1. Synthese:
Jeugdwerk van 7 tot 77 jaar
De eerste golf jeugdwerk ontstond van de twintigste eeuw, meestal in zorg van
volwassenenbewegingen. Al snel gaan jongeren dat jeugdwerk mee vorm geven. Het
resultaat is jeugdwerk voor, door en met de jeugd. Jeugdwerk speelt in op een
heersende maatschappelijke benadering van kinderen en jongeren.
Een tweede golf jeugdwerk volgt vanaf de jaren tachtig, grotendeels op landelijk
niveau. Dat jeugdwerk verleent vooral diensten aan kinderen en jongeren, individueel
en in groep. Jong zijn heeft waarde en een betekenis op zich.
Maatschappelijke verankering van het jeugdwerk
Het jeugdwerk haakt in
De twintigste eeuw wordt vaak de eeuw van het kind genoemd. Nooit eerder was er
zoveel aandacht voor wettelijke maatregelen en voorzieningen voor kinderen en
jongeren. Het jeugdwerk ontstaat in die eerste periode niet op initiatief van kinderen
of jongeren.
De eerste golf jeugdwerk komt voor vanuit twee soorten evoluties. Enerzijds ontstaat
er jeugdwerk dat opkomt voor de eigen kracht van de jeugd binnen een
volwassenenbeweging. Zo ontwikkelt de KAJ (Christelijke Arbeidersjongeren) zich uit
de katholieke arbeidersbeweging, de KSA (Katholieke Studenten Actie) uit de
Vlaamse ontvoogdingstrijd, de KLJ (Katholieke Landelijke Jeugd) uit de
boerenbeweging en zo levert ook de socialistische beweging een aantal
verenigingen op zoals de Socialistische Jonge Wachten en de Rode Valken. Binnen
de eigen groep en zuil komen zij op voor een eigen identiteit. Anderzijds ontstaat er
jeugdwerk dat jonge mensen op een beschermende manier wil inleiden in de
samenleving.
Het gemeenschappelijke element in het ontluikende jeugdwerk is dat de jongen
mensen bijeenbrengt, apart van de volwassenen. Het jeugdwerk pleit voor een eigen
domein.
Ontvoogding van het jeugdwerk
Het jeugdwerk, geïnspireerd door gedreven volwassenen, word snel mee gedragen
door jongeren. Naarmate de stichters uit beeld verdwijnen, bepalen ze zelf de
doelstellingen. Het speelpleinwerking groeit weg uit de beschermende betutteling en
kiest resoluut voor het spelen. Het jeugdwerkhuis kent diepe dalen maar klimt steeds
gezwind weer uit.
2. Door het eigen elan vervreemdt het jeugdwerk tegelijk ook van zijn oorspronkelijke
maarschappelijke wortels. Ze ontwikkelen een eigen identiteit die nauwer aansluit bij
de algemene positie van de jeugd in de samenleving. Het gevolg is dat de verschillen
tussen jeugdwerkvormen vervagen en de relevantie van een specifieke doelgroep
vermindert.
De tweede golf jeugdwerk
Terwijl het bestaande jeugdwerk evolueert, ontstaat er in de jaren zestig ook een
nieuw jeugdwerk. Dat jeugdwerk profileert zich veel minder door jonge mensen apart
te groeperen. Ze bouwen eerder een gespecialiseerd aanbod uit, hetzij voor
individuele kinderen of jongeren.
Er zijn ook relatieve nieuwe organisaties die je als een beweging kan beschouwen.
Jeugd en Vrede, Jongeren aan Bod, Natuur 2000. Deze nieuwe maatschappelijke
bewegingen mikken ook zij op een minder langdurig engagement. Ze willen vooral de
ontwikkelingsmogelijkheden van jonge mensen vergroten.
Van maatschappelijke inbedding naar een apart jeugdland
Jeugdmoratorium
De twintigste eeuw ontdekt de eigenheid van het kind. Het kind is geen
minivolwassene. Tezelfdertijd raakt het kind meer en meer maatschappelijk
geïsoleerd. Vroeger groeide het kind op tussen volwassenen en hun bezigheden,
dan creëert de twintigste eeuw een jeugdland, een eiland, een jeugdmoratorium. Het
kind groeit op onder een stolp, het kind wordt in de wachtkamer klaargestoomd voor
het volle leven.
Slechts na veel leren is het kind bekwaam om deel te nemen aan het
maatschappelijk leven. Het kind is not yet, nog niet (Verhellen 1997). Kind zijn is
geen doel op zich, de enige bestaansreden van het kind is groot worden, volwassen
worden.
Jeugdwerk als niet- gepedagogiseerd eiland
Terwijl de pedagogisering in de maatschappij om zich heen grijpt, dringt ze in het
jeugdwerk niet helemaal door (Depaepe 1998, Giesecke 1987)
Kinderen zijn in de opvoeding een medespeler, dat circulaire op dialogale opvoeding
wellicht belangrijker is dan lineaire (Van Gils 1999) of instrumentele, komt niet aan
bod.
3. Van jeugdland naar participatie
Jeugdwerk terug in de samenleving
De tweede golf jeugdwerk doorbreekt de isolatie. Ook de nieuwe jeugdwerkvormen
vinden de eigen veilige plek van jongeren mensen de ontwikkeling van een eigen
jeugdcultuur belangrijk.
Dit jeugdwerk heeft ook andere kindervisies, waarin de participatie van jongeren een
substantiële plaats inneemt. Jong zijn heeft waarde en betekenis op zich. Terwijl de
eerste groep bouwt aan een eigen identiteit door zich te isoleren en af te zetten
tegen de buitenwereld, eist de tweede groep zijn plaats in die buitenwereld op.
Consequenties voor het jeugdwerk
Op lang termijn
De indeling van de samenleving in jonge mensen en volwassenen is te schematisch.
De volwassenenwereld is ook niet zo monolithisch als we ze hier voorstellen, en
naast het jeugdmoratorium kan je immers evenzeer spreken over en
bejaardenmoratorium.
Op korte termijn
Voor een voorspellingen op korte termijn bieden de evoluties in het jeugdwerk meer
aanknopingspunten. Het jeugdwerk lijkt zich te ontwikkelen op twee sporen. Een
eerste groep jeugdwerk werkt verder op het spoor van het jeugdland en speelt
daarmee in op een duidelijke vraag van jonge mensen. Het zal vanuit de
jeugdlandvisie op een brede maatschappelijke sympathie kunnen rekenen. Een
tweede groep jeugdwerk sluit aan bij de sociaal- economische evoluties en is in veel
sterkere maat betrokken bij de organisatie van de samenleving.
Kortom jeugdbewegingen, speelpleinen en verwante groepen bieden wellicht ook in
de toekomt aan kinderen uit de middenklasse een veilige plek waar hun behoefte
aan groepsvorming en zelfbeheer kunnen botvieren.
De eerste groep zal door het maatschappelijke isolement nooit de groepen buiten de
middenklasse bereiken. Voor de tweede groep is het wel haalbaar om specifieke
doelgroepen te bereiken, maar de leeftijd ondergeschikt aan de doelgroep.
Voor jonge mensen zijn beide groepen belangrijk. Omdat beide groepen in zeker
mate complementair zijn. De eerste groep wil voorzal zichzelf behelpen en de
ondersteuning van bovenaf mag die zelfstandigheid niet beknotten. Bij de tweede
groep is er wel veel beleidsruimte.
4. Het besluit ervan is dat de maatschappelijke context van het jeugdwerk behoorlijk
complex is. Het jeugdwerk zal de wereld niet veranderen, het jeugdwerk beweegt
zich ook niet als een vis in het maatschappelijk water. Enerzijds zoek het binnen het
maatschappelijke water een veilig mooi eiland waar het kan leven. Anderzijds zoekt
het naar een zwakke en gevoelige plekken van de samenleving. Bij dat sleutelen aan
de wereld verliest het onderscheid tussen kinderen, jongeren en volwassenen stilaan
zijn relevantie.
5. Referentie:
Gils, J. V. (2001). Jeugdwerk van 7 tot 77 jaar. In B. V. Bauchaute, Strax Jeugdwerk
verkent de toekomst (p. 240). Leuven - Apeldoorn: Garant.
Auteur:
Het artikel werd geschreven door Jan Van Gils. In mijn artikel zelf wordt er niets
vermeld over de auteur.
Jan Van Gils is directeur in het onderzoekscentrum Kind & Samenleving dat de
maatschappelijke positie van kinderen wil versterken. Hij is geboren, getogen en
gedoceerd in de speelplein brance en is van daaruit pleitbezorger van het
belevingsonderzoek.
Wat heeft de auteur nog geschreven?
Dit heb ik niet gevonden op het internet.
Structuur artikel:
Tussentitels
Jeugdwerk van 7 tot 77 jaar
Maatschappelijke verankering van het jeugdwerk
- Het jeugdwerk haakt in
- Ontvoogding van het jeugdwerk
- De tweede golf jeugdwerk
Van maatschappelijke inbedding naar een apart jeugdland
- Jeugdmoratorium
- Jeugdwerk als niet-gepedagogiseerd eiland
Brug – en ventielfunctie
Van jeugdland naar participatie
- Jeugdwerk terug in de samenleving
- Leeftijdsgrenzen vervagen
Vergrijzen en vergrijnzend
- Een vergrijzende en vergrijnzende generatie
- Een vergrijzende en vergrijnzende samenleving
Consequenties voor het jeugdwerk
- Op lange termijn
- Op korte termijn
6. De structuur:
De structuur in het artikel is duidelijk. Je merkt dat er een logische volgorde inzit en
dat vooral de kleine onderdelen goed aan elkaar aansluiten.
De voetnoten van het artikel vinden plaats achteraan. Ik vind namelijk beter dat de
voetnoten onderaan worden geplaatst, ze merk je onmiddellijk van waar die voetnoot
bij hoort.
7. Moeilijk woorden:
Ontluiking van jeugdwerk. Ontwikkelen van jeugdwerk.
Eigen elan vervreemd het jeugdwerk. Eigen aanloop vervreemd het jeugdwerk.
Profileren Duidelijk maken waarin men zich
onderscheidt
Moratorium Besluit tot uitstel
Pedagogisering = Pedagogie Opvoedkunde
Dialogale = Dialogaal Tweespraak
Participatie Het deel hebben
Substantiële Zelfstandig
Complementair Aanvullend
Relevantie = relevant Belangrijk
Organisaties:
KAJ (Christelijke Arbeidersjongeren)
KSA (Katholieke Studenten Actie
KLJ (Katholieke Landelijke Jeugd)
Jonge Wachten
Rode Valken
Jeugd en Vrede
Jongeren aan Bod
Natuur 2000.