SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 41
Prikkelbaarheid
Informatieoverdracht
1
1. Zintuiglijke waarneming
• Opdracht: 
Noteer telkens de reactie + prikkel
1) Klap in handen vlak voor ogen van buur.
2) Laat buur mond spoelen met heel zoute oplossing.
3) Laat buur ruiken aan parfum.
2
Reacties :
1) Buur knippert met ogen
Prikkel = beweging + geluid
2) Buur maakt grimas
Prikkel = smaak
3) Buur maakt grimas
Prikkel = geur
3
1.1. Prikkels
• Wat zijn prikkels?
 Prikkel = verandering rond of in organisme die tot een
reactie kan leiden
 Prikkelbaarheid = vermogen van organisme om prikkels waar
te nemen en er bewust of onbewust op te
reageren
4
• Verschillende soorten prikkels:
 verandering in: - licht
- geluid
- temperatuur
- aanraking
- geur
- smaak
- pijn
• Hoe vangen we deze prikkels op?
 zintuigen!
5
• Zintuigen = organen gespecialiseerd om prikkels op te vangen
• Elk zintuig  gespecialiseerde cellen om bepaalde prikkels op
te vangen = zintuigcellen of receptorcellen
Opdracht 
• Maak de juiste combinatie van prikkel en zintuig
Zintuig: A. Oren B. Ogen C. Neus D. Tong
E. Huid
Prikkel: 1. Licht 2. Geluid 3. Temperatuur 4. Aanraking
5. Geur 6. Smaak 7. Pijn
6
• Oplossing
• In dierenrijk  zintuigen die veel gevoeliger zijn dan de onze
• Voorbeelden:
- Woestijnvos  hoort tot 1,5 km afstand beweging
- Nachtvlinders  ruiken ♀ vanop 5 km
7
Zintuig A. Oren B. Ogen C. Neus D. Tong E. Huid
Prikkel 2. Geluid 1. Licht 5. Geur 6. Smaak 3. Temperatuur
4. Aanraking
7. Pijn
• Info opgevangen door zintuigcellen  doorgegeven aan
bv. hersenen
 waarneming  signaal in zintuigcel  zenuwcel
 kettingreactie zodat lichaam reageert
• MAAR prikkel moet hevig genoeg zijn
= moet drempelwaarde overstijgen
 te stille geluiden, te zwakke geuren, … = niet waarnemen
= ontsnappen aan detectievermogen
8
1.2. Bouw van neuronen
• Zenuwstelsel = opgebouwd uit zenuwcellen of neuronen
 sturen informatie door
• Mens: ± 100 miljard zenuwcellen!
bv. 2,5 cm² hand = 9000 zenuwen
(> capaciteit Lotto Arena)
9
http://plazilla.com/page/4295097902/50-opvallende-en-vreemde-weetjes-over-het-menselijk-lichaam
• Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
10
• Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
- dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op
11
• Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
- dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op
- axon = lange uitloper, voert info weg naar ander neuron,
spier of klier
12
• Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
- dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op
- axon = lange uitloper, voert info weg naar ander neuron,
spier of klier
- eindknopjes = aan vertakt uiteinde van axon, bevat blaasjes
13
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- myelineschede = witte, vetachtige omhulling van axon
 bescherming
 opgebouwd uit cellen van Schwann
14
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- myelineschede = witte, vetachtige omhulling van axon
 bescherming
 opgebouwd uit cellen van Schwann
- knoop van Ranvier = plaats tussen 2 cellen van Schwann
zonder myelineschede
15
• Zenuwcel = meest gespecialiseerde dierlijke cel
• Langste cel:
- Blauwe vinvis: neuron = 10 à 30 m
- Giraf: axon = 5 m
- Mens: neuron = 1à 2 m
16
1.3. Types neuronen
• Afhankelijk van functie
 onderscheid in 3 types neuronen:
- sensorische of gevoelsneuronen
= info van zintuigen  centraal zenuwstelsel (CZS)
- schakelneuronen
= verbinding tussen sensorische en motorische neuronen
= geleiden info binnenin CZS
- motorische of bewegingsneuronen
= geleiden info vanuit CZS naar spieren + klieren
17
• Zintuigcellen = receptoren  vangen prikkels op
• Spieren en klieren = effectoren  zorgen voor respons
18
Opdracht 
Benoem de aangeduide delen.
Kies uit: cellichaam, celkern, celmembraan, dendriet en axon.
19
20
Oplossing:
1.4. Geleiding van de impuls
in de zenuwcel
• Zintuigcel gestimuleerd door prikkel
 eigenschappen membraan cel veranderen
 Als prikkel sterk genoeg is (boven drempelwaarde)
 omgezet in bepaald signaal = impuls
• Impuls altijd: dendriet  cellichaam  axon
• Impuls  zwakke elektrische stroom = actiepotentiaal
• Actiepotentiaal plant zich voort over celmembraan
21
• Alle levende cellen
 verschil in lading binnenkant vs. buitenkant celmembraan
• Elektrische spanning tussen binnen- en buitenkant
= rustpotentiaal
 Lading bij rust: - binnenkant = negatief (teveel neg. ionen)
- buitenkant = positief (teveel pos. ionen)
22
• Prikkel  eigenschappen membraan veranderen
Gevolg: 1) pos. ionen stromen cel binnen
2) verschil in lading binnen- vs buitenkant
verandert = depolarisatie
3) Prikkel sterk genoeg  actiepotentiaal
4) Membraan herstelt: terug rustpotentiaal
= herstelfase
Heel plaatselijk
en tijdelijk verschijnsel
23
• Verschuivingen ionen over membraan
 actiepotentiaal verplaatst over neuron
• Elk punt membraan:
Depolaristatie + herstel
= impulsgeleiding
24
• Cellen omgeven door myelineschede = geïsoleerd
 behalve insnoering van Ranvier
• Gevolg: ionen van insnoering naar insnoering = sprongsgewijs
• DUS: actiepotentiaal ‘springt’ over membraan
 impulsgeleiding veel sneller
25
• Myelineschede
 heel belangrijk
• Vb: Multiple Sclerose (MS)
= afbraak myeline
 Impulsen trager doorgegeven
Uiteindelijk niet meer
doorgegeven = verlamming
26
1.5. Impulsoverdracht
• Informatieoverdracht tussen neuronen
= eindknopjes neuron 1  dendrieten neuron 2
= Synaps
• Tussen beide neuronen
 smalle ruimte
= synaptische spleet
27
• Eindknopjes bevatten blaasjes met neurotransmitters
= overbrengers boodschap
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
28
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee
+ neurotransmitters komen vrij
29
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee
+ neurotransmitters komen vrij
3) Neurotransmitters binden receptoren dendriet volgend
neuron = chemisch signaal
30
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee
+ neurotransmitters komen vrij
3) Neurotransmitters binden receptoren dendriet volgend
neuron = chemisch signaal
4) Nieuwe impuls ontstaat in dendriet neuron 2
31
• Samengevat:
• Nadien komen neurotransmitters los
 afgebroken of opnieuw opgenomen door axon 1
• Voorraad neurotransmitters op
 vermoeidheid
 prikkeloverdracht trager
 aandacht verzwakt + denken moeilijker
= Dit proces kost veel energie!
32
• Nadien komen neurotransmitters los
 afgebroken of opnieuw opgenomen door axon 1
• Voorbeelden neurotransmitters:
- dopamine
- noradrenaline
- acetylcholine
• 1 neuron ontvangt prikkels
van verschillende neuronen
 soms tot 10 000!
33
1.6. Zenuwen
• Zenuwen = soort kabels  opgebouwd uit axonen
• Axonen  omgeven door isolatielaagje = myelineschede
• Axonen + myelineschede = zenuwvezel
• Meerdere parallelle zenuwvezels = zenuwbundel
 omgeven door bindweefselschede = extra bescherming
34
1.6. Zenuwen
• Meerdere zenuwbundels = zenuw
 ook omgeven door bindweefselschede
• Voorziening van O2 en nutriënten
 bloedvaten tussen zenuwbundels
35
1.7. Samenvatting
• Prikkel = verandering rond of in organisme die tot een
reactie kan leiden
• Zintuigen = organen gespecialiseerd om bepaalde prikkels op
te vangen
• Prikkels opgevangen door zintuigen
 via zenuwen naar hersenen  naar effectoren
(= spieren en klieren)
• Prikkel moet sterk genoeg zijn = boven drempelwaarde
36
• Zenuwstelsel = opgebouwd uit zenuwcellen of neuronen
• Algemeen bouwplan:
37
http://www.youtube.com/watch?v=6PgPiitwB08
• Drie types neuronen:
- gevoelsneuronen
= zintuigen  CZS
- schakelneuronen
= binnenin CZS
- bewegingsneuronen
= CZS  effectoren
• Prikkel sterk genoeg  impuls
= altijd: dendriet  cellichaam  axon
• Impulsgeleiding: impuls  actiepotentiaal
38
• Impulsgeleiding: impuls  actiepotentiaal
• Verschuiving ladingen over membraan
 actiepotentiaal over neuron
• Door myelineschede  sprongsgewijze impulsgeleiding
= veel sneller
39
• Schade aan myelineschede  Multiple Sclerose (MS)
• Impulsoverdracht:
40
• Opbouw zenuwen:
41

Mais conteúdo relacionado

Destaque

Ptt Skelet Van Het Menselijk Lichaam
Ptt Skelet Van Het Menselijk LichaamPtt Skelet Van Het Menselijk Lichaam
Ptt Skelet Van Het Menselijk Lichaam
Maikeslangen
 
Oefen vgt skelet voorjaar 2008
Oefen vgt skelet voorjaar 2008Oefen vgt skelet voorjaar 2008
Oefen vgt skelet voorjaar 2008
vgtrad
 
Zintuigen beeldvorming en oog
Zintuigen beeldvorming en oogZintuigen beeldvorming en oog
Zintuigen beeldvorming en oog
skoenie
 
Presentatie Neuromarketing
Presentatie NeuromarketingPresentatie Neuromarketing
Presentatie Neuromarketing
Rico van Lent
 

Destaque (20)

Het skelet
Het skeletHet skelet
Het skelet
 
Zenuwstelsel
ZenuwstelselZenuwstelsel
Zenuwstelsel
 
Neuro
NeuroNeuro
Neuro
 
Gewrichten
GewrichtenGewrichten
Gewrichten
 
Zenuwsignalen
ZenuwsignalenZenuwsignalen
Zenuwsignalen
 
Hoofdstuk 38 - Audesirk
Hoofdstuk 38 - AudesirkHoofdstuk 38 - Audesirk
Hoofdstuk 38 - Audesirk
 
Het Geraamte 2 Vmbo
Het Geraamte 2 VmboHet Geraamte 2 Vmbo
Het Geraamte 2 Vmbo
 
Skelet
SkeletSkelet
Skelet
 
Ptt Skelet Van Het Menselijk Lichaam
Ptt Skelet Van Het Menselijk LichaamPtt Skelet Van Het Menselijk Lichaam
Ptt Skelet Van Het Menselijk Lichaam
 
01 o planeta terra e suas origens
01 o planeta terra e suas origens01 o planeta terra e suas origens
01 o planeta terra e suas origens
 
Oefen vgt skelet voorjaar 2008
Oefen vgt skelet voorjaar 2008Oefen vgt skelet voorjaar 2008
Oefen vgt skelet voorjaar 2008
 
Zenuwstelsel
ZenuwstelselZenuwstelsel
Zenuwstelsel
 
Zintuigen beeldvorming en oog
Zintuigen beeldvorming en oogZintuigen beeldvorming en oog
Zintuigen beeldvorming en oog
 
zintuigen ppt
zintuigen pptzintuigen ppt
zintuigen ppt
 
Enquête Psychische Kwetsbaarheid en Werk
Enquête Psychische Kwetsbaarheid en WerkEnquête Psychische Kwetsbaarheid en Werk
Enquête Psychische Kwetsbaarheid en Werk
 
Psychologie
PsychologiePsychologie
Psychologie
 
Foodpolicy Outbreak 2 juli 2015
Foodpolicy Outbreak 2 juli 2015Foodpolicy Outbreak 2 juli 2015
Foodpolicy Outbreak 2 juli 2015
 
De Hersenen
De HersenenDe Hersenen
De Hersenen
 
Showroom Neuron GIS
Showroom Neuron GISShowroom Neuron GIS
Showroom Neuron GIS
 
Presentatie Neuromarketing
Presentatie NeuromarketingPresentatie Neuromarketing
Presentatie Neuromarketing
 

Semelhante a Het zenuwstelsel (7)

Hersenontwikkeling Koen van Braeckel
Hersenontwikkeling Koen van BraeckelHersenontwikkeling Koen van Braeckel
Hersenontwikkeling Koen van Braeckel
 
Les 1 neurowetenschappen
Les 1 neurowetenschappenLes 1 neurowetenschappen
Les 1 neurowetenschappen
 
Stress en hartresonantie, vlaamse vereniging hartpatiënten, oostkust, novembe...
Stress en hartresonantie, vlaamse vereniging hartpatiënten, oostkust, novembe...Stress en hartresonantie, vlaamse vereniging hartpatiënten, oostkust, novembe...
Stress en hartresonantie, vlaamse vereniging hartpatiënten, oostkust, novembe...
 
Stress en hartresonantie howest maart 2016
Stress en hartresonantie  howest maart 2016   Stress en hartresonantie  howest maart 2016
Stress en hartresonantie howest maart 2016
 
IC netwerk scholingsavond presentatie neuronen en axonen22apr14
IC netwerk scholingsavond presentatie neuronen en axonen22apr14IC netwerk scholingsavond presentatie neuronen en axonen22apr14
IC netwerk scholingsavond presentatie neuronen en axonen22apr14
 
Examenstress howest
Examenstress  howestExamenstress  howest
Examenstress howest
 
Leerstof toets p3 k2 anatomie
Leerstof toets p3 k2 anatomieLeerstof toets p3 k2 anatomie
Leerstof toets p3 k2 anatomie
 

Mais de Thomas Soetewey

Gevolgen van de platentektoniek
Gevolgen van de platentektoniekGevolgen van de platentektoniek
Gevolgen van de platentektoniek
Thomas Soetewey
 

Mais de Thomas Soetewey (8)

Micro organismen 1. Bacteriën
Micro organismen 1. Bacteriën Micro organismen 1. Bacteriën
Micro organismen 1. Bacteriën
 
Klierwerking
KlierwerkingKlierwerking
Klierwerking
 
Vitaminen
VitaminenVitaminen
Vitaminen
 
Het west europese weer
Het west europese weerHet west europese weer
Het west europese weer
 
Overstromingen en ruimtelijke structuur
Overstromingen en ruimtelijke structuurOverstromingen en ruimtelijke structuur
Overstromingen en ruimtelijke structuur
 
Milieuproblemen en de oorzaken ervan
Milieuproblemen en de oorzaken ervanMilieuproblemen en de oorzaken ervan
Milieuproblemen en de oorzaken ervan
 
Gesteenten
GesteentenGesteenten
Gesteenten
 
Gevolgen van de platentektoniek
Gevolgen van de platentektoniekGevolgen van de platentektoniek
Gevolgen van de platentektoniek
 

Het zenuwstelsel

  • 2. 1. Zintuiglijke waarneming • Opdracht:  Noteer telkens de reactie + prikkel 1) Klap in handen vlak voor ogen van buur. 2) Laat buur mond spoelen met heel zoute oplossing. 3) Laat buur ruiken aan parfum. 2
  • 3. Reacties : 1) Buur knippert met ogen Prikkel = beweging + geluid 2) Buur maakt grimas Prikkel = smaak 3) Buur maakt grimas Prikkel = geur 3
  • 4. 1.1. Prikkels • Wat zijn prikkels?  Prikkel = verandering rond of in organisme die tot een reactie kan leiden  Prikkelbaarheid = vermogen van organisme om prikkels waar te nemen en er bewust of onbewust op te reageren 4
  • 5. • Verschillende soorten prikkels:  verandering in: - licht - geluid - temperatuur - aanraking - geur - smaak - pijn • Hoe vangen we deze prikkels op?  zintuigen! 5
  • 6. • Zintuigen = organen gespecialiseerd om prikkels op te vangen • Elk zintuig  gespecialiseerde cellen om bepaalde prikkels op te vangen = zintuigcellen of receptorcellen Opdracht  • Maak de juiste combinatie van prikkel en zintuig Zintuig: A. Oren B. Ogen C. Neus D. Tong E. Huid Prikkel: 1. Licht 2. Geluid 3. Temperatuur 4. Aanraking 5. Geur 6. Smaak 7. Pijn 6
  • 7. • Oplossing • In dierenrijk  zintuigen die veel gevoeliger zijn dan de onze • Voorbeelden: - Woestijnvos  hoort tot 1,5 km afstand beweging - Nachtvlinders  ruiken ♀ vanop 5 km 7 Zintuig A. Oren B. Ogen C. Neus D. Tong E. Huid Prikkel 2. Geluid 1. Licht 5. Geur 6. Smaak 3. Temperatuur 4. Aanraking 7. Pijn
  • 8. • Info opgevangen door zintuigcellen  doorgegeven aan bv. hersenen  waarneming  signaal in zintuigcel  zenuwcel  kettingreactie zodat lichaam reageert • MAAR prikkel moet hevig genoeg zijn = moet drempelwaarde overstijgen  te stille geluiden, te zwakke geuren, … = niet waarnemen = ontsnappen aan detectievermogen 8
  • 9. 1.2. Bouw van neuronen • Zenuwstelsel = opgebouwd uit zenuwcellen of neuronen  sturen informatie door • Mens: ± 100 miljard zenuwcellen! bv. 2,5 cm² hand = 9000 zenuwen (> capaciteit Lotto Arena) 9 http://plazilla.com/page/4295097902/50-opvallende-en-vreemde-weetjes-over-het-menselijk-lichaam
  • 10. • Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht • Toch gemeenschappelijk bouwplan: - cellichaam = bevat celkern en cytoplasma 10
  • 11. • Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht • Toch gemeenschappelijk bouwplan: - cellichaam = bevat celkern en cytoplasma - dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op 11
  • 12. • Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht • Toch gemeenschappelijk bouwplan: - cellichaam = bevat celkern en cytoplasma - dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op - axon = lange uitloper, voert info weg naar ander neuron, spier of klier 12
  • 13. • Zenuwcellen  sterk verschil in uitzicht • Toch gemeenschappelijk bouwplan: - cellichaam = bevat celkern en cytoplasma - dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op - axon = lange uitloper, voert info weg naar ander neuron, spier of klier - eindknopjes = aan vertakt uiteinde van axon, bevat blaasjes 13
  • 14. • Toch gemeenschappelijk bouwplan: - myelineschede = witte, vetachtige omhulling van axon  bescherming  opgebouwd uit cellen van Schwann 14
  • 15. • Toch gemeenschappelijk bouwplan: - myelineschede = witte, vetachtige omhulling van axon  bescherming  opgebouwd uit cellen van Schwann - knoop van Ranvier = plaats tussen 2 cellen van Schwann zonder myelineschede 15
  • 16. • Zenuwcel = meest gespecialiseerde dierlijke cel • Langste cel: - Blauwe vinvis: neuron = 10 à 30 m - Giraf: axon = 5 m - Mens: neuron = 1à 2 m 16
  • 17. 1.3. Types neuronen • Afhankelijk van functie  onderscheid in 3 types neuronen: - sensorische of gevoelsneuronen = info van zintuigen  centraal zenuwstelsel (CZS) - schakelneuronen = verbinding tussen sensorische en motorische neuronen = geleiden info binnenin CZS - motorische of bewegingsneuronen = geleiden info vanuit CZS naar spieren + klieren 17
  • 18. • Zintuigcellen = receptoren  vangen prikkels op • Spieren en klieren = effectoren  zorgen voor respons 18
  • 19. Opdracht  Benoem de aangeduide delen. Kies uit: cellichaam, celkern, celmembraan, dendriet en axon. 19
  • 21. 1.4. Geleiding van de impuls in de zenuwcel • Zintuigcel gestimuleerd door prikkel  eigenschappen membraan cel veranderen  Als prikkel sterk genoeg is (boven drempelwaarde)  omgezet in bepaald signaal = impuls • Impuls altijd: dendriet  cellichaam  axon • Impuls  zwakke elektrische stroom = actiepotentiaal • Actiepotentiaal plant zich voort over celmembraan 21
  • 22. • Alle levende cellen  verschil in lading binnenkant vs. buitenkant celmembraan • Elektrische spanning tussen binnen- en buitenkant = rustpotentiaal  Lading bij rust: - binnenkant = negatief (teveel neg. ionen) - buitenkant = positief (teveel pos. ionen) 22
  • 23. • Prikkel  eigenschappen membraan veranderen Gevolg: 1) pos. ionen stromen cel binnen 2) verschil in lading binnen- vs buitenkant verandert = depolarisatie 3) Prikkel sterk genoeg  actiepotentiaal 4) Membraan herstelt: terug rustpotentiaal = herstelfase Heel plaatselijk en tijdelijk verschijnsel 23
  • 24. • Verschuivingen ionen over membraan  actiepotentiaal verplaatst over neuron • Elk punt membraan: Depolaristatie + herstel = impulsgeleiding 24
  • 25. • Cellen omgeven door myelineschede = geïsoleerd  behalve insnoering van Ranvier • Gevolg: ionen van insnoering naar insnoering = sprongsgewijs • DUS: actiepotentiaal ‘springt’ over membraan  impulsgeleiding veel sneller 25
  • 26. • Myelineschede  heel belangrijk • Vb: Multiple Sclerose (MS) = afbraak myeline  Impulsen trager doorgegeven Uiteindelijk niet meer doorgegeven = verlamming 26
  • 27. 1.5. Impulsoverdracht • Informatieoverdracht tussen neuronen = eindknopjes neuron 1  dendrieten neuron 2 = Synaps • Tussen beide neuronen  smalle ruimte = synaptische spleet 27
  • 28. • Eindknopjes bevatten blaasjes met neurotransmitters = overbrengers boodschap • Impulsoverdracht verloopt in stappen: 1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje 28
  • 29. • Impulsoverdracht verloopt in stappen: 1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje 2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee + neurotransmitters komen vrij 29
  • 30. • Impulsoverdracht verloopt in stappen: 1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje 2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee + neurotransmitters komen vrij 3) Neurotransmitters binden receptoren dendriet volgend neuron = chemisch signaal 30
  • 31. • Impulsoverdracht verloopt in stappen: 1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje 2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee + neurotransmitters komen vrij 3) Neurotransmitters binden receptoren dendriet volgend neuron = chemisch signaal 4) Nieuwe impuls ontstaat in dendriet neuron 2 31
  • 32. • Samengevat: • Nadien komen neurotransmitters los  afgebroken of opnieuw opgenomen door axon 1 • Voorraad neurotransmitters op  vermoeidheid  prikkeloverdracht trager  aandacht verzwakt + denken moeilijker = Dit proces kost veel energie! 32
  • 33. • Nadien komen neurotransmitters los  afgebroken of opnieuw opgenomen door axon 1 • Voorbeelden neurotransmitters: - dopamine - noradrenaline - acetylcholine • 1 neuron ontvangt prikkels van verschillende neuronen  soms tot 10 000! 33
  • 34. 1.6. Zenuwen • Zenuwen = soort kabels  opgebouwd uit axonen • Axonen  omgeven door isolatielaagje = myelineschede • Axonen + myelineschede = zenuwvezel • Meerdere parallelle zenuwvezels = zenuwbundel  omgeven door bindweefselschede = extra bescherming 34
  • 35. 1.6. Zenuwen • Meerdere zenuwbundels = zenuw  ook omgeven door bindweefselschede • Voorziening van O2 en nutriënten  bloedvaten tussen zenuwbundels 35
  • 36. 1.7. Samenvatting • Prikkel = verandering rond of in organisme die tot een reactie kan leiden • Zintuigen = organen gespecialiseerd om bepaalde prikkels op te vangen • Prikkels opgevangen door zintuigen  via zenuwen naar hersenen  naar effectoren (= spieren en klieren) • Prikkel moet sterk genoeg zijn = boven drempelwaarde 36
  • 37. • Zenuwstelsel = opgebouwd uit zenuwcellen of neuronen • Algemeen bouwplan: 37 http://www.youtube.com/watch?v=6PgPiitwB08
  • 38. • Drie types neuronen: - gevoelsneuronen = zintuigen  CZS - schakelneuronen = binnenin CZS - bewegingsneuronen = CZS  effectoren • Prikkel sterk genoeg  impuls = altijd: dendriet  cellichaam  axon • Impulsgeleiding: impuls  actiepotentiaal 38
  • 39. • Impulsgeleiding: impuls  actiepotentiaal • Verschuiving ladingen over membraan  actiepotentiaal over neuron • Door myelineschede  sprongsgewijze impulsgeleiding = veel sneller 39
  • 40. • Schade aan myelineschede  Multiple Sclerose (MS) • Impulsoverdracht: 40