28 jan 2024 19.00. Ds Hulshof. Verlangen naar meer
Esther 4
1. WelkomVoorganger ds BijleveldOrganist dhr MeinemaOpname Radio CentraalWij weten nu dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen die God liefhebben. (Rom. 8:28)
2. VDD ELB 82 – 1, 3 God die ons heeft voorzienen kent bij onze naam,
3. 1God die ons heeft voorzienen kent bij onze naam,die ons ten leven riepen houdt in het bestaan.Hij heeft ons voorbestemdte lijken op zijn Zoondie mens is zoals wijen in ons midden woont.
4. 3Wie zal ons scheiden ooitvan God ons goed en bloed.Geen toekomst en geen doodbedreigt ons meer voorgoed.Genadig en getrouwwil Hij mijn vrede zijn.Geen mens die Hem weerhoudtom onze God te zijn.
5. WelkomVoorganger ds BijleveldOrganist dhr MeinemaOpname Radio CentraalWij weten nu dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen die God liefhebben. (Rom. 8:28)
6. P 71 – 1, 5, 8, 9 HEER, laat mij schuilen in uw hoede,
7. 1HEER, laat mij schuilen in uw hoede,begeef mij niet, o God,maak nimmer mij ten spot.Leid in uw trouw mijn weg ten goede,verleen mij uw nabijheiden stel mij in de vrijheid.
8. 5Het was voor velen tot een teken,HEER, dat ik staande bleef, -een wonder dat ik leef.Want steeds zijt Gij mijn Rots gebleken,steeds wil mijn mond U noemen,Grootmachtige, U roemen.
9. 8Maar ik blijf, Here, op U wachtenen ik gewaag altijdvan uw gerechtigheid.Uw heil is nooit uit mijn gedachten;want wat Gij mij kunt schenkenis meer dan ik kan denken.
10. 9Ik roem de grootheid van uw daden,ik meld aan iedereenuw recht, uw recht alleen.Gij weest mij reeds als kind uw paden;nog prijs ik U, ik zegen,o HEER, uw wondre wegen.
11. Stil gebedVotum en groetEre zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
27. 1Bewaar mij, want ik schuil bij U, o God,Gij zijt mijn Heer, en mijn geluk is zeker.Gij maakt bestendig mijn voorspoedig lot,Gij zijt mijn heil, mijn erfdeel en mijn beker.
28. Gij deelt mij toe zo lieflijke landouwendat mijn hart in mij opspringt bij 't aanschouwen.
29. 3Ik prijs de HEER; Hij heeft mijn hart verlicht,dat in de nacht zelfs blijft van Hem gewagen.Ik houd bestendig naar zijn aangezichtmijn ogen vol vertrouwen opgeslagen.
30. Ik wankel niet, want aan mijn rechterzijdestaat God, mijn HEER, die mij tot hiertoe leidde.
33. Dit is de dag, dit is de dag, die de Heer ons geeft, die de Heer ons geeft. Weest daarom blij, weest daarom blij en zingt verheugd en zingt verheugd. Dit is de dag die de Heer ons geeft. Weest daarom blij en zingt verheugd. Dit is de dag, dit is de dag, die de Heer ons geeft.
35. Lezen Esther 4 Poging van Mordekai om de Joden te redden
36. 1 Toen Mordekai vernam al wat er gebeurd was, verscheurde Mordekai zijn klederen, hulde zich in zak en as en ging door het midden van de stad, terwijl hij luid en bitter jammerde. 2 Zó kwam hij tot vóór de poort des konings, want niemand mocht met rouwgewaad bekleed de poort des konings binnengaan.
37. 3 In elk gewest, waar het bevel en de wet des konings waren aangekomen, was bij de Joden diepe rouw, vasten, geween en geklaag: voor velen werd zak en as als bed uitgespreid. 4 Toen nu de dienaressen en de hovelingen van Ester haar dit mededeelden, schrok de koningin hevig en zij zond klederen om
38. Mordekai daarmede te kleden en zijn rouwgewaad van hem weg te nemen, maar hij nam ze niet aan. 5 Toen ontbood Ester Hatak, een van de hovelingen des konings, die hij in haar dienst had gesteld, en gaf hem een opdracht aangaande Mordekai om te weten te komen wat het betekende en waartoe het diende.
39. 6 En Hatak ging naar Mordekai op het stadsplein vóór de poort des konings, 7 en Mordekai deelde hem alles mede, wat hem overkomen was, en ook het juiste bedrag van het zilver, dat Haman gezegd had te zullen afwegen voor de schatkist des konings als prijs voor de uitmoording van de Joden. 8 Ook een afschrift van de geschreven wet,
40. die in Susan was uitgevaardigd om hen te verdelgen, gaf hij hem om dat aan Ester te laten zien en haar op de hoogte te brengen. Ook moest hij haar opdragen tot de koning te gaan, teneinde diens genade af te smeken en bij hem voorbede te doen voor haar volk. 9 Daarop ging Hatak naar binnen en bracht Ester de woorden van Mordekai over. 10 Ester echter droeg Hatak op tot Mordekai te zeggen:
41. 11 Alle dienaren des konings en de inwoners van des konings gewesten weten, dat voor ieder, hetzij man of vrouw, die ongeroepen tot de koning in de binnenste voorhof komt, deze éne wet bestaat: dat men hen doden zal. Alleen diegene blijft in het leven gespaard, aan wie de koning de gouden scepter toereikt. Ik nu ben in geen dertig dagen bij de koning geroepen.
42. 12 Toen men Mordekai dit bericht van Ester had medegedeeld, 13 zeideMordekai, dat men Ester antwoorden moest: Beeld u niet in, dat gij alleen van al de Joden ontkomen zult, omdat gij in het paleis des konings zijt. 14 Want, als gij in deze tijd blijft zwijgen, dan zal er voor de Joden wel van andere zijde redding en uitkomst opdagen,
43. maar gij en uws vaders huis zult omkomen, en wie weet, of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt. 15 Toen zeide Ester, dat men Mordekai zou antwoorden: 16 Ga heen, vergader al de Joden die zich in Susan bevinden, en vast om mijnentwil:
44. eet noch drinkt drie dagen, zo min des nachts als des daags. Ook ik en mijn dienaressen zullen op dezelfde wijze vasten en dan zal ik tot de koning gaan ondanks het verbod; kom ik om, dan kom ik om. 17 Mordekai dan ging heen en handelde overeenkomstig alles wat Ester hem geboden had.
46. 3Nu onze nood voor ogen is,dat is om onze zonden.De Heer die in den hoge is,heeft ons weer heengezonden.Geen mededogen is ons deel:wij hadden God verlaten;de boze grijpt ons naar de keel,Haman en zijn soldaten!
47. 4Zij zijn op hunner goden handen zullen ons haast dwingen,dat wij hier in dit snode landuw lof niet langer zingen.Houd Gij uw lof in stand, o Heer,de wereld overstelpt ons,zo bid ik U van harte zeer,geen ander immers helpt ons.
48. 14 Want, als gij in deze tijd blijft zwijgen, dan zal er voor de Joden wel van andere zijde redding en uitkomst opdagen, maar gij en uws vaders huis zult omkomen, en wie weet, of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt.
49. G 434 – 1, 2, 5 Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere.
50. 1Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere.Laat ons naar hartelust zingen en blij musiceren.Komt allen saam,psalmzingt de heilige naam,looft al wat ademt de Here.
51. 2Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde uw leven;heeft u in 't licht als op adelaarsvleuglen geheven.Hij die u leidt,zodat uw hart zich verblijdt,Hij heeft zijn woord u gegeven.
52. 5Lof zij de Heer met de heerlijkste naam van zijn namen,christenen looft Hem met Abrahams kinderen samen.Hart wees gerust,Hij is uw licht en uw lust.Alles wat ademt zegt: Amen.
56. 1Leid mij, Heer, o machtig Heilanddoor dit leven aan uw hand.Ik ben zwak, maar Gij zijt machtig,wees mijn Gids in 't barre land.Gij mijn Sterkte, Gij mijn Leider,vul mij met uw Geest steeds meer,vul mij met uw Geest steeds meer.
57. 2Laat mij zijn een Godsgetuige,sprekend van U meer en meer.leid mij steeds door uwe liefde,groeiend naar uw beeld, o Heer.Brood des levens, Brood des hemels,voed mij dat ik groei naar U,voed mij dat ik groei naar U.
58. 3Laat door mij uw levend watervloeien als een klare stroom.O, Heer Jezus,'t wordt steeds laterdat uw Geest over allen koom'.Machtig Heiland, mijn Verlosser,kom, Heer Jezus, in uw kracht,kom, Heer Jezus, in uw kracht.