30. Wijs: Lees je Bijbel
God wil jou een lichtje doen zijn (3x)
God wil jou een lichtje doen zijn
als je Hem maar volgt (3x)
God wil jou een lichtje doen zijn
als je hem maar volgt
31. Les dyn bibel bid elste dei (EL 459) t & m: H.D. Clarke
32. Les dyn bibel bid elste dei (EL 459) t & m: H.D. Clarke
34. Verwoesting van Sodom en
Gomorra aangekondigd
16Toen stonden de mannen vandaar
op en keken in de richting van
Sodom; en Abraham ging met hen
mee om hen uitgeleide te doen.
17De HEERE zei: Zal Ik
voor Abraham verbergen wat Ik ga
doen?
35. 18Immers, Abraham zal zeker tot een
groot en machtig volk worden, en alle
volken van de aarde zullen in hem
gezegend worden.
36. 19Want Ik heb hem uitgekozen, opdat hij
aan zijn kinderen en zijn huis na hem
bevel zou geven om de weg van de
HEERE in acht te nemen,
door gerechtigheid en recht te doen,
opdat de HEERE over Abraham zal
brengen wat Hij over hem gesproken
heeft.
37. 20Verder zei de HEERE: De roep van
Sodom en Gomorra is groot en
hun zonde heel zwaar.
21Ik zal nu afdalen en zien of
zij werkelijk alles gedaan hebben zoals
de roep luidt die over haar tot Mij
gekomen is. En zo niet, Ik zal het weten.
38. 22Toen keerden die mannen vandaar om
en gingen naar Sodom, maar Abraham
bleef nog staan voor het aangezicht van
de HEERE.
Abraham bidt voor Sodom
23En Abraham kwam dichterbij en zei:
Zult U ook de rechtvaardige tegelijk met
de goddeloze wegvagen?
39. 24Misschien zijn er vijftig
rechtvaardigen binnen de stad; wilt
U hen ook wegvagen en de plaats
niet sparen omwille van de vijftig
rechtvaardigen die daarin zijn?
40. 25Er kan toch geen sprake van zijn dat U
zoiets doet, dat U de
rechtvaardigesamen met de goddeloze
doodt? Dan zal het zijn: zo de
rechtvaardige, zo de
goddeloze. Daar kan bij U toch geen
sprake van zijn! Zou de Rechter van de
hele aarde geen recht doen?
41. 26Toen zei de HEERE: Als Ik in Sodom
vijftig rechtvaardigen binnen de stad
vind, dan zal Ik de hele plaats omwille
van hen sparen.
27Abraham antwoordde en zei: Zie toch,
ik heb het aangedurfd om tot de Heere
te spreken, hoewel ik stof en as ben!
42. 28Misschien zullen er aan de vijftig
rechtvaardigen vijf ontbreken; zult U
dan om vijf mensen de hele stad te
gronde richten? En Hij zei: Ik zal
haar niet te gronde richten, als Ik er
vijfenveertig vind.
43. 29Hij sprak opnieuw tot Hem:
Misschien zullen er daar veertig
gevonden worden! En Hij zei: Ik zal
het niet doen omwille van die
veertig.
44. 30Verder zei hij: Laat de Heere toch
niet in toorn ontbranden, omdat ik
spreek; misschien zullen er daar
dertig gevonden worden! En Hij zei:
Ik zal het niet doen, als Ik er daar
dertig vind.
45. 31Hij zei: Zie toch, ik heb het
aangedurfd om tot de Heere te
spreken; misschien zullen er daar
twintig gevonden worden! En Hij
zei: Ik zal haar niet te gronde richten
omwille van die twintig.
46. 32Verder zei hij: Laat de Heere toch
niet in toorn ontbranden, omdat ik
nog eenmaal spreek: Misschien
zullen er tien gevonden worden. En
Hij zei: Ik zal haar niet te gronde
richten omwille van die tien.
47. 33Toen ging de HEERE weg, nadat
Hij geëindigd had met Abraham
te spreken, en Abraham keerde
terug naar zijn woonplaats.
54. Het gebed des Heeren
111En het gebeurde, toen Hij ergens aan
het bidden was, dat een van Zijn
discipelen tegen Hem zei, toen Hij
ophield: Heere, leer ons bidden, zoals
ook Johannes zijn discipelen geleerd
heeft.
55. 2Hij zei tegen hen: Wanneer u bidt, zeg
dan: Onze Vader, Die in de hemelenzijt.
Uw Naam worde geheiligd. Uw
Koninkrijk kome. Uw wil geschiede,
zoals in de hemel, zo ook op de aarde.
3Geef ons elke dag ons dagelijks brood.
56. 4En vergeef ons onze zonden, want
ook wij vergeven aan iedereen die
ons iets schuldig is.
En leid ons niet in verzoeking, maar
verlos ons van de boze.
57. Gebedsverhoring
5En Hij zei tegen hen: Stel
dat iemand van u een vriend heeft
en midden in de nacht naar hem toe
gaat en tegen hem zegt: Vriend, leen
mij drie broden,
58. 6want mijn vriend is van een reis bij mij
gekomen en ik heb niets om hem voor te
zetten,
7en dat die vriend van binnen uit het huis
dan zou antwoorden en zeggen: Val mij
niet lastig. De deur is al gesloten en
mijn kinderen zijn bij mij in de slaapkamer;
ik kan niet opstaan om ze u te geven.
59. 8Ik zeg u: Al zou hij niet opstaan
en ze hem geven, omdat hij zijn vriend
is, dan zou hij toch om zijn
onbeschaamdheid opstaan en hem er
zoveel geven als hij nodig heeft.
9En Ik zeg u: Bid, en u zal gegeven
worden; zoek, en u zult vinden; klop, en
er zal voor u opengedaan worden.
60. 10Want ieder die bidt, die ontvangt; wie
zoekt, die vindt; en wie klopt, voor hem
zal er opengedaan worden.
11Welke vader onder u zal aan zijn zoon,
als hij hem om brood vraagt, een steen
geven, of ook als hij om een vis vraagt,
hem in plaats van een vis een slang
geven,
61. 12of ook als hij om een ei vraagt, hem een
schorpioen geven?
13Als u die slecht bent, uw kinderen dus
goede gaven weet te geven, hoeveel te
meer zal de hemelse Vader de Heilige
Geest geven aan hen die tot Hem bidden?