5. 2. Voordelen
dispersie van nakomelingen in de ruimte:
reductie intraspecifieke competitie
reductie risico op predatie en infectie door
pathogenen (Janzen-Connell model)
reductie van inteelt
laat toe om optimale condities op te zoeken
kolonisatie van nieuwe gebieden
7. Janzen-Connell-model
een verklaring voor het recruitment-succes van
tropische bomen d.m.v. het Janzen-Connell-
model
8. Janzen-Connell-model
zaai-experimenten met Virola surinamensis in
cirkels rond de moederplant
indien de zaden gezaaid worden op 45m afstand: 40x hogere
P(overleving)
99.2 % zaadmortaliteit t.g.v. predatie door snuitkevers
in de onmiddellijke omgeving van de moederplant
Lichte toename van hoeveelheid lichtinval, sterke
toename overleving en leefbaarheid:
3.5% gap opening drie bladeren
2.5 % gap opening twee bladeren
dispersie enkel d.m.v. specifieke vogelsoorten
(Guans, Toekans). Door degradatie en destructie van
bossen sterke afname in de abundantie van vogels
10. Janzen-Connell-model
densiteitsafhankelijke mortaliteit
(Janzen-Connell-model)
via herbivorie en pathogenen
(roest infectie)
intraspecifieke competitie
zeldzame soorten kunnen profiteren
(zelf-regulatie)
verklaring voor hoge soortenrijkdom in
tropische bossen
ook mogelijk in graslanden die hoge
diversiteit kunnen herbergen
reden voor rotatie-systeem bij gewassen
example: Bell et al. 2006 Ecol. Letters
11. Janzen-Connell-model
Plant–soil feedbacks as a
J–C mechanism (McCarthy-
Neumann & Kobe, 2010)
plant-soil feedbacks are
important components on
seedling dynamics in trees
effect much stronger for
tropical than for temperate
trees
effect mostly mediated through
chemical rather than through Percentage of cases in which conspecific
natural enemies as expected seedlings were disadvantaged, equal or
under the Janzen-Connell favoured relative to heterospecific seed-
lings when grown soil-culture
model.
12. Reductie van inteelt
verwantschap tussen ouders
verlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme
om inteelt te vermijden
(vb. Gentianella germanica)
tweejarig, insect-pollinatoren
sterke afname t.g.v. habitat-fragmentatie
gebruik van pollinatie- en zaadgroei-
experimenten
zaadzetting hangt af van pollinatoren
zowel inteelt als uitteelt-depressie!
13. Reductie van inteelt
verwantschap tussen ouders
verlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme
om inteelt te vermijden
(vb. Rhododendron brachycarpum)
mixed mating-system
genetisch verwantschap:van 100%
verwant (selfing) tot niet verwant
microsatelliet-merkers om de
verwantschap tussen nakomelingen
en ouders te schatten
14. Reductie van inteelt
verwantschap tussen ouders
verlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme
om inteelt te vermijden
(vb. Rhododendron brachycarpum)
mixed mating-system
genetisch verwantschap: van 100%
verwant (selfing) tot niet verwant
microsatelliet-merkers om de
verwantschap tussen nakomelingen
en ouders te schatten
gebruik van pollinatie- en zaadgroei-
experimenten
impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting
15. Reductie van inteelt
verwantschap tussen ouders
verlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme
om inteelt te vermijden
(vb. Rhododendron brachycarpum)
mixed mating-system
genetisch verwantschap: van 100%
verwant (selfing) tot niet verwant
microsatelliet-merkers om de
verwantschap tussen nakomelingen
en ouders te schatten
gebruik van pollinatie- en zaadgroei-
experimenten
impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting
impact van inteelt in functie van afstand
17. Dispersie-snelheid
theoretisch vs geobserveerde
dispersie-patronen bij bomen
boomdispersie gedurende de
laatste ijstijd
Pleistoceen (ca. 18000 ya)
postglaciale migratie-routes
(vb. Quercus robur)
gebaseerd op chloroplast
DNA en pollen-data
18. Dispersie-snelheid
theoretisch vs geobserveerde
dispersie-patronen bij bomen
boomdispersie gedurende de
laatste ijstijd
Pleistoceen (ca. 18000 ya)
postglaciale migratie-routes
(vb. Quercus robur)
gebaseerd op chloroplast
DNA en pollen-data
afstand= d x n x
d = gemiddelde dispersie Gevolg: als een eik 10000 eikels
afstand van diaspore per generatie produceert (100y)
n = aantal generaties gedurende 300 generaties
R0 = reproductie-rate per (gemiddeld 3000y) en als de
generatie zaaddispersie gemiddeld 30m
is, geeft het model een
verplaatsing van slechts 36 km
over heel de periode (12 m/year)
19. Dispersie-snelheid
effectieve migratie-rate van
Europese en Noord-
Amerikaanse bomen:
tussen 100 en 1000 m per
jaar
veel groter i.v.m. de
voorspelde 12 m/jaar
volgens het Skellam
diffusion model
“Paradox of Reid”
(1899, The origin of the British flora)
20. Dispersie-snelheid
verklaring voor Reid-paradox
1. dispersie gebeurt niet continu, maar is een combinatie van
dispersie over korte afstanden en soms dispersie over lange
afstanden
2. gestratifieerde dispersie (vogels, zoogdieren,…) met satelliet-
populaties
3. lange staart van de dispersie-curve
21. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
Algemeen d.m.v. anemo- en hydrochorie
Theorie van epizoöchorie op poten van watervogels
(Ridley 1930)
recent grootschalig onderzoek toont dat dit zeer
onwaarschijnlijk is
Nogales et al. (2012) 10.000 vogels in Galapagos
Canarische eilanden & Azoren geen evidentie
recent relatief jonge oceanische eilanden
(ideale studie-objecten):
Canarische eilanden ≈ 100 km
Galapagos ≈ 1.000 km
Hawaï ≈ 4.000 km
22. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
vruchten en zaden disperseren via mechanismen waaraan
ze niet geadapteerd zijn
onmogelijk om te voorspellen
2. Omnivore vogels
grote capaciteit voor zaadtransport dankzij grote
lichaamsgrootte
sterke vliegkracht
de zaden blijven relatief lang in het darmkanaal
regelmatige ruimtelijke en temporele beweging naar
en tussen eilanden
23. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels; enkele voorbeelden:
Meeuwen (Calvino-Cancela, 2011)
tot 31 verschillende soorten
de helft heeft LDD-kenmerken
zaden 9,5 tot 17u in darmkanaal
Carvidae (kraaien & raven)
voeden zich met meer dan 30 soorten
Corvus corax verantwoordelijk voor
dispersie van 15 soorten
Watervogels
zoals Charadrius vociferous & Erolia minutella
kan leefbare zaden in darmkanaal herbergen
voor 1 tot 2 weken
24. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels
3. Zaadpredatoren
algemeen en abundant op eilanden
breedte van dieet typisch breder op eilanden,
vele vruchten en zaden
veel granivore vogels zijn reguliere migranten op eilanden
25. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels
3. Zaadpredatoren; enkele voorbeelden
Vinken op de Galapagos (Guerrero & Tye, 2009)
ondanks predatie, defaecatie van leefbare zaden bij 9
soorten
2 soorten zelfs legitieme disperseerders
26. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels
3. Zaadpredatoren; enkele voorbeelden
Granivore vogels op de Azoren (Heleno et al., 2011)
1 ervan zelfs (Fringilla coelebs) even effectief in dispersie
van zaden als lokale disperseerders
27. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels
3. Zaadpredatoren
4. Secundaire zaaddispersie
predatorische vogels eten regelmatig frugivore
hagedissen en vogels, prooien die gewoonlijk abundant
zijn
predatorische vogels hebben goede dispersie-
eigenschappen: grote lichaamsgrootte, hoog
vliegvermogen, lange darmpassage-tijden en
beweging in en tussen eilanden
reguliere seizoenale processen
28. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels
3. Zaadpredatoren
4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
uilen & vinken in de Galapagos (Grant et al., 1975)
ondanks predatorisch leveren 9 soorten leefbare zaden
Chamaesyce amplexicaulis (Euphorbiaceae)
29. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels
3. Zaadpredatoren
4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
klauwieren en hagedissen op de Canarische eilanden (Nogales et
al., 2007; Padilla et al., 2011)
hagedissen zijn belangrijke frugivoren in eiland-ecosystemen
leefbare zaden bij meer dan 60 klauwiersoorten
30. Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:
2. Omnivore vogels
3. Zaadpredatoren
4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
5. Evaluatie op recente vulkanische eilanden:
Surtsey (Iceland, North Atlantic Ocean), 25 year old
64% van de angiospermen overgebracht via vogels
27% via zeestromingen (+vloten)
9% via wind
Anak Krakatau (Indonesia, Indian Ocean)
23% van de plantensoorten via vogels en vleermuizen
55% via zee
22% via wind
31. Dispersie-genetica
het gebruik van genetica om
dispersie-patronen te ontrafelen
vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)
in zanderig scrubland (kreupelhout)
volledig uitkruisend
zaden worden tot wel 9 jaar bewaard
vrijstelling na vuur
winddispersie van zaden
gebruik van microsatelliet DNA-merkers
Eneabba
32. Dispersie-genetica
het gebruik van genetica om dispersie-
patronen te ontrafelen
vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)
17 genetische populaties
dispersie-probabiliteiten & effectieve
dispersie-events
23 effectieve dispersie-events
33. 3. Dispersiesyndromen
1. Anemochorie (Gr.: anemos = wind; chorous = verspreiden)
dispersie door de wind
grote afstanden
afhankelijk van het weer (minder dispersie bij
regen), windsnelheid en windrichting
verscheidene types
Meteochorie: zaaddispersie via de wind
blaasstructuren (Cystometeorochory)
zeer fijne diasporen (Granometeorochory)
diasporen met pluis / pappus (Trichometeorochory)
gevleugelde diasporen (Pterometeorochory)
Semachorie of Barochorie: diaspore verspreid na
inwerking van krachten van buiten
Chamaechorie: dispersie van volledige planten via
wind, zaden komen vrij gedurende het transport
36. 3.1. Anemochorie
Semachorie
Sporen bij veel mossen Papaver rhoeas
(vb.: Sphagnum sp.) (Klaproos)
37. 3.1. Anemochorie
Chamaechorie
Tumbleweed (Salsola tragus), dispersie van
duizenden zaden, over lange afstanden bij storm
Wolffia borealis (kleinste
bloemplant: 0,6 mm). Donut-
Selaginella lepidophylla vorm, stigma en kleine anthere
(Valse roos van Jericho) in miniscule bloem
38. 3. Dispersiesyndromen
2. Hydrochorie (Gr.: hydros= water; chorous = verspreiden)
dispersie via (oppervlakte)water
lange afstanden (tot 1000 km)
zaden met hoge drijfcapaciteit
sommige soorten hebben lange
retentietijd nodig voor succesvolle kieming
vb.: kokosnoot, mangrovesoorten,…
Coco de mer
(Lodoicea maldivica)
Cocos nucifera
(Kokospalm)
40. 3. Dispersiesyndromen
3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)
dispersie via dieren
variabele afstanden
klein bij bv. mieren
groot bij grote herbivoren
minder random
(vb: vogels verspreiden zaden onder roestplaatsen)
predatie-risico! vb. reduceren door masten bij bomen
41. 3.3. Zoochorie
minder random; vb: Viscum album (Maretak, Mistletoe)
tweehuizig
prefereren kalkbodem
groeien en bloeien tijdens de winter
dispersie door vogels (meestal epizoochorie)
kleverige zaden (vogellijm), perfecte depositie van de
zaden
Grote lijster (Mistle thrush)
42. 3.3. Zoochorie
masten bij bomen
mast = vruchten van bomen (zoals eikels en noten)
(Oud-Engels: mæst = accumulatie van noten van bomen op de grond,
in het bijzonder deze gebruikt voor het vetmesten van varkens)
synchronisatie bloei en massale zaadafwerping
(reproductieve activiteit)
cyclisch proces: om de x-aantal jaren
(mastjaar; bij beuk, eik, kastanje ± 9 jaar)
strategie om:
pollinatie-succes te verhogen
(vnl. winddispersie bij bomen)
zaad-overleving te verhogen
safety in numbers-effect: hoge zaaddensiteit verlaagt individuele
kans om opgegeten te worden, aangezien consumptie van
predatoren satureert (predatie-saturatie); de predatorpopulatie wordt
gereguleerd gedurende niet-mastjaren
dispersie-afstand te verhogen
via predatie-saturatie overleven meer zaden meer dispersie
44. 3.3. Zoochorie
Isoglossa woodii – bevindingen
meer bloemen met
hogere zaadzetting
proportioneel lagere zaad-predatie
met toenemende zaadabundantie
hogere recruitment onder dode
planten dan in vrije plaatsen in de
vegetatie vlakbij
predatie-saturatie
voordeel voor recruitment
& vestiging
45. 3. Dispersiesyndromen
3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)
verscheidene types
1. endozoochorie: via darmkanaal
vogels: vaak vlezige vruchten
knaagdieren: verzamelen vaak voor proviand / stock
grote herbivoren: accidentieel en ongekende dispersie
2. epizoochorie: extern
vnl. herbivoren (behaarde huid)
3. myrmecochorie: via mieren elaiosoom
4. antropochorie: via de mens
ethelochorie: bewust zaaien
speirochorie: onbewust zaaien (archaeofyten: Echte Kamille, Korenbloem)
agestochorie: via machines (banden, messen; vb.: Yellow-rattles)
46. 3.3.1. Endozoochorie
Endozoochorie
Rode eekhoorn – één van de
belangrijkste verspreiders van
hazelnoot
Vlaamse gaai – één van
de belangrijkste
verspreiders van eik
Ichtyochorie – grotendeels
ongekend, maar waarschijnlijk
belangrijk in de tropen
47. Zaaddispersie via vogels
(ornithochorie)
Yokoshikawa (2009)
Japanse studie gematigd klimaat
bij 40-80% van alle houtige plantensoorten gebeurt de
dispersie via vogels
vrucht-consumerende vogels grote variatie aan
voedselstrategieën
enkel vogels die leefbare zaden excreteren of regurgiteren
zijn zaadverbreiders
“gulpers” slikken vruchten door & excreteren intacte zaden
“grinders” slikken vruchten door, maar verteren veel zaden
“crushers” voeden zich enkel met de zaden van vruchten
“peckers” voeden zich enkel met de zaden van vruchten
48. Zaaddispersie via vogels
(ornithochorie)
Yokoshikawa (2009)
“gulpers” & “grinders” generalisten; behouden
soortdiversiteit in bossen
“crushers” & “peckers” veeleer specialisten; voeden zich
met vruchten & zaden, bijdrage aan
zaaddispersie marginaal
49. Selectiedrukken op zaadgrootte
Olea europaea (Alcantara & Rey, 2003)
klein tot middelgrote frugivore vogels (Turdus en Sylvia)
gelimiteerde capaciteit om zich met grote vruchten te voeden
51. Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte
veel dieren verkiezen grotere zaden
(vb.: dispersie van eikels door de Vlaamse gaai)
Quercus ilex (Steeneik)
Q. faginea (Portugese eik)
Q. suber (Kurkeik)
Q. coccifera (Hulsteik)
52. Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte
soortspecifieke preferentie
preferentie kleinere zaden die kunnen
worden ingeslikt
selectie naar grotere zaden, maar
maximumgrootte, want kunnen niet meer opgepikt
worden!
53. Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s
vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus
ilex) vs snuitkever (Curculio elephas)
54. Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s
vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus ilex) vs snuitkever
(Curculio elephas)
grotere zaadproductie lagere infectiekans
grotere zaden grotere kiemplanten
bij infectie blijft relatie bestaan, maar er is
een daling van de kiemplantgrootte
(door consumptie van de cotylen)
grotere zaden meer larven
máár grotere kans op minder
schade cotylen
zowel zaadgrootte als zaadaantal
geschikt voor predatie-saturatie
maar trade-off tussen beide (allocatie nutriënten)
eiken met minder, grotere eikels
meer geïnfecteerde eikels + meer infecties / eikel
predatie-saturatie op niveau van zaadgrootte
eiken met meer, kleinere eikels
minder geïnfecteerde eikels + minder infecties / eikel,
maar gevoeliger voor infecties
predatie-saturatie op niveau van zaadaantal
geen significant verschil in embryo-predatie tussen eiken
55. Diplochorie
dispersie in 2 of meer fases met verschillende agenten
fase 1 zich verwijderen van de moederplant
ontsnappen van densiteitsafhankelijke
mortaliteit van zaad en kiemplant
fase 2 bewegen naar veilige sites (gerichte dispersie)
vaak ondergronds, reductie van zaadpredatie
vaak voordelig en vermoedelijk algemener dan wordt
aangenomen
56. Diplochorie
frugivore vogels en mieren
(Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)
veel bomen in de savanne,
zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne)
primaire agenten: vogels
(lange-afstandsdispersie)
secundaire agenten of redders: mieren
(korte-afstandsdispersie)
Turdus leucomelas
57. Diplochorie
frugivore vogels en mieren
(Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)
veel bomen in de savanne,
zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne)
primaire agenten: vogels
(lange-afstandsdispersie)
secundaire agenten of redders: mieren
(korte-afstandsdispersie)
58. Diplochorie
frugivore vogels en mieren
(Christianini & Oliveira, 2010, JEcol)
epifytische mierentuinen in tropische bossen
kleine plantengemeenschappen
59. Diplochorie
Wind en knaagdieren (Vander Wall, 2002, EcolEvolConserv)
Neotammias amoenus (Yellow-pine chipmunk)
voedt zich met zaden van Pinus jeffreyi (Jeffrey pine)
Bewaart zaden in verspreide sites,
oppervlakkig in de bodem
60. Diplochorie
Grote grazers en mestkevers (Vander Wall, 2003, TREE)
grote grazers lange-afstandsdispersie
mestkevers verplaatsen mestballen
begraven mest (met daarin zaden)
in de grond voor de larven
61. 3.3.1. Endozoochorie
nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)
mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
holoparasiet: geen fotosynthese, alle nutriënten via gastheer
volledig ingebed in gastheer, in de lente verschijnen de
bloemen die door mieren worden bestoven
besachtige vruchten bevatten duizenden zaadjes (0,2mm)
62. 3.3.1. Endozoochorie
nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)
mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
kever Pimelia costata consumeert 17,5% van de vruchten
46% van de kevers bevatte zaden van deze soort
tot 31 zaden werden gevonden in individuele keverfaeces
zaden bleven intact en leefbaar (geen afname i.v.m. controles)
63. 3.3.1. Endozoochorie
nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany)
mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
meeste vruchtdragende planten zaaddispersie door vertebraten
C. hypocistis zaaddispersie vnl. door kevers
zaadjes in keverfaeces even leefbaar als zaden in vruchten
ook knaagdieren eten de vruchten, maar eten vnl. onrijpe vruchten
waardoor ze minder effectief zijn als zaadverbreiders
kevers eten niet alleen enkel rijpe vruchten, ze graven zichzelf ook in het
zand gedurende de middag, waardoor ze dichter bij de wortels van een
potentiële gastheer komen
een van de weinige voorbeelden van endozoochorie bij insecten
vermoedelijk veel algemener, vnl. bij planten met zeer kleine zaden
64. 3.3.1. Endozoochorie
meervoudige dispersie door vleermuizen en vogels
(Jacomassa & Pizo, 2010, Acta Oecologica)
voeden met zaden van Solanum granuloso-leprosum (Wilde tomaat)
pionier, boom met kleine zaden
beide dieren hebben een verschillende impact op kiem-succes