3. inhoud
Voorwoord
Duurzame doelstellingen rijksoverheid
Hoe dragen we bij aan duurzaamheid?
100% Duurzaam inkopen
FCIB: Inregelen klimaatinstallaties
Energiebesparing door maatwerkmaatregelen
Bevorderen innovaties
Duurzame gedragsverandering
Collectief energie inkopen
Cradle-to-Cradle toepassen
Geïntegreerde inspecties: RgdBOEI®
Geïntegreerde contractvorming
Life Cycle Costing
Integrale rijkswerkplekken
Total Costs of Ownership
Gezondheid en productiviteit
Uitgelicht: 100% Duurzaam inkopen
Uitgelicht: FCIB
Uitgelicht: Maatwerkmaatregelen
LED-verlichting kantoorruimten
Betere benutting daglicht
Warmte Koude Opslag
Diabatische koeling
Werkplek-conditionering
Groene computerruimten
Uitgelicht: Cradle-to-cradle
Uitgelicht: RgdBOEI®
Hoe meten we duurzaamheid?
Energieprestatie
Breeam-NL
GreenCalc
Duurzaamheid in de praktijk
•
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13 1
2
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
4. duurzame
doelstellingen Voorwoord
Op weg naar een duurzame voorraad
Deduurzaamheidwijzeriseenpraktischnaslagwerk,
geschrevendoorRgd-ersvoorRgd-ers.Oorspronkelijkis
dezewijzerbedoeldomonzeRgd-collega’steinformeren
overdemanierwaaropdeRijksgebouwendienst
bijdraagtaanhetkabinetsbeleid.Erblijktveelinteressete
bestaanvoordezepublicatiebijonzeklantenengeïnte-
resseerdenbinnenenbuitendeRijksoverheid.Wijstellen
daaromdeDuurzaamheidwijzergraagintegraaldigitaal
beschikbaar.
De Rijksgebouwendienst levert al jaren een bijdrage aan
een duurzaam gebouwde omgeving. Daar zijn we trots
op. We willen kampioen van de voorraad zijn. Dat
betekent de hele gebouwenvoorraad verduurzamen.
Met vooral een focus op bestaande gebouwen,
uiteraard zonder onze voorbeeldrol bij nieuwbouw uit
het oog te verliezen. Ook willen we samen met onze
klanten werken aan duurzame iconen, spraakmakend
en toonaangevend. Het huidige en toekomstige
kabinetsbeleid is daarbij ons uitgangspunt. Daarin
vinden wij onze missie. Onze uitdaging.
De Duurzaamheidwijzer geeft handvatten voor
duurzame maatregelen en inzicht in projecten van de
Rijksgebouwendienst die een bijdrage leveren aan het
verduurzamen van de rijksgebouwen. Alle hoofdstuk-
ken zijn kort en bondig, zodat u in een oogopslag ziet
wat een oplossing inhoudt en wat het kan opleveren.
Voor meer informatie verwijzen we onder meer naar
websites en vakliteratuur; of naar de rubriek Uitgelicht,
waarin veelgestelde vragen over bijvoorbeeld FCIB en
BOEI aan bod komen.
Duurzaamheid is het kwaliteitsaspect dat niet meer weg
te denken is in de gebouwde omgeving. We hopen dat
deze Duurzaamheidswijzer u houvast geeft voor uw
eigen handelen en dat u geïnspireerd raakt door de
concrete voorbeelden in dit boekje. Want duurzaam, dat
moet je gewoon doen!
Alex Vermeulen
Directeur directie Advies & Architecten (Rijksgebouwendienst)
Duurzaamheidswijzer Rijksgebouwendienst
wij onze missie. Onze uitdaging.
De Duurzaamheidswijzer is een praktisch
naslagwerk voor projectmanagers,
accountbeheerders, assetmanagers,
objectmanagers, adviseurs en iedere
Rgd-er die zich wil verdiepen in de manier
waarop de Rijksgebouwendienst bijdraagt
aan het kabinetsbeleid. Het geeft hand-
vatten voor klantgesprekken en inzicht
in de lopende duurzame maatregelen en
projecten van de Rijksgebouwendienst die
een bijdrage leveren aan het verduurzamen
van de rijksgebouwen. Alle hoofdstukken
zijn kort en bondig, zodat je in een oog-
opslag ziet wat een oplossing inhoudt
en wat het oplevert voor de klant.
dat deze Duurzaamheidswijzer je daarbij
houvast geeft en dat je geïnspireerd raakt
door de concrete voorbeelden in dit boekje.
Want duurzaam, dat moet je gewoon doen!
Alex Vermeulen
10265 VROM RGD D.wijzer INT restyle•test.indd 5 28-09-2010 09:55:00
•
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
5. Duurzame doelstellingen
Rijksoverheid
Door ons energieverbruik te verminderen en duurzame energiebronnen in te
zetten, verminderen we de opwarming van de aarde. Uitgaande van het
kabinetsbeleid moet Nederland een van de schoonste en energiezuinigste landen
in Europa worden. Dit betekent dat er blijvend hoge ambities zijn voor
energiebesparing, duurzame energie en co2-reductie.
Duurzame huisvesting: een definitie*
“Duurzame ontwikkeling sluit aan op de behoeften van het heden zonder
het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te
voorzien in gevaar te brengen”.
Duurzame huisvesting betekent:
• Invulling geven aan de voorbeeldrol van het Rijk.
• Voldoen aan de doelen van het kabinetsbeleid.
• Functiegerichte en gezonde werkomgeving.
• Een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de
bebouwde omgeving.
• Een bijdrage leveren aan tevreden gebruikers.
• Een waardevaste voorraad, uitgaande van de
levensduurbenadering.
• Gebruik maken van duurzame energiebronnen en materialen
die passen in de technische of biologische kringloop
(Cradle-to-Cradle).
• Voldoet altijd aan eisen op grond van wet- en regelgeving.
* definitie: VN-commissie Brundtland uit 1987
Energieneutraal bouwen
Het Europees Parlement heeft op 14 april 2010 een belangrijke
aanvullende doelstelling geformuleerd: vanaf 1 januari 2019 zijn
alle nieuw te bouwen overheidsgebouwen (nagenoeg)
energieneutraal.
Doelstellingen voor
duurzame rijkshuisvesting
In de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame
Ontwikkeling, kortweg KADO*, komen
beleidsprogramma’s, bedrijfsvoering en
het bevorderen van een maatschappe-
lijke dialoog samen. Alles is gericht op het
terugdringen van de gevolgen van
klimaatverandering, het stimuleren van
biodiversiteit en de duurzame inzet van
grondstoffen en energie. Voor de
rijkshuisvesting gelden de volgende
concrete doelstellingen**:
* Bron: ‘Regeerakkoord: Beleidsprogramma
2007 – 2011 3e pijler’
** deze doelstellingen blijven gehandhaafd
tenzij er nieuwe of aanvullende doelstellingen
vastgesteld worden.
• Jaarlijks gemiddeld 2% energie
besparen en in totaal 25% voor de
totale portefeuille in 2020.
• 100% duurzaam inkopen vanaf 2010.
• Energievoorziening is in 2012
klimaatneutraal.
• Cradle-to-Cradle toepassen bij een
aantal rijksgebouwen.
Duurzaamheid moet een vast onderdeel
worden van de strategie en werkwijze
van de rijksoverheid. Op die manier wil
de rijksoverheid aansluiten bij de
koplopers op het gebied van duurzame
en maatschappelijk verantwoorde
organisaties. Op al deze punten heeft het
Rijk zich bovendien ten doel gesteld om
te fungeren als ‘launching customer’ voor
duurzame innovaties.
Dit betekent dat het Rijk innovaties een
platform biedt om verder door te
ontwikkelen.
Binnen het Rijk zijn de dertien ministeries
verantwoordelijk voor het behalen van
de kabinetsdoelen.
Rol Rijksgebouwendienst
De Rijksgebouwendienst geeft advies
aan ministeries en rijksorganisaties en
helpt bij de uitvoering met een uiteenlo-
pend pakket aan duurzame maatregelen.
De Rijksgebouwendienst werkt hierbij
nauw samen met het Directoraat
Generaal Organisatie en Bedrijfsvoering
Rijk (DG OBR) van het ministerie van BZK.
Deze Duurzaamheidswijzer geeft een
overzicht van de maatregelen en
projecten waarmee de
Rijksgebouwendienst een bijdrage levert
aan het verduurzamen van de
rijksgebouwen.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
6. duurzame
rijksgebouwen
Bij het verduurzamen van
de voorraad gaat het
zowel om huur- als
eigendomspanden. Voor
huurpanden gelden
dezelfde uitgangspunten
als voor panden die in
eigendom zijn van de
Rijksgebouwendienst. In
dit onderdeel zijn
projecten en maatregelen
opgenomen die bijdragen
aan het verduurzamen
van rijksgebouwen.
Hoe dragen we bij aan
duurzaamheid?
De Rijksgebouwendienst voert een aantal projecten en maatregelen uit die een
substantiële bijdrage leveren aan de rijksdoelstellingen.
100% Duurzaam inkopen
FCIB: Inregelen
klimaatinstallaties
Energiebesparing door
maatwerkmaatregelen
Bevorderen innovaties
Duurzame
gedragsverandering
Collectief energie inkopen
Inhoud:
Cradle-to-Cradie
toepassen
Geïntegreerde inspecties:
RgdBOEI®
Geïntegreerde
contractvorming
Life cycle costing
Integrale
Rijkswerkplekken
Total Costs of Ownership
Gezondheid en
productiviteit
• 3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
7. 100% Duurzaam
inkopen
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Jaarlijks besteden de gezamenlijke
overheden meer dan 50 miljard euro aan
de inkoop van goederen, werken en
diensten. Door duurzaam in te kopen,
krijgt de markt voor duurzame producten
een stevige impuls.
De Rijksgebouwendienst koopt sinds
1 januari 2010 100% duurzaam in.
De energieprestatie en duurzaamheid
van de rijksgebouwenvoorraad verbetert,
omdat:
• Alleen nog maar panden met energie-
labels C worden aangehuurd of
aangekocht.
• Nieuw te bouwen kantoorpanden
hebben een minimale een GreenCalc
score van 200.
• Bij renovatie moet de Green Calc score
minimaal met 60 punten toenemen.
Hoe gaat het in
zijn werk?
Aankopen die we vanaf 1 januari 2010
verrichten, voldoen aan de criteria die zijn
opgesteld in het kader van duurzaam
inkopen.
De Rijksgebouwendienst koopt
duurzaam in voor de volgende
productgroepen:
• Gebouwen (nieuwbouw, renovatie,
beheer en onderhoud, huur en
aanschaf, sloop)
• Elektriciteit
• Groenvoorzieningen
• Grondwerken, bouwrijp maken en
sanering/bodemreiniging
• Grootkeukenapparatuur
• Kabels en leidingen
• Kantoorstoffering
• Kunstwerken
• Riolering
• Straatmeubilair
• Wegen
Wat betekent
het voor u?
Het toepassen van de criteria voor
duurzaam inkopen leidt tot:
• Energiebesparing
• Verbeteren energielabel
• Duurzaam materiaalgebruik
FCIB: Inregelen
klimaatinstallaties
1 2
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
FCIB is het Functioneel Controleren,
Inregelen en Beproeven van
klimaatinstallaties om een optimaal
thermisch comfort te bereiken bij een zo
laag mogelijk energieverbruik. In de
interdepartementale commissie
bedrijfsvoering is besloten dat FCIB over
4 miljoen m2
bruto vloeroppervlak wordt
toegepast.
FCIB draagt bij aan het verlagen van het
energiegebruik en een verbetering van
het binnenklimaat (minder
klimaatklachten, lager ziekteverzuim).
FCIB levert geen labelverbetering op
omdat deze maatregel niet wordt
gehonoreerd in de rekenmethode.
Hoe gaat het in
zijn werk?
FCIB kan worden uitgevoerd zonder
noemenswaardige verstoring van het
bedrijfsproces van de gebouwgebruiker
en bestaat uit de volgende stappen:
1. Functioneel controleren of de instal-
latie conform de ontwerpcondities
werkt. Afwijkingen (manco’s) worden
opgelost.
2. Opnieuw inregelen van de installaties,
zowel luchtzijdig als waterzijdig1
3. Beproeven: monitoren van de werking
van de klimaatinstallatie voor een
bepaalde tijd met behulp van het
gebouwbeheersysteem. Waar nodig
bijregelen. Installatie gereedmaken
voor ‘continue monitoren’.
Na het gereedkomen van FCIB volgt de
continue monitoring waarmee het met
FCIB behaalde resultaat wordt geborgd.
Na stap 3 wordt een
behaaglijkheidmeting uitgevoerd voor
een aantal ruimten, inclusief een
thermografisch onderzoek van de
buitenschil.
1
‘Waterzijdig (en luchtzijdig) inregelen’ is nodig om de
afgifte van koude en warmte (en ventilatie) met de juiste
hoeveelheden op de juiste plaatsen in het gebouw te
realiseren. Hierdoor wordt het thermisch comfort en de
luchtkwaliteit op de werkplek geoptimaliseerd bij een zo
laag mogelijk energiegebruik.
Wat betekent
het voor u?
• Blijvende energiebesparing: 10 - 15 %
op gebouwniveau.
• Comfortverbetering door een beter
binnenklimaat.
• Monitoren van het energiegebruik
wordt mogelijk.
• Bijdrage aan kabinetsdoelstellingen.
Na realisatie van FCIB en start van
continue monitoren, wordt de bediening
van de klimaatinstallatie volledig
uitgevoerd door het ingehuurde
monitoringbedrijf. Daarna is het
bedienen of het doorvoeren van
wijzigingen aan de installatie
door de gebouwgebruiker en de
aannemer niet meer toegestaan.
Zie:Uitgelicht
FCIB
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
Zie: Uitgelicht
100% duurzaam inkopen
8. Energiebesparing door
maatwerkmaatregelen
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Deze maatregelen dragen bij aan een
verbetering van het energielabel en vaak
ook aan comfortverbetering. Vanwege de
grote impact op een gebouw en daarmee
de bedrijfsvoering van de klant, voert de
Rijksgebouwendienst deze maatregelen
op natuurlijke momenten uit in opdracht
van de klant. Bijvoorbeeld bij
transactiemomenten (nieuwe of
verlengingen van huurcontracten),
renovaties, groot onderhoud of
verhuizingen. De maatregelen hebben
over het algemeen betrekking op het
opwekken van duurzame energie,
koelen, verwarmen, ventileren, verlichten
en isoleren.
Maatwerk wordt geadviseerd op
basis van:
• Criteria duurzaam inkopen
• Beschikbare Meerjaren
Uitvoeringsprogramma’s
• Uitkomsten BOEI-inspecties
• EPA-maatwerkadviezen
Wat betekent
het voor u?
Energiebesparing en daarmee een
verlaging van de energierekening.
Een verbetering van het energielabel
De maatregelen kunnen meestal niet op
korte termijn worden gerealiseerd, maar
worden in overleg met de klant ingepland
op een natuurlijk moment.
De kosten voor verbetermaatregelen
worden verrekend in de projectkosten.
Deze komen voor rekening van de klant.
Gezien de energiebesparing, worden de
maatregelen vaak binnen een beperkte
tijd terugverdiend (10 jaar of minder).
3 Bevorderen
innovaties
4
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Wat is het en waar draagt het aan bij?
Het Programma Groene Technologieën
(PGT) bevordert innovaties voor duur-
zame maatregelen in utiliteitsgebouwen.
Twintig initiatieven zijn inmiddels gestart,
vaak in de vorm van pilots en haalbaar-
heidsstudies. Doel van de pilots is aan te
tonen dat een innovatie succesvol in de
praktijk kan worden toegepast. Het PGT
komt voort uit het programma Schoon
en Zuinig.
Voorbeelden zijn:
• Gekoeld ventileren (dauwpuntkoeling)
• Energiemanagement op ruimteniveau
• Biomassavergisting
• Werkplekconditionering
Hoe gaat het in
zijn werk?
Initiatieven worden getoetst aan zes
criteria om te beslissen of ze opgenomen
kunnen worden in het PGT. De belang-
rijkste criteria zijn het innovatieve gehalte
en het energiebesparingpotentieel.
Daarna wordt bekeken of en hoe nieuwe
technieken kunnen worden opgeschaald.
Wat betekent
het voor u?
Het PGT is regelmatig op zoek naar
klanten met geschikte gebouwen voor
pilots. Zo kan het Rijk optreden als
‘launching customer’ en een bijdrage
leveren aan het opschalen van
innovatieve technieken.
Top 6
Zie: Uitgelicht
Maatwerk
1. LED-verlichting kantoren
2. Betere benutting van daglicht
3. Warmte Koude Opslag
4. Diabatische koeling
5. Werkplekconditionering
6. Groene computerruimten
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
9. Duurzame
gedragsverandering
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Door energiebewust gedrag zijn grote
besparingen te behalen. Maatregelen aan
het gebouw kan voor onze klanten een
goede aanleiding zijn om hier aandacht
aan te besteden. De verantwoordelijk-
heid hiervoor ligt bij de klant. Een goed
voorbeeld is de Belastingdienst in
Helmond. In een pilot werd een bespa-
ring van ongeveer 30% behaald op
elektriciteit en gasverbruik. Een prachtig
resultaat dat werd gerealiseerd door het
inregelen van de klimaatinstallatie in
combinatie met acties gericht op
duurzame gedragsverandering. Hierbij is
te denken aan langer doen met allerlei
gebruiksvoorwerpen, afval hergebruiken
en apparaten en verlichting niet onnodig
aan laten staan.
Hoe gaat het in
zijn werk?
De Rijksgebouwendienst kan klanten
adviseren over maatregelen en de weg
wijzen naar adviesbureaus die zijn
gespecialiseerd in energiebesparing door
gedragsmaatregelen. Daarnaast zijn er
aansprekende voorbeelden beschikbaar
die door rijksdiensten zijn gerealiseerd.
Wat betekent
het voor u?
In het algemeen wordt uitgegaan van een
besparing van 10% door duurzame
gedragsverandering. De kosten om
duurzame gedragsverandering te
realiseren zijn relatief laag maar wel van
blijvende aard. Bedenk echter wel dat
blijvend resultaat door duurzaam gedrag
continue aandacht van de organisatie
vraagt.
5 Collectief
energie inkopen
6
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
De Rijksgebouwendienst koopt namens
klanten elektriciteit en aardgas in. Vanaf
2004 is het elektriciteitsverbruik
verduurzaamd, oplopend tot 100% in
2010. Momenteel worden de criteria van
Duurzaam Inkopen gevolgd. Sinds 2002
is er sprake van samenwerking tussen
rijksdiensten waarbij tot één efficiënt
categoriemanagement wordt gekomen
voor het Rijk.
Hoe gaat het in
zijn werk?
De Rijksgebouwendienst sluit
mantelcontracten af met één of meer
leveranciers. De leverancier(s) worden
geselecteerd uit Europese
aanbestedingen. Op basis van de
mantelcontracten sluiten klanten zelf
individuele contracten af met de
geselecteerde leverancier(s). De
mantelcontracten zorgen ervoor dat een
aantal essentiële (leverings)voorwaarden
vastligt, terwijl de individuele contracten
de klant de vrijheid geven om los daarvan
praktische afspraken te maken met de
leverancier(s), bijvoorbeeld over de wijze
van factureren.
Wat betekent
het voor u?
• De Rijksgebouwendienst neemt een
aantal zorgen uit handen, zoals het
verzamelen en analyseren van
gegevens, het overeenkomen van een
juridisch waterdicht mantelcontract en
het zorgen voor optimale
voorwaarden, waarbij boetes vrijwel
uitgesloten zijn.
• De Rijksgebouwendienst zorgt voor
het inkopen van Garanties van
Oorsprong (verduurzaming
elektriciteitsverbruik), waarmee
klanten aan de eisen voor duurzaam
inkopen voldoen.
• De Rijksgebouwendienst koopt op het
juiste moment energie in (timing),
bundelt deskundigheid en
minimaliseert het aantal
energiegerelateerde facturen. Zo
besparen klanten kosten op de inkoop.
• Met beperkte extra kosten kunnen
klanten deelnemen aan de service.
• Energiemanagement van de
Rijksgebouwendienst. Hierbij krijgen
klanten inzicht in (het verloop van) het
energiegebruik van de deelnemende
gebouwen en vindt er benchmarking
plaats.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
10. Cradle-to-Cradle
toepassen
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Cradle-to-Cradle is een nieuwe, integrale
visie op duurzame ontwikkeling. Het
concept is uitgewerkt door de chemicus
prof.dr. Michael Braungart en de architect
William McDonough. Cradle-to-Cradle
daagt ons uit producten en (productie)
systemen anders te ontwerpen om geen
afval te laten ontstaan en kringlopen te
sluiten. In ons vak gaat het om gebouwen
die waarde toevoegen aan de omgeving
(schone lucht, gezondheid, lokale
economie), waarbij gebruik wordt
gemaakt van natuurlijke energie en
duurzame materialen en die multifuncti-
oneel gebruikt kunnen worden, omdat
rekening gehouden is met de diversiteit
van (toekomstige) gebruikers.
Hoe gaat het in
zijn werk?
Cradle-to-Cradle kan binnen de rijkshuis-
vesting op verschillende niveaus
(product, gebouw, gebied) ingevuld
worden. Er zijn veel partijen bij betrok-
ken: klanten, marktpartijen, rijksvast-
goeddiensten (waaronder de
Rijksgebouwendienst) en de politiek.
Daarnaast participeert de
Rijksgebouwendienst in het Rotterdam
Sustainability Initiative. Hiervoor is
Michael Braungart benoemd als bijzon-
der hoogleraar. Medewerkers van de
leerstoel helpen de Rijksgebouwendienst
bij het concretiseren van
Cradle-to-Cradle.
Om kennis en ervaring te vergroten,
worden inzichten uit lopende projecten
gedeeld in de ontwikkelgroep Cradle-to-
Cradle van het cluster Duurzaamheid en
Comfort. De ontwikkelgroep stelt vast
wat Cradle-to-Cradle voor gebouwen
betekent en hoe we daar in outputspeci-
ficaties op kunnen sturen. Om kennisuit-
wisseling verder te borgen, is vanuit de
directie Bedrijf- en Bestuurszaken een
leergroep opgericht voor kennisuitwisse-
ling rondom concrete projecten waarin
Cradle-to-Cradle een rol speelt.
Wat betekent
het voor u?
Cradle-to-Cradle draagt bij aan:
• Een gezonde (werk)omgeving.
• Levendige en diverse gebouwen waar
het prettig werken is.
• Integrale, duurzame en toekomstbe-
stendige huisvesting (bij wijzigingen in
de organisatie van de klant is het
gebouw gemakkelijk en op duurzame
wijze aan te passen).
7 Geïntegreerde
inspecties: RgdBOEI®
8
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Alle gebouwen van de
Rijksgebouwendienst worden periodiek
geïnspecteerd om de staat van onder-
houd van het gebouw en de installaties te
inventariseren. Vanaf 2010 hanteert de
Rijksgebouwendienst de RgdBOEI®
inspectie-methodiek. Daarbij worden de
elementen Brandveiligheid, Onderhoud,
Energie en Inzicht in wet- en regelgeving
geïntegreerd afgewogen.
Hoe gaat het in
zijn werk?
De eigendomsgebouwen worden iedere
vijf jaar geïnspecteerd door inspecteurs
van de bouwkundige, electro-, klimaat-
en/of transporttechnische disciplines.
Deze speciaal opgeleide inspecteurs
hebben ieder een RgdBOEI®
-onderdeel
als specialisatie, zodat gezamenlijk alle
aspecten zijn afgedekt. Op basis van de
RgdBOEI®
-inspectie wordt een advies-
rapport geschreven inclusief energiebe-
sparende maatregelen. Dit rapport dient
als basis voor de meerjaren
uitvoeringsplanning.
Wat betekent
het voor u?
Dankzij RgdBOEI®
kunnen we samen met
de klant tot een verantwoorde investe-
ringskeuze komen. De klant krijgt diverse
scenario’s waarmee zij de klimaat- en
duurzaamheiddoelstellingen van het
kabinet kunnen behalen. Daarbij geven
we aan in hoeverre de maatregelen
dwingend zijn voorgeschreven vanuit
wet- en regelgeving of het kabinetsbe-
leid, zoals het Activiteitenbesluit en
duurzaam inkopen.
Zie: Uitgelicht
Cradle-to-cradle
Zie:Uitgelicht
RGDboei
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
11. Geïntegreerde
contractvorming
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Bij een geïntegreerd contract voor een
huisvestingsproject worden verschillende
fasen in combinatie uitbesteed aan één
private partij. De (Engelse) naam van de
fasen wordt gebruikt om de contract-
vorm aan te duiden: DB (Design & Build).
Dit staat voor de gebundelde aanbeste-
ding van ontwerp en bouw in één
contract. DBFMO (Design, Build, Finance,
Maintain & Operate) staat voor de meest
vergaande vorm van een geïntegreerd
contract: de levering van gebouwen en
diensten tegen een prestatiegerelateerde
beloning door een private partij aan de
overheid. De diensten zijn daarbij niet
alleen beperkt tot de gebouwgerelateer-
de diensten, zoals onderhoud en
schoonmaak, maar kunnen ook organi-
satiegerelateerde diensten omvatten,
zoals reprografie en catering.
Wat betekent
het voor u?
Omdat we voor de lange termijn
ontwerpen en rekenen, wordt in de
methodiek van geïntegreerde contract-
vorming de kloof gedicht tussen hogere
investeringskosten in de bouwfase en
lagere lasten in de exploitatie. Zo kunnen
we een belangrijk obstakel voor duur-
zame maatregelen wegnemen.
Bovendien kan het energieverbruik van
een gebouw worden verlaagd en de
uitstoot van schadelijke stoffen worden
beperkt door in de pre-contractuele fase
de markt te stimuleren om met innova-
tieve, duurzame oplossingen te komen.
9 Life Cycle
Costing
10
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
De Rijksgebouwendienst hanteert sinds
februari 2009 de integrale levensduur-
kostenbenadering, ook wel Life Cycle
Costing (LCC) genoemd. Life Cycle Costing
is de methodiek die alle kosten tijdens de
totale levenscyclus van een gebouw
betrekt in de besluitvorming over een
ontwerp of (her) investering. Daardoor
kunnen we een optimalisatie van de
investeringskosten, exploitatiekosten en
sloopkosten bereiken.
Wat betekent
het voor u?
Duurzame investeringen, zoals een
klimaatplafond, zijn in de aanschaf
duurder dan een traditioneel plafond.
Toch leidt deze duurzame oplossing vaak
tot lagere levensduurkosten omdat de
exploitatiekosten lager zijn. LCC is dan
ook een belangrijk instrument voor
advisering over duurzame
rijkshuisvesting aan onze klanten.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
12. Integrale
rijkswerkplekken
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
De vernieuwing van de rijksdienst leidt
tot meer interdepartementale samen-
werking en efficiënt ruimtegebruik. Hierin
past de ontwikkeling van het Nieuwe
Werken en de Integrale Rijkswerkplek. Dit
is een eigentijdse werkplek voor alle
medewerkers van het Rijk. Het gaat
zowel om het ruimtegebruik als de
inrichting ervan, digitale voorzieningen,
faciliteiten en alle andere benodigdheden
voor ambtenaren om hun werk zo goed
mogelijk te kunnen doen.
De belangrijkste huisvestingsambities
voor de Rijkswerkplek zijn het
stimuleren van:
• efficiency
• flexibiliteit
• innovatiekracht (waaronder
samenwerking)
• duurzaamheid
• een goed imago
De Rijksgebouwdienst levert een bijdrage
aan het programma Vernieuwing
Rijksdienst van het ministerie van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties.
Wat betekent
het voor u?
• Meer comfort door lokale verwarming,
koeling en de mogelijkheid van
persoonlijke beïnvloeding.
• Minder vervoersbewegingen (duur-
zame mobiliteit).
• Betere benutting van rijkskantoren
door vermindering m2-gebruik per
medewerker. Dit leidt tot een vermin-
dering van de totale in gebruik zijnde
m2 van 30% in 2020.
• Energiebesparing door:
• Vermindering van het m2-gebruik
per medewerker. Er wordt
toegewerkt naar een
ruimtegebruik van gemiddeld 27
m2 per fte voor het Rijk in 2020.
• Efficiënter gebruik van de centrale
installaties.
11 Total Costs
of Ownership
Investeringeninduurzaamheidversusarbeidsproductiviteitenarbeidslasten
12
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
De financiële lasten van organisaties
bestaan onder meer uit de componenten
huisvestingslasten en personele lasten.
De huisvestingslasten bestaan uit de
huur (dit is gebruiksvergoeding) ver-
meerdert met de exploitatie waaronder
energiegebruik en facilitaire lasten.
Vanwege de aangetoonde relatie tussen
de duurzaamheid van een gebouw en de
arbeidsproductiviteit van de medewer-
kers kunnen extra investeringen ter
verhoging van de duurzaamheid van een
gebouw leiden tot een stijgende arbeids-
productiviteit en daarmee gepaard
gaand, met dalende arbeidslasten.
Omdat de jaarlijkse arbeidskosten
gemiddeld genomen een factor 10 hoger
zijn dan de huisvestingskosten, betalen
extra investeringen ter verhoging van de
duurzaamheid zich al snel terug door de
verhoogde arbeidsproductiviteit.
Hoe gaat het in
zijn werk?
Al langere tijd maakt de
Rijksgebouwendienst huisvestingsafwe-
gingen op basis van levensduurkosten
(Life Cycle Cost, afgekort: LCC) en niet
enkel op basis van investeringkosten.
Hiervoor wordt een LCC-berekening
gemaakt. In de berekening worden alle
gebouwgebonden kosten opgenomen
die gedurende de economische levens-
duur van een gebouw optreden. Door
ook de arbeidskosten van organisaties op
te nemen in deze LCC-berekening
ontstaat een TCO berekening. TCO staat
voor Total Costs of Ownership.
De Rgd heeft ervaring met LCC bereke-
ningen en gebruikt een rekenmodel om
alle kosten inzichtelijk te maken richting
de klant. Door in het model ook een
berekening te maken van de arbeidskos-
ten ontstaat een TCO berekening.
Als voorbeeld is een TCO berekening
opgenomen voor een fictief gebouw
waarin 17 fte’s gehuisvest worden. In de
eerste berekening zijn kosten voor een
duurzaam gebouw opgenomen. In dit
scenario bedraagt de besparing op het
arbeidsloon circa 1,5%. Als investerings-
som wordt een ruim bovengemiddelde
bedrag van € 3.800,- / m2
BVO gehan-
teerd. In de tweede berekening zijn de
bouwkosten voor een standaard gebouw
opgenomen (€ 2.800 / m2
BVO). In dit
scenario wordt niet bespaard op
arbeidkosten. De TCO’s voor de duur-
zame variant zijn nagenoeg even hoog
als de TCO’s voor de standaard variant.
Vanwege de besparing op de arbeidskos-
ten kan de investering in het gebouw
echter met 33% stijgen van € 1,4 miljoen
naar € 1,9 miljoen.
Wat betekent
het voor u?
TCO is bedacht om afnemers te
ontzorgen. De Rijksgebouwendienst kan
zijn expertise inzetten om in overleg met
de klant voor een specifieke
huisvestingsvraag een berekening te
maken van de Total Cost of Ownership.
De klant kan op basis van deze
berekeningen een meer gefundeerde en
strategische keuze maken voor een
bepaald type huisvestingsoplossing.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
13. Gezondheid en
productiviteit
Wat is het en waar
draagt het aan bij?
Het Rijk heeft gebouwen om
Rijkswerkprocessen te faciliteren. De
kosten van deze rijkswerkprocessen
(voornamelijk arbeidskosten) zijn vaak
vele malen hoger dan de huisvestings-
kosten of het energiegebruik. De
financiële verhouding tussen arbeidskos-
ten, huisvestingskosten en energiekosten
is globaal 100:10:1. Bij ‘Het Nieuwe
Werken’ stijgen arbeidskosten in relatieve
zin omdat per m2
gebouw meer mede-
werkers werkzaam zijn.
Uit vele onderzoeken blijkt dat het
binnenmilieu in onze gebouwen nog niet
optimaal is voor het arbeidsproces. In
veel gebouwen hebben 20 tot 40 % van
de werknemers (gezondheid-)klachten,
gerelateerd aan dit binnenmilieu. Uit
recent onderzoek blijkt dat bij nieuw-
bouw een meerinvestering van 25% over
de levensduur wordt terugverdiend door
stijging van de productiviteit. Door een
slimme keuze van opties stijgt daardoor
ook de Greencalc-index tot boven 300.
Hoe gaat het in
zijn werk?
De wetgever stelt slechts beperkte
wettelijke eisen aan het binnenmilieu.
Een bedrijfsmatige optimalisatie van de
gebruikskwaliteit wordt tot de eigen
verantwoordelijkheid van gebouwgebrui-
ker gerekend. In de PvE’s (Programma’s
van Eisen), die de Rijksgebouwendienst
maakt voor haar klanten, zijn criteria
opgenomen voor thermisch comfort,
akoestiek, daglichttoetreding en lucht-
kwaliteit. Deze eisen garanderen een
basisniveau, dat ook door veel marktpar-
tijen en opleidingen wordt gehanteerd.
De Rgd werkt – samen met de advieswe-
reld – aan een actualisatie van deze eisen
in een handboek Kwaliteitseisen
Bouwfysica voor Kantoren.
Een verbeterslag in te realiseren arbeids-
condities in kantoorgebouwen is voor de
lange termijn financieel aantrekkelijk.
Maar ook zijn middels slimmere en betere
gebouwoplossingen en meer aandacht
voor het gebied en gebruik, verbeteringen
mogelijk zonder hogere investeringen.
Door de Rgd kan een pakket maatregelen
worden samengesteld, dat generiek in
gebouwen toepasbaar is. Daarboven kan
op basis van specifieke randvoorwaarden
en omstandigheden een maatwerkadvies
worden geleverd per project.
Wat betekent
het voor de klant?
Gezondheid is belangrijk voor medewer-
kers. Productiviteit is belangrijk voor de
efficiency van het arbeidsproces. Een
gezonder en productiever gebouw draagt
bij aan:
• de taakstelling van de klant (meer werk
met minder mensen),
• de aantrekkelijkheid van het Rijk als
werkgever,
• het imago van de overheid in haar
voorbeeldrol en
• ondersteunt de transitie naar ‘Het
Nieuwe Werken’.
Daarnaast:
• Hebben gezonde en duurzame
gebouwen lagere levensduurkosten,
een hogere verhuurbaarheid en een
hogere restwaarde;
• Helpt het de politiek mee de
doelstellingen op het gebied van
duurzaamheid te realiseren;
• Wordt de markt gestimuleerd om te
vernieuwen / te innoveren.
13
uitgelicht
100%duurzaam
inkopen4
Duurzaam inkopen criteria
Vanaf 1 januari 2010 huurt of koopt de Rijksgebouwendienst
alleen nog panden aan met minimaal energielabel C. Indien het
aangeboden gebouw energielabel D heeft, dient het binnen twee
jaar energetisch verbeterd te worden tot tenminste energielabel
C. Wanneer het gebouw energielabel E of lager heeft, dient het
verbeterd te worden met ten minste twee labelstappen. Dit geldt
voor kantoren met een contractduur van tenminste vijf jaar en bij
volledig gebruik van het gebouw.
Hiervoor in de plaats kan ook worden gekozen alle bouwkundige
en installatietechnische maatregelen uit te voeren met een
terugverdientijd van tien jaar of minder, zoals vastgesteld in het
maatwerkadvies.
Naast de eisen bij de aankoop en aanhuur zijn de criteria ook van
toepassing bij alle aankopen die worden gedaan voor het beheer
en onderhoud van het gebouw. Het terugbrengen van het
energieverbruik is hierbij leidend. Gedacht kan worden aan
maatregelen aan daken, glas, warmteterugwinning, verwarming,
koeling en ventilatie.
Kort samengevat:
• Aankoop/aanhuur: minimaal energielabel C
• Nieuwbouw: minimaal GreenCalc score 200
• Renovatie: GreenCalc score neemt 60 punten toe
Top 6
Zie 3.3 Energiebesparing door maatwerkmaatregelen.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
1. LED-verlichting kantoren
2. Betere benutting van daglicht
3. Warmte Koude Opslag
4. Diabatische koeling
5. Werkplekconditionering
6. Groene computerruimten
14. uitgelicht
fcib
uitgelicht
maatwerk
maatregelen
•
•
Om gemiddeld 2% per jaar te kunnen besparen met als
eindtotaal 25% in 2020, kijkt de Rijksgebouwendienst in eerste
instantie naar energiebesparende maatregelen die een zo groot
mogelijk rendement opleveren en die op een zo groot mogelijk
deel van de voorraad zijn toe te passen. In onderstaande tabel
staan de belangrijkste maatregelen en de verwachte
energiebesparing op voorraadniveau.
Maatregel/project Verwacht % energiereductie
op voorraadniveau tot 2020
FCIB in 4 mln m2 8%
Maatwerkmaatregelen
op‘natuurlijke momenten’
(zie ook Top 6 hiernaast)
12%
Portefeuille beleid: vervangen
oude gebouwen door nieuwe
gebouwen met betere
energieprestatie
5%
Optimalisatie m2 gebruik 5% 5%
Energie-efficiënte
verlichtingschakeling
(bewegingsmelders e.d.)
3%
Duurzaam gedrag gebruikers
Gebouw
5%
* FCIB: Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van
klimaatinstallaties.
* De percentages in deze tabel mogen niet worden opgeteld.
* In het najaar van 2010 zijn er meer details beschikbaar van de
verwachte besparingen (bijvoorbeeld door effecten van
duurzaam inkopen).
* Door autonome ontwikkelingen wordt een deel van de
geprognosticeerde besparing teniet gedaan, bijvoorbeeld door
verhoogd energiegebruik door automatisering.
Hoe kunnen klimaatinstallaties
‘ontregeld’ raken?
Tijdens de levenscyclus van een gebouw kunnen de instellingen
van klimaatinstallaties veranderd zijn, bijvoorbeeld door interne
verhuizingen en verbouwingen. Ook leiden wijzigingen van de
instellingen door onderhoudsmonteurs of gebouwgebruikers
vaak tot minder optimale instellingen. Met FCIB worden de
instellingen van de klimaatinstallatie hersteld en gehandhaafd.
Waardoor worden klachten over het binnenklimaat veroorzaakt?
Klimaatinstallaties hebben bij oplevering in principe een
optimale, op het ontwerp afgestemde instelling. Klachten over
het binnenklimaat worden over het algemeen veroorzaakt door:
• Uitvoeren van dagelijks beheer door gebouwgebruikers met
onvoldoende specialistische kennis waardoor installaties
verkeerd worden gebruikt
• Het (technisch) slecht functioneren van de klimaatinstallatie
• Een niet-optimale gebouwschil (bouwfysica)
• Vaak is het een combinatie van de bovengenoemde drie
factoren die klachten over het binnenklimaat veroorzaakt
Wat merken klanten van FCIB?
Klanten ondervinden bij de uitvoering van FCIB nauwelijks
hinder, de verstoring van het bedrijfsproces is minimaal. Wel
moeten op de werkplek werkzaamheden worden uitgevoerd.
FCIB levert energiebesparing op en draagt bij aan het verbeteren
van de behaaglijkheid in het gebouw.
Wat levert het nog meer op?
Indien het pand waar FCIB wordt uitgevoerd nog niet over op
afstand uitleesbare energie bemetering beschikt, wordt dat door
FCIB meteen gerealiseerd. Het doel hiervan is tweeledig: het
effect in het energiegebruik registreren en deelnemende
gebouwen benchmarken.
Wat betekent FCIB voor huurpanden?
FCIB vindt ook bij huurpanden plaats. Hiervoor is uiteraard
toestemming van de eigenaar vereist.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
15. uitgelicht
led-verlichting
kantoorruimten(1)
uitgelicht
beterebenutting
daglicht(2)
• 7
•
LED staat voor Light Emitting Diode. LED-verlichting is sinds
enkele jaren beschikbaar en toepasbaar als verlichting in
facilitaire ruimten (zoals toiletruimten en verkeersgebieden),
voor het belichten van monumenten en objecten, als
noodverlichting en terreinverlichting. LED-verlichting kan nog
niet voldoen aan de verlichtingseisen voor kantoorruimten
(o.a. NEN 12464-1). In de loop van 2010 komt daar naar
verwachting verandering in.
Randvoorwaarden voor toepassing
Er zijn veel soorten en kwaliteiten LED’s op de markt. Daarom is
het belangrijk alleen LED’s toe te passen die voldoen aan
onderstaande randvoorwaarden:
• Kwalitatief vergelijkbaar met conventionele kantoorverlichting
• De levensduur van het gehele armatuur is vergelijkbaar met
conventionele kantoorverlichting
Duurzaamheidseffect
Voordelen van LED-verlichting t.o.v. de conventionele
fluorescentieverlichting zijn:
• Betere energie-efficiëntie
• Minder warmteafgifte (lagere koelbehoefte)
• Langere levensduur
• Minder (schadelijk) afval
• Gunstige invloed op welzijn en productiviteit (daglicht beter na
te bootsen, dynamische verlichting eenvoudig realiseerbaar)
• Goede schakelopties
• Architectonisch fraaiere oplossingen mogelijk
Realisatiemomenten
Bij planmatig onderhoud (vervanging van de
verlichtingsarmaturen) en renovatie.
Indicatie energiebesparing op gebouw- en voorraadniveau
De verwachte besparing op het elektriciteitsverbruik van
verlichting bedraagt ongeveer 30%. Het besparingspotentieel op
het primaire energiegebruik op voorraadniveau is circa 2%.
In veel gebouwen wordt daglicht geweerd om verblinding en
verhitting tegen te gaan. In combinatie met donkere
zonwering ontstaan dan vaak donkere binnenruimten, die
permanent van kunstlicht worden voorzien. Dit terwijl de
arbeidsproductiviteit en het welzijn gebaat zijn bij een goede
inval van daglicht. Met name dieper in de ruimten is behoefte
aan extra licht. Dit kun je bereiken door hoog in het raam licht
door te laten en de zonwering daarop af te stemmen. Ook is
het een idee om de zonwering niet van boven naar beneden,
maar omgekeerd te bedienen. Andere middelen zijn
bijvoorbeeld lichtkokers, extra ramen en spiegels.
Randvoorwaarden
• Lichtwering is een gebruikersvoorziening
• Afstemming van interieur en inrichting op benutting daglicht
Duurzaamheidseffect
• Lager elektriciteitsverbruik
• Gunstige invloed op welzijn en productiviteit
Realisatiemomenten
Op vervangingsmomenten van de zon- /lichtwering en bij
renovatie.
Indicatie energiebesparing op gebouw- en voorraadniveau
De verwachte besparing op het elektriciteitsverbruik van
verlichting bedraagt ongeveer 10%. Het besparingspotentieel op
het primaire energiegebruik op voorraadniveau is circa 1%.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
16. uitgelicht
warmtekoude
opslag(3)
uitgelicht
diabatische
koeling(4)
•
• 10
Een installatie voor Warmte Koude Opslag (WKO) gebruikt de
bodem als buffer. Op die manier wordt warmte en koude in
respectievelijk zomer en winter opgeslagen om te gebruiken
voor de verwarming en koeling.
Randvoorwaarden voor toepassing
• Geschiktheid bodem
• Hoeveelheid geladen warmte en koude in de bodem dient over
het jaar gezien in balans te zijn
• Voldoende koudevraag (minder geschikt voor toepassing bij
penitentiaire inrichtingen)
• Voldoende omvang gebouw of aansluitingsmogelijkheden van
‘buren’
Duurzaamheidseffect
Voordelen van toepassing van een WKO-installatie zijn:
• Betere energie-efficiëntie (positief effect op labelscore)
• Mogelijk oplossing problematiek bodem- en
grondwaterverontreininging
• Gunstige invloed op welzijn en productiviteit
• Minder bijdrage aan piekbelasting van het elektriciteitsnet in
de zomer
• Geen bijdrage aan gaspiek in winter
Realisatiemomenten
Bij planmatig onderhoud (vervanging van de centrale
verwarmings- en koelinstallatie) en renovatie. Bij renovatie kan
tegelijk het afgiftesysteem worden aangepast. Daardoor is
laagtemperatuurverwarming en hoogtemperatuurkoeling
mogelijk, waardoor het rendement verder omhoog gaat.
Indicatie energiebesparing op gebouw- en voorraadniveau
De verwachte besparing op het gasverbruik bedraagt ongeveer
70% bij laagtemperatuurverwarming en 40% bij een
conventionele warmteafgifte. Het besparingspotentieel op het
primaire energiegebruik op voorraadniveau bedraagt circa 5%.
Bij diabatische koeling, ook wel dauwpuntkoeling, gekoeld
ventileren of statiq cooling genoemd, wordt op een
innovatieve manier water gebruikt voor het koelen
van de toevoerlucht. Bij twee penitentiaire inrichtingen zijn
inmiddels kleine installaties geplaatst die naar volle
tevredenheid werken.
Randvoorwaarden
• Voor wat grotere gebouwen zijn nog enkele pilots gewenst om
praktijk ervaring met deze relatief nieuwe techniek op te doen
• Als achtervang is beperkte conventionele koeling (eventueel
later) toe te voegen
• Waar Warmte Koude Opslag wordt toegepast, is het niet zinvol
om diabatische koeling toe te passen en vice versa. Er moet dus
een keuze worden gemaakt welk deel van de gebouwen welke
techniek krijgt (groot versus klein)
Duurzaamheidseffect
• Zeer zuinig, reductie van circa 75% ten opzichte van conventio-
nele koeling
• Geen koudemiddelen die het milieu belasten
• Geen wettelijk verplichte keuringen
• Weinig bewegende delen
• Lage onderhouds- en exploitatiekosten
• Investeringskosten vergelijkbaar met die van een conventio-
nele oplossing
Realisatiemomenten
Op vervangingsmomenten en bij renovatie.
Indicatie energiebesparing op gebouw- en voorraadniveau
Op gebouwniveau is 75% besparing op het elektriciteitsverbruik
voor koeling mogelijk. Indicatief bedraagt de besparing op het
primaire energiegebruik op voorraadniveau 1%.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
17. uitgelicht
werkplek-
conditionering(5)
uitgelicht
groene
computerruimten(6)
uitgelicht
werkplek-
conditionering(5)• 1
• 1
Computer- en serverruimten gebruiken zeer veel energie (tot
wel 25% van de totale energievraag), enerzijds voor de
ICT-processen zelf, anderzijds voor ondersteunende
processen zoals koeling. Bij groene computerruimten zijn
innovatieve en zuinige manieren van koeling van
computerruimtes toegepast. Bovendien kan worden gedacht
aan de inrichting van rijksdatacentra waardoor niet ieder
gebouw eigen voorzieningen nodig heeft.
Randvoorwaarden voor toepassing
Energie-efficiëntere oplossingen voor ICT apparatuur en
facilitaire voorzieningen mogen niet ten koste gaan van de
betrouwbaarheid en kwaliteit.
Duurzaamheidseffect
• Efficiënt ruimtegebruik door toepassing van rijksdatacentra
• Minder energiegebruik door de ICT-apparatuur
• Minder energiegebruik voor koeling en verlichting van
computerruimten
• Benutting van de restwarmte van computerruimten
Realisatiemomenten
Bij planmatig onderhoud kan de energie-efficiëntie van de
ICT-apparatuur en facilitaire voorzieningen worden verbeterd.
Bij renovatie bestaat tevens de mogelijkheid om de restwarmte
van computerruimten te benutten.
Indicatie energiebesparing op gebouw- en voorraadniveau
De verwachte besparing op het elektriciteitsverbruik van
computerruimten door verbetering van de energie-efficiëntie
van de ICT apparatuur en facilitaire voorzieningen bedraagt
ongeveer 25%. De verwachte besparing op het gasverbruik van
een gebouw door benutting van de restwarmte van een
computerruimte bedraagt ongeveer 10%. Het
besparingspotentieel op het primaire energiegebruik op
voorraadniveau is circa 1%.
Werkplekconditionering gaat om verwarming, koeling,
ventilatie en verlichting, waarbij de regeling op
werkplekniveau plaatsvindt. Dit levert dus de mogelijkheid
van persoonlijke beïnvloeding en bediening. Bovendien
levert dit extra bewustwording bij de gebruiker op, doordat
het effect van het koelen of verwarmen van zijn werkplek op
het energiegebruik zichtbaar worden. Het is bij uitstek
geschikt bij de toepassing van nieuwe werkplekconcepten in
kantoorgebouwen.
Randvoorwaarden voor toepassing
• Toepasbaar voor kantoorruimten
• Aanpassing van de gebouwinstallaties vereist
Duurzaamheidseffect
• Minder energiegebruik centrale installatie
• Zeer gunstige invloed op welzijn en productiviteit
• Duurzame gedragsverandering
• Verhoogde flexibiliteit door een infrastructuur van elektra, ICT,
warmte, koude en ventilatie flexibele aansluitpunten
• Bevordert flexwerken (het Nieuwe Werken)
Realisatiemomenten
Bij plaatsing of vervanging inbouwpakket en renovatie.
Indicatie energiebesparing op gebouw- en voorraadniveau
De verwachte besparing op het elektriciteits- en gasverbruik van
een gebouw bedraagt ongeveer 10%. Het besparingspotentieel
op het primaire energiegebruik op voorraadniveau is circa 3%.
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
18. uitgelicht
cradle-to-cradle
uitgelicht
rgdboei®
• 13
• 1
Waarom is Cradle-to-Cradle van belang?
Onze grond- en bouwstoffen raken langzaam op. Daarom is de
inzet van duurzaam materiaalgebruik gewenst en noodzakelijk.
De Rijksgebouwendienst is al veel langer bezig met het bewust
gebruik van energie, maar bij Cradle-to-Cradle is de insteek
anders: meer gericht op het opwekken van energie en het gebruik
van natuurlijke bronnen daarbij. Daarnaast kunnen we het
gebouw en de gebruikers niet los zien van de omgeving waarin
het gebouw staat. We willen het gebouw, de gebruikers en het
gebied meer met elkaar in contact brengen om meerwaarde en
diversiteit te creëren. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van het
gebouw door meerdere gebruikers of het openstellen van delen
van het gebouw voor stedelijke functies.
Wat is daarbij de rol van de Rijksgebouwendienst?
In een brief van KADO (Kabinetsbrede Aanpak Duurzame
Ontwikkeling) staat:
“Cradle-to-Cradle zet een uitdagend toekomstbeeld neer,
namelijk een menselijke samenleving die een positieve invloed
heeft op het ecosysteem. Producten en productiesystemen
worden ontworpen om een nuttige toepassing te vervullen, ook
na gebruik. Op die manier ontstaat een kringloopsamenleving.
Cradle-to-Cradle daagt uit tot creativiteit en innovatie en het
kabinet wil het dan ook betrekken bij de uitwerking van
duurzame ontwikkeling.” De Rijksgebouwendienst vult deze
opdracht in, heeft de ambitie overgenomen en is gestart met het
toepassen van Cradle-to-Cradle bij een aantal projecten.
Op welke manier kunnen we Cradle-to-Cradle inzetten?
C2C richt zich op alle onderdelen van een gebouw.
Hoewel het op dit moment nog niet mogelijk is om een gebouw
volledig Cradle-to-Cradle te maken kunnen we wel met de
principes aan de slag. Als doelstelling is opgenomen dat de
uitgangspunten van Cradle-to-Cradle worden toegepast bij het
ontwerp van een aantal rijksgebouwen.
Zijn er al voorbeelden van Cradle-to-Cradle?
De Rijksgebouwendienst past Cradle-to-Cradle toe bij:
• Vernieuwing Rijnstraat 8
• NCB/Naturalis in Leiden
• Rijkskantoor en RIVM in Bilthoven
• Zeer inspirerende projecten die zullen leiden tot meer kennis
over het in praktijk brengen van Cradle-to-Cradle.
RgdBOEI® leidt tot een integraal advies voor onderhoud van
een gebouw. Energiebesparing en andere duurzame keuzes
worden hier in meegenomen. Om dit te illustreren wordt hier
een praktijkvoorbeeld beschreven.
Praktijkvoorbeeld
Uit een onderhoudsinspectie blijkt dat de 25 jaar oude cv-ketel
moet worden vervangen. Omdat de onderhoudsinspectie eisen
op het gebied van brandpreventie, constructies, energiepresta-
ties, duurzame inkoop en Crade-to-Cradle meeneemt, worden
tevens de volgende maatregelen geadviseerd:
• De oude ketel wordt vervangen door een moderne HR-ketel
• Kozijnen en glas vervangen
• Het dak isoleren
Dit zijn allemaal prima, op zichzelf staande maatregelen om
energie te besparen. Als het distributienet en het afgiftesysteem
echter niet worden aangepast, gebruik je - ondanks de energie-
besparende maatregelen - onnodig veel energie. Als daarnaast
niet wordt gekeken naar nog energie efficiëntere maatregelen,
zoals Warmte Koude Opslag (WKO), neemt de energie-efficiency
over de voorraad mogelijk niet zoveel toe als gewenst.
Bovendien kunnen de gebruikers van het gebouw gaan klagen
over het binnenklimaat doordat de regeltechniek niet is aange-
past aan de nieuwe installatie. Kortom, naast de energetische
maatregelen op elementniveau moet je ook integraal kijken naar
de conditie van de elementen. Bij de keuze van die elementen is
het verder van belang of ze op een later tijdstip kunnen worden
hergebruikt en hoe ze het milieu belasten. Duurzame inkoop en
Cradle-to-Cradle spelen een belangrijke rol. In het adviesrapport
RgdBOEI® zijn al deze onderdelenopgenomen.
Waar kan ik meer vinden over RgdBOEI®?
• www.epi-crem.org
• www.rgdboei.nl
• www.rgdboei.nl//RgdBOEI® handboeken
• www.buildingsplatform.org
• www.ec.europa.eu/energy/intelligent
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
20. metenvan
duurzaamheid
Tot nu toe maakt de
Rijksgebouwendienst in
programma’s van eisen
gebruik van het Nationaal
Pakket Duurzaam Bouwen
en de GreenCalc score. Het
Nationaal Pakket wordt
niet meer toegepast in het
kader van Duurzaam
Inkopen. De
Rijksgebouwendienst past
nu alleen nog GreenCalc+
en de energieprestatie toe.
Hoe meten we
duurzaamheid?
Het volledig en juist meten van de duurzaamheid van een gebouw is niet
eenvoudig omdat duurzaamheid door verschillende aspecten wordt bepaald:
energie, water, materiaalgebruik, gebruiksfunctionaliteit, architectuur en
gezondheid. Er zijn verschillende methoden om duurzaamheid te meten. Deze
methoden leggen meestal de nadruk op één of enkele van deze aspecten.
Energieprestatie
BREEAM-NL
GreenCalc
Inhoud:
• 1 7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
1
2
3
21. Energieprestatie
Nieuwbouw:
EPC-waarde
Het energiegebruik kan apart worden
benaderd via de energieprestatienorm
(de EPC-waarde). Deze norm is aangewe-
zen in het Bouwbesluit als norm voor de
energiezuinigheid van een nieuw gebouw
en zijn installaties. Hoe lager de EPC, hoe
zuiniger het gebouw. Bij het berekenen
van de EPC gaan we uit van een gestan-
daardiseerd energiegebruik en niet van
het werkelijke energiegebruik.
Bestaande bouw:
Energielabel
Voor bestaande gebouwen is sinds 2008
het Energielabel ingevoerd. De metho-
diek geeft een Energie-Index (EI) voor
een gebouw en een energieklasse
(A t/m G). De invoering van het energiela-
bel vloeit voort uit de EPBD, de Europese
richtlijn energieprestaties van gebouwen.
De berekening wordt uitgevoerd voor het
verkrijgen van het label (in een aantal
situaties wettelijk verplicht). Daarnaast
kan een maatwerkadvies worden
afgegeven. De Rijksgebouwendienst
voert voor al haar strategische panden
maatwerkadviezen uit. Strategische
panden zijn panden waarvoor bekend is
dat deze nog voor langere tijd tot de
voorraad zullen behoren.
Sturen op minder
energiegebruik
In 2009 heeft de
Rijksgebouwendienst aan de
Tweede Kamer aangegeven dat we
de energieprestatie van de totale
voorraad in kaart brengen en dat we
concrete verbeterambities formule-
ren. In het najaar van 2010 zal deze
ambitie voor de rijksgebouwenvoor-
raad worden vastgesteld.
Nieuwe norm in de maak
De verwachting is dat de energie-
prestatie (EPC) en het energielabel
worden samengevoegd in een
nieuwe norm:
de energieprestatie van gebouwen
(EPG). De nieuwe norm is beter
ingericht voor (zeer) energiezuinige
gebouwen en technieken en
energiebesparende maatregelen
voor het gebouw op gebiedsniveau.
1 BREEAM-NL2
De Rijksgebouwendienst zoekt naar een
manier om duurzaamheid breed te
waarderen en te specificeren. Daarom
participeert de Rijksgebouwendienst in
de ontwikkeling van BREEAM door de
Dutch Green Building Council (DGBC).
BREEAM is een methode waarbij
duurzaamheid wordt beoordeeld op
negen categorieën: management,
gezondheid, energie, transport, water,
materialen, afval, landgebruik en
ecologie, en vervuiling. Op elk van deze
categorieën kunnen credits behaald
worden. Aan de hand van een weging per
categorie wordt dan een totaalscore
berekend. BREEAM is bestemd voor
nieuwbouw (of grote renovatie) en voor
de bestaande bouw.
De ontwikkeling van BREEAM wordt door
een groot aantal partijen ondersteund en
kan zich ontwikkelen tot een gemeen-
schappelijke taal voor de beoordeling van
gebouwen.
De GreenCalc score meet duurzaamheid
aan de hand van energie-, materiaal- en
watergebruik en locatiekeuze. Bij
GreenCalc wordt het resultaat van de
berekening uitgedrukt in twee getallen:
de milieu-index gebouw (MIG) en de
milieuindex bedrijfsvoering (MIB). Hoe
hoger de index hoe beter.
Nieuwe rijkskantoren moeten in het
kader van Duurzaam inkopen:
• Een milieu-index gebouw hebben van
ten minste 200.
• Bij renovatie moet de milieu-index met
ten minste 60 punten worden
verbeterd.
GreenCalc3
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
22. duurzaamheid
indepraktijk• 1•
Renovatie
Ministerie van Defensie
kerndepartement
Den Haag
Oplevering
2008 (bouwjaar 1987)
BVO in m2
9.738
GreenCalc score
120-150
Duurzame maatregelen
• Klimaatregeling op de werkplek
(koeling en ventilatie)
Energiebesparende maatregelen
• Centrale vide op het zuiden
• Ventilatie met warmte terugwinning
• Warmte Koude Opslag in de bodem
• Daglichtafhankelijke regeling en
aanwezigheidsdetectie
• Automatische zonwering
• Klimaatregeling per werkplek
• Verminderen geveloppervlak door
overkapping binnenplaats
Nieuwbouw
Ministerie van Onderwijs Cultuur en
Wetenschap – Rijksdienst voor
Cultureel Erfgoed
Amersfoort
Oplevering
2008 (bouwjaar 1987)
BVO in m2
9.738
GreenCalc score
120-150
Duurzame maatregelen
• Centrale vide op het zuiden
• Dubbele glazen gevel voor daglicht,
uitzicht en ventilatie
• Extra trillingsisolatie en geluidwering
Energiebesparende maatregelen
• Natuurlijke ventilatie met mechanische
ondersteuning
• Warmtebuffering in de vide
• Zonwering in de dubbele gevel
• Warmte Koude Opslag Oplevering
Nieuwbouw (PPS)
Ministerie
van Financiën - Belastingdienst
Doetinchem
Oplevering
2010
BVO in m2
7.500
GreenCalc score
196
Duurzame maatregelen
• Afvalbeperking
• 100% CO2-neutraal
• Toepassing duurzaam hout
Energiebesparende maatregelen
• Verhoogde isolatiewaarde gevel
• Automatische buitenzonwering
• Zonnecollector voor warm tapwater
• Ventilatie met warmte terugwinning
• CO2-regeling in vergaderzalen
• Atria en vides
• Te openen ramen voor koeling
• Ventilatoren en pompen met
toerenregeling
• Kunstlicht met daglichtschakeling en
aanwezigheidsdetectie
Nieuwbouw
Ministerie van Justitie -
kerndepartement Ministerie van
Binnenlandse
Zaken - kerndepartement
Den Haag
Oplevering
2012
BVO in m2
131.583
GreenCalc score
185-200
Duurzame maatregelen
• Duurzaam hout
• 20% puingranulaat in beton
• Duurzame sloop ‘Zwarte Madonna’
• Atrium
Energiebesparende maatregelen
• HR++ beglazing
• Ventilatie met warmte terugwinning
• Warmte Koude Opslag
• Stadsverwarming
• Betonkernactivering en
klimaatplafonds
• Energiezuinige verlichting met
daglichtschakeling
• Te openen ramen
• Toeren regeling op pompen
Renovatie
Ministerie van Landbouw Natuur en
Voedselkwaliteit - kerndepartement
Den Haag
Oplevering
2012 (bouwjaar 1958)
BVO in m2
55.104
GreenCalc score
197
Duurzame maatregelen
• Extra aandacht voor het binnenmilieu
• Flexibel inbouwpakket
• Asbest sanering
Energiebesparende maatregelen
• Glasoverkapte oranjerie en passage
• Warmte Koude Opslag
• Vloerverwarming- en koeling
• Ventilatie met warmte terugwinning
• Buitenzonwering
• CO2-detectie in vergaderzalen
Renovatie
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
– Rijkswaterstaat
Utrecht
Oplevering
2007 (bouwjaar 1975)
BVO in m2
55.722
GreenCalc score
189
Duurzame maatregelen
• Kunstlicht past zich aan aan daglicht
• Grotendeels glazen gevels
• Vides en atria en serres
Energiebesparende maatregelen
• Daglicht toetreding
• Warmte Koude Opslag
• Dubbele gevel
• Betonkernactivering
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
23. Nieuwbouw (PPS)
Ministerie van Financiën – Dienst
Uitvoering Onderwijs en
Belastingdienst
Groningen
Oplevering
2011
BVO in m2
47.000
Green Calc score
259
Duurzame maatregelen
• Minder verdiepingshoogte en
vloeroppervlakte per medewerker
• Beperking ventilatiekanalen
• 100% CO2-neutraal
• 20% puingranulaat in beton
• Ventilatielucht met CO2-regeling
Energiebesparende maatregelen
• Gevelvinnen voor zonwering
• Hoge isolatiewaarde dak en vloer
• Geen of open plafonds
• Koude opslag via grondwater
• Betonkernactivering
• Natuurlijke luchtafvoer
• Te openen ramen voor koeling
Nieuwbouw
Ministerie van Financiën – Centraal
Justitieel Incasso Bureau
Leeuwarden
Oplevering
2002
BVO in m2
21.576
GreenCalc score
200
Duurzame maatregelen
• Toepassing puingranulaat in beton
Energiebesparende maatregelen
• Warmte Koude Opslag en
warmtepompen
• Klimaatgevel
• Lage temperatuur verwarming
• Energiezuinige verlichting met
daglichtregeling
• Atrium
Renovatie
Ministerie van Justitie – Rechtbank
Haarlem
Haarlem
Oplevering
2008 (bouwjaar 1890/1987)
BVO in m2
11.784
GreenCalc score
nb (monument)
Duurzame maatregelen
Klimaatregeling per werkplek
Energiebesparende maatregelen
• Achterzet beglazing
• Warmte Koude Opslag in bodem
• Ventilatie met warmte terugwinning
• Energiezuinige verlichting met
daglichtafhankelijke regeling en
aanwezigheidsdetectie
• Lokale verbeteringen van de
thermische schil
• HR++ beglazing
• Automatische buitenzonwering
7
8
9
10
11
12
2
5
14
3
6
15
1
4
13
16
INHOUD
24. Dit e-boek is een publicatie van de De Rijksgebouwendienst en DGOBR
Rijksgebouwendienst, Ministerie van Binnenlandse Zaken
Rijnstraat 8, 2515 XP, Den Haag
Postbus 20952, 2500 EZ, Den Haag
www.rijksgebouwendienst.nl
DGOBR
DG Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Schedeldoekshaven 200, Den Haag
Postbus 20011, 2500 EA, Den Haag
Alleen beschikbaar als digitale uitgave (PDF)
november 2011 |Publicatie-nr: j-11027
Bronnen:
• Regeerakkoord: Beleidsprogramma 2007 – 2011 3e pijler
• KST 30 196 nrs. 32, 50, 56
• Begroting XVIII WWI/ Rijksgebouwendienst 2010
• Werkprogramma Schoon & Zuinig 2007 – 2011
• Besluit Europese parlement 5386/3/10 REV 3, 14 april 2010