SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 68
HOOFDSTUK 3
Zaaddispersie
1. Zaaddispersie
   toenemende interesse in het onderwerp
1. Zaaddispersie
1. Zaaddispersie
2. Voordelen

   dispersie van nakomelingen in de ruimte:
     reductie intraspecifieke competitie
     reductie risico op predatie en infectie door
      pathogenen (Janzen-Connell model)
     reductie van inteelt

     laat toe om optimale condities op te zoeken

     kolonisatie van nieuwe gebieden
2. Voordelen
   Kolonisatie-succes = dispersie (dispersal)+
                         vestiging (recruitment)
Janzen-Connell-model
   een verklaring voor het recruitment-succes van
    tropische bomen d.m.v. het Janzen-Connell-
    model
Janzen-Connell-model
   zaai-experimenten met Virola surinamensis in
    cirkels rond de moederplant
    indien de zaden gezaaid worden op 45m afstand: 40x hogere
    P(overleving)

       99.2 % zaadmortaliteit t.g.v. predatie door snuitkevers
        in de onmiddellijke omgeving van de moederplant
       Lichte toename van hoeveelheid lichtinval, sterke
        toename overleving en leefbaarheid:
           3.5% gap opening  drie bladeren
           2.5 % gap opening  twee bladeren
       dispersie enkel d.m.v. specifieke vogelsoorten
        (Guans, Toekans). Door degradatie en destructie van
        bossen sterke afname in de abundantie van vogels
Janzen-Connell-model
   Virola surinamensis, Toekan, Guan
Janzen-Connell-model
   densiteitsafhankelijke mortaliteit
    (Janzen-Connell-model)
       via herbivorie en pathogenen
        (roest infectie)
       intraspecifieke competitie
       zeldzame soorten kunnen profiteren
        (zelf-regulatie)
       verklaring voor hoge soortenrijkdom in
        tropische bossen
       ook mogelijk in graslanden die hoge
        diversiteit kunnen herbergen
       reden voor rotatie-systeem bij gewassen
       example: Bell et al. 2006 Ecol. Letters
Janzen-Connell-model
   Plant–soil feedbacks as a
    J–C mechanism (McCarthy-
    Neumann & Kobe, 2010)
     plant-soil feedbacks are
      important components on
      seedling dynamics in trees
     effect much stronger for
      tropical than for temperate
      trees
     effect mostly mediated through
      chemical rather than through Percentage of cases in which conspecific
      natural enemies as expected seedlings were disadvantaged, equal or
      under the Janzen-Connell       favoured relative to heterospecific seed-
                                     lings when grown soil-culture
      model.
Reductie van inteelt
   verwantschap tussen ouders
    verlaagt fitness nakomelingen
   dispersie als mechanisme
    om inteelt te vermijden
    (vb. Gentianella germanica)
       tweejarig, insect-pollinatoren
       sterke afname t.g.v. habitat-fragmentatie
       gebruik van pollinatie- en zaadgroei-
        experimenten
       zaadzetting hangt af van pollinatoren
       zowel inteelt als uitteelt-depressie!
Reductie van inteelt
   verwantschap tussen ouders
    verlaagt fitness nakomelingen
   dispersie als mechanisme
    om inteelt te vermijden
    (vb. Rhododendron brachycarpum)
       mixed mating-system
       genetisch verwantschap:van 100%
        verwant (selfing) tot niet verwant
       microsatelliet-merkers om de
        verwantschap tussen nakomelingen
        en ouders te schatten
Reductie van inteelt
   verwantschap tussen ouders
    verlaagt fitness nakomelingen
   dispersie als mechanisme
    om inteelt te vermijden
    (vb. Rhododendron brachycarpum)
       mixed mating-system
       genetisch verwantschap: van 100%
        verwant (selfing) tot niet verwant
       microsatelliet-merkers om de
        verwantschap tussen nakomelingen
        en ouders te schatten
       gebruik van pollinatie- en zaadgroei-
        experimenten
         impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting
Reductie van inteelt
   verwantschap tussen ouders
    verlaagt fitness nakomelingen
   dispersie als mechanisme
    om inteelt te vermijden
    (vb. Rhododendron brachycarpum)
       mixed mating-system
       genetisch verwantschap: van 100%
        verwant (selfing) tot niet verwant
       microsatelliet-merkers om de
        verwantschap tussen nakomelingen
        en ouders te schatten
       gebruik van pollinatie- en zaadgroei-
        experimenten
         impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting
         impact van inteelt in functie van afstand
Reductie van inteelt
   Geum urbanum (Geel nagelkruid)
Dispersie-snelheid
   theoretisch vs geobserveerde
    dispersie-patronen bij bomen
       boomdispersie gedurende de
        laatste ijstijd
       Pleistoceen (ca. 18000 ya)
       postglaciale migratie-routes
        (vb. Quercus robur)
       gebaseerd op chloroplast
        DNA en pollen-data
Dispersie-snelheid
   theoretisch vs geobserveerde
    dispersie-patronen bij bomen
       boomdispersie gedurende de
        laatste ijstijd
       Pleistoceen (ca. 18000 ya)
       postglaciale migratie-routes
        (vb. Quercus robur)
       gebaseerd op chloroplast
        DNA en pollen-data
       afstand= d x n x
           d = gemiddelde dispersie    Gevolg: als een eik 10000 eikels
            afstand van diaspore        per generatie produceert (100y)
           n = aantal generaties       gedurende 300 generaties
           R0 = reproductie-rate per   (gemiddeld 3000y) en als de
            generatie                   zaaddispersie gemiddeld 30m
                                        is, geeft het model een
                                        verplaatsing van slechts 36 km
                                        over heel de periode (12 m/year)
Dispersie-snelheid

   effectieve migratie-rate van
    Europese en Noord-
    Amerikaanse bomen:
    tussen 100 en 1000 m per
    jaar
   veel groter i.v.m. de
    voorspelde 12 m/jaar
    volgens het Skellam
    diffusion model
   “Paradox of Reid”
    (1899, The origin of the British flora)
Dispersie-snelheid

   verklaring voor Reid-paradox
    1.   dispersie gebeurt niet continu, maar is een combinatie van
         dispersie over korte afstanden en soms dispersie over lange
         afstanden
    2.   gestratifieerde dispersie (vogels, zoogdieren,…) met satelliet-
         populaties
    3.   lange staart van de dispersie-curve
Lange-afstanddispersie (LDD)

   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
     Algemeen d.m.v. anemo- en hydrochorie
     Theorie van epizoöchorie op poten van watervogels
      (Ridley 1930)
         recent grootschalig onderzoek toont dat dit zeer
          onwaarschijnlijk is
         Nogales et al. (2012)  10.000 vogels in Galapagos
         Canarische eilanden & Azoren  geen evidentie
         recent relatief jonge oceanische eilanden
          (ideale studie-objecten):
               Canarische eilanden ≈ 100 km
               Galapagos ≈ 1.000 km
               Hawaï ≈ 4.000 km
Lange-afstanddispersie (LDD)

   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
              vruchten en zaden disperseren via mechanismen waaraan
               ze niet geadapteerd zijn
              onmogelijk om te voorspellen
    2.       Omnivore vogels
              grote capaciteit voor zaadtransport dankzij grote
               lichaamsgrootte
              sterke vliegkracht
              de zaden blijven relatief lang in het darmkanaal
              regelmatige ruimtelijke en temporele beweging naar
               en tussen eilanden
Lange-afstanddispersie (LDD)

   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels; enkele voorbeelden:
              Meeuwen  (Calvino-Cancela, 2011)
                  tot 31 verschillende soorten
                  de helft heeft LDD-kenmerken
                  zaden 9,5 tot 17u in darmkanaal
              Carvidae (kraaien & raven)
                  voeden zich met meer dan 30 soorten
                  Corvus corax verantwoordelijk voor
                   dispersie van 15 soorten
              Watervogels
                  zoals Charadrius vociferous & Erolia minutella
                  kan leefbare zaden in darmkanaal herbergen
                   voor 1 tot 2 weken
Lange-afstanddispersie (LDD)

   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels
    3.       Zaadpredatoren
             algemeen en abundant op eilanden
             breedte van dieet typisch breder op eilanden,
              vele vruchten en zaden
             veel granivore vogels zijn reguliere migranten op eilanden
Lange-afstanddispersie (LDD)
   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels
    3.       Zaadpredatoren; enkele voorbeelden
             Vinken op de Galapagos (Guerrero & Tye, 2009)
                 ondanks predatie, defaecatie van leefbare zaden bij 9
                  soorten
                 2 soorten zelfs legitieme disperseerders
Lange-afstanddispersie (LDD)
   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels
    3.       Zaadpredatoren; enkele voorbeelden
             Granivore vogels op de Azoren (Heleno et al., 2011)
                 1 ervan zelfs (Fringilla coelebs) even effectief in dispersie
                  van zaden als lokale disperseerders
Lange-afstanddispersie (LDD)
   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels
    3.       Zaadpredatoren
    4.       Secundaire zaaddispersie
             predatorische vogels eten regelmatig frugivore
              hagedissen en vogels, prooien die gewoonlijk abundant
              zijn
             predatorische vogels hebben goede dispersie-
              eigenschappen: grote lichaamsgrootte, hoog
              vliegvermogen, lange darmpassage-tijden en
              beweging in en tussen eilanden
             reguliere seizoenale processen
Lange-afstanddispersie (LDD)
   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels
    3.       Zaadpredatoren
    4.       Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
              uilen & vinken in de Galapagos (Grant et al., 1975)
                  ondanks predatorisch leveren 9 soorten leefbare zaden
                  Chamaesyce amplexicaulis (Euphorbiaceae)
Lange-afstanddispersie (LDD)
   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels
    3.       Zaadpredatoren
    4.       Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
              klauwieren en hagedissen op de Canarische eilanden (Nogales et
               al., 2007; Padilla et al., 2011)
              hagedissen zijn belangrijke frugivoren in eiland-ecosystemen
              leefbare zaden bij meer dan 60 klauwiersoorten
Lange-afstanddispersie (LDD)
   Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
    1.       Stochastische LDD-mechanismen:
    2.       Omnivore vogels
    3.       Zaadpredatoren
    4.       Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
    5.       Evaluatie op recente vulkanische eilanden:
              Surtsey (Iceland, North Atlantic Ocean), 25 year old
                   64% van de angiospermen overgebracht via vogels
                   27% via zeestromingen (+vloten)
                   9% via wind
              Anak Krakatau (Indonesia, Indian Ocean)
                   23% van de plantensoorten via vogels en vleermuizen
                   55% via zee
                   22% via wind
Dispersie-genetica
   het gebruik van genetica om
    dispersie-patronen te ontrafelen
       vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)
           in zanderig scrubland (kreupelhout)
           volledig uitkruisend
           zaden worden tot wel 9 jaar bewaard
             vrijstelling na vuur
           winddispersie van zaden
           gebruik van microsatelliet DNA-merkers




                                         Eneabba
Dispersie-genetica
   het gebruik van genetica om dispersie-
    patronen te ontrafelen
       vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)
            17 genetische populaties
            dispersie-probabiliteiten & effectieve
             dispersie-events
            23 effectieve dispersie-events
3. Dispersiesyndromen
1. Anemochorie (Gr.: anemos = wind; chorous = verspreiden)
    dispersie door de wind
    grote afstanden
    afhankelijk van het weer (minder dispersie bij
     regen), windsnelheid en windrichting

    verscheidene types
          Meteochorie: zaaddispersie via de wind
            blaasstructuren (Cystometeorochory)
            zeer fijne diasporen (Granometeorochory)
            diasporen met pluis / pappus (Trichometeorochory)
            gevleugelde diasporen (Pterometeorochory)
          Semachorie of Barochorie: diaspore verspreid na
           inwerking van krachten van buiten
          Chamaechorie: dispersie van volledige planten via
           wind, zaden komen vrij gedurende het transport
3.1. Anemochorie
    Cystometeochorie           Granometeochorie
Parnassia
 palustris
                Colutea
              arborescens




                            Bromus hordeaceus
                               (Zachte dravik)        Epipactis
                                                 helleborine (Brede
                                                   wespenorchis)
3.1. Anemochorie
     Trichometeochorie      Pterometeochorie
  Tragopogon                               Alsomitra
 dubius (Bleke                            macrocarpa
  Morgenster)


                                        Tsuga mertensiana
Nerium oleander                             (Mertens'
  (Oleander)                            berghemlockspar)



  Taraxacum
                                          Cavanillesia
   officinale
                                          platanifolia
(Paardenbloem)
3.1. Anemochorie
   Semachorie




Sporen bij veel mossen   Papaver rhoeas
 (vb.: Sphagnum sp.)       (Klaproos)
3.1. Anemochorie
      Chamaechorie




  Tumbleweed (Salsola tragus), dispersie van
duizenden zaden, over lange afstanden bij storm
                                                     Wolffia borealis (kleinste
                                                   bloemplant: 0,6 mm). Donut-
                  Selaginella lepidophylla        vorm, stigma en kleine anthere
                  (Valse roos van Jericho)              in miniscule bloem
3. Dispersiesyndromen
 2. Hydrochorie (Gr.: hydros= water; chorous = verspreiden)
  dispersie via (oppervlakte)water

  lange afstanden (tot 1000 km)

  zaden met hoge drijfcapaciteit

  sommige soorten hebben lange
    retentietijd nodig voor succesvolle kieming
  vb.: kokosnoot, mangrovesoorten,…




                                                                 Coco de mer
                                                              (Lodoicea maldivica)



Cocos nucifera
 (Kokospalm)
3.2. Hydrochorie
3. Dispersiesyndromen
3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)
 dispersie via dieren

 variabele afstanden
       klein bij bv. mieren
       groot bij grote herbivoren
   minder random
    (vb: vogels verspreiden zaden onder roestplaatsen)
   predatie-risico!  vb. reduceren door masten bij bomen
3.3. Zoochorie
        minder random; vb: Viscum album (Maretak, Mistletoe)
           tweehuizig
           prefereren kalkbodem
           groeien en bloeien tijdens de winter
           dispersie door vogels (meestal epizoochorie)
           kleverige zaden (vogellijm), perfecte depositie van de
            zaden




Grote lijster (Mistle thrush)
3.3. Zoochorie
   masten bij bomen
       mast = vruchten van bomen (zoals eikels en noten)
        (Oud-Engels: mæst = accumulatie van noten van bomen op de grond,
        in het bijzonder deze gebruikt voor het vetmesten van varkens)
       synchronisatie bloei en massale zaadafwerping
        (reproductieve activiteit)
       cyclisch proces: om de x-aantal jaren
        (mastjaar; bij beuk, eik, kastanje ± 9 jaar)
       strategie om:
           pollinatie-succes te verhogen
            (vnl. winddispersie bij bomen)
           zaad-overleving te verhogen
                 safety in numbers-effect: hoge zaaddensiteit verlaagt individuele
                  kans om opgegeten te worden, aangezien consumptie van
                  predatoren satureert (predatie-saturatie); de predatorpopulatie wordt
                  gereguleerd gedurende niet-mastjaren
           dispersie-afstand te verhogen
                 via predatie-saturatie overleven meer zaden  meer dispersie
3.3. Zoochorie
   Isoglossa woodii
       dominant monocarpisch kruid in
        beboste duinen in Zuid-Afrika
       bestoven door insecten
       sterke zaadpredatie door mieren (Pheidole)
         4-7 cyclus synchrone bloei & mortaliteit



                         Hypotheses
                             promoten kruis-bestuiving
                             anti-predatie-strategie
                             verlaging interspecifieke
                              competitie
3.3. Zoochorie
   Isoglossa woodii – bevindingen
       meer bloemen met
        hogere zaadzetting
       proportioneel lagere zaad-predatie
        met toenemende zaadabundantie
       hogere recruitment onder dode
        planten dan in vrije plaatsen in de
        vegetatie vlakbij
         predatie-saturatie
         voordeel voor recruitment
        & vestiging
3. Dispersiesyndromen
3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)
   verscheidene types
    1.       endozoochorie: via darmkanaal
            vogels: vaak vlezige vruchten
            knaagdieren: verzamelen vaak voor proviand / stock
            grote herbivoren: accidentieel en ongekende dispersie
    2.       epizoochorie: extern
            vnl. herbivoren (behaarde huid)
    3.       myrmecochorie: via mieren  elaiosoom
    4.       antropochorie: via de mens
            ethelochorie: bewust zaaien
            speirochorie: onbewust zaaien (archaeofyten: Echte Kamille, Korenbloem)
            agestochorie: via machines (banden, messen; vb.: Yellow-rattles)
3.3.1. Endozoochorie
 Endozoochorie




                         Rode eekhoorn – één van de
                         belangrijkste verspreiders van
                                   hazelnoot
Vlaamse gaai – één van
    de belangrijkste
  verspreiders van eik


                                                           Ichtyochorie – grotendeels
                                                          ongekend, maar waarschijnlijk
                                                             belangrijk in de tropen
Zaaddispersie via vogels
(ornithochorie)

Yokoshikawa (2009)
   Japanse studie  gematigd klimaat
   bij 40-80% van alle houtige plantensoorten gebeurt de
    dispersie via vogels
   vrucht-consumerende vogels  grote variatie aan
    voedselstrategieën
   enkel vogels die leefbare zaden excreteren of regurgiteren
    zijn zaadverbreiders
       “gulpers”  slikken vruchten door & excreteren intacte zaden
       “grinders”  slikken vruchten door, maar verteren veel zaden
       “crushers” voeden zich enkel met de zaden van vruchten
       “peckers”  voeden zich enkel met de zaden van vruchten
Zaaddispersie via vogels
(ornithochorie)

Yokoshikawa (2009)
   “gulpers” & “grinders”    generalisten; behouden
                               soortdiversiteit in bossen
   “crushers” & “peckers”    veeleer specialisten; voeden zich
                               met vruchten & zaden, bijdrage aan
                               zaaddispersie marginaal
Selectiedrukken op zaadgrootte
Olea europaea (Alcantara & Rey, 2003)
   klein tot middelgrote frugivore vogels (Turdus en Sylvia)
     gelimiteerde capaciteit om zich met grote vruchten te voeden
Selectiedrukken op zaadgrootte
Olea europaea (Alcantara & Rey, 2003)
   Kleinere zaden  betere dispersie-mogelijkheden
   Grotere zaden  hogere vestigings- en overlevingskansen
Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte

   veel dieren verkiezen grotere zaden
    (vb.: dispersie van eikels door de Vlaamse gaai)
       Quercus ilex (Steeneik)
       Q. faginea (Portugese eik)
       Q. suber (Kurkeik)
       Q. coccifera (Hulsteik)
Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte

   soortspecifieke preferentie

   preferentie kleinere zaden die kunnen
    worden ingeslikt
   selectie naar grotere zaden, maar
    maximumgrootte, want kunnen niet meer opgepikt
    worden!
Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s

   vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus
    ilex) vs snuitkever (Curculio elephas)
Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s

   vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus ilex) vs snuitkever
    (Curculio elephas)

       grotere zaadproductie  lagere infectiekans
       grotere zaden  grotere kiemplanten
           bij infectie blijft relatie bestaan, maar er is
            een daling van de kiemplantgrootte
            (door consumptie van de cotylen)
       grotere zaden  meer larven
        máár grotere kans op minder
        schade cotylen
       zowel zaadgrootte als zaadaantal
        geschikt voor predatie-saturatie
         maar trade-off tussen beide (allocatie nutriënten)
           eiken met minder, grotere eikels 
            meer geïnfecteerde eikels + meer infecties / eikel
             predatie-saturatie op niveau van zaadgrootte
           eiken met meer, kleinere eikels 
            minder geïnfecteerde eikels + minder infecties / eikel,
            maar gevoeliger voor infecties
             predatie-saturatie op niveau van zaadaantal
           geen significant verschil in embryo-predatie tussen eiken
Diplochorie

   dispersie in 2 of meer fases met verschillende agenten
   fase 1      zich verwijderen van de moederplant
                ontsnappen van densiteitsafhankelijke
               mortaliteit van zaad en kiemplant
   fase 2      bewegen naar veilige sites (gerichte dispersie)
                vaak ondergronds, reductie van zaadpredatie
   vaak voordelig en vermoedelijk algemener dan wordt
    aangenomen
Diplochorie

   frugivore vogels en mieren
    (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)
       veel bomen in de savanne,
        zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne)
       primaire agenten: vogels
        (lange-afstandsdispersie)
       secundaire agenten of redders: mieren
        (korte-afstandsdispersie)




                                    Turdus leucomelas
Diplochorie

   frugivore vogels en mieren
    (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)
       veel bomen in de savanne,
        zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne)
       primaire agenten: vogels
        (lange-afstandsdispersie)
       secundaire agenten of redders: mieren
        (korte-afstandsdispersie)
Diplochorie

   frugivore vogels en mieren
    (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)
       epifytische mierentuinen in tropische bossen
         kleine plantengemeenschappen
Diplochorie

   Wind en knaagdieren (Vander Wall, 2002, EcolEvolConserv)
       Neotammias amoenus (Yellow-pine chipmunk)
       voedt zich met zaden van Pinus jeffreyi (Jeffrey pine)
           Bewaart zaden in verspreide sites,
            oppervlakkig in de bodem
Diplochorie

   Grote grazers en mestkevers (Vander Wall, 2003, TREE)
       grote grazers  lange-afstandsdispersie
       mestkevers verplaatsen mestballen
       begraven mest (met daarin zaden)
        in de grond voor de larven
3.3.1. Endozoochorie

   nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)
     mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
       holoparasiet: geen fotosynthese, alle nutriënten via gastheer
       volledig ingebed in gastheer, in de lente verschijnen de
        bloemen die door mieren worden bestoven
       besachtige vruchten bevatten duizenden zaadjes (0,2mm)
3.3.1. Endozoochorie

   nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)
     mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
       kever Pimelia costata consumeert 17,5% van de vruchten
       46% van de kevers bevatte zaden van deze soort
       tot 31 zaden werden gevonden in individuele keverfaeces
       zaden bleven intact en leefbaar (geen afname i.v.m. controles)
3.3.1. Endozoochorie

   nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)
     mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
   meeste vruchtdragende planten  zaaddispersie door vertebraten
   C. hypocistis  zaaddispersie vnl. door kevers
       zaadjes in keverfaeces even leefbaar als zaden in vruchten
       ook knaagdieren eten de vruchten, maar eten vnl. onrijpe vruchten
        waardoor ze minder effectief zijn als zaadverbreiders
       kevers eten niet alleen enkel rijpe vruchten, ze graven zichzelf ook in het
        zand gedurende de middag, waardoor ze dichter bij de wortels van een
        potentiële gastheer komen
   een van de weinige voorbeelden van endozoochorie bij insecten
     vermoedelijk veel algemener, vnl. bij planten met zeer kleine zaden
3.3.1. Endozoochorie

   meervoudige dispersie door vleermuizen en vogels
    (Jacomassa & Pizo, 2010, Acta Oecologica)
   voeden met zaden van Solanum granuloso-leprosum (Wilde tomaat)
     pionier, boom met kleine zaden
   beide dieren hebben een verschillende impact op kiem-succes
3.3.2. Epizoochorie

    Xanthium                         Ibicella lutea
   strumarium                       (Duivelsklauw)
(Late stekelnoot)




Medicago
 hispida
                    Arctium lappa
                     (Grote klit)
3.3.3. Myrmecochorie

    elaiosoom (mierenbroodje):
     rijk aan proteïnen
    gerichte dispersie naar
     mierenhoop:
        nutriëntenrijk: optimale
         condities om te kiemen
        vermijden van predatoren           Euphorbia mafingensis
        verscheidene plantenfamilies




Chelidonium majus    Primula vulgaris   Bloodroot
3.3.3. Myrmecochorie

   elaiosoom (mierenbroodje):
    rijk aan proteïnen
   gerichte dispersie naar
    mierenhoop:
       nutriëntenrijk: optimale
        condities om te kiemen
       vermijden van predatoren
       verscheidene plantenfamilies   Scherpe zegge   Wonderboom




Witte dovenetel       Bosanemoon        Sneeuwklokje   Ruwe smeerwortel
3. Dispersiesyndromen
4. Mechanische dispersie
 dispersie over korte afstand

 vruchten openen explosief,
   zaden worden weggeschoten
      reuzenbalsemien
      Amerikaanse maretak
      sandbox tree

Mais conteúdo relacionado

Destaque

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by HubspotMarius Sescu
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTExpeed Software
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsPixeldarts
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthThinkNow
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfmarketingartwork
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024Neil Kimberley
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)contently
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024Albert Qian
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsKurio // The Social Media Age(ncy)
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Search Engine Journal
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summarySpeakerHub
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Tessa Mero
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentLily Ray
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best PracticesVit Horky
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementMindGenius
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...RachelPearson36
 

Destaque (20)

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPT
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
 

Zaaddispersie

  • 2. 1. Zaaddispersie  toenemende interesse in het onderwerp
  • 5. 2. Voordelen  dispersie van nakomelingen in de ruimte:  reductie intraspecifieke competitie  reductie risico op predatie en infectie door pathogenen (Janzen-Connell model)  reductie van inteelt  laat toe om optimale condities op te zoeken  kolonisatie van nieuwe gebieden
  • 6. 2. Voordelen  Kolonisatie-succes = dispersie (dispersal)+ vestiging (recruitment)
  • 7. Janzen-Connell-model  een verklaring voor het recruitment-succes van tropische bomen d.m.v. het Janzen-Connell- model
  • 8. Janzen-Connell-model  zaai-experimenten met Virola surinamensis in cirkels rond de moederplant indien de zaden gezaaid worden op 45m afstand: 40x hogere P(overleving)  99.2 % zaadmortaliteit t.g.v. predatie door snuitkevers in de onmiddellijke omgeving van de moederplant  Lichte toename van hoeveelheid lichtinval, sterke toename overleving en leefbaarheid:  3.5% gap opening  drie bladeren  2.5 % gap opening  twee bladeren  dispersie enkel d.m.v. specifieke vogelsoorten (Guans, Toekans). Door degradatie en destructie van bossen sterke afname in de abundantie van vogels
  • 9. Janzen-Connell-model  Virola surinamensis, Toekan, Guan
  • 10. Janzen-Connell-model  densiteitsafhankelijke mortaliteit (Janzen-Connell-model)  via herbivorie en pathogenen (roest infectie)  intraspecifieke competitie  zeldzame soorten kunnen profiteren (zelf-regulatie)  verklaring voor hoge soortenrijkdom in tropische bossen  ook mogelijk in graslanden die hoge diversiteit kunnen herbergen  reden voor rotatie-systeem bij gewassen  example: Bell et al. 2006 Ecol. Letters
  • 11. Janzen-Connell-model  Plant–soil feedbacks as a J–C mechanism (McCarthy- Neumann & Kobe, 2010)  plant-soil feedbacks are important components on seedling dynamics in trees  effect much stronger for tropical than for temperate trees  effect mostly mediated through chemical rather than through Percentage of cases in which conspecific natural enemies as expected seedlings were disadvantaged, equal or under the Janzen-Connell favoured relative to heterospecific seed- lings when grown soil-culture model.
  • 12. Reductie van inteelt  verwantschap tussen ouders verlaagt fitness nakomelingen  dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Gentianella germanica)  tweejarig, insect-pollinatoren  sterke afname t.g.v. habitat-fragmentatie  gebruik van pollinatie- en zaadgroei- experimenten  zaadzetting hangt af van pollinatoren  zowel inteelt als uitteelt-depressie!
  • 13. Reductie van inteelt  verwantschap tussen ouders verlaagt fitness nakomelingen  dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Rhododendron brachycarpum)  mixed mating-system  genetisch verwantschap:van 100% verwant (selfing) tot niet verwant  microsatelliet-merkers om de verwantschap tussen nakomelingen en ouders te schatten
  • 14. Reductie van inteelt  verwantschap tussen ouders verlaagt fitness nakomelingen  dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Rhododendron brachycarpum)  mixed mating-system  genetisch verwantschap: van 100% verwant (selfing) tot niet verwant  microsatelliet-merkers om de verwantschap tussen nakomelingen en ouders te schatten  gebruik van pollinatie- en zaadgroei- experimenten  impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting
  • 15. Reductie van inteelt  verwantschap tussen ouders verlaagt fitness nakomelingen  dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Rhododendron brachycarpum)  mixed mating-system  genetisch verwantschap: van 100% verwant (selfing) tot niet verwant  microsatelliet-merkers om de verwantschap tussen nakomelingen en ouders te schatten  gebruik van pollinatie- en zaadgroei- experimenten  impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting  impact van inteelt in functie van afstand
  • 16. Reductie van inteelt  Geum urbanum (Geel nagelkruid)
  • 17. Dispersie-snelheid  theoretisch vs geobserveerde dispersie-patronen bij bomen  boomdispersie gedurende de laatste ijstijd  Pleistoceen (ca. 18000 ya)  postglaciale migratie-routes (vb. Quercus robur)  gebaseerd op chloroplast DNA en pollen-data
  • 18. Dispersie-snelheid  theoretisch vs geobserveerde dispersie-patronen bij bomen  boomdispersie gedurende de laatste ijstijd  Pleistoceen (ca. 18000 ya)  postglaciale migratie-routes (vb. Quercus robur)  gebaseerd op chloroplast DNA en pollen-data  afstand= d x n x  d = gemiddelde dispersie Gevolg: als een eik 10000 eikels afstand van diaspore per generatie produceert (100y)  n = aantal generaties gedurende 300 generaties  R0 = reproductie-rate per (gemiddeld 3000y) en als de generatie zaaddispersie gemiddeld 30m is, geeft het model een verplaatsing van slechts 36 km over heel de periode (12 m/year)
  • 19. Dispersie-snelheid  effectieve migratie-rate van Europese en Noord- Amerikaanse bomen: tussen 100 en 1000 m per jaar  veel groter i.v.m. de voorspelde 12 m/jaar volgens het Skellam diffusion model  “Paradox of Reid” (1899, The origin of the British flora)
  • 20. Dispersie-snelheid  verklaring voor Reid-paradox 1. dispersie gebeurt niet continu, maar is een combinatie van dispersie over korte afstanden en soms dispersie over lange afstanden 2. gestratifieerde dispersie (vogels, zoogdieren,…) met satelliet- populaties 3. lange staart van de dispersie-curve
  • 21. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):  Algemeen d.m.v. anemo- en hydrochorie  Theorie van epizoöchorie op poten van watervogels (Ridley 1930)  recent grootschalig onderzoek toont dat dit zeer onwaarschijnlijk is  Nogales et al. (2012)  10.000 vogels in Galapagos  Canarische eilanden & Azoren  geen evidentie  recent relatief jonge oceanische eilanden (ideale studie-objecten):  Canarische eilanden ≈ 100 km  Galapagos ≈ 1.000 km  Hawaï ≈ 4.000 km
  • 22. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen:  vruchten en zaden disperseren via mechanismen waaraan ze niet geadapteerd zijn  onmogelijk om te voorspellen 2. Omnivore vogels  grote capaciteit voor zaadtransport dankzij grote lichaamsgrootte  sterke vliegkracht  de zaden blijven relatief lang in het darmkanaal  regelmatige ruimtelijke en temporele beweging naar en tussen eilanden
  • 23. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels; enkele voorbeelden:  Meeuwen  (Calvino-Cancela, 2011)  tot 31 verschillende soorten  de helft heeft LDD-kenmerken  zaden 9,5 tot 17u in darmkanaal  Carvidae (kraaien & raven)  voeden zich met meer dan 30 soorten  Corvus corax verantwoordelijk voor dispersie van 15 soorten  Watervogels  zoals Charadrius vociferous & Erolia minutella  kan leefbare zaden in darmkanaal herbergen voor 1 tot 2 weken
  • 24. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren  algemeen en abundant op eilanden  breedte van dieet typisch breder op eilanden, vele vruchten en zaden  veel granivore vogels zijn reguliere migranten op eilanden
  • 25. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren; enkele voorbeelden  Vinken op de Galapagos (Guerrero & Tye, 2009)  ondanks predatie, defaecatie van leefbare zaden bij 9 soorten  2 soorten zelfs legitieme disperseerders
  • 26. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren; enkele voorbeelden  Granivore vogels op de Azoren (Heleno et al., 2011)  1 ervan zelfs (Fringilla coelebs) even effectief in dispersie van zaden als lokale disperseerders
  • 27. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren 4. Secundaire zaaddispersie  predatorische vogels eten regelmatig frugivore hagedissen en vogels, prooien die gewoonlijk abundant zijn  predatorische vogels hebben goede dispersie- eigenschappen: grote lichaamsgrootte, hoog vliegvermogen, lange darmpassage-tijden en beweging in en tussen eilanden  reguliere seizoenale processen
  • 28. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren 4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden  uilen & vinken in de Galapagos (Grant et al., 1975)  ondanks predatorisch leveren 9 soorten leefbare zaden  Chamaesyce amplexicaulis (Euphorbiaceae)
  • 29. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren 4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden  klauwieren en hagedissen op de Canarische eilanden (Nogales et al., 2007; Padilla et al., 2011)  hagedissen zijn belangrijke frugivoren in eiland-ecosystemen  leefbare zaden bij meer dan 60 klauwiersoorten
  • 30. Lange-afstanddispersie (LDD)  Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen: 2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren 4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden 5. Evaluatie op recente vulkanische eilanden:  Surtsey (Iceland, North Atlantic Ocean), 25 year old  64% van de angiospermen overgebracht via vogels  27% via zeestromingen (+vloten)  9% via wind  Anak Krakatau (Indonesia, Indian Ocean)  23% van de plantensoorten via vogels en vleermuizen  55% via zee  22% via wind
  • 31. Dispersie-genetica  het gebruik van genetica om dispersie-patronen te ontrafelen  vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)  in zanderig scrubland (kreupelhout)  volledig uitkruisend  zaden worden tot wel 9 jaar bewaard  vrijstelling na vuur  winddispersie van zaden  gebruik van microsatelliet DNA-merkers Eneabba
  • 32. Dispersie-genetica  het gebruik van genetica om dispersie- patronen te ontrafelen  vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)  17 genetische populaties  dispersie-probabiliteiten & effectieve dispersie-events  23 effectieve dispersie-events
  • 33. 3. Dispersiesyndromen 1. Anemochorie (Gr.: anemos = wind; chorous = verspreiden)  dispersie door de wind  grote afstanden  afhankelijk van het weer (minder dispersie bij regen), windsnelheid en windrichting  verscheidene types  Meteochorie: zaaddispersie via de wind  blaasstructuren (Cystometeorochory)  zeer fijne diasporen (Granometeorochory)  diasporen met pluis / pappus (Trichometeorochory)  gevleugelde diasporen (Pterometeorochory)  Semachorie of Barochorie: diaspore verspreid na inwerking van krachten van buiten  Chamaechorie: dispersie van volledige planten via wind, zaden komen vrij gedurende het transport
  • 34. 3.1. Anemochorie  Cystometeochorie  Granometeochorie Parnassia palustris Colutea arborescens Bromus hordeaceus (Zachte dravik) Epipactis helleborine (Brede wespenorchis)
  • 35. 3.1. Anemochorie  Trichometeochorie  Pterometeochorie Tragopogon Alsomitra dubius (Bleke macrocarpa Morgenster) Tsuga mertensiana Nerium oleander (Mertens' (Oleander) berghemlockspar) Taraxacum Cavanillesia officinale platanifolia (Paardenbloem)
  • 36. 3.1. Anemochorie  Semachorie Sporen bij veel mossen Papaver rhoeas (vb.: Sphagnum sp.) (Klaproos)
  • 37. 3.1. Anemochorie  Chamaechorie Tumbleweed (Salsola tragus), dispersie van duizenden zaden, over lange afstanden bij storm Wolffia borealis (kleinste bloemplant: 0,6 mm). Donut- Selaginella lepidophylla vorm, stigma en kleine anthere (Valse roos van Jericho) in miniscule bloem
  • 38. 3. Dispersiesyndromen 2. Hydrochorie (Gr.: hydros= water; chorous = verspreiden)  dispersie via (oppervlakte)water  lange afstanden (tot 1000 km)  zaden met hoge drijfcapaciteit  sommige soorten hebben lange retentietijd nodig voor succesvolle kieming  vb.: kokosnoot, mangrovesoorten,… Coco de mer (Lodoicea maldivica) Cocos nucifera (Kokospalm)
  • 40. 3. Dispersiesyndromen 3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)  dispersie via dieren  variabele afstanden  klein bij bv. mieren  groot bij grote herbivoren  minder random (vb: vogels verspreiden zaden onder roestplaatsen)  predatie-risico!  vb. reduceren door masten bij bomen
  • 41. 3.3. Zoochorie  minder random; vb: Viscum album (Maretak, Mistletoe)  tweehuizig  prefereren kalkbodem  groeien en bloeien tijdens de winter  dispersie door vogels (meestal epizoochorie)  kleverige zaden (vogellijm), perfecte depositie van de zaden Grote lijster (Mistle thrush)
  • 42. 3.3. Zoochorie  masten bij bomen  mast = vruchten van bomen (zoals eikels en noten) (Oud-Engels: mæst = accumulatie van noten van bomen op de grond, in het bijzonder deze gebruikt voor het vetmesten van varkens)  synchronisatie bloei en massale zaadafwerping (reproductieve activiteit)  cyclisch proces: om de x-aantal jaren (mastjaar; bij beuk, eik, kastanje ± 9 jaar)  strategie om:  pollinatie-succes te verhogen (vnl. winddispersie bij bomen)  zaad-overleving te verhogen  safety in numbers-effect: hoge zaaddensiteit verlaagt individuele kans om opgegeten te worden, aangezien consumptie van predatoren satureert (predatie-saturatie); de predatorpopulatie wordt gereguleerd gedurende niet-mastjaren  dispersie-afstand te verhogen  via predatie-saturatie overleven meer zaden  meer dispersie
  • 43. 3.3. Zoochorie  Isoglossa woodii  dominant monocarpisch kruid in beboste duinen in Zuid-Afrika  bestoven door insecten  sterke zaadpredatie door mieren (Pheidole)  4-7 cyclus synchrone bloei & mortaliteit  Hypotheses  promoten kruis-bestuiving  anti-predatie-strategie  verlaging interspecifieke competitie
  • 44. 3.3. Zoochorie  Isoglossa woodii – bevindingen  meer bloemen met hogere zaadzetting  proportioneel lagere zaad-predatie met toenemende zaadabundantie  hogere recruitment onder dode planten dan in vrije plaatsen in de vegetatie vlakbij  predatie-saturatie  voordeel voor recruitment & vestiging
  • 45. 3. Dispersiesyndromen 3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)  verscheidene types 1. endozoochorie: via darmkanaal  vogels: vaak vlezige vruchten  knaagdieren: verzamelen vaak voor proviand / stock  grote herbivoren: accidentieel en ongekende dispersie 2. epizoochorie: extern  vnl. herbivoren (behaarde huid) 3. myrmecochorie: via mieren  elaiosoom 4. antropochorie: via de mens  ethelochorie: bewust zaaien  speirochorie: onbewust zaaien (archaeofyten: Echte Kamille, Korenbloem)  agestochorie: via machines (banden, messen; vb.: Yellow-rattles)
  • 46. 3.3.1. Endozoochorie Endozoochorie Rode eekhoorn – één van de belangrijkste verspreiders van hazelnoot Vlaamse gaai – één van de belangrijkste verspreiders van eik Ichtyochorie – grotendeels ongekend, maar waarschijnlijk belangrijk in de tropen
  • 47. Zaaddispersie via vogels (ornithochorie) Yokoshikawa (2009)  Japanse studie  gematigd klimaat  bij 40-80% van alle houtige plantensoorten gebeurt de dispersie via vogels  vrucht-consumerende vogels  grote variatie aan voedselstrategieën  enkel vogels die leefbare zaden excreteren of regurgiteren zijn zaadverbreiders  “gulpers”  slikken vruchten door & excreteren intacte zaden  “grinders”  slikken vruchten door, maar verteren veel zaden  “crushers” voeden zich enkel met de zaden van vruchten  “peckers”  voeden zich enkel met de zaden van vruchten
  • 48. Zaaddispersie via vogels (ornithochorie) Yokoshikawa (2009)  “gulpers” & “grinders”  generalisten; behouden soortdiversiteit in bossen  “crushers” & “peckers”  veeleer specialisten; voeden zich met vruchten & zaden, bijdrage aan zaaddispersie marginaal
  • 49. Selectiedrukken op zaadgrootte Olea europaea (Alcantara & Rey, 2003)  klein tot middelgrote frugivore vogels (Turdus en Sylvia)  gelimiteerde capaciteit om zich met grote vruchten te voeden
  • 50. Selectiedrukken op zaadgrootte Olea europaea (Alcantara & Rey, 2003)  Kleinere zaden  betere dispersie-mogelijkheden  Grotere zaden  hogere vestigings- en overlevingskansen
  • 51. Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte  veel dieren verkiezen grotere zaden (vb.: dispersie van eikels door de Vlaamse gaai)  Quercus ilex (Steeneik)  Q. faginea (Portugese eik)  Q. suber (Kurkeik)  Q. coccifera (Hulsteik)
  • 52. Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte  soortspecifieke preferentie  preferentie kleinere zaden die kunnen worden ingeslikt  selectie naar grotere zaden, maar maximumgrootte, want kunnen niet meer opgepikt worden!
  • 53. Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s  vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus ilex) vs snuitkever (Curculio elephas)
  • 54. Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s  vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus ilex) vs snuitkever (Curculio elephas)  grotere zaadproductie  lagere infectiekans  grotere zaden  grotere kiemplanten  bij infectie blijft relatie bestaan, maar er is een daling van de kiemplantgrootte (door consumptie van de cotylen)  grotere zaden  meer larven máár grotere kans op minder schade cotylen  zowel zaadgrootte als zaadaantal geschikt voor predatie-saturatie  maar trade-off tussen beide (allocatie nutriënten)  eiken met minder, grotere eikels  meer geïnfecteerde eikels + meer infecties / eikel  predatie-saturatie op niveau van zaadgrootte  eiken met meer, kleinere eikels  minder geïnfecteerde eikels + minder infecties / eikel, maar gevoeliger voor infecties  predatie-saturatie op niveau van zaadaantal  geen significant verschil in embryo-predatie tussen eiken
  • 55. Diplochorie  dispersie in 2 of meer fases met verschillende agenten  fase 1  zich verwijderen van de moederplant  ontsnappen van densiteitsafhankelijke mortaliteit van zaad en kiemplant  fase 2  bewegen naar veilige sites (gerichte dispersie)  vaak ondergronds, reductie van zaadpredatie  vaak voordelig en vermoedelijk algemener dan wordt aangenomen
  • 56. Diplochorie  frugivore vogels en mieren (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)  veel bomen in de savanne, zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne)  primaire agenten: vogels (lange-afstandsdispersie)  secundaire agenten of redders: mieren (korte-afstandsdispersie) Turdus leucomelas
  • 57. Diplochorie  frugivore vogels en mieren (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)  veel bomen in de savanne, zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne)  primaire agenten: vogels (lange-afstandsdispersie)  secundaire agenten of redders: mieren (korte-afstandsdispersie)
  • 58. Diplochorie  frugivore vogels en mieren (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)  epifytische mierentuinen in tropische bossen  kleine plantengemeenschappen
  • 59. Diplochorie  Wind en knaagdieren (Vander Wall, 2002, EcolEvolConserv)  Neotammias amoenus (Yellow-pine chipmunk)  voedt zich met zaden van Pinus jeffreyi (Jeffrey pine)  Bewaart zaden in verspreide sites, oppervlakkig in de bodem
  • 60. Diplochorie  Grote grazers en mestkevers (Vander Wall, 2003, TREE)  grote grazers  lange-afstandsdispersie  mestkevers verplaatsen mestballen  begraven mest (met daarin zaden) in de grond voor de larven
  • 61. 3.3.1. Endozoochorie  nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)  mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)  holoparasiet: geen fotosynthese, alle nutriënten via gastheer  volledig ingebed in gastheer, in de lente verschijnen de bloemen die door mieren worden bestoven  besachtige vruchten bevatten duizenden zaadjes (0,2mm)
  • 62. 3.3.1. Endozoochorie  nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)  mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)  kever Pimelia costata consumeert 17,5% van de vruchten  46% van de kevers bevatte zaden van deze soort  tot 31 zaden werden gevonden in individuele keverfaeces  zaden bleven intact en leefbaar (geen afname i.v.m. controles)
  • 63. 3.3.1. Endozoochorie  nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)  mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)  meeste vruchtdragende planten  zaaddispersie door vertebraten  C. hypocistis  zaaddispersie vnl. door kevers  zaadjes in keverfaeces even leefbaar als zaden in vruchten  ook knaagdieren eten de vruchten, maar eten vnl. onrijpe vruchten waardoor ze minder effectief zijn als zaadverbreiders  kevers eten niet alleen enkel rijpe vruchten, ze graven zichzelf ook in het zand gedurende de middag, waardoor ze dichter bij de wortels van een potentiële gastheer komen  een van de weinige voorbeelden van endozoochorie bij insecten  vermoedelijk veel algemener, vnl. bij planten met zeer kleine zaden
  • 64. 3.3.1. Endozoochorie  meervoudige dispersie door vleermuizen en vogels (Jacomassa & Pizo, 2010, Acta Oecologica)  voeden met zaden van Solanum granuloso-leprosum (Wilde tomaat)  pionier, boom met kleine zaden  beide dieren hebben een verschillende impact op kiem-succes
  • 65. 3.3.2. Epizoochorie Xanthium Ibicella lutea strumarium (Duivelsklauw) (Late stekelnoot) Medicago hispida Arctium lappa (Grote klit)
  • 66. 3.3.3. Myrmecochorie  elaiosoom (mierenbroodje): rijk aan proteïnen  gerichte dispersie naar mierenhoop:  nutriëntenrijk: optimale condities om te kiemen  vermijden van predatoren Euphorbia mafingensis  verscheidene plantenfamilies Chelidonium majus Primula vulgaris Bloodroot
  • 67. 3.3.3. Myrmecochorie  elaiosoom (mierenbroodje): rijk aan proteïnen  gerichte dispersie naar mierenhoop:  nutriëntenrijk: optimale condities om te kiemen  vermijden van predatoren  verscheidene plantenfamilies Scherpe zegge Wonderboom Witte dovenetel Bosanemoon Sneeuwklokje Ruwe smeerwortel
  • 68. 3. Dispersiesyndromen 4. Mechanische dispersie  dispersie over korte afstand  vruchten openen explosief, zaden worden weggeschoten  reuzenbalsemien  Amerikaanse maretak  sandbox tree