2024 jan 21 - Dhr Pasterkamp (Thema: Hij deed het niet)
Brandhout
1. Welkom bij deze ochtenddienst Voorganger dhr Oosterhof organist dhr Meinema. Thema: “Brandhout” Vanavond cabaret “De doe het zelver”
2.
3. 1 Alle volken, looft de Here, aarde, zing een vrolijk lied! Juicht nu allen, geeft Hem ere: Hij vergeet de zijnen niet!
4. In het beurtgezang der sferen, in des afgronds bange kreet ruist de lof, de lof des Heren, die de zijnen niet vergeet.
5. 2 Uit Hem vloeien alle krachten, tot Hem stijg' der aarde lied! Zalig, wie de Heer verwachten: Hij vergeet de zijnen niet!
6. Smelt dan samen, Hem ter ere, diept' en hoogheid, lust en leed, in het loflied aan de Here, die de zijnen niet vergeet!
7. Welkom bij deze ochtenddienst Voorganger dhr Oosterhof organist dhr Meinema. Thema: “Brandhout” Vanavond cabaret “De doe het zelver”
8.
9. 1 De stilte zingt U toe, o Here, in uw verheven oord. Wij zullen ons naar Sion keren waar Gij ons bidden hoort.
10. Daar zal men, Heer, tot U zich wenden, tot U komt al wat leeft, tot U, o redder uit ellende, die alle schuld vergeeft.
11. 2 Zalig wie door U uitverkoren mag wonen in uw hof, hoezeer hij door zijn schuld verloren terneerlag in het stof.
12. Wij worden door U begenadigd die heilig zijt en goed. Gij die ons in uw huis verzadigt met alle overvloed.
13. Stil gebed Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
14.
15.
16. Elb. 125 : 1 Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft, die vol ontferming ieder troost en alle schuld vergeeft, die al het aards gebeuren vast in handen heeft.
17. Refrein: Hem zij de glorie, want Hij die overwon zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja, geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op zich nam.
18. 2 Verdreven is de schaduw van de nacht, en wie Hem wil aanvaarden wordt eens veilig thuisgebracht. Voor hem geldt ook dit wonder: alles is volbracht.
19. Refrein: Hem zij de glorie, want Hij die overwon zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja, geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op zich nam.
20. 3 Hij doet ons dankbaar schouwen in bet licht, dat uitstraalt van het kruis, dat eens voor ons werd opgericht; en voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
21. Refrein: Hem zij de glorie, want Hij die overwon zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja, geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op zich nam.
22.
23.
24. 2 Zoudt Gij indachtig wezen / al wat een mens misdeed, wie zou nog kunnen leven / in al zijn angst en leed? Maar Gij wilt ons vergeven, / Gij scheldt de schulden kwijt, opdat wij zouden vrezen / uw goedertierenheid.
25. 3 Ik heb mijn hoop gevestigd / op God den HEER die hoort. Mijn hart, hoezeer onrustig, / wacht zijn verlossend woord. Nog meer dan in de nachten / wachters het morgenlicht, blijf ik, o Heer, verwachten / uw lichtend aangezicht.
26.
27. 4 Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u! 5 Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij. 6 Weest in geen ding bezorgd,
28. maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. 7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.
29.
30. In Gods overwinning trekken wij ten strijd. Samen in zijn leger Hem ten dienst gewijd. Christus onze Koning stelt zich aan het hoofd. Hij heeft ons de zege in de strijd beloofd. 2x
31. Als een machtig leger, vol van Geest en kracht, gaan wij achter Jezus, die ons 't leven bracht. Nergens heerse tweedracht. Eén in hoop en liefde, juichend Hem ter eer. 2x
32. Volgt uw Meester, kind'ren, sluit u vast aaneen. Heft het schild als pijlen suizen om u heen. Hem zij eer, aanbidding, roem en heerlijkheid. Zingen wij tot glorie Hem in eeuwigheid. 2x
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40. 1 Vervolgens deed Hij mij de hogepriester Jozua zien, staande vóór de Engel des HEREN, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. 2 De HERE echter zeide tot de satan: De HERE bestraffe u, satan, ja de HERE, die Jeruzalem verkiest, bestraffe u;
41. is deze niet een brandhout uit het vuur gerukt? 3 Jozua nu was met vuile klederen bekleed, terwijl hij voor de Engel stond. 4 Toen nam deze het woord en zeide tot hen die vóór Hem stonden: Doet hem de vuile klederen uit.
42. Hij zeide tot hem: Zie, Ik neem uw ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestklederen aan. 5 Ik nu zeide: Laat ze een reine tulband op zijn hoofd zetten. Toen zetten zij een reine tulband op zijn hoofd en trokken hem een staatsiegewaad aan, terwijl de Engel des HEREN erbij stond.
43. 6 Hierop vermaande de Engel des HEREN Jozua: 7 Zo zegt de HERE der heerscharen: Indien gij in mijn wegen wandelt en de door Mij opgedragen taak waarneemt, dan zult gij zowel mijn huis richten als mijn voorhoven bewaken, en Ik zal u doen verkeren onder hen die hier staan.
44. 8 Hoor toch, gij hogepriester Jozua, gij en uw gezellen die vóór u zitten – zij zijn immers mannen die ten wonderteken dienen – voorwaar, zie, Ik zal mijn knecht, de Spruit, doen komen; 9 voorwaar zie, van de steen die Ik vóór Jozua neerleg – op die ene steen zijn zeven ogen –
45. zal Ik zelf het graveersel graveren, luidt het woord van de HERE der heerscharen, en Ik zal op één dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen. 10 Te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, zult gij elkander nodigen onder de wijnstok en onder de vijgeboom.
46.
47. 1. Gij die alle sterren houdt in uw hand gevangen, Here God, hoe duizendvoud wekt Gij ons verlangen! Ach, ons hart is verward, leer het op uw lichte hoge rijk zich richten.
48. 2 Want de lichten die wij zelf aan de hemel stelden, glinstrend in het zwart gewelf, sterren, ongetelde, - al hun glans dooft nochtans, dan is heel ons leven door de nacht omgeven.
49. 3 God, is dan wat U verliet uit uw hand gevallen? Mist Gij onze wereld niet bij uw duizendtallen? Blijf niet ver, doe één ster in de nacht ons gloren, of wij zijn verloren!
50. 4 Christus, stille vaste ster, o Gij licht der lichten, waarnaar wij van her en der onze schreden richten, - geef ons moed; 't is ons goed U te zien, Getrouwe, uw hoog rijk te aanschouwen.
51.
52.
53. Toch overwint eens de genade, en maakt een einde aan de nacht. Dan onderwerpt de Heer het kwade, dan is de strijd des doods volbracht. De wereld treedt in 's Vaders licht, verheerlijkt voor zijn aangezicht.
54. O welk een vreugde zal het wezen, als Hem elk volk is toegedaan. Uit aard' en hemel opgerezen, vangt dan het nieuwe loflied aan, als ieder voor de Heer zich buigt en aller stem Gods lof getuigt.
55.
56.
57.
58. Heer, God, U loven wij. Heer, U belijden wij. Vader, in eeuwigheid zingt 't gans heelal uw Naam, Aarde en hemel, Heer, zingen uwen Nam ter eer, heel uw schepping door, eeuwig met 't engelenkoor:
59. Heilig, heilig, heilig is onze God, de HEER Zebaoth. Hemel en aarde zijn van uw grootheid vol. Hemel en aarde zijn van uw grootheid vol. Halleluja, halleluja, halleluja, halleluja. Amen.
60.
61. Vanavond om 19.00 uur Ruurd Walinga met een cabaretvoorstelling. “De doe-het-zelver”