21. 34 En Jezus antwoordde en zei tegen hen: De
kinderen van deze wereld trouwen en
worden ten huwelijk gegeven,
35 maar zij die het waard geacht zijn die
toekomstige wereld te verkrijgen, en de
opstanding uit de doden, zullen niet trouwen
en ook niet ten huwelijk gegeven worden.
Lukas 20
22. 36 Want zij kunnen niet meer sterven, omdat
zij gelijk zijn aan engelen. En zij zijn kinderen
van God, omdat zij kinderen van de opstanding
zijn.
37 En dat de doden opgewekt zullen worden,
heeft ook Mozes duidelijk te kennen gegeven
bij de doornstruik, toen hij de Heere de God
van Abraham, de God van Izak en de God van
Jakob noemde.
38 God nu is niet een God van de doden, maar
van de levenden, want voor Hem leven zij alle.
28. Tekst 2 Petrus 3:9
De Heere vertraagt de belofte niet (zoals
sommigen dat als traagheid
beschouwen), maar Hij heeft geduld met
ons en wil niet dat enigen verloren gaan,
maar dat allen tot bekering komen.
29. Dit is mijn hand en dat is mijn voet
ELB 428 – 1, 3
30. Dit is mijn hand (EL 428) t. & m. E. & R. Zuiderveld
31. Dit is mijn hand (EL 428) t. & m. E. & R. Zuiderveld
32. Dit is mijn hand (EL 428) t. & m. E. & R. Zuiderveld
33. Dit is mijn hand (EL 428) t. & m. E. & R. Zuiderveld
34. Dit is mijn hand (EL 428) t. & m. E. & R. Zuiderveld
35. Dit is mijn hand (EL 428) t. & m. E. & R. Zuiderveld
38. 1 En het gebeurde, toen de mensen zich op
de aardbodem begonnen te
vermenigvuldigen en er dochters bij hen
geboren werden,
2 dat Gods zonen de dochters van de mensen
zagen dat zij mooi waren, en zij namen zich
vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden.
3 Toen zei de HEERE: Mijn Geest zal niet voor
eeuwig met de mens twisten, omdat ook hij
vlees is, maar zijn dagen zullen
honderdtwintig jaar zijn.
39. 4 In die dagen, en ook daarna, waren er
reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij
de dochters van de mensen waren
gekomen en die kinderen voor hen
baarden; dit zijn de geweldenaars van
oude tijden af, mannen van naam.
5 En de HEERE zag dat de slechtheid van
de mens op de aarde groot was, en dat al
de gedachtespinsels van zijn hart elke dag
alleen maar slecht waren.
40. 6 Toen kreeg de HEERE er berouw over
dat Hij de mens op de aarde gemaakt
had, en het bedroefde Hem in Zijn hart.
7 En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik
geschapen heb, van de aardbodem
verdelgen, van de mens tot het vee, tot
de kruipende dieren en tot de vogels in
de lucht toe, want Ik heb er berouw over
dat Ik hen gemaakt heb.
8 Maar Noach vond genade in de ogen
van de HEERE.
45. 20 En toen Hem door de Farizeeën
gevraagd werd, wanneer het Koninkrijk
van God zou komen, antwoordde Hij hun
en zei: Het Koninkrijk van God komt niet
op waarneembare wijze.
21 En men zal niet zeggen: Zie hier of zie
daar, want, zie, het Koninkrijk van God is
binnen in u.
46. 22 En Hij zei tegen de discipelen: Er zullen
dagen komen dat u ernaar verlangen zult
één van de dagen van de Zoon des
mensen te zien, en u zult die niet zien.
23 En zij zullen tegen u zeggen: Ziehier of
ziedaar is Hij. Ga er niet heen en ga er
niet achteraan.
47. 24 Want zoals de bliksem flitst van de ene
plaats onder de hemel en naar de andere
plaats onder de hemel licht, zo zal ook de
Zoon des mensen zijn op Zijn dag.
25 Eerst moet Hij echter veel lijden en
verworpen worden door dit
mensengeslacht.
26 En zoals het gebeurde in de dagen van
Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van
de Zoon des mensen.
48. 27 Zij aten, zij dronken, zij namen ten
huwelijk en zij werden ten huwelijk
gegeven tot op de dag waarop Noach de
ark binnenging en de zondvloed kwam en
hen allen om deed komen.
28 Op dezelfde manier ook, zoals het
gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij
dronken, zij kochten, zij verkochten, zij
plantten, zij bouwden.
49. 29 Op de dag echter waarop Lot uit
Sodom wegging, regende het vuur en
zwavel uit de hemel en bracht hen allen
om. 30 Evenzo zal het zijn op de dag
waarop de Zoon des mensen
geopenbaard zal worden. 31 Wie op die
dag op het dak zal zijn, met zijn huisraad
in huis, moet niet naar beneden gaan om
het mee te nemen. En wie op de akker is,
moet evenmin terugkeren naar wat hij
achterliet.
50. 32 Denk aan de vrouw van Lot.
33 Wie zijn leven zal proberen te
behouden, zal het verliezen. En wie het
zal verliezen, zal het behouden.
34 Ik zeg u: In die nacht zullen er twee op
één bed zijn. De één zal aangenomen en
de ander zal achtergelaten worden.
51. 35 Twee vrouwen zullen samen malen.
De één zal aangenomen en de ander zal
achtergelaten worden.
36 Twee zullen er op de akker zijn. De één
zal aangenomen en de ander zal
achtergelaten worden.
37 En zij antwoordden en zeiden tegen
Hem: Waar, Heere? En Hij zei tegen hen:
Waar het lichaam is, daar zullen de gieren
zich verzamelen.
52. G 63 : 3, 5
Wie waakt er als een trouwe knecht
53. De Heer verschijnt te middernacht (LvdK 63) t. J.C. Rube: m. J. Crüger; v. M.C. Postema
54. De Heer verschijnt te middernacht (LvdK 63) t. J.C. Rube: m. J. Crüger; v. M.C. Postema