13. Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft. Die vol ontferming ieder troost en alle schuld vergeeft. Die heel het aards gebeuren vast in handen heeft.
14. Refrein: Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja. Geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op Zich nam.
15. Verdreven is de schaduw van de nacht. En wie Hem wil aanvaarden wordt eens veilig thuisgebracht. Voor hem geldt ook dit wonder: alles is volbracht.
16. Refrein: Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja. Geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op Zich nam.
17. Hij doet ons dankbaar schouwen in het licht, dat uitstraalt van het kruis, dat eens voor ons werd opgericht. En voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
18. Refrein: Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja. Geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op Zich nam.
19. Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
20.
21. Abba, Vader, U alleen, U behoor ik toe. U alleen doorgrondt mijn hart, U behoort het toe. Laat mijn hart steeds vurig zijn, U laat nooit alleen. Abba, Vader, U alleen U behoor ik toe.
22. Abba, Vader, laat mij zijn slechts van U alleen. Dat mijn wil voor eeuwig zij d'uwe en anders geen. Laat mijn hart nooit koud zijn, Heer. Laat mij nimmer gaan. Abba, Vader, laat mij zijn slechts van U alleen.
23. Abba, Father, let me be Yours and Yours alone. May my will forever be evermore Your own. Never let my heart grow cold. Never let me go. Abba, Father, let me be Yours and Yours alone.
24.
25.
26. Ik wens te zijn als Jezus, Zo need'rig en zo goed; Zijn woorden waren vriend'lijk, Zijn stem was altijd zoet. Helaas! 'k ben niet als Jezus, dat ziet een elk aan mij; och, Heiland wil mij helpen en maak mij zo als Gij.
27. Ik wens te zijn als Jezus, In 't goeddoen nooit vertraagd. Dat men van mij kan zeggen: hij doet, wat God behaagt. Helaas 'k ben niet als Jezus, dat ziet een elk aan mij; och Heiland, wil mij helpen, en maak mij zo als Gij.
28. Ach neen, 'k ben niet als Jezus, mijn hart is vol van kwaad. Hoe zal ik ooit zo worden, waar vind ik hulp en raad? Mijn Heiland, wil mij helpen, maak mij van zonden vrij; dan zal 'k U eens aanschouwen en worden zo als Gij!
29.
30. 1 Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook). Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. 2 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen;
31. (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. 3 En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is. 4 Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.
32. 5 En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij de zonden zou weg-nemen, en in Hem is geen zonde. 6 Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet; een ieder, die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend. 7 Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is;
33. 8 wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. 9 Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde;
34. want het zaad (Gods) blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. 10 Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft.
35.
36.
37. Liefde was het, onuitputt'lijk, liefd' en goedheid, eind'loos groot. Toen de Levensvorst op aarde tot ons heil zijn bloed vergoot. Komt, laat ons zijn liefde prijzen! God geeft vreugd' en dankensstof. Eenmaal zingen wij voor eeuwig in de hemel zijnen lof.
38. Rijd als Heerser door de velden, Jezus in uw grote kracht. Niets, niets kan U tegenhouden, zelfs de hel niet met haar macht. Voor uw naam, zo groot en heerlijk zinkt de vijand weg in 't niet. Heel de schepping, Heer, zal beven, als zij U, haar Koning, ziet.
39.
40.
41.
42. Vrede van God, de vrede van God, de vrede van God zij met jou. Vrede van Hem, vrede van God, de vrede van God zij met jou. In Jezus' naam, in Jezus' naam, in Jezus' naam geef ik jou: vrede van Hem, vrede van God, de vrede van God zij met jou.
43. Heilige Geest, de Heilige Geest, de Heilige Geest zij met jou. Vrede van Hem, vrede van God, de vrede van God zij met jou.