3. Is er iets
wat je
niet kunt?
•Heb je het geprobeerd?
•Hoe vaak?
•En waarom lukte het niet?
•Gaat het ooit nog lukken?
4. Onderzoek naar leerprestaties
• John Hattie (2009): Visible
learning
• 50.000 onderzoeken, 800 meta-
analyses
Opdracht: zet de factoren in
volgorde naar gelang de invloed
op leerprestaties
7. Conclusies Hattie
• Leraar belangrijkste beïnvloedende factor!!
• Actieve rol van leraar gevraagd
– Aanleren van strategieën
– Doelstellingen expliciteren
– Leerlingen motiveren
– Veel feedback geven
– Zorgen voor betekenisvolle leerervaringen
– Leerdoelen en succescriteria helder formuleren
8. “Anyone can change, whatever his or her
age, handicap or whatever the seriousness of his
or her condition.
Different children simply need more attention
and more personal investment”
12. Het brein is een levende
organisatie
• Bedrading ligt niet
vast bij geboorte
• Belangrijkste opbouw
na de geboorte
• Ook veel afbraak
• Netwerk wordt
opgebouwd onder
invloed van stimulatie
Ramakers, G.J. (2002), Rho proteins, mental retardation and the cellular basis of cognition, Trends in
Neurosciences, 25 (4), 191-199
13. Leren leren
• Geef iemand een vis en je voedt
hem een dag. Leer hem vissen
en je voedt hem levenslang.
14. Leren leren
• Geef iemand een vis en je voedt
hem een dag. Leer hem vissen
en je voedt hem levenslang.
• Leer hem leren en hij hoeft niet
zijn hele leven vis te eten.
@BernardKorfker
29. Structurele cognitieve modificatie
hoe je bént,
hoe je dingen
hoe je bént,
doet. dingen
hoe je
doet.
Weten,
waarnemen,
voorstellen,
leren,
geheugen,
aandacht
30. Structurele cognitieve modificatie
hoe je bént,
hoe je dingen
hoe je bént,
doet. dingen
hoe je
doet.
Weten,
waarnemen,
Blijvende &
voorstellen,
ingrijpende
leren,
verandering
geheugen,
aandacht
Blijvende wijzigingen:
– Persoonlijkheid
– Denkvermogen
– Competenties
31.
32. Mediated Learning Experience
• is procesgericht om het individu te helpen
begrijpen:
– …wat er is gebeurd
– …wat dit betekent
– …hoe om te gaan met de situatie
33. Carel van Parreren (1988)
De opvoeder biedt het kind
door middel van een
dialoog denkvaardigheden
aan, waardoor het kind
effectiever en
zelfstandiger leert
denken.
35. Feedback: 3 dingen belangrijk
(Hattie)
• De leerdoelen zijn duidelijk
– Concreet geformuleerd
– Ook succescriteria: wanneer ben je tevreden?
– Ook voor leerlingen duidelijk en acceptabel
• Feedback over huidige kennis
– Waar staat een leerling nu?
– Wat doet hij goed, wat snapt hij nog niet/moet beter?
• Vervolgstappen
– Wat kan de leerling doen om de beoogde doelen te
behalen
36. Doelen
In praktijk:
• Vaak geen duidelijke doelen/ad hoc gekozen doelen
• Doel in de methode blijft impliciet
• Activiteitgericht in plaats van doelgericht
(meer gericht op wat laat ik leerlingen doen dan
wat wil ik leerlingen leren)
37. Doelgericht
Activiteitgericht Doelgericht
Wat gaan we doen? Wat gaan we
leren?
Wat vinden kinderen leuk? Wat hebben ze
nodig?
Zijn ze lekker bezig? Leidt het tot de
beoogde kennis?
Hebben ze hard gewerkt? Zijn de doelen
gehaald?
38. Ongemedieerd leren
• Zonder volwassene die zich ermee bemoeit
= Onvoorspelbaar.
• Heb je het juiste geleerd?
• Heb je genoeg geleerd?
39.
40. Vygotsky’s basisprincipes
• Kinderen voeren meer uitdagende taken uit
wanneer ze hulp hebben van gevorderden.
• Leren vindt meestal plaats in dialoog en niet alleen
individueel.
• Complexe mentale processen beginnen als sociaal
proces die kinderen geleidelijk interioriseren en
zelfstandig gebruiken.
• Denken en taal worden meer en meer onderling
afhankelijk – interne dialoog
42. Passieve acceptatie
• Accepteer de handicap of de ‘aanleg’:
‘volgend onderwijs’!
• Leer het kind leven met die handicap of die
aanleg.
• Laat het kind zoals het is.
– dom / achteraankomend
– Het is toch gelukkig zo?
– We hebben ook zulke mensen nodig…
43. Actieve modificatie
• Kind als veranderbaar kind
• Geloof in het leervermogen van het ki.nd.
• ‘Banend onderwijs’ of ‘ontwikkelend
onderwijs’
• Geloof in het goede van verandering.
• Geloof in jezelf als veranderbaar.
• Geloof in jezelf als beïnvloedende factor.
47. Hoe krijg je het kind verder dan
het is?
• Het gebeurt niet
vanzelf…
Of toch wel door media?
48. Motivatie Self determination
theory (Hattie)
Motivatie meer intern: meer diepgaand leren
Hoe zorg je dat leerlingen meer intrinsiek
gemotiveerd zijn?
50. Vgl. Simons (1999)
• De omgeving bevordert de nieuwsgierigheid
• Er wordt voldoende informatie aangeboden
• Er wordt teveel informatie aangeboden
• Leerling wordt aangezet tot denken en het vormen van een
mening
• Er wordt samen gezocht naar betekenis
• Ondersteuning bij totaalbeeld en leggen van verbanden
Vastleggen van het geleerde en reflectie
• Toepassen vh geleerder in meerdere situaties
• Diverse rollen van de leerkracht
• 3 vormen van leren
51.
52. Een modificerende omgeving
• Uitdagende taken
• Gevarieerde mogelijkheden
• Positieve stress (gevoel van uitdaging)
• Afstemming lkr-lln
57. Motivatie: soorten
Intrinsiek
Intern • Interesse, behoefte van binnenuit
Extrinsiek
• Doelen zijn belangrijk, van zichzelf
geworden
• Doelen worden waardevol gevonden
• Vanwege lof, aanmoediging
Extern • Omdat het moet
59. Kenmerken van mediatie
• Ze is doelgericht en wederkerig
• Ze is transcendent
Het gaat om de brede betekenis van de
ervaring!
• Het moet een cognitief instrument worden!