zelf meer specifiek worden geoperationaliseerd.


Pleegvertalingen
In 1.3.4 schreef ik al dat de begrippen waar de nieuwe namen naar verwijzen nog geen ‘Gestalt’
hebben. (Vergelijk Koefoed 1993) De verpleegkundige werkvertalingen hebben nog geen hechte
relatie met een vaktalige betekenis. Dit bracht mij op de woordspeling pleegvertalingen.35


Tot slot wil ik door middel van het onderstaande citaat benadrukken dat het bouwen aan een vaktaal
mensenwerk is en dat een eenduidig begrippenkader een menselijk bouwwerk van enige omvang is:

          Woorden uit technische taalregisters behoren tot de best gedefinieerde, dat is: wat hun
          betekenis betreft meest gestandaardiseerde. Het zijn typisch woorden die in gezaghebbende
          bronnen kunnen worden opgezocht of aan gezaghebbende sprekers (specialisten) kunnen
          worden gevraagd. Toch weten we allemaal dat het kennen van een definitie en het beheersen
          van een technische term uit een vakgebied twee geheel verschillende dingen zijn. Zelfs
          technische termen betekenen meer dan wat de definitie ervan zegt. We moeten een woord in
          exemplarische contexten zijn tegengekomen, we moeten een deel van zijn geschiedenis
          kennen. (Koefoed 1993; 94; onderstreping van mij)




35
     Dit betekent op zichzelf al verpleegkundige vertalingen.
                                                    24
Pleegvertalingen – Operationalisering van het onderzoek

Hoofdstuk 2


Operationalisering van het onderzoek

        ‘When people behave in accordance with Barker’s principle of situatedness or with Grice’s
        maxims of conversational exchange, we do not ask WHY: the behavior is simply taken for
        granted as in need of no further explanation. Because it is ordinary, it is experienced as
        canonical and therefore self-explanatory. We take it for granted that if you ask somebody
        where R.H. Macey’s is, they will give you relevant, correct, perspicuous and brief directions;
        THAT kind of response requires no explanation. People will think it exceedingly odd if you do
        question WHY people are behaving this way - “post office” in the post office, and brief,
        perspicuous, relevant and sincere in answering requests for directions.’ 36

                                                                                   Jerome Bruner 1990; 48-49




2.1        Vragen, vragen en nog eens vragen

Uit het voorgaande hoofdstuk blijkt al dat zich in de verpleegkundige wereld in de jaren negentig een
taalkundig interessante situatie voordeed. In de verplegingswetenschap is men druk in de weer met
verpleegkundige diagnostiek en de problematiek van het ontbrekende eenduidige begrippenkader. In
de vaktaal van verpleegkundigen op de werkvloer, de mensen die in direct contact met patiënten
werken, is (nog) niet heel veel veranderd. Ik vroeg mij onder andere af of bij het vertalen voldoende
rekening werd gehouden met de vaktaal van de verpleegkundige praktijk en of verpleegkundigen op
het gebied van vaktaal inderdaad zo meerduidig waren. Zouden zij geen min of meer eensluidend
oordeel over hun vaktaal kunnen hebben? Ik nam mij voor de vaktaalsprekers uit de verpleegkundige
praktijk te vragen een oordeel te geven over de nieuwe inbreng in hun vaktaal, op een moment dat de
invoering van de diagnostiek nog geen feit was. Ik besloot dit met behulp van een enquête te doen
(zie ook 2.3). Hoe ik op basis van mijn algemene vragen uiteindelijk tot de enquête ben gekomen, is in
dit hoofdstuk te lezen.


De vragen die ik wilde operationaliseren, zijn de volgende. Hoe worden verpleegkundige
diagnoselabels vertaald in het Nederlands? Welke vertaling ‘wint’ het onder mensen die thuis zijn in
de ‘vaktaal van de werkvloer’? Waarom? Met andere (statistisch meer verantwoorde) woorden: is er
iets te zeggen over factoren die hierbij een rol spelen?

36
        Als mensen zich gedragen volgens het principe van situatedness van Barker of de maximen van Grice,
        vraagt niemand zich af waaróm zij dat doen; dit wordt ter kennisgeving aangekomen alsof het geen
        uitleg behoeft. Omdat het zo gewoon is, wordt het als de regel en daarom als vanzelfsprekend ervaren.
        Als je iemand de weg naar de HEMA vraagt, krijg je antwoord in korte, heldere, relevante zinnen waarbij je
        geen moment zult twijfelen of je om de tuin wordt geleid. Dat is allemaal heel normaal. Het is schijnbaar
        heel wat minder normaal om je af te vragen waaróm mensen dat doen. Waarom mensen zich
        bijvoorbeeld 'op z'n postkantoors' gedragen in het postkantoor en een kort, helder, welgemeend en
        relevant antwoord geven als je ze naar de weg vraagt.

                                                       25
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen
Pleegvertalingen

Mais conteúdo relacionado

Semelhante a Pleegvertalingen

Masterproef_LeenkeDeDonder
Masterproef_LeenkeDeDonderMasterproef_LeenkeDeDonder
Masterproef_LeenkeDeDonder
Leenke De Donder
 
Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016
Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016
Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016
Jorieke de Wit
 
Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05
Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05
Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05
sofieverhoeven
 
scriptie opsporing op internet OU
scriptie opsporing op internet OUscriptie opsporing op internet OU
scriptie opsporing op internet OU
Henk Salomons
 
Verzorging voeding-2010-006 (1)
Verzorging voeding-2010-006 (1)Verzorging voeding-2010-006 (1)
Verzorging voeding-2010-006 (1)
Ruth van Vosselen
 
Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal
Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal
Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal
Lucita Couto Gestal
 
autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02
autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02
autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02
Rob Verhagen
 
2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster
2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster
2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster
JanMeinster
 
Dossier fleshouder 2011_02_01
Dossier fleshouder 2011_02_01Dossier fleshouder 2011_02_01
Dossier fleshouder 2011_02_01
Flessenhouder
 
Een warme plek in de strategie Chris Pettersson
Een warme plek in de strategie Chris PetterssonEen warme plek in de strategie Chris Pettersson
Een warme plek in de strategie Chris Pettersson
Chris Pettersson
 

Semelhante a Pleegvertalingen (20)

Masterproef_LeenkeDeDonder
Masterproef_LeenkeDeDonderMasterproef_LeenkeDeDonder
Masterproef_LeenkeDeDonder
 
Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016
Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016
Masterthesis definitieve versie Jorieke de Wit 16052016
 
Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdr...
Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdr...Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdr...
Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdr...
 
Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05
Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05
Eindrapport Onderzoek cultuurraden 05
 
Thesis Anne Elberse
Thesis Anne ElberseThesis Anne Elberse
Thesis Anne Elberse
 
scriptie opsporing op internet OU
scriptie opsporing op internet OUscriptie opsporing op internet OU
scriptie opsporing op internet OU
 
Presentatie onderzoeksartikel
Presentatie onderzoeksartikelPresentatie onderzoeksartikel
Presentatie onderzoeksartikel
 
Leren luisteren. Een handleiding voor mondelinge geschiedenis van landbouw, v...
Leren luisteren. Een handleiding voor mondelinge geschiedenis van landbouw, v...Leren luisteren. Een handleiding voor mondelinge geschiedenis van landbouw, v...
Leren luisteren. Een handleiding voor mondelinge geschiedenis van landbouw, v...
 
Verzorging voeding-2010-006 (1)
Verzorging voeding-2010-006 (1)Verzorging voeding-2010-006 (1)
Verzorging voeding-2010-006 (1)
 
Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal
Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal
Thesis Conflictmanagement eindversie Lucita Couto Gestal
 
autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02
autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02
autonomy_and_entrepreneurship_verhagen_2016-02-02
 
De effectiviteit van blogzoekmachines
De effectiviteit van blogzoekmachinesDe effectiviteit van blogzoekmachines
De effectiviteit van blogzoekmachines
 
Onderzoek onderpresteren 'motiveren leidt tot beter presteren'
Onderzoek onderpresteren 'motiveren leidt tot beter presteren'Onderzoek onderpresteren 'motiveren leidt tot beter presteren'
Onderzoek onderpresteren 'motiveren leidt tot beter presteren'
 
Masterscriptie Lenneke van der Meijden
Masterscriptie Lenneke van der MeijdenMasterscriptie Lenneke van der Meijden
Masterscriptie Lenneke van der Meijden
 
2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster
2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster
2010 03-23 scriptie risicogestuurd toezicht - berden & meinster
 
Werkdocument itc
Werkdocument itcWerkdocument itc
Werkdocument itc
 
Interventie onderzoeksverslag 'ruimte voor creatief talent'
Interventie onderzoeksverslag 'ruimte voor creatief talent'Interventie onderzoeksverslag 'ruimte voor creatief talent'
Interventie onderzoeksverslag 'ruimte voor creatief talent'
 
Dossier fleshouder 2011_02_01
Dossier fleshouder 2011_02_01Dossier fleshouder 2011_02_01
Dossier fleshouder 2011_02_01
 
Een warme plek in de strategie Chris Pettersson
Een warme plek in de strategie Chris PetterssonEen warme plek in de strategie Chris Pettersson
Een warme plek in de strategie Chris Pettersson
 
Masterproef Julie Plusquin
Masterproef Julie PlusquinMasterproef Julie Plusquin
Masterproef Julie Plusquin
 

Mais de Nursing Quality Concept

Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)
Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)
Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)
Nursing Quality Concept
 
profielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVN
profielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVNprofielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVN
profielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVN
Nursing Quality Concept
 
De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”
De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”
De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”
Nursing Quality Concept
 
Nightingalestudie vpkchat verpleegkundigen
Nightingalestudie vpkchat verpleegkundigenNightingalestudie vpkchat verpleegkundigen
Nightingalestudie vpkchat verpleegkundigen
Nursing Quality Concept
 

Mais de Nursing Quality Concept (20)

Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)
Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)
Vpkchat - De twitterchat voor verpleegkundigen (brochure)
 
Goede voornemens 2012
Goede voornemens 2012 Goede voornemens 2012
Goede voornemens 2012
 
Verpleegkundige accessoires
Verpleegkundige accessoiresVerpleegkundige accessoires
Verpleegkundige accessoires
 
Verpleegkundige accessoires
Verpleegkundige accessoiresVerpleegkundige accessoires
Verpleegkundige accessoires
 
Goede voornemens 2012
Goede voornemens 2012Goede voornemens 2012
Goede voornemens 2012
 
#Freestyle | Zij-instromers in de zorg
#Freestyle | Zij-instromers in de zorg#Freestyle | Zij-instromers in de zorg
#Freestyle | Zij-instromers in de zorg
 
Gekwalificeerd voor de toekomst (1996)
Gekwalificeerd voor de toekomst (1996)Gekwalificeerd voor de toekomst (1996)
Gekwalificeerd voor de toekomst (1996)
 
Nursing Event 2011
Nursing Event 2011Nursing Event 2011
Nursing Event 2011
 
NursingEvent flyer a6 vpkchat
NursingEvent flyer a6 vpkchatNursingEvent flyer a6 vpkchat
NursingEvent flyer a6 vpkchat
 
Studeren op de werkvloer
Studeren op de werkvloerStuderen op de werkvloer
Studeren op de werkvloer
 
V&VN studenten
V&VN studentenV&VN studenten
V&VN studenten
 
Kaufman j (2008). Patients as partners
Kaufman j (2008). Patients as partnersKaufman j (2008). Patients as partners
Kaufman j (2008). Patients as partners
 
Zorgplannen en verpleegplannen
Zorgplannen en verpleegplannenZorgplannen en verpleegplannen
Zorgplannen en verpleegplannen
 
profielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVN
profielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVNprofielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVN
profielschets nieuwe bestuurlijke top #VenVN
 
Kloof tussen opleiding en praktijk
Kloof tussen opleiding en praktijkKloof tussen opleiding en praktijk
Kloof tussen opleiding en praktijk
 
De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”
De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”
De Vijfde dag-reportage “Gruwelijke dood in een isoleercel”
 
Staat de patiënt écht centraal?
Staat de patiënt écht centraal?Staat de patiënt écht centraal?
Staat de patiënt écht centraal?
 
Orgaandonatie
OrgaandonatieOrgaandonatie
Orgaandonatie
 
Nightingalestudie vpkchat verpleegkundigen
Nightingalestudie vpkchat verpleegkundigenNightingalestudie vpkchat verpleegkundigen
Nightingalestudie vpkchat verpleegkundigen
 
Hand Hygiëne compliance
Hand Hygiëne complianceHand Hygiëne compliance
Hand Hygiëne compliance
 

Pleegvertalingen

  • 1. Pleegvertalingen Een sociolinguïstisch en vertaalwetenschappelijk onderzoek naar negen verpleegkundige diagnoselabels Doctoraalscriptie Studierichting: Algemene Letteren (Taal- en cultuurstudies) Specialisaties: Sociolinguïstiek en Vertalen J.P. Lustig Studentnummer: 9016554 Scriptiebegeleiding (1996) Mw. dr. J.W.M. Hulst Vakgroep Romaanse talen en culturen en (2007) Prof. dr. A.B.M. Naaijkens Hoogleraar Duitse letterkunde en vertaalwetenschap
  • 2.
  • 3. Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................ 1 1 ONTWIKKELINGEN IN DE VERPLEEGKUNDE; TAAL EN VAKTAAL ...... 4 1.1 Noot vooraf ........................................................................................... 4 1.2. Verpleegkundige diagnostiek .................................................................... 4 1.2.1 Wat is een verpleegkundige diagnose? ....................................................... 4 1.2.2 Het verpleegkundige beroep ..................................................................... 6 1.3 Nieuwe taal in de maak; talige kanten van professionalisering ...................... 7 1.3.1 Verpleegkundigen en taal ......................................................................... 7 1.3.2 Verpleegkundige denkscholen en taal ....................................................... 8 1.3.3 (Ver)taalgruwelen en andere problemen .................................................... 9 Discussies rond de verpleegkundige diagnostiek 1.3.4 Vertaalslag ........................................................................................... 11 Werkvertalingen Context - onderlinge systematiek Cultuurverschillen – doeltekstgericht vertalen Verpleegkundige visie Interpretatie verpleegkundige diagnose in verpleegkundig proces Professionalisering Relatie met de algemene taal – mondeling taalgebruik Signaalfunctie Voorzichtig vertalen Namen en begrippen – naam geven 1.3.5 Van spraakverwarring naar standaardisering............................................. 19 1.3.6 Visies op (vak)taal ................................................................................. 21 2 OPERATIONALISERING VAN HET ONDERZOEK ................................ 25 2.1 Vragen, vragen en nog eens vragen ........................................................ 25 2.1.1 Vraag één............................................................................................. 26 2.1.2 Vraag twee ........................................................................................... 31 2.1.3 Vraag drie ............................................................................................ 32 2.2 Opzet van de enquête ............................................................................ 36 2.3 Verwachtingen ...................................................................................... 38 2.4 Werkwijze............................................................................................. 39 3 ANTWOORDEN EN NIEUWE VRAGEN ................................................ 42 3.1 Inleiding ............................................................................................... 42 3.2 Statistische aanpak ................................................................................ 42 3.2.1 Respons ............................................................................................... 43 3.2.2 Afhankelijke/onafhankelijke/moderatorvariabelen ...................................... 44 3.2.3 Nominaal/ordinaal.................................................................................. 45 3.2.4 Weging ................................................................................................. 45 3.2.5 Statistische berekeningen ....................................................................... 47 Chikwadraattoetsen 3.3 Uitslagen eerste en derde onderzoeksvraag .............................................. 48 3.3.1 Label 1; high risk for fluid volume deficit .................................................. 50 3.3.2 Label 2; impaired adjustment .................................................................. 51 3.3.3 Label 3; impaired physical mobility .......................................................... 51 3.3.4 Label 4; altered nutrition: less than body requirements .............................. 52 3.3.5 Label 5; altered health maintenance (specify) ........................................... 53 3.3.6 Label 6; altered thought processes .......................................................... 54 3.3.7 Label 7; impaired social interaction .......................................................... 55 3.3.8 Label 8; ineffective airway clearance ........................................................ 56 3.3.9 Label 9; self-care deficit: bathing/hygiene ................................................ 57 3.4 Labeloverstijgende verbanden tussen de redenen en overige variabelen ...... 57 Speciale berekeningen met nieuwe inzichten 3.5 Uitslagen tweede onderzoeksvraag .......................................................... 64
  • 4. 3.6 Achteraf gezien .................................................................................... 65 3.7 Verwachtingen getoetst ......................................................................... 66 3.8 Skopos, vertalen, EBK en ICIDH ................................................................. 67 4 EEN SPRONG IN DE TIJD; 1996-2007 .............................................. 69 4.1 Inleiding ............................................................................................... 69 4.2 NANDA-vertalingen sinds 1996 .................................................................. 69 4.3 NANDA of ICF; vakintern of multidisciplinair? ............................................... 73 4.4 Over 11 jaar ......................................................................................... 76 Literatuur .......................................................................................................... 78 Bijlagen .......................................................................................................... 84
  • 5. Voorwoord Deze scriptie was voor mij een grote uitdaging, vanwege de omvang van het onderzoek en ook omdat ik uitging van een praktijksituatie in de hoop een maatschappelijke relevante scriptie te kunnen produceren. Toen ik in 1996 aan dit (voor een scriptie) omvangrijke onderzoek begon, verwachtte ik het, als geroutineerde werkstukschrijvende student, binnen enkele maanden te kunnen afronden. Doordat mijn omstandigheden daarna ingrijpend veranderden, leek de omvang van het onderzoek mijn afstuderen noodlottig te worden. Het voltooien van de scriptie was niet meer zo eenvoudig. Ik moet toegeven dat ik mij tijdens mijn studie een romantisch beeld had gevormd van het schrijven van mijn afstudeeronderzoek. De werkelijkheid was iets anders. Ik heb met vele onderbrekingen jarenlang aan deze scriptie gewerkt, in de meest uiteenlopende omstandigheden en locaties en op de gekste tijden van de dag (en nacht). Soms leek het of er een vloek op het hele project rustte: iedere keer als ik weer begon, gebeurde er iets waardoor ik mijn werk weer moest onderbreken. Dat de scriptie ooit zou worden voltooid was iets wat voor mij echter als een paal boven water stond. Niet alleen omdat ik mijn studie wilde afronden, maar ook omdat zo velen belangeloos hun medewerking aan het onderzoek hadden gegeven. Om te beginnen was dat Monique Dontis (toen Rietveld) die mij in 1996 wegwijs heeft gemaakt in de programmatuur van de SPSS software om de statistische berekeningen te kunnen uitvoeren. Zij heeft ook avonden opgeofferd om samen met mij op de afdeling Psychometrie van de Universiteit Utrecht de gegevens in te voeren. Hugo Quené (Universiteit Utrecht, Fonetiek) ben ik dankbaar voor zijn belangstelling en de bevestiging dat de statistische opzet van het onderzoek juist was. Giovanna van IJzendoorn (verpleegkundige GGD, Tiel) en Herman Niekerk (voormalig verpleegkundige Eemland Ziekenhuis Amersfoort en maatschappelijk werker) hebben als proefrespondenten de eerste versie van de enquête geduldig doorlopen en waardevolle opmerkingen gemaakt waardoor de enquête kon worden geperfectioneerd. Herman heeft mij daarna in contact gebracht met de heer Fons de Jonge van het Eemland Ziekenhuis te Amersfoort voor de verspreiding op die locatie. Ik dank Fons de Jonge voor zijn enthousiasme en de moeite die hij heeft genomen de enquête te verspreiden over de verschillende locaties van het ziekenhuis. Gabriel Roodbol heeft mij de juiste ingang gewezen in het Radboud Ziekenhuis, in de persoon van Michel Laus, en heeft materialen beschikbaar gesteld. In Amsterdam (AMC) kon ik rekenen op het enthousiasme van Hans Peltenburg en zijn collega’s. Zij zorgden er zelfs voor dat de enquêtes werden verspreid naar andere afdelingen. Ik ben bijzonder dankbaar dat veel verpleegkundigen ondanks hun werkdruk, de toch wat lastige enquête hebben ingevuld. Yvonne Nieuwmans (uitgever bij Lemma/De Tijdstroom) stelde boeken over de verpleegkundige diagnostiek beschikbaar en bood als uitgever alle ondersteuning voor mijn eerste vertaling op dat gebied. Huib ten Napel van het WCC stuurde mij onderzoeksgegevens betreffende het Vooronderzoek eenduidig verpleegkundig begrippenkader van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid en elf jaar
  • 6. later heeft hij mij in antwoord op mijn telefonische vragen een heldere toelichting gegeven op de ontwikkelingen sinds die tijd. Jeanette Dickers van de HBO-V te Eindhoven ontving mij zeer gastvrij een dag lang op de HBO-V, waar ik gebruik kon maken van de bibliotheek en veel studiematerialen kon doornemen en kopiëren. De heer Kaaijk van de HBO-V in Groningen was zo vriendelijk om vertalingen van NANDA-labels op te sturen. Claudia Gamel (UMC, Amerikaans verpleegkundige en in 1996 het enige NANDA-lid in Nederland) heeft mij telefonisch belangrijke informatie gegeven over de NANDA. Zij heeft enkele cultuurverschillen tussen de Verenigde Staten en Nederland kunnen toelichten. Ik had graag gediscussieerd met Wim Seunke, verpleegkundige en vertaler, over de vertalingen van de NANDA-labels en de eerste professionele NANDA-vertaling van zijn hand. Helaas was dit door zijn plotselinge overlijden niet meer mogelijk. Ik dank mijn ‘directrice’ Majne van de Merwe en ‘collegarin’ Els van der Leer voor hun niet aflatende steun en de gelegenheid om in weekenden en avonden op kantoor aan mijn scriptie te werken en de printer te gebruiken. Mijn man Marcel en dochters Tosca en Sophie bedank ik voor hun begrip als ik weer eens dagen of avonden in de scriptie verdween. Marcel, je hebt de zaak mooi draaiende weten te houden! Meiden, nu kunnen we eindelijk de domtoren gaan beklimmen! Jacqueline Hulst was een fijne scriptiebegeleidster. Ik heb haar in 1996 zwaar belast met mijn vele schrijfsels over de opzet en mijn voorgenomen werkwijze. Zij ontving 1001 ideeën, maar bleef mij altijd inspireren en stimuleren. Na ieder gesprek zag het project er overzichtelijker uit. Na de uitvoering van het onderzoek werd mijn werk aan de scriptie onderbroken. Nadat Jacqueline van baan veranderde was Ton Naaijkens, ondanks dat hij inmiddels professor was geworden, bereid om mijn scriptie na te kijken en te beoordelen. Ik weet hoe druk hij het heeft en ik ben hem daarvoor zéér dankbaar. Jarenlang heb ik hem ongeveer om de zes maanden moeten mailen dat de scriptie nog niet af was, maar hij bleef in vriendelijke afwachting van mijn werk. Deze scriptie is opgedragen aan mijn vader (gepensioneerd ambulanceverpleegkundige) en mijn moeder (tot haar dood in 1986 verpleegkundige in een bejaardentehuis). Hanneke Lustig, Utrecht juli 2007
  • 7. Lijst van figuren en tabellen Figuur 1.1 Voorbeeld van een verpleegkundige diagnose ................................................. 5 Figuur 1.2 Vertaling van Self-Care Deficit: Bathing/Hygiene ........................................... 12 Tabel 2.1 Overzicht geselecteerde labels met gevonden vertalingen............................... 29 Tabel 2.2 Bevraagde redenen in de enquête met achterliggend thema ........................... 31 Tabel 2.3 Variabelen statistisch onderzoek in relatie tot enquêtevraag (tussen haakjes) ... 35 Figuur 2.4 Voorbeeld van een a-vraag ......................................................................... 36 Tabel 3.1 Respons per ziekenhuis en specialisme ......................................................... 44 Tabel 3.2 Voorbeeld weegmethode - eerste antwoord van label 1 ................................. 46 Tabel 3.3 Gegevens alle antwoorden label 1, voor en na weging ................................... 47 Tabel 3.4 Alle ‘beste’ en ‘slechtste’ formuleringen ........................................................ 64 Tabel 4.1 Labels 2007 met ‘beste’ en ‘slechtste’ ........................................................... 71
  • 8.
  • 9. Pleegvertalingen – Inleiding Inleiding ‘(...) [Language] is the most significant and colossal work that the human spirit has evolved - nothing short of a finished form of expression for all communicable experience. This form may be endlessly varied by the individual without thereby losing its distinctive contours; and it is constantly reshaping itself as is all art. Language is the most massive and inclusive art we know, a mountainous and anonymous work of unconscious generations.’ (Sapir 1921;220) Taal is fascinerend: de relatie tussen taal en werkelijkheid, taal en denken, de onontwarbare verwevenheid van taal met het menselijke functioneren in het algemeen. Dat zijn allemaal onderwerpen die mij tot de specialisatie Sociolinguïstiek - met name het onderdeel ‘sociale bepaaldheid van taal’ - hebben aangetrokken. Om soortgelijke redenen heb ik voor mijn tweede specialisatie, Vertalen, gekozen. Deze specialisatie verschafte mij een concrete ingang waardoor ik sociolinguïstische (en psycholinguïstische) onderwerpen op een nieuwe manier kon bekijken. Daarnaast was er natuurlijk de creatieve uitdaging van het vertalen zelf. Sociolinguïstiek heeft niet alleen mijn specialisatie Vertalen verdiept. Het omgekeerde is zeker waar. Gezien het - in mijn ogen - afbrokkelende curriculum van de (échte) sociolinguïstiek in Utrecht, bood de specialisatie Vertalen onvermoede mogelijkheden om mij met ‘taal’ en allerlei fascinerende metatalige aspecten daarvan bezig te blijven houden, en daarnaast met heel veel meer. Vertalen werd daarmee mijn belangrijkste specialisatie. De sociolinguïstiek neemt in deze scriptie vooral de gedaante aan van een ‘dynamische visie op taal’, een visie waarin taal niet alleen wordt beïnvloed door sociale factoren, maar vooral sociaal is. Hiermee zijn twee van de hoofdrolspelers in deze doctoraalscriptie voorgesteld. Een derde speler in het geheel is het fenomeen ‘vaktaal’ (ofwel LSP: Language for Specific Purposes) - de taal binnen vakgebieden, beroepen en instituties. ‘Vaktaal’ is een taalkundig onderzoeksobject, een aandachtsgebied dat de laatste jaren steeds meer in de belangstelling is komen te staan. Binnen de sociolinguïstiek wordt vaktaal echter nog niet zo lang onderzocht, zeker niet door onderzoekers die een dynamische visie op taal aanhangen. Tijdens mijn studie lag het accent bij de specialisatie Vertalen op het vertalen van vaktalige teksten. Het verhaal van deze scriptie begint in 1996. Door stagewerkzaamheden en een vertaalopdracht die 1 daarvan het gevolg was , had ik mij begeven op het gebied van een vaktaal die de laatste jaren sterk in beweging is: de taal van de verpleegkunde. Tijdens mijn stage2 bleek al dat het vertalen van de oorspronkelijk Amerikaanse terminologie van de verpleegkundige diagnostiek niet altijd zo eenvoudig 1 De tweede druk van Townsend, M.C. (1998), Verpleegkundige diagnostiek in de psychiatrie; een handleiding voor het maken van een verpleegplan. Elsevier/De Tijdstroom. 2 Het verlenen van vertaalkundige assistentie aan verplegingswetenschappers bij de vertaling van een Amerikaans boek over verpleegkundige diagnostiek. 1
  • 10. Pleegvertalingen – Inleiding was, omdat het onderwerp heel nieuw was in Nederland en omdat er nog geen geaccepteerde vertaling bestond van begrippen die op den duur toch in de praktijk toepasbaar moesten zijn. Na het lezen van enkele artikelen in verpleegkundige tijdschriften had ik al begrepen dat ‘taal’ binnen de verpleegkunde als een probleem werd gezien.3 Bovendien had ik gemerkt dat er meerdere vertalingen van dezelfde (Amerikaanse) verpleegkundige diagnoses in het Nederlands waren verschenen of op het punt stonden te verschijnen. Dit was een unieke situatie die maar even zou duren. Zolang er nog geen alom bekende standaardvertaling was, kon ik de receptie van die mogelijke nieuwe termen onderzoeken, door de geslaagdheid van de doeltekst, formuleringen die het resultaat zijn van vertalingen, te laten beoordelen door de sprekers van de vaktaal zelf; vooral door de belangrijkste sprekers van de vaktaal: de verpleegkundigen die hier in de praktijk ‘op de werkvloer’ mee zouden kunnen gaan werken. Ik besloot die kans te grijpen en heb een enquête gemaakt. Deze heb ik voorgelegd aan verpleegkundigen in drie ziekenhuizen, die werkzaam waren op een aantal verschillende afdelingen (zie hoofdstuk 2). Hoewel de discussie bij het vertalen van verpleegkundige vaktaal zich neigt toe te spitsen op idiomen, gaat het in deze scriptie niet in eerste instantie om terminologie. Ik heb vooral belangstelling voor de grotere consistentie binnen een (vak)taal en dan met name voor de sociaal gedeelde ‘manieren van spreken’, het discours. Vanuit (ver)taalwetenschappelijk oogpunt vond ik het interessant om te onderzoeken hoe nieuwe (vak)taal kan worden vormgegeven (of vertaald) en of deze in een bestaand discours door de sprekers wordt geaccepteerd. Mijn eerste formulering van de onderzoeksvraag luidde daarom heel algemeen: hoe worden verpleegkundige diagnoselabels vertaald in het Nederlands? Welke vertaling ‘wint’ het onder mensen die thuis zijn in de ‘vaktaal van de werkvloer’? Waarom? Met andere (statistisch meer verantwoorde) woorden: is er iets te zeggen over factoren (variabelen in het onderzoek) die hierbij een rol spelen? Meer uitvergroot en opgedeeld, luidt de vraag als volgt: (1) Hoe beoordelen verpleegkundigen de verschillende vertalingen van een aantal NANDA- labels en welke redenen geven zij daarvoor? (2) Blijkt uit mijn onderzoek dat verpleegkundigen op de werkvloer de voorkeur geven aan andere vertalingen dan de meest professionele (en welke redenen geven zij daarvoor)? (3) Welk verband is er eventueel te leggen tussen het oordeel van de verpleegkundigen en buitentalige, sociolinguïstische factoren (bijv. leeftijd, functie, opleiding)? NANDA-labels zijn verpleegkundige diagnoselabels uit de Verenigde Staten die zijn geformuleerd door de NANDA (North American Nursing Diagnosis Association). Deze worden over de hele wereld vertaald. Op het moment dat de enquête werd gehouden, was er net een vertaling verschenen die als geautoriseerd kan worden beschouwd (Gordon 1995a en 1995b). De meeste respondenten waren hiermee echter nog niet bekend. Het leek mij interessant om deze eerste professionele vertaling van 3 Met name in: Ten Napel 1995, Van der Bruggen en Hirs 1993, Schouwstra 1994, Ten Holte 1993, Leih & Salentijn 1991 en Van de Pasch 1995a en 1995b. 2
  • 11. Pleegvertalingen – Inleiding het hele corpus van de verpleegkundige diagnostiek in de enquête mee te nemen en te kijken of deze als beste uit de bus zou komen en waarom. In de enquête zijn zo veel mogelijk vragen opgenomen die betrekking hebben op buitentalige factoren die van invloed kunnen zijn op het talige oordeel van de verpleegkundigen. Uiteraard kunnen slechts enkele van de vele factoren worden bevraagd. De operationalisering van alle onderzoeksvragen komt in hoofdstuk 2 aan bod. In het nu volgende hoofdstuk ga ik van start met het schetsen van de achtergronden op het gebied van de verpleegkundige vaktaal en besteed ik aandacht aan het vertalen van de verpleegkundige diagnostiek. Na de operationalisering van het onderzoek in hoofdstuk 2, met daarin een uitleg van de opbouw van de enquête, volgen de resultaten en conclusies in hoofdstuk 3. Zoals gezegd, is het onderzoek 11 jaar geleden uitgevoerd. Dat gebeurde op een cruciaal moment, toen de respondenten geen van allen bekend waren met de (pas verschenen) professionele vertaling van de labels, maar wel voldoende kennis hadden over de ontwikkelingen binnen de verpleegkunde om mijn enquêtevragen te kunnen beantwoorden. In hoofdstuk 4 zal ik een poging wagen de jaren te overbruggen die sindsdien zijn verstreken. Ik zal kijken naar de (ver)taalkundige stand van zaken op het gebied van de verpleegkundige diagnostiek en naar de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de verpleegkundige vaktaal. Achter in deze scriptie is na de literatuuropgave een groot aantal bijlagen opgenomen, waaronder de oorspronkelijke enquête, de 108 NANDA-labels die tot dan toe waren verschenen en de selectiecriteria die hebben geleid tot een keuze van 9 labels voor het onderzoek. Ten slotte nog even dit. De sociolinguïstiek is per definitie een beschrijvende discipline. De vertaalwetenschap is dat in veel gevallen ook. Het gaat mij in deze scriptie dan ook niet om het beoordelen van het verpleegkundig taalgebruik of het leveren van vertaalkritiek. Evenmin is het mijn bedoeling om ‘toegepaste sociolinguïstiek’ te bedrijven en het vertalen als onderdeel van een algemeen sociolinguïstische opzet in de scriptie op te nemen. Vertalen is niet voorbehouden aan professionele vertalers. Ik beschouw vertalen desalniettemin als een vak, als een geoefende vorm van bereflecteerd taalgebruik. In deze scriptie ligt de nadruk op het professionele vertalen, het vertalen als vakgebied en als onderwerp van wetenschappelijke studie. Zowel in mijn studie als in deze scriptie staan de vragen 'wat is taal' en 'wat is vertalen' centraal. 3
  • 12. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Hoofdstuk 1 Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Ieder woord dat we kennen heeft zijn oorsprong in de ontmoeting met anderen. Geert Koefoed, Grensverschijnselen, p. 12 1.1 Noot vooraf In dit hoofdstuk geef ik een korte omschrijving van de ontwikkelingen binnen de verpleegkunde die in 1996 geldig waren, als inleiding voor mijn onderzoek uit dat jaar. Nieuwe ontwikkelingen van na die tijd zal ik in hoofdstuk 4 beschrijven. De beschreven ontwikkelingen binnen de verpleegkunde zijn onvermijdelijk niet volledig, maar beperken zich tot wat voor mijn onderzoek van belang is. 1.2 Verpleegkundige diagnostiek 1.2.1 Wat is een verpleegkundige diagnose? Dat artsen diagnoses stellen behoeft geen uitleg. Dat sommige verpleegkundigen dit tegenwoordig ook doen is heel wat minder bekend. Een verpleegkundige diagnose is specifiek verpleegkundig. Verpleegkundigen observeren, analyseren en interpreteren en kunnen op basis van kennis en verzamelde informatie vaststellen aan welke verpleegkundige zorg de patiënt (een persoon, maar ook evt. een gezin of groep) behoefte heeft. Op basis hiervan kan een deskundige verpleegkundige een verpleegkundige diagnose stellen. Een verpleegkundige diagnose is niet een medische diagnose die in verpleegkundige termen is verwoord maar beschrijft ‘reacties op gezondheidsproblemen en levensprocessen’. Een meer uitgebreide (conceptuele) definitie luidt: ‘Een vaststelling van iemands feitelijke of mogelijke reacties op gezondheidsproblemen of levensprocessen, op grond waarvan verpleegkundige zorg kan worden verleend.’4 Wat een verpleegkundige diagnose is, wordt volgens deze definitie dus bepaald door het beroepsdomein van de verpleegkundige. In de Verenigde Staten werken verpleegkundigen al jaren met een verpleegkundige diagnostiek die naast de diagnostiek van artsen (en bijvoorbeeld fysiotherapeuten) functioneert. Het ontstaan van een eigen diagnostiek heeft alles te maken met de professionalisering van de beroepsgroep. Voor de Verenigde Staten geldt dit zelfs nog sterker dan voor Nederland en daar is de professionalisering al 4 Voorlopige werkdefinitie van het WCC (vaste commissie voor classificaties en definities, voorheen werkgroep classificatie en coderingen) in 1995. 4
  • 13. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal veel eerder op gang gekomen (vanaf 1970).5 Vanaf het begin van de jaren tachtig kunnen Amerikaanse verpleegkundigen ook worden aangesproken op de uitoefening van hun vak middels 6 een soort tuchtcollege. In Nederland lopen de ontwikkelingen dus wat achter in vergelijking met de Verenigde Staten, maar ook hier is sprake van een geleidelijke invoering van een verpleegkundige diagnostiek, gebaseerd op vertalingen van de Amerikaanse diagnoses. De NANDA (North American Nursing Diagnosis Association) formuleert regelmatig nieuwe diagnoses. Verreweg de meeste diagnoses moeten nog worden gevalideerd, dat wil zeggen: getoetst in de praktijk. Op het moment dat de enquête van dit onderzoek werd gemaakt, bestonden er ongeveer 108 diagnoses waarvan slechts enkele waren gevalideerd. In de verpleegkundige praktijk zullen alleen verpleegkundigen met het hoogste deskundigheidsniveau gaan diagnosticeren. Een voorbeeld van een (vertaalde) diagnose is: Figuur 1.1 - Voorbeeld van een verpleegkundige diagnose Zelfstandigheidstekort in wassen (specificeer niveau) Definitie Verminderd vermogen om zich te wassen of andere activiteiten op het gebied van de persoonlijke hygiëne te verrichten. Bepalende kenmerken Diagnostische aanwijzingen (ondersteund door onderzoek) Verminderd vermogen om het lichaam of bepaalde lichaamsdelen te wassen; en een of meer van de volgende aanwijzingen: • verminderd vermogen om water te verkrijgen; • verminderd vermogen om naar de wasgelegenheid te gaan (badkuip, douche, wastafel); • verminderd vermogen om de temperatuur of straal van het water te reguleren; • onvermogen om zich zonder hulp van het bed naar de stoel te verplaatsen. Niveaus Niveau 1: heeft apparaat of hulpmiddel nodig. Niveau 2: heeft ander(en) nodig voor hulp, begeleiding of instructie. Niveau 3: heeft hulp van ander(en) en apparatuur of hulpmiddel nodig. Niveau 4: is volledig afhankelijk. 5 Mondelinge informatie van Claudia Gamel, Amerikaans verplegingswetenschapper, werkzaam in Nederland en een van de weinige NANDA-leden in Nederland. 6 Vergelijkbaar met wat inmiddels in Nederland wordt geregeld middels de Wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Deze wet ‘heeft als doelstelling de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van beroepsbeoefenaren’ (folder over de Wet BIG 'Onder Voorbehoud', Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 1999). 5
  • 14. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Oorzakelijke of samenhangende factoren – Tekort in activiteitsvermogen, kracht en/of uithoudingsvermogen; – pijn/gevoeligheid; – ongecompenseerd waarnemings- of cognitietekort (specificeer); – ongecompenseerde neuromusculaire stoornis (specificeer); – ongecompenseerde stoornis van het steun- en bewegingsapparaat (specificeer); – hevige angst; – depressie; – omgevingsbarrières. (Bron: Handleiding Verpleegkundige Diagnostiek 1995-1996, M. Gordon, 1995) NANDA-diagnoses hebben een nummercodering (die in de Nederlandse vertalingen tot nu toe zelden of nooit wordt weergegeven) en zijn door de NANDA in een taxonomie ondergebracht. In Nederland is men op zoek gegaan naar alternatieve classificaties, zoals die van de Amerikaanse verplegingswetenschapper Gordon. De grootste kanshebber is een classificatie op basis van de ICIDH (International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps) van de World Health 7 Organization. De NANDA-diagnoses zijn in verschillende talen vertaald en zijn inmiddels ook in het Nederlands in verschillende publicaties verschenen. Uit het bovenstaande blijkt wel dat het verpleegkundige beroep veel ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Waar verpleegkundigen voorheen als ‘zuster’ of ‘broeder’ werden aangesproken en meer als een verlengstuk van de arts fungeerden, zijn zij vakmensen geworden met veel verschillende specialismen. De professionalisering van het verpleegkundige beroep is een belangrijk gegeven voor mijn onderzoek. Ik zal daarom in de volgende paragraaf kort bij de inhoud van het verpleegkundige beroep stilstaan. 1.2.2 Het verpleegkundige beroep De term 'verpleegkundige' is wereldwijd een gevarieerd begrip. Verpleegkundigen hebben een flexibel vak. Zij werken tussen allerlei disciplines in of volledig zelfstandig. Het vak kent bovendien verschillende werkvelden die zich over het hele spectrum van het menselijke functioneren uitstrekken, zowel binnen gezondheidszorginstellingen als daarbuiten. Verder zijn er verschillende deskundigheidsniveaus, variërend van 'verpleegkunde' tot 'verplegingswetenschapper' (meer gericht op theorie en onderzoek en niet meer 'aan het bed'). Dit wordt gereflecteerd in de vele opleidingen op dit terrein: (tot voor kort) in-service opleiding, MDGO-VP, MBO-V, HBO-V, en universiteit. Ook de 7 Inmiddels vervangen door de Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren (ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health) 6
  • 15. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal verpleegkundige functies per afdeling verschillen: verpleegkundige, eerste verpleegkundige, teamleider/teamoudste8. Dan zijn er nog de verpleegkundig specialisten en nurse practitioners9. Verpleegkundigen functioneren tussen allerlei disciplines in en fungeren ook vaak als brug tussen patiënt en de andere disciplines: artsen (soms verschillende specialisten per patiënt!), ergotherapeuten, sociaal assistenten, psychologen, bewegingstherapeuten, logistieke medewerkers, enzovoorts. Verpleegkundigen vervullen daarmee een middenpositie tussen de patiënt en andere zorgverleners. Zij zijn in de meeste gevallen het dichtst bij de patiënt betrokken en ook wat betreft tijdsduur het langst met de zorg van de patiënt bezig. Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt voor de vaak bezorgde en soms zelfs ontredderde familie en vrienden van de patiënt. Internationaal vertoont het verpleegkundige beroep eveneens een enorme diversiteit. In ontwikkelingslanden nemen verpleegkundigen noodgedwongen vaak de taken van een arts over en ondervragen en onderzoeken zij de patiënten niet alleen, maar stellen zij ook de (medische) diagnoses. Zij spelen verder een actieve rol bij de opzet en uitvoering van de basisgezondheidszorg in plattelandsdorpen en in de armoedebestrijding10. 1.3 Nieuwe taal in de maak; talige kanten van de professionalisering 1.3.1 Verpleegkundigen en taal Verpleegkundigen staan tot nu toe - anders dan bijvoorbeeld specialisten – niet slecht bekend als het gaat om duidelijk en patiëntvriendelijk taalgebruik. Gezien hun veelzijdige rol (zie vorige paragraaf) is dat maar goed ook. Het 'diagnostisch' taalgebruik zou hierin echter verandering kunnen brengen doordat het professionele jargon als een geheimtaal gaat werken, waarmee de afstand tussen verpleegkundige en patiënt wordt vergroot. Dit zou een betreurenswaardige ontwikkeling zijn. Professionaliseren kan echter niet zonder het standaardiseren van veel beroepsaspecten, waaronder de vaktaal. Wat betreft de NANDA-diagnostiek lijkt Nederland enige tijd op twee benen te hinken. Op het ene been wordt, naar Amerikaans voorbeeld, de NANDA-diagnostiek omhelsd als speerpunt van de professionalisering. De vertaling van de NANDA-diagnoses wordt echter niet structureel aangepakt en gestandaardiseerd, zoals in Frankrijk en Franstalig Canada gebeurt (Regeer & De Graaf 1993). Er kunnen in Nederland in theorie meerdere vertalingen binnen diverse fondsen van uitgeverijen 8 Exacte termen zijn afhankelijk van de organisatie van de afdeling. 9 Gespecialiseerde verpleegkundigen, die naast verpleegkundige taken ook medische taken verrichten. 10 Sheila Dinotshe Tlou, hoogleraar Verpleegkunde in Botswana. AMC magazine mei 2002. 7
  • 16. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal ontstaan. Op het andere been is er veel kritiek op de NANDA-aanpak of wil men de NANDA-classificering en formuleringen niet kritiekloos overnemen. Ze zijn niet zonder meer toepasbaar in de Nederlandse praktijk. Tijdens verplegingswetenschappelijke discussies wordt de noodzaak van een eenduidige verpleegkundige vaktaal aan het begin van de jaren negentig heel dringend gevoeld.11 Daarin zit een verschil met de situatie in de Verenigde Staten. In de VS is de verpleegkundige diagnostiek al in 1970 op gang gekomen. Het ging toen volop om professionalisering, de afbakening van wat de eigen discipline precies inhield12. Hoewel deze onderwerpen in Nederland uiteraard ook belangrijk zijn, lijkt hier de nadruk op het eenduidig verpleegkundig begrippenkader (EBK) te liggen. Ook gezien de ervaringen in de beroepsuitoefening, het onderwijs, op managementniveau en op beleidsniveau is de noodzaak om tot eenduidigheid te komen heel hoog. Het NRV (Nationale Raad voor de Volksgezondheid) adviseert de staatsecretaris daarom een Vooronderzoek eenduidig verpleegkundig begrippenkader te laten verrichten (NRV 1991). Ik kom hier in paragraaf 1.3.5 op terug. Een van de redenen waarom de taal van de verpleegkunde zo weinig eenduidig is, is ongetwijfeld het bestaan van meerdere denkscholen en visies op verplegen. In de volgende paragraaf beperk ik me tot de visies die in Nederland het meest voorkomen. 1.3.2 Verpleegkundige denkscholen en taal Toen de eerste NANDA-diagnoses werden geformuleerd, tijdens een consensusbijeenkomst van de Amerikaanse leden van de NANDA-organisatie, bleek al hoe moeilijk het was om het eens te worden over de taal die zou moeten worden gebruikt. Er bestaan meerdere verpleegkundige theorieën, visies of modellen, ieder met een geheel eigen begrippenkader. Zo zou alleen al de term 'verpleegkundige diagnose' door verschillende verpleegkundige theoretici anders kunnen worden gedefinieerd. Enkele voorbeelden: Martha Rogers werkt voornamelijk met het begrip energie. Callista Roy werkt rond 'adapteren'. Een verpleegkundige diagnose zou bij Roy worden opgevat als een 'disfunctioneel patroon' of 'ineffectieve aanpassing'. Dorothea Orem werkt vanuit het begrip 'zelfzorg' en zou de diagnoses opvatten als 'zelfzorgaandoeningen'. Deze verschillende invalshoeken met de bijbehorende discoursen bleken bij het tot stand komen van de diagnostiek van de NANDA al een probleem (Regeer & De Graaf 1993). Soms is het discours van een bepaalde visie in de NANDA-diagnostiek terechtgekomen. Dit is vooral bij de taal rond de visie van Orem (self-care deficit) frappant. Deze visie is in Nederland overigens dominant. Dat de terminologie en visie van bepaalde denkscholen in een diagnostiek terechtkomen, is goed voor te stellen en in zekere zin onvermijdelijk. Ideaal is het natuurlijk niet, omdat een diagnostiek algemeen 11 Met name in: Ten Napel 1995, Van der Bruggen en Hirs 1993, Schouwstra 1994, Ten Holte 1993, Leih & Salentijn 1991 en Van de Pasch 1995a en 1995b. 12 Deze informatie is onder andere afkomstig uit een gesprek met Claudia Gamel, Amerikaanse verplegingswetenschapster en NANDA-lid, werkzaam in Nederland. 8
  • 17. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal toepasbaar moet zijn, ook voor verpleegkundigen die vanuit een andere visie of denkschool werken. Bovendien zullen denkscholen en visies veranderen. Dat gebeurt in ieder vakgebied en binnen iedere tak van wetenschap. De metafoor van 'zelfzorgtekort' past wellicht heel goed in de huidige tijd in Nederland (hoewel er zeker bezwaar is tegen de terminologie, zie later) maar er zullen nieuwe generaties verplegingswetenschappers komen die op een heel andere manier naar het beroep zullen kijken. Een pleidooi voor de terminologie van één bepaalde visie zoals die van Orem, als theoretische basis voor de formulering van verpleegkundige diagnoses, zoals sommige verplegingswetenschappers bepleiten (Van der Peet, 1993), is daarom niet verstandig. Bij de ontstaansgeschiedenis van de NANDA had men oog voor een 'gemeenschappelijke taal' in de Verenigde Staten. Een van de regels was dat vijftig procent van de deelnemende verpleegkundigen betrokken moest zijn bij de directe zorgverlening aan patiënten en men werkte met zogenaamde consensusbijeenkomsten. Aan de wieg van de NANDA waren dus niet alleen 13 verplegingswetenschappers te vinden. In Nederland worden de ontwikkelingen op het gebied van diagnostiek en het zo gewenste EBK (eenduidig begrippenkader), voor zover ik dit kan beoordelen, voornamelijk door theoretici voortgestuwd. Bovendien was bij de eerste generatie verplegingswetenschappers die in Nederland afstudeerden de visie van de Amerikaanse verplegingswetenschapper Orem dominant (zie ook de volgende paragraaf).14 1.3.3 (Ver)taalgruwelen en andere problemen Volgens een artikel dat is verschenen in de Proceedings van de tiende NANDA-conferentie15 in 1994 bestaat er bij verpleegkundigen in de Verenigde Staten bezwaar tegen het aanleren van een 'nieuwe taal' ten behoeve van de verpleegkundige diagnostiek. Zij zouden liever gebruik maken van de taal die er al is: "(...) there is still an awkwardness about using the language proposed by NANDA for nursing diagnoses: Nurses are often embarrassed by what is felt to be the inferior usefulness and jargonistic phrasing of some of this language and would prefer to use everyday language more specifically descriptive of the client's actual problems.” (Webster, & Brencick 1994; 64) 13 "Eén van de regels die ze zichzelf in die tijd stelden was dat vijftig procent van de deelnemende verplegenden betrokken moest zijn bij de directe zorgverlening aan patienten. Het ging niet alleen om academisch gevormde en theoretische mensen. Het begon dus allemaal met een groep verplegenden die zei: 'Kunnen we niet een gemeenschappelijke taal maken die we in heel de Verenigde Staten gebruiken?' Later gingen ze officieel door als de nanda." Citaat van Phyllis Kritek in TvZ nr 3, 1993, p 91. 14 Deze informatie is gebaseerd op een telefonisch interview dat ik in 1996 had met Claudia Gamel, een Amerikaanse verplegingswetenschapster en destijds het enige nanda-lid in Nederland. 15 Tijdens een NANDA-conferentie worden besluiten genomen over diagnoses. De conferenties worden tweejaarlijks gehouden. 9
  • 18. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Volgens Webster, & Brencick 1994 wordt de NANDA-taal die tot dan toe werd gebruikt óók in de Verenigde Staten niet als mooi of vanzelfsprekend ervaren – er moest moeite worden gedaan om zich de nieuwe taal eigen te maken. Dat de NANDA-taal niet fraai is, vond ik ook zelf opvallend bij een eerste confrontatie met de vertalingen van de NANDA-diagnostiek. Voor leken hebben veel van de termen bovendien een 16 bevreemdend, bijna fiscaal/economisch tintje, door het veelvuldige gebruik van ‘tekort’ . In een kleine steekproef onder 24 vrijwilligers heb ik in 2003 getoetst of ik hierin alleen was (zie bijlage A). Mijn indruk werd daarin bevestigd. Vooral de term ‘zelfzorg’, een term die binnen de verpleegkundige theorie van Dorothea Orem in Nederland in zwang is geraakt, valt niet altijd goed bij leken (potentiële patiënten!) Het concept impliceert dat de verpleegkundige zorg wordt afgestemd op wat de patiënt zelf al of niet kan. De verpleegkundige vult de patiënt aan daar waar deze ‘tekort schiet’ (een veel gebruikt verpleegkundig werkwoord). Uit het volgende citaat blijkt dat ook een probleem met de opname van lucht als zelfzorgtekort kan worden gekenmerkt: ‘Wanneer iemands (zelf)zorg voor de opname van lucht tekort schiet, heeft hij behoefte aan verpleegkundige hulp. Welke hulp dat is, hangt af van de vraag op welke punten het zelfzorgvermogen te kort schiet om in zijn behoefte aan opname van lucht te voorzien.’17 Het begrip zelfzorg(tekort) is ook onder verpleegkundigen niet altijd geliefd. Mogelijk heeft vooral de oudere generatie, die vanuit een heel andere visie op zorg is opgeleid, iets tegen het begrip en de stijl van verplegen die het impliceert. Een van de meest toonaangevende verpleegkundig docenten van na de tweede wereldoorlog, Annie van Eindhoven, uit in een interview in TvZ,, Tijdschrift voor Verpleegkundigen haar kritiek op het begrip ‘zelfzorg’ en de theorie van Orem. Het begrip zelfzorg zet volgens Van Eindhoven verpleegkundigen op het verkeerde been omdat zij worden afgeleid van de vraag welke zorgbehoefte iemand heeft: ‘Een verpleegkundige die tegen iemand, die na een operatie moet oefenen met lopen, zegt: "Ik blijf bij u tot u weer goed kunt lopen", geeft meer vertrouwen dan een collega die zegt: "U moet zelf leren lopen”. Bij de laatste zal bij veel patiënten de angst ontstaan dat, zodra hij een of twee stappen zelf kan zetten, de verpleegkundige is verdwenen. Een praktijk die helaas voorkomt en die, naar ik meen, deels zeker is ontstaan door de eenzijdige nadruk op dat ellendige beginsel van zelfzorg als doelstelling. Soms is die doelstelling toch ronduit een aanfluiting?' (Van Dam, 1994) 16 Enkele voorbeelden van voor leken vreemde diagnoselabels: dreigend vochttekort, tekort in gezondheidsonderhoud, verminderd huishoudvermogen, kennistekort, voedingstekort, voedingsteveel en vooral zelfzorgtekort. 17 Een citaat uit een studieboek op het gebied van de verpleegkunde, geciteerd door Kalis & Zwagerman 1994;146. Interessant in deze context is een ingezonden brief aan een vakblad voor verpleegkundigen. Een student aan de HBO-V stelt daarin dat de naam ‘verpleegkundige’ de professionalisering van het beroep zou stagneren. Een betere naam voor het beroep van verpleegkundige zou volgens hem ‘zelfzorg-ondersteunings- deskundige’ zijn (TvZ, nr 9, 1992; 308). 10
  • 19. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Kalis en Swagerman (1994) waarschuwen in hun kritische artikel over de Orem-taal en de Orem- ‘theorie' dat de manier waarop deze in de praktijk worden gebruikt kan leiden tot vervreemding van de hulpvraag van de patiënt. Discussies rond de verpleegkundige diagnostiek De hooggespannen verwachtingen van de verpleegkundige diagnostiek uit de VS hebben in veel gevallen tot teleurstellingen geleid. Mogelijk komt dit deels omdat men in Nederland hoopte dat met de verpleegkundige diagnostiek een eenduidige vaktaal kon worden aangereikt. De NANDA-diagnostiek is in ieder geval vaak omhelsd maar ook verguisd. Uit een vaak geciteerde verplegingswetenschappelijke studie (Roelofs 1993) blijkt dat de formuleringen die van Nederlandse bodem komen, meestal veel vollediger zijn dan diagnoses die uit de Amerikaanse literatuur afkomstig zijn. Voldoende redenen om de Amerikaanse diagnoses niet zonder meer over te nemen maar kritisch en naar Nederlandse maatstaven te beoordelen. Als tegenwicht voor het 'importeren' en formuleren van verpleegkundige diagnoses vanuit de Amerikaanse literatuur, is men in Groningen begonnen met het ontwikkelen van verpleegkundige diagnoses vanuit de Nederlandse verpleegkundige praktijk.18 Men wil daarbij blijven uitgaan van de materie die uit de VS wordt aangeboden om deze vervolgens aan te passen aan de Nederlandse situatie, al dan niet met behulp van onderzoek uit de (Nederlandse) praktijk. Naast het Groningse streven om de NANDA-diagnostiek aan te passen aan de Nederlandse praktijk, is 19 er ook discussie over hoe de NANDA-diagnostiek is geformuleerd. De discussies gaan onder andere over de verschillende abstractieniveaus van de diagnoses, over de onnodig gekunstelde formuleringen en het feit dat de labels zijn geformuleerd op basis van verschillende verpleegkundige theorieën en modellen. Als oplossing wordt gezien de diagnoses vanuit de veel meer neutraal geformuleerde ICIDH20 te formuleren. Voor een overzicht van de labels en de vertalingen in 1996 zie bijlage B. 1.3.4 Vertaalslag Uit het bovenstaande blijkt dat de discussie rond de verpleegkundige diagnostiek zowel de naamgeving als de begrippen betreft. De nieuwe termen komen bovendien door middel van een letterlijke en figuurlijke vertaalslag Nederland binnen. Het gevolg is een complexe situatie waarin zowel de nieuwe concepten als de idiomen die ernaar verwijzen, niet helder lijken te zijn. De vertaling van de nieuwe begrippen - een metatalige taak bij uitstek! - wordt, zoals gezegd, niet centraal 18 Tijdschrift Methodiekontwikkeling Verpleegkunde en mondelinge informatie HBO-V. 19 Met name in: Ten Napel 1995, Van der Bruggen en Hirs 1993, Schouwstra 1994, Ten Holte 1993, Leih & Salentijn 1991 en Van de Pasch 1995a en 1995b. 20 Een classificatie van de WHO, inmiddels vervangen door de Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren (ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health) 11
  • 20. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal aangepakt maar wordt aan de willekeurige vertalers (professioneel en niet professioneel) overgelaten. Hoewel, zoals hierboven beschreven, de behoefte bestaat om de diagnoses vanuit de Nederlandse praktijk te ontwikkelen, worden de NANDA-diagnoses regelmatig redelijk brontekstgetrouw vertaald. Het is interessant om deze situatie nader te bekijken. Daar waar de begrippen waar de diagnoses naar verwijzen in het Nederlandse verpleegkundige discours bekend zijn, is er immers geen reden om ze niet doeltekstgericht te vertalen; zeker wanneer er een behoefte bestaat om de diagnostiek vanuit de Nederlandse situatie vorm te geven. Een voorbeeld staat in figuur 1.2. Self-care deficit kan prima worden vertaald met het veel gebruikte verpleegkundige begrip ‘ADL-afhankelijkheid’21. De meeste vertalingen van de labels blijven echter redelijk trouw aan de brontekst (zie bijlage B) en het is frappant dat in het bovenstaande voorbeeld ADL-afhankelijkheid schijnbaar niet als mogelijke vertaling wordt gezien, maar eerder als een pleidooi voor herformulering van het diagnoselabel (Leih & Salentijn 1991/1992). Figuur 1.2 - Vertaling van Self-Care Deficit: Bathing/Hygiene Voorbeeld van enkele aangetroffen vertalingen van een NANDA-label: 1. Zelfstandigheidstekort (in wassen) 2. Zelfzorgtekort (in wassen) 3. ADL-afhankelijkheid (m.b.t. wassen) Self-Care Deficit 4. Afhankelijkheid bij (Bathing/Hygiene) lichaamsverzorging (m.b.t. wassen) 5. Gebrekkige zelfverzorging (m.b.t. wassen) Hoe zou een vertaler bij de eerste vertaling van de NANDA-diagnoses te werk kunnen gaan? Waarop baseert hij zijn vertaalkeuzes? Na bestudering van de verschillende vertalingen en de discussies over de verpleegkundige diagnostiek en vaktaal in de jaren negentig, heb ik een aantal mogelijke factoren op een rij gezet. Om de operationalisering van het onderzoek te dienen, zal ik ze behandelen in combinatie met informatie over de vertalingen die ik in 1996 heb gevonden en die in de enquête zijn voorgelegd aan verpleegkundigen. Enkele van de genoemde factoren houden bovendien verband met de mogelijke redenen achter het oordeel, die eveneens in de enquête worden bevraagd. Ik kom hier in hoofdstuk 2 bij de operationalisering op terug. 21 ADL duidt op ‘algemeen dagelijkse levensverrichtingen’. 12
  • 21. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Werkvertalingen Aangezien er in de beroepsgroep over het onderwerp verpleegkundige diagnostiek veel discussie bestaat, zijn de eerste officiële vertalingen van de diagnoses per definitie als werkvertaling op te vatten. Voor vrijwel alle formuleringen in de enquête geldt dat het werkvertalingen zijn. Aan de ene kant zijn dat letterlijke vertalingen (van één of enkele diagnoses), zonder vermelding van de brontekst, die worden gebruikt als alternatief voor de Amerikaanse term. Ze zijn bedoeld voor een beperkte lezersgroep, bijvoorbeeld omdat de lezers moeite kunnen hebben met het Engels. Sommige meer ’overt werkvertalingen’ zijn duidelijk bedoeld om een discussie in de Nederlandse context te vergemakkelijken. Vaak gaan deze werkvertalingen wél gepaard met de vermelding van de Amerikaanse labels (bijvoorbeeld in een scriptie). Een ander type is een werkvertaling als serieuze poging tot terminologievorming, vaak met neologismen (bijvoorbeeld wanneer het Amerikaanse begrip in het Nederlands een 'conceptual gap’ is) en met vermelding van een skopos. De professionele Gordon-vertaling van Wim Seunke uit 1995 waarbij de hele verzameling NANDA-diagnoses is vertaald, is zo’n vertaling. De vertaling ‘ADL-afhankelijkheid’ (zie figuur 1.2.) van Evers is wellicht de enige vertaling die niet als werkvertaling is te betitelen: het is een formulering die is gebaseerd op een uitgebreide inhoudelijke discussie in het kader van een proefschrift. De betreffende stelling luidde: ‘De verpleegkundige diagnose "zelfzorgtekort" van de NANDA behoort (...) vervangen te worden door het diagnostisch label "ADL-afhankelijkheid".' (Leih en Salentijn, 1991/1992,1) Uit de informatie blijkt helaas niet of het voorstel alleen de formulering betreft of gelijktijdig een (inhoudelijke) aanpassing van de gehele diagnose. Context - onderlinge systematiek Ieder diagnoselabel maakt deel uit van een classificatie van meerdere diagnoselabels. De labels hebben een zekere onderlinge systematiek waarbij zogenaamde ‘qualifiers’ 22 (bepalende woorden) de diagnoses specificeren. Dat een vertaling deel uitmaakt van een hele classificatie van diagnoses, beperkt de vertaalmogelijkheden aanzienlijk en voegt een extra uitdaging toe. Hoewel de 'qualifiers' (bijvoorbeeld impaired) van NANDA zijn bedoeld om de eenduidigheid te bevorderen en de diagnose te 23 differentiëren of te specificeren , kunnen ze niet altijd zo gemakkelijk naar het Nederlands worden vertaald. Het is een kwestie van afwegen of de qualifiers consequent (en equivalent) kunnen worden vertaald of dat naar alternatieven moet worden gezocht. Het is ook voor te stellen dat de NANDA- systematiek van qualifiers – die ook maar een voorlopige status heeft - wordt losgelaten en dat naar een nieuwe samenhangende systematiek in de doeltekst wordt gezocht. Impaired (zoals in impaired physical mobility is vertaald met ‘belemmerde’, ‘beperkte’, ‘verstoorde’, ‘verminderde’. Standaard zou impairment met ‘stoornis’ worden vertaald en impaired zou dan het meest overeenkomen met ‘verstoorde’. 22 Adjectieve specificaties, zoals impaired, altered, ineffective, dysfunctional. Zie ook paragraaf 2.1.2. 23 Vooral met betrekking tot de ernst, duur, aard of het stadium van het probleem (zie ook selectiecriterium 2 in de bijlage). 13
  • 22. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Impaired physical mobility is in de Gordon-vertaling van Seunke ‘mobiliteitstekort’ geworden, ongetwijfeld een resultaat van het zorgvuldig wikken en wegen (volgens het voorwoord in Gordon 1995a). Labels die in een publicatie los van deze algehele context (buiten het corpus van ongeveer 110 diagnoses) worden vertaald, kunnen er anders uitzien dan als ze met inachtneming van de gehele context zouden zijn vertaald. Ook de vakinhoudelijke context van de betreffende diagnose zal uiteraard invloed hebben op het woordgebruik in de doeltekst. Cultuurverschillen – doeltekstgericht vertalen Er zijn een aantal cultuurverschillen tussen Nederland en de VS, bijvoorbeeld met betrekking tot het aandachtsgebied, de werkwijze van verpleegkundigen en de benadering van patiënten door verpleegkundigen. Het beroep van verpleegkundige wordt in de VS mogelijk hoger gewaardeerd, velen hebben een (Amerikaanse) universitaire graad en zijn meer medisch onderlegd. De handelingen die verpleegkundigen mogen verrichten (voorbehouden handelingen) zijn hierdoor verschillend. Verder hebben verpleegkundigen in de VS meer dan hun collega's in Nederland een (psycho)therapeutische inslag bij verschillende interventies op het gebied van de psychiatrie en doen 24 zij meer aan voorlichting. Vakinhoudelijk zijn er dan ook nog verschillen, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanpak van bepaalde aandoeningen (zoals van anorexia nervosa). De algemene taal van het Engels bevat veel meer medische termen dan het Nederlands (NL: staar/Eng: cataract) en ook in Amerikaanse boeken op het gebied van verpleegkunde lijkt de medische vaktaligheid hoger te zijn dan die in Nederlandse boeken. Nederlandse vertalingen zouden, als geen rekening wordt gehouden met deze verschillen, veel meer vaktalig en afstandelijk kunnen uitvallen. In de Gordon-vertaling is uiteraard rekening gehouden met cultuurverschillen. Daarom is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de Nederlandse gangbare begrippen (voorwoord 1995a). Daarnaast was één van de uitgangspunten 'begrijpelijkheid en eenvoud'. De voorkeur ging naar woorden van een Nederlandse afkomst (in plaats van jargon van Griekse of Latijnse afkomst). Verpleegkundige visie Een andere mogelijke invloed op de vertaling (en ook op de formulering van de brontekst) is de verpleegkundige visie of theorie die wordt aangehangen. Eén van de bronnen van de vertaalde diagnoselabels die in de enquête zijn gebruikt, is geheel vanuit de verpleegtheorie van Dorothea Orem geschreven (Van der Peet 1993, zie ook zijn artikel in TvZ 1994). Zo zijn ook formuleringen vanuit andere theorieën mogelijk. De theoretische lading die in de brontekst aanwezig is (of lijkt aanwezig te zijn), kan ook door de vertaler worden verwijderd (selfcare deficit -> ADL-afhankelijkheid) In de vertaling van Wim Seunke is de Orem-terminologie (deficit ->‘tekort’) regelmatig gehandhaafd en soms zelfs versterkt. (mobiliteitstekort als vertaling van impaired physical mobility of ‘voedingstekort’ als begrijpelijk korter geformuleerde vertaling van nutrition, altered: less than body 24 Dit bleek na vakinhoudelijk overleg bij mijn vertaling van Townsend 1998. 14
  • 23. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal requirements) Of deze keuze voortkomt uit het idee dat de labels vanuit de in Nederland veel toegepaste visie van Orem moeten worden vertaald of uit de wens om beknopt te blijven, is niet met zekerheid te zeggen. In het voorwoord van Proces en Toepassing staat het volgende: ‘Dankzij de populariteit van Orems zelfzorgtekortheorie is de term zelfzorg voorgoed ingeburgerd in verpleegkundig Nederland en staat hij zelfs op het punt ingelijfd te worden bij de dagelijkse spreektaal.’ Persoonlijk betwijfel ik zeer of deze Orem-term zal worden ingelijfd in het algemene taalgebruik. De term zelfzorg wordt in de algemene taal naar mijn mening (en na enig onderzoek op internet en de steekproef in bijlage A) voornamelijk opgevat als: ‘wat mensen zelf kunnen doen bij klachten voordat ze naar de dokter gaan’. De betekenis van de verpleegkundige term gaat toch een heel stuk verder. Zorgtekort is overigens wel een veel gevonden term in kranten, maar dan in de context van de gevolgen van een bepaald beleid (gebrek aan thuiszorg, de situatie in verpleeghuizen enzovoort). Zelfzorgtekort heb ik vooralsnog alleen in een verpleegkundige context aangetroffen. Volgens Seunke heeft het begrip self care in de NANDA-diagnoses een veel engere betekenis dan bij Orem. Daarom is self care in de lopende teksten in het boek vertaald met persoonlijke zorg en is voor het diagnoselabel self care deficit de keus gevallen op zelfstandigheidstekort. Interpretatie verpleegkundige diagnose in verpleegkundig proces Volgens het Vooronderzoek eenduidig begrippenkader (1993) is het vaak niet duidelijk welke plaats een verpleegkundige diagnose inneemt in het verpleegkundig proces25 (zie paragraaf 1.3.5). Dit wordt ook wel de 'contextuele definitie’ van de verpleegkundige diagnose genoemd. Het is een ingewikkelde en verplegingswetenschappelijk inhoudelijke kwestie maar duidelijk is wel dat het nogal verschilt of je een diagnoselabel ziet als de beschrijving van een ‘probleem’ (ofwel van de patiënt ofwel van de verpleegkundige), als een 'situatie' of als een 'reactie' van de patiënt. Dit onderscheid houdt, zoals 26 gezegd, verband met de manier van werken op de afdeling: taakgericht of patiëntgericht (Bobbink 1986) en heeft ongetwijfeld invloed op het discours en de manier waarop een label kan worden geformuleerd of vertaald. Professionalisering De verpleegkunde is een professionaliserend vakgebied. Hierbij hoort ook het streven naar standaardisering en een eigen vaktaal (zie ook hoofdstuk 1). Dat een formulering vooral ‘verpleegkundig en professioneel’ moet klinken - dit is daarom wellicht een overweging voor mensen die de labels als verpleegkundige (of als HBO-V docent of verplegingswetenschapper) vertalen of er 25 Het verpleegkundig proces bestaat uit de volgende stappen: (1. het verzamelen van gegevens, 2. het vaststellen van het probleem, 3. het stellen van doelen, 4. het uitvoeren van verpleegkundige acties en 5. het evalueren). De eerste twee fasen van het verpleegkundig proces (verzamelen van gegevens en vaststellen van de problemen) kunnen door middel van de verpleegkundige diagnostiek worden geïntegreerd. 26 Een taakgericht verpleegsysteem kent meer hiërarchie, een patiëntgericht verpleegsysteem wat minder: er is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid, werken als 'team'. Deze informatie is ook voor de enquête van belang. 15
  • 24. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal op een wetenschappelijk terrein over discussiëren. Juist de mensen die de professionalisering een warm hart toedragen, zijn actief betrokken bij de verpleegkundige diagnostiek en het probleem van de meerduidige vaktaal. Misschien neigt men hierdoor meer naar een brontekstgetrouwe vertaling. De status die de brontekst voor de vertaler heeft, zal in ieder geval van invloed zijn op de mate van equivalentie die hij in de vertaling wenst te zien. De verpleegkundige diagnostiek zal in de verre toekomst deel gaan uitmaken van een internationale classificatie, wellicht vergelijkbaar met de ICD-10 van medische aandoeningen en de DSM-IV in de psychiatrie. Vooruitlopend hierop, zou de vertaler een voorkeur kunnen hebben voor een meer equivalente vertaling. Aan de andere kant is het net zo goed mogelijk dat men juist neologismen wenst te gebruiken om het vernieuwende van de verpleegkundige diagnostiek en de ‘verpleegkundigheid’ van de formulering te beklemtonen, in tegenstelling tot een medische formulering of een formulering die overeenkomt met de algemene taal. Ook Sauer (1993) noemt in dit verband een toename van abstractie en nominalisering. In het voorwoord van de Gordon-vertaling (1995a), waaruit veel informatie over de skopos van de vertaling is te halen, staat dat weliswaar vele mensen aan de NANDA-formuleringen hebben gewerkt maar dat zij ‘niet representatief zijn voor de beroepsgroep in haar geheel’ Daarom moet de vertaling van de labels in het boek als een voorlopige werkvertaling worden gezien. Equivalentie was bij de vertaling van de labels voor Seunke geen belangrijke eis. Dat de labels inhoudelijk overeenkwamen met de bijbehorende definities was van veel groter belang. Relatie met de algemene taal – mondeling taalgebruik Professionaliseren en standaardiseren is één ding, maar verpleegkundigen werken in nauw contact met hun patiënten en cliënten. De wens om de verpleegkundige vaktaal vooral zo helder en duidelijk mogelijk te houden kan daarom van invloed zijn op een vertaling. Naast de vakexterne communicatie (met de patiënt) is de transdisciplinaire communicatie voor verpleegkundigen essentieel: door hun middenpositie tussen patiënt en vele disciplines in heeft de verpleegkundige bij uitstek een communicatieve rol. Alleen al daarom is het verklaarbaar dat de verpleegkundige vaktaal zo dicht bij de algemene taal is gebleven. In verband hiermee kun je stellen dat een vakterm voor verpleegkundigen ook mondeling moet zijn te verhapstukken. Dit valt van labels als ‘Nutrition, Altered: High Risk for More than Body Requirements’ te betwijfelen. Aanduidingen van verpleegkundige diagnoses dienen niet alleen als ‘kopje’ in een verslag of dossier maar ook in zinsverband te kunnen worden gebruikt. Dit impliceert een zekere graad van ‘uitspreekbaarheid’ en ‘verbale combineerbaarheid’: de termen moeten liefst in combinatie met meerdere (werk)woorden te gebruiken zijn. In de Seunke-vertaling werd vanwege de communicatie met de patiënt belang gehecht aan begrijpelijkheid en eenvoud van de vertaling, met hier en daar ‘potjeslatijn’ wanneer dit onvermijdelijk was. Signaalfunctie Een label is een ‘naam’ die staat voor een uitgebreid concept: een definitie, bepalende kenmerken en oorzakelijke of samenhangende factoren. De naam is een compacte aanduiding die als signaal 16
  • 25. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal fungeert voor de hele diagnose. Vanwege deze signaalfunctie dient het woord of de woordgroep die het label aanduidt liefst kort en krachtig te zijn en dan is een nominalisering te verwachten. Dit komt overeen met de eis van 'beknoptheid' die in de verantwoording bij de vertaling van Gordon 1995a wordt genoemd. De duidelijkheidsbehoefte kan aan de andere kant ook weer resulteren in het afstand nemen van de 'algemene taal', omdat het, in een gesprekssituatie bijvoorbeeld, anders niet duidelijk is of er over een diagnoselabel wordt gesproken. Een voorbeeld: het idioom ‘lage zelfwaardering’ is ook in de algemene taal te vinden. De alternatieve formulering 'geringe zelfachting' klinkt wellicht wat archaïsch maar daarmee bestaat meer kans dat het idioom als ‘naam’, als diagnoselabel, wordt herkend. Ook in de brontaal stelt de functie van het begrip (‘het is een diagnose’) eigen eisen aan de formulering. Er is onderscheid nodig tussen een verpleegkundige constatering en een diagnose. Dit verklaart mogelijk de soms nogal gekunstelde formuleringen in de NANDA-brontekst (figuur 1.1 en 27 bijlage B). Er zijn wellicht neologismen nodig om aan te duiden dat het diagnoses zijn. In het voorwoord van de Gordon-vertaling wordt niet over neologismen gerept (maar ze worden wel gebruikt). Seunkes eisen van beknoptheid en specifiekheid spelen in deze context een rol. De breedsprakigheid van NANDA wordt gecorrigeerd en de wat vage qualifiers ‘altered’ en ‘alteration’ worden meer specifiek gemaakt door een vertaling met ‘tekort’, ‘verstoring’ of ‘stoornis’. Voorzichtig vertalen Het vertalen van de verpleegkundige diagnostiek lijkt iets weg te hebben van het springen van een rijdende trein (de Amerikaanse verpleegkunde in ontwikkeling) op een rijdende vrachtwagen (de Nederlandse verpleegkunde in ontwikkeling) die niet noodzakelijk naar dezelfde bestemming onderweg zijn. Deze vergelijking is uiteraard chargerend en beperkt en is geen geschikte metafoor voor wat het vertalen inhoudt, maar de vraag of de Amerikaanse diagnoses van toepassing zijn binnen de doelcultuur is natuurlijk wel legitiem. Ook de vraag of er niet ongewild Amerikaanse concepten of invalshoeken worden mee vertaald naar de doeltaal. Standaardisatie is een belangrijk streven - ook internationaal - maar 'gezondheidsproblemen' zullen wellicht eerder intercultureel vergelijkbaar zijn dan 'reacties' daarop. En dan spreken we nog niet over hoe men hierop per doelcultuur verpleegkundig kan reageren. De internationale standaardisatie van verpleegkundige concepten is in grote mate een filosofisch en verplegingswetenschappelijk probleem maar heeft ook bijzonder veel met (ver)talen te maken. Daarom zal een vertaler voorzichtig te werk moeten gaan. Er is bij zo’n ‘stunt’ toch wel enige verantwoordelijkheid vereist, aangezien een vertaling van de gehele diagnostiek in boekvorm, door de dicterende werking van de publicatie, veel invloed heeft op de gebezigde formuleringen in de vaktaal en daarmee misschien zelfs een beetje voor de richting van die vrachtwagen… (De vertaler van Gordon 1995a was zich daar overigens van bewust.) De overt werkvertalingen die in het kader van een verpleegkundige discussie zijn geformuleerd, gingen hieraan begrijpelijk voorbij - voor zover ik dat kan beoordelen. 27 Voor de vertaling van non-compliance geven de meeste bronnen overigens een niet- letterlijke vertaling: de verpleegkundige term ‘therapieontrouw’ (zie bijlage B). Non- compliance en therapieontrouw zijn echter beide bekende begrippen in de verpleegkundige vaktaal en zijn ontelbare malen over en weer vertaald. 17
  • 26. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Namen en begrippen – naam geven De vertaling van verpleegkundige diagnoses in een situatie waarin de bruikbaarheid van de Amerikaanse diagnostiek voor de Nederlandse situatie ter discussie staat, vraagt in eerste instantie om werkvertalingen. Zoals hierboven is gebleken, is dat in Nederland ook zo gebeurd. In deze scriptie gaat de aandacht vooral uit naar de labels van de diagnoses. Een label is op te vatten als de naam waarmee een diagnose wordt aangeduid en vervult een focusfunctie voor het begrip. Vertalers die de Amerikaanse labels naar de Nederlandse doeltaalcontext vertalen – rekeninghoudend met het Nederlandse verpleegkundige discours en de inhoudelijke discussies over de betekenissen - geven daarmee ‘naam’ aan de diagnose in het Nederlands. Zij moeten dit doen omdat de situatie om onmiddellijke benoeming vraagt en omdat diagnoses nu eenmaal een naam (label) dragen. In mijn optiek is de speech-act benoemen van Geert Koefoed (1993) daarom van toepassing op het vertalen 28 van de labels (maar Koefoed behandelt benoemen begrijpelijk niet in relatie tot vertalen). Vaktalen kennen doorgaans vaste termen die naar vastomlijnde expliciet gedefinieerde begrippen verwijzen. De instrumentele eis die de verpleegkundige vaktaal van de diagnostiek aan zijn termen en begrippen stelt, heeft het effect dat betekenis geven en naam geven door elkaar heen gaan lopen. Er moet immers al over de begrippen worden gesproken of geschreven, voordat ze goed en wel zijn geaccepteerd of in (Nederlandse) terminologie zijn gelexicaliseerd. De acceptatie van het begrip en de acceptatie van de term gaan niet gelijk op.29 De begrippen hebben nog geen ‘Gestalt’. Het metatalige proces van benoemen (zowel het naam geven aan een begrip als betekenis geven aan een naam)30 is in de ontwikkeling van de Nederlandse verpleegkundige diagnostiek van de jaren negentig in volle gang. In deze situatie wordt een eenduidige verpleegkundige terminologie node gemist. Veel mensen vragen zich zelfs af of er überhaupt wel een verpleegkundige vaktaal bestaat. In de volgende paragraaf zal ik daarom, tot slot van dit hoofdstuk, kort ingaan op het ontbrekende EBK (eenduidig begrippenkader) en een heuristische vaktaaldefinitie behandelen, waarin betekenisdynamiek een plaats heeft. 28 Helaas reikt het te ver om de relatie tussen namen en begrippen en de relatie van vertalen met benoemen in deze scriptie te onderzoeken, vooral in verband met het begrip faculté du langage, van De Saussure, een metatalig vermogen ‘dat ons (onder andere) in staat stelt tekens te constitueren, relaties tussen tekens te leggen en zo systemen van relaties te construeren’ (Koefoed 1993; 88). Geert Koefoed werpt door zijn studie naar betekenisdynamiek veel licht op de diverse bestaanswijzen van taal (de taal van het individu, van de gemeenschap en het taalsysteem), op discours, op taal als cultuurproduct en op het tekenanalyserend en tekenconstituerend vermogen. Dit zijn stuk voor stuk onderwerpen die het vertalen als metatalige en culturele act direct aangaan. 29 Het is in deze context tekenend dat de namen van verpleegkundige diagnoses zowel in de oorspronkelijke taal als in vertalingen bij wijze van spreken tussen aanhalingstekens worden uitgesproken (mondelinge informatie van verplegingswetenschapper Gabriel Roodbol). 30 Koefoed 1993. 18
  • 27. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal 1.3.5 Van spraakverwarring naar standaardisering Er zijn veel argumenten waarom verpleegkundigen dezelfde taal zouden moeten spreken, dat wil zeggen: hun vaktaal zouden moeten standaardiseren. Ten Holte (1993;10) noemt er enkele: • een eenduidig begrippenkader maakt het zogenoemde 'methodisch werken' (een verpleegkundig begrip) mogelijk en het gebruik van protocollen en standaardverpleegplannen; • bij de overdracht van patiënten van de ene instelling naar een andere is eenduidigheid ronduit noodzakelijk; • wetenschappelijk onderzoek (vooral beleidsondersteunend sociaal-wetenschappelijk) heeft baat bij een EBK;. • veel registratiesystemen binnen instellingen zijn afhankelijk van zorginhoudelijke informatie onder andere voor budgettering; • het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) moet zicht kunnen houden op de gang van zaken binnen de gezondheidszorg en ook zorgverzekeraars willen weten welke verleende zorg zij financieren. Het ‘verpleegkundige product’ moet worden omschreven. Het taalgebruik van verpleegkundigen blijkt in de jaren negentig zeer meerduidig te zijn, althans dat is de constatering van het Vooronderzoek eenduidig verpleegkundig begrippenkader (van der Bruggen, 1993). ‘Diagnose’ is op zichzelf een bekend begrip in de algemene taal, maar volgens het Vooronderzoek bestaat er binnen de verpleegkundige beroepsgroep onduidelijkheid over het begrip verpleegkundige diagnose. Het is vaak niet duidelijk welke plaats een verpleegkundige diagnose 31 inneemt in het verpleegkundig proces (de verpleegkundige werkwijze). Een diagnoselabel (de ‘naam’ van een diagnose) kan bovendien op drie verschillende manieren worden gezien: als de beschrijving van een ‘probleem’, als een ‘situatie’, of als ‘reactie’ van de patiënt. De doelstelling van het vooronderzoek was: “een op onderzoek gebaseerd advies uit te brengen met betrekking tot de wenselijkheid en de haalbaarheid van een eenduidig verpleegkundig begrippenkader, met name betreffende de ‘verpleegkundige diagnose’, alsook met betrekking tot indelingscriteria, of ordeningsprincipe's, of classificaties, en aanbevelingen te doen aangaande realisering daarvan.” (Van der Bruggen & Hirs, 1993) Enkele van de (voorlopige) constateringen in 1993: "De gegevens en gegevenssoorten die worden gebruikt in de praktische verpleegkundige zorgverlening zijn volstrekt heterogeen." (…) "De verpleegkundige gegevens weerspiegelen vaak het medische model: verpleegkundige observaties en rapportage blijven georiënteerd op ziektebeelden. Zelfs waar in beginsel wordt gekozen voor een bestaande verpleegkundige theorie, blijkt de praktische toepassing ervan toch vaak medisch of medisch-technisch." 31 Dit wordt ook wel de contextuele definitie van de verpleegkundige diagnose genoemd. 19
  • 28. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Hoewel het Vooronderzoek als zeer gerenommeerd en betrouwbaar te boek staat, zijn er toch enkele kanttekeningen of vraagtekens te plaatsen. Voor zover ik dit heb kunnen vaststellen is er geen taalkundige tekstanalyse toegepast en zijn er geen taalkundigen bij het onderzoek betrokken geweest. Er werd meteen toegespitst op gegevens(soorten) en er lijkt (voor zover ik dat kan bepalen) geen rekening te zijn gehouden met bijvoorbeeld de functie of doelgroep van de onderzochte teksten en 32 ook niet met de werkmethode binnen de instellingen waar de teksten uit afkomstig waren. Kortom: taalexterne factoren die wel taalbepalend zijn, zijn wellicht buiten beschouwing gelaten. De visie waar vanuit iemand werkt en ook de organisatie van de afdeling hebben immers invloed op hoe iemand iets onder woorden brengt. In het vooronderzoek is schijnbaar onwillekeurig gebruik gemaakt van diverse tekstsoorten (formulieren, boeken, scripties, standaardverpleegplannen, dossiers en rapportages) die zijn geschreven binnen diverse contexten en met verschillende tekstfuncties. Hierbij moet worden opgemerkt dat de tekstanalyse slechts één onderdeel vormde van het gehele Vooronderzoek. Taalgebruik, ook in geschreven teksten, is gesitueerd in een setting en een context. Daarbij horen tekstuele factoren, maar zeker ook zaken zoals de doelgroep (beoogde lezers) van de tekst, de functie of de status van de schrijver van de tekst ten opzichte van de lezers, de functie van de tekst en de werkcultuur (en theoretische visie) van de instelling om maar enkele mogelijke punten te noemen. Dit zijn factoren waarmee binnen de (socio)linguïstiek, pragmatiek en vertaalwetenschap rekening wordt gehouden. Als in een rapportage een verpleegkundige diagnose wordt beschreven dan kun je daar bijvoorbeeld vanuit de patiënt of vanuit de verpleegkundige naar kijken. Als het op een afdeling de gewoonte is om in een rapportage vanuit de patiënt te schrijven (patiëntgericht werken, organisatie maar ook cultuur van de afdeling), dan zal een verpleegkundige diagnose misschien eerder als een 'probleem van de patiënt' worden geformuleerd. Dat wil niet zeggen dat diezelfde verpleegkundigen dat binnen een andere setting precies zo zouden beschrijven. Taal(gebruik) is dus setting- en contextgevoelig en onderhevig aan nog heel veel meer dan dat. In het Vooronderzoek worden verpleegkundige teksten (taalproducten) geanalyseerd. In mijn enquête pas ik een omgekeerde onderzoeksstrategie toe en zullen de formuleringen van (veelal) verplegingswetenschappers door verpleegkundigen worden beoordeeld. Als de verpleegkundige vaktaal inderdaad zo meerduidig is, valt te betwijfelden of zij een min of meer eensluidend oordeel zullen vellen, zelfs nadat rekening is gehouden met de taalexterne factoren. Ik vraag verpleegkundigen in de enquête om een taaloordeel en ik vraag hun te reflecteren op dat oordeel. Sommige verplegingswetenschappers vonden dat te veel gevraagd. Ik ga er echter van uit dat verpleegkundigen heel goed weten wat wel en wat niet ‘goed klinkt’ binnen hun vaktaal. Ik veronderstel dus dat zij daar een gevoel voor hebben. Zij zijn immers vaktalig gesocialiseerd en 'ge- 32 Bij taakgerichte afdelingen draait de organisatie rond de taken die op een afdeling moeten worden verricht. Bij patiëntgerichte afdelingen wordt de zorg voor een patiënt liefst steeds aan dezelfde verpleegkundigen toevertrouwd. Bobbink, A.F. Werkvelden in de verpleegkunde. Utrecht/Antwerpen: Bohn Scheltema en Holkema, 1986. Een taakgericht verpleegsysteem kent meer hiërarchie, een patiëntgericht verpleegsysteem wat minder: er is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid, werken als 'team'. Deze informatie is ook voor de enquête van belang. 20
  • 29. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal encultureerd' in het verpleegkundige vakgebied en maken deel uit van de verpleegkundige vaktaalgemeenschap in het algemeen en van de taalgemeenschap33. van de afdeling waar zij werken in het bijzonder. Binnen taalgemeenschappen spelen zich natuurlijke taalprocessen, taalgemeenschapstichtende processen af, zoals Koefoed beschrijft in Benoemen. Mensen die met 34 elkaar werken en communiceren, willen elkaar verstaan; dat is als het ware een Griceaans gegeven. Koefoed schrijft “(…)dat begrippen die in het discours van een taalgemeenschap een bepaalde relevantie verwerven, om een naam vragen (en deze dan ook meestal snel krijgen, vaak doordat een van de omschrijvingen geconventionaliseerd wordt)” (Koefoed 1993, 14). Wellicht ontbreekt de eenduidigheid in de verpleegkundige vaktaal doordat er zo veel taalgemeenschappen bestaan. Bovendien zijn er - voor zover ik dat kan nagaan - geen inspanningen geweest om tot een zekere standaardisatie te komen. 1.3.6 Visies op (vak)taal Vaktalen zijn ontstaan rond een bepaald onderwerp waarover wordt gecommuniceerd door mensen die als groep met elkaar in verband worden gebracht doordat ze - in verschillende mate - kennis hebben over het onderwerp of over het vakgebied. In die zin is het Engelse begrip LSP (Language for Special Purposes) wellicht een meer geslaagde aanduiding dan de term vaktaal. Deze benaming heeft het voordeel dat het begrip ‘vak’ vermeden wordt. Het is niet altijd duidelijk of er sprake is van een vakgebied (loodgieterij, telecommunicatie, medicijnen) of van een speciaalonderwerpgebied (schaken, de taal in krantenadvertenties, ballroomdancing). Door de positie die verpleegkundigen innemen - tussen patiënten en alle (para)medische disciplines in – hebben zij als geen ander te maken met vakinterne, vakexterne en transdisciplinaire communicatie. De vaktaaldefinitie van Sauer (1993) houdt rekening met al deze vormen van communicatie en leent zich daarom goed voor dit onderzoek. Ook Sauer gaat uit van een dynamische visie op taal en vaktaal. Een argument waarom vaktalen niet als statisch gedefinieerd kunnen worden, is volgens Sauer de inbedding van vaktalen in de algemene taal. In de syllabus Vaktaal en Communicatie (1993) wordt de complexe relatie tussen algemene taal en vaktalen uiteengezet. Sauer behandelt daarbij vooral de tekstuele, communicatieve en pragmatische aspecten van vaktaal, vanuit een linguïstisch en taalhandelingstheoretisch perspectief. 33 Wat precies een taalgemeenschap is, is over het algemeen moeilijk te definiëren en is al lange tijd onderwerp van discussie. Anders dan vaak wordt gedacht wordt een taalgemeenschap niet gedefinieerd door sociaal-economische groepen of andere (sociaal wetenschappelijke) classificeringen maar door taalgebruik. Een van de doorslaggevende criteria is het delen van bepaalde communicatieve regels (bijvoorbeeld de westerse ‘no gap, no overlap’-regel33 in de verbale communicatie (Fasold 1990;40).) Op die basis kunnen mensen in verschillende elkaar overlappende taalgemeenschappen worden ingedeeld, bijvoorbeeld: een gezin, een groep vrienden, collega’s, een hele beroepsgroep of alle mensen die Nederlands spreken en in Nederland wonen. 34 Met name het coöperatieve principe van Grice. 21
  • 30. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal Bij het vaktaalonderzoek gaat het erom dat institutionele communicatie wordt bekeken in termen van ‘beroepsmatig gedifferentieerd (talig) handelen’ (ibid. 1993:16). Deze manier van kijken houdt volledig rekening met de sociale situatie van de vaktalige communicatie. Sauer komt tot de volgende (heuristische) definitie: ‘Onder vaktaal verstaat men een complex gestructureerde aaneenrijging van verbale elementen (*) die voortkomen uit de algemene taal, maar qua selectie, frequentie en gebruik van haar verschillen (gespecificeerde afleiding). Een vaktaal manifesteert zich steeds in een combinatie van talige handelingen die óf geordend zijn in de vorm van teksten, die zowel mondeling als ook schriftelijk kunnen zijn, óf in de vorm van communicatieve interacties. Deze schriftelijke en mondelinge verbale activiteiten maken deel uit van institutionele communicatieve processen die als vakinterne, vakexterne en transdisciplinaire communicatie kunnen worden onderscheiden. De feitelijke realisatie van deze communicatievormen wordt tot op zekere hoogte beïnvloed door sociale factoren die een systematisch karakter hebben. Deze beïnvloeding van het vaktaalgebruik vindt plaats door de maatschappelijke functie van de institutie, door onderlinge samenwerking van verschillende instituties, door opleiding van vakkundigen (tertiaire socialisatie), door informatie- en communicatiestramienen binnen een institutie, door de noodzaak van rechtszekerheid en controle van institutionele handelingen, door toepassing van geautomatiseerde systemen voor opslag en verwerking van gegevens, door behoefte aan standaardisering en normalisatie, en door verdere sociale factoren. (*) Tot deze verbale elementen worden gerekend: tekstdelen, reeksen van zinnen, syntactische constructies, alsmede lexicale eenheden, waaronder ook afkortingen, metaforen, termen. Voor het gemak worden ook tekens (tekeningen, beelden, enz.) meegerekend.’ Sauer doet met deze definitie afstand van het oude vaktaalmodel, waarin vaktaal als een kern werd omschreven met daaromheen lagen die minder gebruik maken van vaktaal. Dat oude model is te statisch omdat daarbij de kern vooral uit terminologie bestaat (Sauer 1993:21-2). Hij verzet zich ook terecht tegen de definitie van vaktaal die Möhn en Pelka hanteren, vooral omdat het vakexterne aspect van vaktaal door hen buiten beschouwing wordt gelaten (Sauer 1993:18). Geïnspireerd op Habermas stelt Sauer dat het vaktaalonderzoek zich niet tot de taal-is-een- strategische-handeling-visie mag beperken. Deze visie beschouwt vaktaal immers slechts als instrument, een stuk gereedschap dat geheel gescheiden van de taalgebruiker kan worden bekeken en dat na enig slijpwerk en gesleutel de gebruiker beter naar de hand zou kunnen staan om het doel - het overbrengen van een boodschap - te bereiken. Echter, juist de ingewikkelde ‘innige relatie tussen mensen, taal, maatschappij en cultuur’, deze irrationele verstrengeling - bewust en onbewust - van taal met alle menselijke verhoudingen, maakt taal tot onderwerp van een sociale, functionele studie. (Vak)taal is ook volgens Sauer niet slechts een strategisch en rationeel hulpmiddel, het is in alle opzichten verweven met communicatief handelen. Dit communicatieve aspect - waarbij ook zeker de irrationele kanten van taalgebruik horen - mag niet buiten de definitie van vaktaal gehouden worden (vgl. Sauer 1993:19). Deze (communicatieve) visie sluit ook beter aan bij de algemene functies van taal en het taalgebruik. ‘Deze liggen met name op het sociale en culturele vlak’ (1993: 21). De functie van vaktaal is dus niet alleen beperkt tot het doorgeven van kennis, maar vervult ook 22
  • 31. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal sociale doeleinden. Sterker nog: ’Taal bepaalt tot op zekere hoogte de manier waarop (...) mensen cultureel en sociaal functioneren’ (1993:19).Taal is dus sociaal bepalend en constitueert (tot op zekere hoogte) de sociale werkelijkheid waarin de taalgebruiker functioneert. Het Vooronderzoek heeft aangetoond dat er op veel verschillende manieren binnen de diverse contexten en settings over dezelfde verpleegkundige gegevens(soorten) kan worden gesproken of geschreven. Uit het Vooronderzoek blijkt niet hoe die verschillen tussen de verpleegkundige uitingen te verklaren zijn. De gegevens(soorten) werden als constante genomen in een onderzoek over communicatie in zeer verschillende settings. Van de gegevenssoort ‘verpleegkundige diagnostiek’ of ‘verpleegkundige diagnose’ was wellicht ook door de onderzoekers al van tevoren gedacht dat er geen eenduidige taal te verwachten viel. De discussie over diagnostiek was immers in volle gang en officieel zou dit begrip nog niet in Nederland worden gehanteerd (vgl. Ten Holte, 1992). De betekenis van verpleegkundige diagnostiek was volgens een artikel van Leih en Salentijn (1991/1992) ook in studieboeken op dat moment niet homogeen. De conclusie dat de verpleegkundige taal op dit gebied zeer meerduidig is, was misschien te verwachten? De woordenboekbetekenis die in de algemene taal aan de term 'diagnose' wordt gehecht is doorgaans die van "vastgesteld probleem", beschrijving van een probleem. In de Van Dale staat: "(medicijnen, geneeskunde) beschrijving van de aandoening van een patiënt", in figuurlijke zin (ook buiten de geneeskunde) ‘het onder woorden brengen van wat er mis is’. (In zekere zin is dit ook het onder woorden brengen van "een situatie".) Als het begrip 'verpleegkundige diagnose' nog niet volledig is ingeburgerd, is het te verwachten dat de algemene (woordenboek)betekenis van de term 'diagnose' bepalend is, zeker als de medische terminologie dominant is binnen de setting. Dat ook het begrip ‘verpleegprobleem’ verschillend werd gehanteerd was misschien minder te voorspellen, maar alleen al de verschillende visies op verplegen laten zien dat ook dit abstracte begrip heel verschillend is op te vatten (zie 1.2.2). In het algemeen geldt: hoe abstracter het begrip, hoe meer betekenissen eraan kunnen worden toegeschreven. Er zijn veel invloeden denkbaar op het discours van de afdeling, dat wil zeggen: de communicatieve gewoonten tussen de verpleegkundigen die binnen een instelling of afdeling werken. Sauer noemt in zijn definitie onder andere: de maatschappelijke functie van de institutie (een academisch ziekenhuis zal hierin verschillen van een thuiszorgorganisatie), de opleiding van vakkundigen (er zijn zeer veel soorten verpleegkundige opleidingen), de informatie- en communicatiestramienen binnen een institutie, de toepassing van geautomatiseerde systemen voor opslag en verwerking van gegevens (mijns inziens kan dit zelfs iets schijnbaar onbenulligs inhouden als de vormgeving van een formulier of de lay-out van een rapportage). Bovendien bestaat het streven om de verpleegkundige zorg in kaart te brengen en het ‘verpleegkundige product’ te omschrijven. Dit vergt een vorm van standaardisering. Ook factoren die ik eerder in dit hoofdstuk heb genoemd, de beroepsstratificatie van verpleegkundigen en de enorme diversiteit van opleidingen zijn factoren van enige invloed. Onder de restgroep die Sauer ‘overige sociale factoren’ noemt, vallen omvangrijke onderwerpen als technologische 23
  • 32. Pleegvertalingen – Ontwikkelingen in de verpleegkunde; taal en vaktaal ontwikkelingen, nieuwe (meta)theoretische visies op het vakgebied, invloedrijke publicaties daarover en niet te vergeten vertalingen(!) Daarnaast moeten de emancipatoire ontwikkelingen binnen vakgebieden worden genoemd. (Sinds Florence Nightingale, die als pionierster van de moderne verpleegkunde wordt gezien, is de beroepsinhoud maar ook het imago van het verpleegkundige beroep nogal veranderd.) Zoals gezegd zijn de aspecten vakinterne, vakexterne en transdisciplinaire communicatie door de speciale middenpositie van verpleegkundigen voor de vaktaal van groot belang. Tussen en mét vele disciplines verlenen verpleegkundigen zorg aan zeer diverse patiënten. Hierdoor zijn zij zeer afhankelijk van duidelijke taal die stevig is geworteld in de algemene taal. De nadruk op professionalisering en al die vertalingen uit het Amerikaans kunnen ertoe leiden dat de aandacht (tijdelijk) wordt verschoven naar de vakinterne communicatie en het specifiek verpleegkundige karakter van de verpleegkundige vaktaal. Die nadruk op de vakinterne communicatie gaat echter voorbij aan de belangen van de transdisciplinaire en vakexterne communicatie. Dit blindstaren op een vakinterne ideaaltaal zou een theoreticus (of vertaler?) op een werkkamer wel kunnen overkomen, maar verpleegkundigen uit de beroepspraktijk zullen dit naar mijn verwachting bijsturen. Volgens vele publicaties communiceren verpleegkundigen dus niet eenduidig maar misschien hebben zij wel een min of meer eensluidend oordeel over de taal die zij in de enquête krijgen gepresenteerd? (Als tenminste rekening wordt gehouden met factoren als: visie op verplegen, organisatiestructuur van de afdeling, specialisme, opleiding en leeftijd.) In het volgende hoofdstuk zullen de onderzoeksvragen en de enquête zelf meer specifiek worden geoperationaliseerd. Pleegvertalingen In 1.3.4 schreef ik al dat de begrippen waar de nieuwe namen naar verwijzen nog geen ‘Gestalt’ hebben. (Vergelijk Koefoed 1993) De verpleegkundige werkvertalingen hebben nog geen hechte relatie met een vaktalige betekenis. Dit bracht mij op de woordspeling pleegvertalingen.35 Tot slot wil ik door middel van het onderstaande citaat benadrukken dat het bouwen aan een vaktaal mensenwerk is en dat een eenduidig begrippenkader een menselijk bouwwerk van enige omvang is: Woorden uit technische taalregisters behoren tot de best gedefinieerde, dat is: wat hun betekenis betreft meest gestandaardiseerde. Het zijn typisch woorden die in gezaghebbende bronnen kunnen worden opgezocht of aan gezaghebbende sprekers (specialisten) kunnen worden gevraagd. Toch weten we allemaal dat het kennen van een definitie en het beheersen van een technische term uit een vakgebied twee geheel verschillende dingen zijn. Zelfs technische termen betekenen meer dan wat de definitie ervan zegt. We moeten een woord in exemplarische contexten zijn tegengekomen, we moeten een deel van zijn geschiedenis kennen. (Koefoed 1993; 94; onderstreping van mij) 35 Dit betekent op zichzelf al verpleegkundige vertalingen. 24
  • 33. Pleegvertalingen – Operationalisering van het onderzoek Hoofdstuk 2 Operationalisering van het onderzoek ‘When people behave in accordance with Barker’s principle of situatedness or with Grice’s maxims of conversational exchange, we do not ask WHY: the behavior is simply taken for granted as in need of no further explanation. Because it is ordinary, it is experienced as canonical and therefore self-explanatory. We take it for granted that if you ask somebody where R.H. Macey’s is, they will give you relevant, correct, perspicuous and brief directions; THAT kind of response requires no explanation. People will think it exceedingly odd if you do question WHY people are behaving this way - “post office” in the post office, and brief, perspicuous, relevant and sincere in answering requests for directions.’ 36 Jerome Bruner 1990; 48-49 2.1 Vragen, vragen en nog eens vragen Uit het voorgaande hoofdstuk blijkt al dat zich in de verpleegkundige wereld in de jaren negentig een taalkundig interessante situatie voordeed. In de verplegingswetenschap is men druk in de weer met verpleegkundige diagnostiek en de problematiek van het ontbrekende eenduidige begrippenkader. In de vaktaal van verpleegkundigen op de werkvloer, de mensen die in direct contact met patiënten werken, is (nog) niet heel veel veranderd. Ik vroeg mij onder andere af of bij het vertalen voldoende rekening werd gehouden met de vaktaal van de verpleegkundige praktijk en of verpleegkundigen op het gebied van vaktaal inderdaad zo meerduidig waren. Zouden zij geen min of meer eensluidend oordeel over hun vaktaal kunnen hebben? Ik nam mij voor de vaktaalsprekers uit de verpleegkundige praktijk te vragen een oordeel te geven over de nieuwe inbreng in hun vaktaal, op een moment dat de invoering van de diagnostiek nog geen feit was. Ik besloot dit met behulp van een enquête te doen (zie ook 2.3). Hoe ik op basis van mijn algemene vragen uiteindelijk tot de enquête ben gekomen, is in dit hoofdstuk te lezen. De vragen die ik wilde operationaliseren, zijn de volgende. Hoe worden verpleegkundige diagnoselabels vertaald in het Nederlands? Welke vertaling ‘wint’ het onder mensen die thuis zijn in de ‘vaktaal van de werkvloer’? Waarom? Met andere (statistisch meer verantwoorde) woorden: is er iets te zeggen over factoren die hierbij een rol spelen? 36 Als mensen zich gedragen volgens het principe van situatedness van Barker of de maximen van Grice, vraagt niemand zich af waaróm zij dat doen; dit wordt ter kennisgeving aangekomen alsof het geen uitleg behoeft. Omdat het zo gewoon is, wordt het als de regel en daarom als vanzelfsprekend ervaren. Als je iemand de weg naar de HEMA vraagt, krijg je antwoord in korte, heldere, relevante zinnen waarbij je geen moment zult twijfelen of je om de tuin wordt geleid. Dat is allemaal heel normaal. Het is schijnbaar heel wat minder normaal om je af te vragen waaróm mensen dat doen. Waarom mensen zich bijvoorbeeld 'op z'n postkantoors' gedragen in het postkantoor en een kort, helder, welgemeend en relevant antwoord geven als je ze naar de weg vraagt. 25