27. Lukas 7 : 11 t/m 19
11Niet lang daarna ging Jezus naar een
stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en
een grote menigte gingen met hem
mee. 12Toen hij de poort van de stad
naderde, werd er net een dode naar
buiten gedragen, de enige zoon van
een weduwe. Een groot aantal mensen
vergezelde haar. 13Toen de Heer haar zag,
werd hij door medelijden bewogen en zei
tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’
28. 14Hij kwam dichterbij, raakte de
lijkbaar aan – de dragers bleven
stilstaan – en zei: ‘Jongeman, ik zeg je:
sta op!’ 15De dode richtte zich op
en begon te spreken, en Jezus gaf
hem terug aan zijn moeder.
29. 16Allen werden vervuld van ontzag
en loofden God met de woorden:
‘Een groot profeet is onder ons
opgestaan,’ en: ‘God heeft zich om
zijn volk bekommerd!’ 17Het nieuws
over hem verspreidde zich in heel
Judea en in de wijde omtrek.
31. Daar is een Helper groot van kracht,
steeds bereid.
Hij hoort als Vriend naar elke klacht,
steeds bereid.
Is ook uw weg soms steil en ruw,
roep Hem te hulp, Hij zoekt naar u.
Hij, was voorheen, ook is Hij nu
steeds bereid.
33. Hij kent de noden van uw hart,
Jezus leeft!
Hij weet uw wensen, deelt uw smart,
Jezus leeft!
Werp al uw zorgen op Hem vrij,
hoor naar de stem, die nodigt blij:
"Komt, gij vermoeiden, komt tot Mij!"
Jezus leeft!
35. Openbaring 21 : 1 t/m 5a
211Ik zag een nieuwe hemel en
een nieuwe aarde. Want de eerste
hemel en de eerste aarde zijn voorbij,
en de zee is er niet meer. 2Toen zag ik
de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem,
uit de hemel neerdalen, bij God vandaan.
Ze was als een bruid die zich mooi heeft
gemaakt voor haar man en hem opwacht.
36. 3Ik hoorde een luide stem vanaf de
troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats
is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij
zullen zijn volken zijn en God zelf zal
als hun God bij hen zijn. 4Hij zal alle tranen uit
hun ogen wissen. Er zal
geen dood meer zijn, geen rouw, geen
jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst
was is voorbij.’
5Hij die op de troon zat zei:
‘Alles maak ik nieuw!’