SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 60
Baixar para ler offline
1
over diversiteit & inclusiviteit
JONG-
LEREN
MET
VERSCHIL
2
2021
Deze publicatie is tot stand gekomen met
financiële ondersteuning van het ministe-
rie voor Onderwijs, Cultuur en Weten-
schap. De Hogeschool Utrecht heeft voor
het project ‘
Jong-leren met verschil’ een
aanvraag ingediend in het kader van
de Student4Student-campagne. Het
Expertisecentrum diversiteitsbeleid
ECHO heeft de aanvraag beoordeeld en
voorgedragen voor honorering door het
ministerie.
Ook heeft ECHO het project ‘
Jong-leren
met verschil’ in de uitvoering begeleid.
•ECHO – Expertise Centrum Diversiteits	
	 beleid (echo-net.nl)
•Algemeen (students-4-students.nl)
•Toespraak van minister Van Engels-
	 hoven bij ECHO/Students4Students | 	
	 Toespraak | Rijksoverheid.nl
Contactadres peter.hendriks@hu.nl
Ideevorming en illustratie
Hamed (Niekan) Yousefi Alizé
Redactie Hanke Drop
Ontwerp Studio Vrijdag
MEEGEWERKT
Waarom willen wij graag dat jij dit
tijdschrift leest?
“Ik houd van het schrijven van verslagen,
daarom trok het maken van een tijdschrift
mij aan en al helemaal als het over
diversiteit en inclusie gaat. Diversiteit en
inclusie betekenen voor mij, zijn wie je wilt
zijn en je op je gemak voelen bij elkaars
verschillen”.
– Natali Szerman, Student Logopedie
“Diversiteit is power. Als we elkaar leren
kennen, maken we deze diversiteit tot actie.
Laat ons elkaar ontdekken door dit tijd-
schrift’’.
– Petra Naser Eddin, Masterstudent 		
	 Community Development
“In ons mooie ‘
Jong-Leren met Verschil’
project draait het om ervaringen van
studenten in relatie tot inclusie en diversiteit.
Fantastisch welke narratieven dit oplevert,
waarvan een deel nu ook zijn weg naar dit
tijdschrift vindt!”
– Hanke Drop, Onderzoeker
“Ik ben van mening dat hoe diverser de groep
is, des te meer je kan bereiken. Alleen ga je
misschien sneller, maar samen kom je
verder! Laten zien hoe mooi diversiteit kan
zijn, dat is waarom ik deelneem aan dit
project”.
– Frederique de Rooij, Student
	 Mondzorgkunde
“Diversiteit betekent voor mij elkaars
overeenkomsten erkennen en herkennen en
elkaars verschillen trachten te begrijpen en
benutten. Het is bovendien niet alleen het
accepteren van de ander, maar ook hem
serieus nemen met in gedachten dat
iedereen het recht heeft om gerespecteerd
te worden”.
– Yasmin Zaghmut, Student Human 		
	 Resource Management
“Ik vind jezelf kunnen zijn een basisbehoefte
en diversiteit is onlosmakelijk verbonden met
jezelf kunnen zijn”.
– Elias van Mourik, Student: Social Work
“Ik wil graag dat iedere student zich gezien
en welkom voelt!”
– Harriët Rempe, Studentbegeleiding
“In dit tijdschrift worden de ervaringen van
mensen in hun leven gepresenteerd in
de vorm van woorden. Ik hoop dat deze
woorden anderen een gevoel van gelijkheid
geven en tegelijkertijd duidelijk maken dat
elk individu uniek is.”
– Hamed (Niekan) Yousefi Alizé, Student 	
	 International Business and Languages
“Ik was erg enthousiast over het tijdschrift
en ik vond het tof om eraan mee te mogen
werken. In het artikel heb ik geprobeerd een
algemeen beeld te geven van hoe voor mij
de coronaperiode is geweest met betrekking
tot mijn studieloopbaan.”
– Heleen van Maldegem, Student Tolk 		
	 Nederlandse Gebarentaal
“Tegenwoordig is er steeds meer aandacht
voor alle verschillende soorten diversiteit in
de samenleving. Ik vind het belangrijk dat
DEZE juist binnen een hogeschool als de HU,
die verschillende soorten diversiteit kent, ook
zichtbaar worden, zodat iedereen zich vrij
voelt om ZICHZELF te laten zien en te zijn
wie hij of zij is.”
– Francis de Lima, Student Verpleegkunde
“Ik ben blij dat ik mag publiceren in dit
tijdschrift omdat ik denk dat het verschil
kan maken. Tijdens mijn onderzoek ben ik
erachter gekomen dat de HU nog een
aantal mogelijkheden heeft om de inclusie
te vergroten. Met dit artikel hoop ik dat
studenten zich gezien voelen en dat de HU
gemotiveerd wordt om aanpassingen te
doen.”
– Fabian uit den Bosch, Student Human 		
	 Resource Management
“Dan leen ik de woorden van Marieke Lucas
Rijneveld: zij kan het zoveel mooier zeggen:
‘Nooit het verzet kwijtgeraakt, en toch inzien
wanneer het niet jouw plek is, wanneer je moet
knielen voor een gedicht omdat een ander het
beter bewoonbaar maakt, niet uit onwil, niet uit
verslagenheid, maar omdat je weet dat er
zoveel ongelijkheid, dat er nog steeds mensen
achtergesteld.’”
“Daarom wil ik iets publiceren in de HU over
diversiteit.”
– Peter Hendriks, Projectleider S4S
COLOFON
JONG-
LEREN
MET
VERSCHIL
over diversiteit & inclusiviteit
4
FROM BOOKS AND
WORDS COME FANTASY,
FROM FANTASY COMES
UNION
– Rumi Balkhi, vertaald door Coleman Barks
Blijf
thuis
”
“
5
VOORWOORD
INCLUSIVITEIT GAAT VOOR MIJ VOORAL
OM HET VERMOGEN SAMEN TE KUNNEN
LEVEN MET DE RADICAAL ANDERE. MET HET
VERMOGEN OM HET HARTGRONDIG MET
ELKAAR ONEENS TE ZIJN ZONDER ELKAAR
DE VERNIELING IN TE JAGEN. IK WEET OOK
NIET PRECIES HOE DAT MOET. IK DENK WEL
DAT ÉÉN DING HEEL ERG VAN BELANG IS:
EERST LUISTEREN VOORDAT JE ZELF BEGINT
TE PRATEN. EERST PROBEREN TE BEGRIJPEN
VOORDAT JE BEGINT TE OORDELEN
– blog Evert Bisschop Boele, juni 2021
LIFE LIVES WITHIN POSSIBILITIES. LET’S
DISCOVER OUR POSSIBILITIES BY KNOWING
EACH OTHER AS A DIVERSE HUMAN KIND
Welkom, lezer, bij deze innovatieve en inclusieve collectie! Het is een
gezamenlijk en uniek diversiteitstijdschrift, gefinancierd door ECHO.
En het is een van de producten van het Students4Students-project,
‘
Jong-Leren met Verschil’.
Dit project liep over een periode van twee jaar op Hogeschool Utrecht
(HU). Het doel was om de diversiteit van studenten en docenten van
de HU zichtbaar te maken en de kennis daarover te vergroten.
Levensverhalen en ervaringskennis staan ​​
centraal in het project.
Dat blijkt uit alle bijdragen met uiteenlopende achtergronden: van
studenten, docenten tot experts op het gebied van diversiteit.
We wensen je veel leesplezier! Super als je actief wilt meewerken
aan de verspreiding van het tijdschrift binnen (en ook buiten) de HU,
waarvoor dank!
– Hamed (Niekan) Yousefi Alizé, initiatiefnemer van dit tijdschrift
”
“
ELIAS
VAN
MOURIK
YASMIN
ZAGHMUT
FREDERIQUE
DE
ROOIJ
HELEEN
VAN
MALDEGEM
HAMED
(NIEKAN)
YOUSEFI
ALIZÉ
HANKE DROP FRANCIS DE LIMA
NATALI SZERMAN
FABIAN
UIT
DEN
BOSCH
HARRIËT REMPE
PETER
HENDRIKS
PETRA
NASER
EDDIN
PAGINA 8
INTERVIEW
Peter Hendriks
PAGINA 13
INTERVIEW
Saire Akçe
PAGINA 16
Leven met diversiteit
PAGINA 21
Fabian uit den Bosch
PAGINA 22
Leven met cerebrale
parese
PAGINA 24
Erbij horen ondanks
alle tegenwerkingen!
PAGINA 27
INTERVIEW
Eva Eikhout
PAGINA 32
Ongemakkelijke taal
PAGINA 36
Het lesje praktische
kennis
PAGINA 38
The Fluidity of Identity
PAGINA 40
Succesvol op de
opleiding
PAGINA 43
De onzichtbaarheid van
studenten barrières
PAGINA 46
Ervaringsdeskundigheid
PAGINA 48
INTERVIEW
Tiffany
PAGINA 52
Studeren tijdens Corona
PAGINA 54
Afstuderen op culturele
diversiteit
PAGINA 56
Lopen we in jouw
schoenen of de mijne?
PAGINA 58
Kruiswoordpuzzel
INHOUDS­
OPGAVE
12
13
14
17
15
18
3
4
5
8
6
9
7
10
11
16
19
20
8
8
MISSCHIEN
LEREN WE
TOCH NIET
ZOVEEL
VAN DE
GESCHIE­
DENIS
denkt Peter Hendriks, een
van de projectleiders van het
Students4Students project
3
9
9
“Diversiteit is mijn hele leven al een belang-
rijk onderwerp geweest. Ik was destijds
voorzitter van de werkgroep diversiteit,
waar Saire ook lid van was. Op gegeven
moment werd er bekend gemaakt dat Echo
subsidies gaf aan instellingen, zoals de
Hogeschool Utrecht. Daar moest ik toen
een plan voor schrijven en dat is gehono-
reerd en gesubsidieerd. Het had meerdere
redenen waarom ik het belangrijk vond.
Zelf heb ik al heel lang het gevoel dat wij
als onderwijsorganisatie niet goed omgaan
met diversiteit. Daar was ik niet zo tevreden
over. Het is ook te wijten aan het feit dat
het onderwijs erg geïndividualiseerd is.
Het is geen gemeenschapsleren meer, geen
community. Het is ieder voor zich. En het
lijkt erop dat zowel het succes als ook het
falen van studenten voor eigen rekening
komt. Daar ben ik niet zo gelukkig mee en
ik denk dat daardoor die aandacht voor
diversiteit ook noodzakelijk is. Omdat we
niet goed omgaan met verschillen.
Het uitgangspunt van het project was de
gedachte ‘Als wij nou meer luisteren naar de
ervaringen waarmee de studenten de Hoge-
school binnenkomen, dan besteed je zelf meer
aandacht aan ieders persoonlijke geschiedenis
en persoonlijke achtergrond’. En daar zit een
hele hoop ervaringskennis. Die ervaringskennis
zit in ieders levensverhaal. Met dit project
wilden wij die levensverhalen aandacht geven
en kijken hoe ver we die in kunnen zetten in het
onderwijs. Om zo een soort empathie te creëren
voor studenten met een verschillende achter-
grond. We zijn allemaal heel snel bezig met
‘We moeten verbinden en dit en dat’. Terwijl
eigenlijk zijn we daar helemaal niet mee bezig.
Het onderwijs is heel erg individueel. Bijna
iedere student heeft een persoonlijk en eigen
traject. Het is niet meer, zoals het traditioneel
was, dat je gezamenlijk in een gemeenschap
van een klas, groep of studentengroep of wat
dan ook, een aantal jaar een programma volgt.
Dat is niet meer zo en dat heeft ook goede
kanten hoor, dat moet ik er ook bij zeggen.
Maar de negatieve kant is gewoon dat ik denk
dat iedereen voor zich worstelt met een aantal
dingen. Er is op dit moment heel veel aandacht
voor wat heet ‘Inclusive Education’. De hoge-
school is daar ook mee begonnen om daar
aandacht aan te besteden. En eigenlijk vind ik
dat het daar nog niet zo heel erg goed mee
gesteld is met dat inclusieve onderwijs. Dat kan
alleen maar door ook aandacht te besteden
aan verschil. Als je verschillen niet herkent en
ook waardeert, of dat nou verschil is in achter-
grond of in denken of wat dan ook kun je nooit
naar een inclusief onderwijs.
Ik doe dit natuurlijk op basis van mijn ervaring.
Ik zit al dertig jaar in het onderwijs. Ook in mijn
persoonlijke geschiedenis. Ik kom uit een dorp
in Brabant en ik heb nog op een school gezeten,
dat was exclusief wit. Dat was een jongens-
school en die jongens waren allemaal katholiek.
Ik heb natuurlijk in de afgelopen 50 jaar heel
INTERVIEW 	 Frederique de Rooij
UITWERKING	 Hamed (Niekan) Yousefi
	Alizé
FOTO	Kees Rutten
>
hoofdstuk 3 JONG-LEREN MET VERSCHIL
10
veel zien veranderen: de samenleving verandert,
nieuwkomers komen in de samenleving, er is
zoveel gebeurd. Ik weet nog goed dat de eerste
donkere jongen op mijn middelbare school
kwam. Dat was een jongen uit Ambon, Indone-
sië, en dat was opzienbarend! Ik heb dat mee-
gemaakt en wat ik daarin heb geleerd, en dat
is misschien ook waarom ik die noodzaak zo
voel, is dat bepaalde veranderingen in de
samenleving niet een vooruitgang betekenen,
maar dat zijn dingen die steeds opnieuw moeten
worden bevochten. Of het nou om homofobie,
seksueel misbruik of over racisme gaat, soms
líjkt het alsof er niets bereikt wordt. Vijftig jaar
geleden was er ook al aandacht voor zwarte
pieten en die hele discussie daaromheen. Dat
zakt dan weer in en dan komt het weer in een
heftige vorm terug, wat je daarvan leert is dat
je dingen steeds opnieuw moet bevechten en
aandacht moet geven en dat het niet vanzelf-
sprekend is. Dus dat is voor mij een van de
redenen waarom ik denk dat het noodzakelijk
is om aandacht te besteden aan diver­
siteit.
Omdat het vormen van uitsluitingen zijn die ook
steeds opnieuw terugkomen. Ik heb de tijd nog
meegemaakt dat vrouwen demonstreerden
voor het recht op abortus en nu zie je dat er bij
abortusklinieken enorm gedemonstreerd wordt
tegen abortus vanuit bepaalde groepen.
Soms denk je ‘Oke dat recht op abortus is
gerealiseerd’ en dan zie je dat het toch steeds
opnieuw weer ter discussie kan komen te staan.
Soms vind ik dat ook wel schokkend om dat te
zien. Dat ik denk ‘Misschien leer je dan niet zo
veel van de geschiedenis’. Als je kijkt naar de
burgerrechtenbeweging vanuit de Verenigde
Staten en de aandacht voor racisme, het lijkt
wel alsof je daar geen stap verder in komt. Maar
er zijn ook echt wel dingen die in een stijgende
lijn gaan. In mijn tijd werd homoseksueel bijvoor-
beeld nog als een ziekte beschouwd. Op gege-
ven moment kwam dan, twintig jaar geleden,
het homohuwelijk en werd het allemaal beter
geregeld: de rechten van LHBT’ers in de Neder-
landse samenleving. Maar dan zie je opeens
bijvoorbeeld dat er in een aantal landen in
Europa, bijvoorbeeld in Polen of in Hongarije,
echt weer verschrikkelijke dingen gebeuren,
dat je denkt van ‘Hoe kan dat?’
Dat zie je eigenlijk op alle fronten. Ik weet niet
of dat een stijgende lijn is, dat vind ik moeilijk
om dat te zeggen. Bezig zijn met diversiteit is
best wel gevoelig. Ook in positieve zin is het
wel gevoelig, omdat er een hele hoop vragen
spelen. Ik moet ook wel zeggen dat ik dat heel
uitdagend en interessant vind hoor.
Je kunt over diversiteit praten op heel veel
verschillende manieren. Sommige mensen
hebben het over verbinden en dat je moet
luisteren naar elkaar. Dan lijkt het bijna alsof
het om een communicatieve vaardigheid gaat.
Terwijl ik denk dat het toch eigenlijk ook gaat
om een vorm van activisme. Om te kijken of je
bepaalde dingen kan veranderen in het systeem
of in het onderwijs, in de manier van lesgeven
en de manier waarop er met studenten wordt
omgegaan. Op die schaal, van het ene uiterste
naar het andere uiterste, iedereen zit daar op
een andere plek en dat is soms moeilijk om
mensen daarin bij elkaar te brengen. Dus dat
was soms lastig in het project, maar ook heel
interessant. Een van de moeilijke dingen vond
ik wel corona hoor. Dat is een apart onderwerp.
Corona sloeg eigenlijk meteen toe bij de start
van het project. Vóór corona hadden we
bedacht van ‘We moeten regelmatig ook acti-
viteiten organiseren’. En toen dacht je nog niet
in termen van ‘live’ of ‘online’, toen was het
vanzelfsprekend dat alles nog live zou kunnen
en dat je elkaar ook regelmatig zou kunnen zien.
Dat was wel echt complicerend hoor, dat je
ineens alles online moest doen. Heeft corona
in de volle breedte ook positieve kanten? Ja, we
hebben geleerd dat er online veel meer kan dan
we dachten, maar ik moet zeggen dat ik mij
persoonlijk, zeker in het begin en nu nog steeds,
ALS JE VERSCHILLEN NIET HERKENT
EN OOK NIET WAARDEERT, OF DAT
NOU VERSCHIL IS IN ACHTERGROND
OF IN DENKEN, KUN JE NOOIT
NAAR EEN INCLUSIEF ONDERWIJS.
”
“
11
heel erg kon irriteren aan al die positivo’s die
zeiden van ‘Oh, we moeten altijd zo online
college gaan geven, dat is veel effectiever, je
moet dingen kunnen opnemen en zo kunnen
studenten altijd terug­
kijken wanneer ze willen’.
En ik dacht alleen maar ‘Dit versterkt juist die
individualisering van het onderwijs, waar ik van
begin af aan tegen gestreden had’. Het feit dat
iedereen nu thuis zit, betekent dat er helemaal
geen gemeenschapsgevoel meer is. Diversiteit
vraagt er juist om dat je van elkaar en met
elkaar leert. Dat was voor corona al beperkt,
maar werd door corona nog beperkter. Wat wel
interessant is in het project, en wat veranderd is,
is dat we met drie aparte teams begonnen zijn.
We hadden een team met studenten met
beperkingen, een LHBT-team en een team van
studenten met een migratie- en vluchteling­
achtergrond. Wat ik heel leuk vond was dat op
gegeven moment van studenten het initiatief
kwam om de teams te mengen. Ik kreeg in het
begin ook wel commentaar van veel mensen,
die zeiden van ‘Wat hebben die drie groepen
nou eigenlijk met elkaar te maken? Dat zijn toch
totaal verschillende groepen?’ Ja dat is natuur-
lijk ook zo, maar ook binnen die groepen zijn de
studenten natuurlijk heel verschillend. Het zijn
niet allemaal dezelfde studenten. Ondanks dat
ze een vergelijkbare beperking of achtergrond
of wat dan ook hebben. Wat ik heel leuk vond
was dat het initiatief uit de teams zelf kwam om
te gaan mengen. Ik vond dat ook heel spannend
hoe dat dan zou werken. Vanaf dat moment
werd er eigenlijk ook gekozen om te werken aan
gezamenlijke producten in plaats van aparte
producten.
Ik denk dat je soms groepen moet durven
maken, omdat mensen ook steun aan elkaar
kunnen hebben, zich in elkaar kunnen herken-
nen, maar ook om duidelijk te maken dat er
toch bepaalde dingen gemeenschappelijk zijn.
Bijvoorbeeld dat je merkt dat er in die drie
teams heel veel mensen herkenning vonden.
Bijvoorbeeld als het gaat over omgaan met
labels of met stereotyperingen of met vooroor-
delen. Dus enerzijds is er best veel gemeen-
schappelijk en je moet ook in groepen durven
denken, omdat als je wilt aantonen dat de ene
groep toch minder kansen heeft dan de andere
groep of dat zij speciale problemen ervaren,
dan moet je soms, wat we in het onderzoek ook
noemen ‘categoriseren’. Je moet in categorieën
durven denken. Als ik verschil maak, dan zijn er
altijd mensen die zeggen ‘
Ja maar we zijn toch
allemaal mensen, we hebben allemaal dezelfde
behoefte’, dat is ook zo. Ik denk dat het dus
beide heel belangrijk is: zowel naar verschil te
durven kijken als naar overeenkomsten. Soms
heb je ook groepen die het bijvoorbeeld heel
moeilijk vinden om binnen de eigen groep nog
te kijken naar hoe verschillend mensen zijn.
Dat zie je bij de vrouwenemancipatie, de
homo-emancipatie, de zwarte groeperingen.
Op het moment dat je strijd voert of meent te
moeten voeren om een gelijkheid te realiseren
of om ongelijkheid te bestrijden, dan moet je
gezamenlijk kunnen optreden. Dan moet je
gezamenlijk sterk zijn, als groep. En dan is het
heel moeilijk om intern ook nog allerlei discus-
sies te moeten voeren over verschillen. Dus
soms is het makkelijker om die verschillen even
opzij te zetten en te zeggen ‘Nee wij zijn één
groep, wij gaan ons gezamenlijk inzetten voor
een bepaald doel’. Dat kijken naar verschillen
in de eigen groep heeft ook een risico. Toen ik
nog voorzitter was van de werkgroep Diversiteit,
werd er steeds gezegd van ‘Die tijd dat LHBT’ers
niet tot hun recht kwamen of gediscrimineerd
werden is toch al lang voorbij?!’ Dat hoorde ik
heel vaak. Alsof dat dus eigenlijk betekende dat
daar geen aandacht meer voor nodig was. Het
rare is dan toch, als je de groep zelf daarop
bevraagt, dan hoor je dat er toch nog heel veel
homofobie is en dat er een hele hoop mensen,
soms heel onbedoeld en onbewust, maar wel
ALS WIJ NOU MEER LUISTEREN NAAR DE ERVARINGEN
WAARMEE DE STUDENTEN DE HOGESCHOOL BINNEN-
KOMEN, DAN BESTEED JE VANZELF MEER AANDACHT
AAN IEDERS PERSOONLIJKE GESCHIEDENIS EN
PERSOONLIJKE ACHTERGROND.
”
“
hoofdstuk 3 JONG-LEREN MET VERSCHIL
12
heel erg stereotiep denken over LHBT. Daarom is het
ook goed om af en toe juist aan groepsvorming te
doen en daar te kijken hoe je dat gemeenschappelijk
ervaart. De keuzes voor groepen waren eigenlijk al
gemaakt voor dit project, in de werkgroep Diversiteit.
Waarom studenten+?
Als je kijkt naar de studenten met beperkingen, daar is
misschien in de organisatie de meeste aandacht voor.
Er zijn allerlei mensen die zich daarmee bezighouden,
er is bijvoorbeeld een Powerplatform voor studenten
met beperkingen, dus met andere woorden: er gebeurt
van alles, maar tegelijkertijd zie je dat als het gaat
over de kansen van mensen met beperkingen op werk
of in de samenleving, dat het nog helemaal niet goed
gesteld is. Dat wordt eigenlijk heel vaak vergeten.
Daar was helemaal niet zoveel aandacht voor, dat
was een reden om die groep te kiezen.
En waarom S4S voor LHBT’ers?
Voor de LHBT’ers, omdat we juist zo vaak hoorden dat
het leek alsof dat allemaal niet meer zo nodig was,
terwijl we ook tegelijkertijd andere signalen kregen.
Bijvoorbeeld in het GSA-netwerk. Daar hebben ze ooit
onderzoek naar gedaan en daaruit blijkt dat er ook
veel personeel op de Hogeschool nog helemaal niet
zo duidelijk uit de kast durft te komen. Ik weet niet of
het per se een kwestie is van durven. In ieder geval:
daar is men nog niet zo open over.
Waarom studenten met een vluchteling-
of migratieachtergrond?
De groep studenten met een vluchteling- of migratie-
achtergrond was de groep waar we de indruk van
kregen dat die het meest geïsoleerd is. En dan met
name de vluchtelingstudenten. Wij horen eigenlijk
voortdurend verhalen over hoe geïsoleerd vluchteling-
studenten blijken in het onderwijs, waar we nogal van
schrokken. Toen was dat de groep op de Hogeschool
die het minst georganiseerd was en die het minst
zichtbaar was als groep. Waarvan we toch het idee
hadden dat we moesten kijken hoe we daar aandacht
aan kunnen besteden. En een andere reden om daar
aandacht aan te besteden, was dat er met name bij
jongens toentertijd veel uitval was, dus jongens met
een migratieachtergrond die voortijdig stopten met
hun studie. Dan heb je toch het gevoel dat er iets aan
de hand is. Meisjes deden het over het algemeen veel
beter, maar jongens niet.
Ik hoop dat het artikel van Niekan bijvoorbeeld bij-
draagt aan dat er meer begrip en openheid is naar
studenten met een vluchtelingachtergrond en dat we
niet zo makkelijk mensen uitsluiten als het gaat om
samenwerking. Er is ook begrip en nieuwsgierigheid
om contact te maken, dat mensen ook snappen dat
mensen worstelen met de taal of soms met het
onderwijssysteem. Dat geldt misschien voor alle drie
de groepen wel. Wat ik ook een doelstelling vind van
diversiteit, is dat talenten van mensen meer zichtbaar
worden. Soms worden talenten van studenten niet
zichtbaar, omdat de worsteling met taal of beperking
of de strijd die mensen persoonlijk voelen om erkend
te worden, die staat daarvoor in de weg. Dat je elkaar
kunt herkennen in elkaars verhalen en dat dat in ieder
geval teweegbrengt dat je denkt van ‘Hey dit ligt niet
aan mij, dit heeft iedereen’. Dat je niet het gevoel hebt
dat je faalt, maar dat je ziet van ‘Hey daar worstelt
iedereen mee. Dat is kennelijk niet iets persoonlijks
van mij ofzo’. Maar je hebt ook die groep van studen-
ten die je dan interviewt en die geef je de kans om hun
verhaal te vertellen. Door die verhalen zichtbaar te
maken in de producten, of dat nou een uitgeschreven
interview is, een podcast of een filmpje, door die
producten hoop je dat andere studenten zich daarin
herkennen en zich gesteund voelen. En weten, als ze
al problemen ervaren, dat dat niet een kwestie is van
individueel falen, wat men vaak denkt, maar dat dat
iets is wat meer zit in het systeem van het onderwijs.
Dat je daar hopelijk wat zelfvertrouwen aan kan
ontlenen. Ik zou het mooi vinden als eerstejaars
studenten het gevoel hebben van ‘Nou het kan me niet
schelen, maar ik laat zien dat ik LHBT’er ben of dat ik
met dingen worstel of ik laat zien dat ik hulp nodig heb
voor mijn beperking’. Dat daar wat minder voorzichtig
mee omgegaan wordt. Dat zou ik mooi vinden. Ik zou
ook wel willen dat docenten zich beter realiseren dat
je daar ook minder voorzichtig mee om moet gaan.
Dat ze moeten durven vragen aan studenten van
‘vertel nou je verhaal’. Dat docenten dat op een
zodanige manier kunnen doen dat studenten zich
veilig voelen.”
HET LIJKT EROP DAT
ZOWEL HET SUCCES
ALS OOK HET FALEN
VAN STUDENTEN
VOOR EIGEN
REKENING KOMT.
”
“
13
Waarom het Student4Students project?
De Students4Students campagne was begon-
nen. Peter en ik kennen elkaar al wat langer.
Wij zaten toen ook samen in de werkgroep
Diversiteit van de HU. Op een gegeven moment
had ik zoiets van: ja, leuk en aardig die werk-
groep, maar we bereiken de studenten niet.
En er zijn zoveel mensen met verhalen die hier
binnen de HU rondlopen en aanwezig zijn. Dit
project biedt echt de ultieme mogelijkheid om
die verhalen op te halen, zichtbaar te maken om
uiteindelijk daarmee bij te dragen aan het beleid
van de HU. Dus, toen was Peter ook meteen van:
‘okay laten we dit gaan doen’. En toen is hij
voornamelijk gaan schrijven, want hij is onder-
zoeker. Hij heeft veel meer ervaring daarin.
Hij heeft mij gevraagd om het vanuit het studen-
tenperspectief te bekijken: ‘ik heb dit en dit wel
opgeschreven, maar vind je dat het studenten-
perspectief goed genoeg wordt benoemd?’
Op die manier hebben we elkaar aangevuld.
Toen hebben we het ingediend en ook toege-
kend gekregen. Dus daar waren we toen heel
blij mee, en zo is het begonnen. Het gaat ook
terug in het verleden, omdat ik me destijds aan
het begin van mijn studie niet thuis voelde en
tegen heel veel barrières aanliep. Gelukkig
heb ik Peter in die tijd ontmoet en heeft hij mij
geholpen. Dit is eigenlijk een soort van een
kleine droom die uitkwam, om op deze manier
aan het diversiteits- en inclusiebeleid van de
HU voeding te kunnen geven.
Ik kom uit een best wel diverse omgeving en
wanneer ik dan op de Uithof kwam dan was het
zo van: ‘hé, maar dit is heel erg raar, het is hier
zo wit en dat ken ik helemaal niet en zo zit de
maatschappij ook helemaal niet in elkaar,
waarom zit het hier dan wel zo? Daar begon
ik mee te worstelen: hoorde ik hier wel thuis?
Kan ik dit wel? Hoe ga ik vrienden maken?
INTERVIEW 	 Hamed (Niekan) Yousefi
	Alizé
FOTO	Kees Rutten
hoofdstuk 4 JONG-LEREN MET VERSCHIL
4
EEN LANGE
ADEM ALS HET
OM DIVERSITEIT
GAAT! Saire Akçe, één van de
projectleiders van het
Students4Students project
14
Ook bijvoorbeeld tijdens de opleiding was alles gericht
op Westerse theorieën, op Westerse filosofen, waar-
door het niet inclusief en divers was, het aanbod dus.
Ik was hier tien jaar geleden al actief mee bezig.
Diversiteit vraagt om een lange adem en gelukkig
heb ik die. Dit is niet de eerste keer dat ik daarmee in
aanraking kom, of dat ik mij daar actief voor inzet.
Wat hoop je te bereiken met het S4S project?
We hebben veel bereikt, zoals verschillende mensen
bij elkaar brengen, ons herkennen in elkaars verhalen,
terwijl we uit verschillende levens en belevingswerel-
den komen. Dat was voor de groep sowieso, denk ik,
een hele verbreding van de horizon. Alleen, weet je, nu
we dit onderling hebben bereikt, we van elkaar hebben
geleerd en dat meenemen in onze professionele en
ook persoonlijke ontwikkeling, zou ik zo graag willen
dat we nog één stap verdergaan. Dat we zichtbaar
worden met deze verhalen en met deze ervaringen.
Nu zit het nog echt in ons als groep, en ik zou graag
willen dat er door de projecten die nu worden gedaan,
zoals bijvoorbeeld het tijdschrift, de podcast, de
introductiefilm, een echt wow-effect gaat ontstaan.
Met als gevolg dat ons project de aanleiding wordt
om deze werkwijze en manier van met elkaar omgaan
vanuit vanzelfsprekendheid van verschil op de agenda
te zetten. En dat de HU hier daadwerkelijk werk van
gaat maken. Dat zou ik nog willen bereiken.
Had jij andere gedachten voordat je begon aan
dit project?
Sowieso had ik geen corona in mijn gedachten en dat
heeft voor best wel veel uitdaging gezorgd, waar we
niet op waren voorbereid. Daarna dacht ik van: okay,
over een paar maanden is het wel over en dan kunnen
we weer fysiek bij elkaar komen. Dat bleek dus hele-
maal niet zo te zijn. We zijn een jaar verder en we zitten
nog steeds in de lockdown. Dat was heel frustrerend,
omdat het projectvoorstel vooral was geschreven op
elkaar fysiek ontmoeten, fysiek bij elkaar komen, fysiek
activiteiten uitvoeren. Dit had ik niet zien aankomen.
Dat heeft mijn mindset ook veranderd. Kijk, misschien
als voorbeeld, laatst zei een vriendin tegen mij: ‘soms
is het leven, zeg maar, een soort zandloper. Eerst zit je
in het brede gedeelte en weet je wel, er is eigenlijk niks
aan de hand, maar dat zand raakt langzaam op en op
een gegeven moment moet je daar alleen doorheen,
want er is nog maar heel weinig ruimte. En daarna,
wanneer je daar doorheen bent geweest, dan komt er
weer breedte, komt er weer ruimte. Dus dat is even
een klein moment waar je doorheen moet bijten om
uiteindelijk meer ruimte te krijgen, veel meer adem
te kunnen halen en tot inzicht te kunnen komen’. Dat
vond ik een hele mooie. En ik denk dat dat best een
metafoor is voor dit project. Hoe wij van heel breed,
van: ‘dit gaan we zo doen en nu moet het echt anders,
en ook moeten doorbijten en iedereen gemotiveerd en
erbij betrokken houden tot een omslag in het project
zijn gekomen waardoor we nu weer in de onderkant
van die zand­
loper zitten. Dat is voor mij veranderd zeg
maar, in mijn mindset.
15
Hoe heeft Corona je leven veranderd?
Ik had het heel druk vóór corona. Maar je bent zo aan
het rennen dat je eigenlijk niet doorhebt dat je buiten
adem bent. Toen corona kwam was alles van: ‘okay,
nu moet iedereen thuisblijven’. Er kwamen allerlei
beperkingen. Je mag het huis niet uit, je mag het OV
niet meer gebruiken. En dat was voor mij echt een
verademing en ik kwam ook tot het inzicht van: ‘waar
ben ik in godsnaam mee bezig?’ Weet je wel, qua
eigen gezondheid. Toen ben ik echt vooral gaan
denken, heel cliché, van: ‘wat ben ik aan het doen
met mijn leven? Wat vind ik leuk om te doen? Waar
haal ik energie uit? Waar wil ik graag voor blijven
rennen? En wat zorgt ervoor dat ik moe word?’ Toen
ben ik drastisch mijn leven gaan omgooien. En toen
heb ik ontslag genomen bij mijn vorige werkgever.
Ik heb een nieuwe baan gevonden in tijden van die
beperkingen en ik heb voor mezelf ook keuzes
gemaakt van: ‘okay, dit zijn dingen waar ik energie
van krijg waarvan ik ook denk dat die van toegevoegde
waarde zijn, qua vrijwilligerswerk wat ik al daarnaast
deed. De hele crisis heeft mij veel positiviteit gebracht.
Hoewel ik wel klaar ben met thuiszitten. De beperkin-
gen, die bestaan dus dat je geen terrasjes meer kan
pakken, dat je niet vrienden kan bezoeken, weet je wel,
dat soort dingen, vooral dat sociale aspect. Maar qua
zingeving heeft het me echt heel goed gedaan.
Wat heeft dit project met je gedaan en zou je
het willen voortzetten?
Dit project heeft mij ook dichter bij andere mensen
gebracht die ik niet veel in mijn omgeving heb. Bijvoor-
beeld mensen met een beperking, mensen met een
LHBTI+-achtergrond. Maar wanneer je naar elkaar
luistert en elkaar echt hoort of ziet, dan komt er zoveel
overeen en dat is voor mij echt een missie geworden
van: ‘hé, ik ben niet alleen in de ervaringen die ik heb
meegemaakt, er zijn zo veel meer andere mensen die
ook soortgelijke ervaringen hebben meegemaakt’. Ik
ben docent geworden bij de Hogeschool van Amster-
dam. Daar wil ik dit ook voortzetten. Daar wil ik dit ook
in beweging brengen en bij de Hogeschool Utrecht ben
ik nog lang niet klaar als het gaat om het diversiteits-
beleid. Het is een persoonlijke missie voor mij gewor-
den om diversiteitsbeleid te doen slagen en inclusief
onderwijs aan te bieden.
Ik had het liefst een megafoon zodat ik dit dan letterlijk
zou kunnen schreeuwen, maar zo werkt het niet. Ik heb
ook geleerd dat dit soort projecten, zoals ik hiervoor al
zei, een lange adem nodig hebben. Wij vinden dat het
anders moet, maar er zijn ook genoeg mensen van de
gevestigde orde die wat anders vinden. Ik heb ook
geleerd dat je dit niet in je eentje kan. En je kan wel
zo hard roepen als je wilt, maar je moet echt op zoek
gaan naar mensen die jou horen, jou serieus nemen en
ook met jouw verhaal aan de slag gaan. Zodat het dus
een soort van kruisbestuiving wordt. Bijvoorbeeld ook
in een bloemengaard dat er een bij is, dat die op een
bloem komt en dat die van daar naar een andere
bloem gaat. Dat je op die manier kruis bestuift.
Ik ben een bij en ik ga van bloemetje naar bloemetje
en daarmee hoop ik de visie te beïnvloeden. Ik zou
nieuwe studenten, die mee zouden willen doen, echt
willen aanraden: ‘kom er een keer bij zitten, je hoeft
niks, je bent verplicht tot niks, en kijk wat er gebeurt,
kijk hoe deze mensen met elkaar omgaan.’ Want ik
weet echt zeker dat dit soort projecten verschillende
werelden bij elkaar brengt en dat is eigenlijk ook wat
wij nodig hebben in het studentenleven, omdat ik vind
dat studenten best wel veel gericht zijn op eigen
studieverenigingen of studentenverenigingen en dat
die best homogeen zijn. En wij hebben hier echt wel
iets gerealiseerd om al die verschillende mensen
bij elkaar te brengen en dat alsnog leuk te houden.
Pak het tijdschrift, neem het mee en maak het
bespreekbaar in je klas. En waarom docenten het
bespreekbaar moeten maken in hun klas? Dat is
dus echt vanwege dat die levensverhalen en levens­
ervaringen – ook al doe je International Business,
bouwkunde, of welke studie dan ook maar, – inzicht
geven in wat het betekent om mens te zijn, in alle
verscheidenheid. En dat is heel belangrijk, want uit-
eindelijk werken we allemaal met mensen. Mensen
die anders zijn dan jij, die uit een heel ander milieu
komen en je gaat er niet komen door alleen de
toetsen te maken die jou tot bouwkundige maken
of tot business man, maar je hebt ook social skills
nodig en vooral: de interesse in de ander.
HET IS EEN PERSOONLIJKE MISSIE VOOR
MIJ GEWORDEN OM DIVERSITEITSBELEID
TE DOEN SLAGEN EN INCLUSIEF ONDER-
WIJS AAN TE BIEDEN.
”
“
hoofdstuk 4 JONG-LEREN MET VERSCHIL
LEVEN
MET
DIVERSITEIT
5
MENSEN ZIJN LEDEN VAN EEN
GEHEEL, ZIJ ZIJN IMMERS
GESCHAPEN VANUIT ÉÉN
ESSENTIE. ALS HET LEVEN EN
DE TIJD PIJN TOEBRENGEN
AAN EEN LID, DAN ZULLEN
ANDERE LEDEN ZICH ONGE­
MAK­
KELIJK VOELEN. ALS JE
GEEN SYMPATHIE HEBT VOOR
MENSELIJKE PIJN, DAN PAST
HET JOU NIET OM MENS TE
WORDEN GENOEMD.
– Vertaald van Saadi Shirazi (±1200 na Christus)
”
“
17
AUTEUR	 Hamed (Niekan) Yousefi
	Alizé
FOTO 	 Omer Farooq Faizi
>
hoofdstuk 5 JONG-LEREN MET VERSCHIL
Dit artikel is gebaseerd op interviews met
studenten van de Hogeschool Utrecht
(HU) en deskundigen op het gebied van
diversiteit, uitgevoerd in het kader van het
Students4Students (S4S) project, met als
doel een klein deel van de onwetendheid
over diversiteit op te heffen, namelijk door
een inkijk in het leven te geven van mensen
met diverse achtergronden. De interviews
in fysieke aanwezigheid vonden plaats vóór
de coronacrisis en online tijdens de crisis.
Uit deze interviews blijkt dat ieder mens een
weerspiegeling is van zijn of haar achter-
grond. Het in acht nemen van de individuele
achtergrond is een cruciale factor wanneer
een nieuw leven in een nieuwe omgeving
gestalte wil krijgen.
Door mijzelf onder te dompelen in diversiteit,
besefte ik dat mensen meer gemeenschap-
pelijke dan verschillende gedragsregels
delen. Alleen kan het net anders zijn van­
wege de verdeeldheid die onze hersenen
zich hebben aangeleerd om te maken.
Daarvoor moet men zich bewust zijn van de
verhalen die in elke persoon verborgen zijn.
In dit artikel lees je mijn woorden alsof het
alleen door mij is geschreven. Maar vergis
je niet. In dit artikel hoor je niet alleen mijn
levensverhaal, maar ook dat van anderen
met een (gedwongen) migratieachtergrond.
Mijn eigen levensverhaal is begonnen in
Nederland in november 2012, toen ik asiel
aanvroeg in Ter Apel. Een jaar later, novem-
ber 2013, mocht ik van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND) met mijn leven
beginnen in de Nederlandse samenleving.
In 2016 ben ik begonnen met de opleiding
International Business and Languages aan
de HU. Sinds september 2019 heb ik als
student-assistent van de HU actief deel­
genomen als interviewer in het S4S project.
De IND-agent wilde met haar imponerende
optreden weten waarom ik alles moest achter­
laten en naar Nederland moest migreren – zoals
mijn grootouders die ooit van Afghanistan naar
Iran moesten vluchten.
Maar ik wist niet zo goed waar ik moest begin-
nen. Ik vroeg: wat moet ik u vertellen? Ze keek
me verbaasd aan en ik zei: ik was een student
aan de Universiteit die er alles aan deed om te
studeren en te leven. Ik moest zelfs schriftelijk
verklaren dat ik nooit met mijn diploma in Iran
zou gaan werken, voegde ik eraan toe – wat
sowieso niet mogelijk zou zijn geweest, want als
vreemdeling zijn je deze rechten eenvoudigweg
ontzegd in Iran, ook al ben je daar geboren – het
zegt niets over mijn gevoel van dankbaarheid
aan het land Iran, want ik ben daar geboren en
heb er bijna 17 jaar gewoond. Ik ben Nederland
ook erg dankbaar dat ik hier met dezelfde
rechten als alle andere Nederlanders mag
wonen.
Als direct gevolg van een tienjarige oorlog
tussen Afghanistan en de Sovjet-Unie (1979-
1989) ben ik als vluchteling in Iran geboren.
Evenzo heeft de derde oorlog tussen Afghani-
stan en Groot-Brittannië omstreeks 1919 een
verschroeiende erfenis nagelaten die mensen
ellenlang heeft laten lijden door een verdeeld-
heid die vergelijkbaar is met die tussen Oost-
en West-Berlijn, maar dan zonder een zichtbare
muur. Afghanen noemen de derde Brits-
Afghaanse oorlog een overwinning op de Britse
troepen; de Britten noemen het ook een over-
winning, maar dan een strategische.
Zou jij terugkeren naar een land dat weer in
oorlog is, waar je nu de legers van alle toonaan-
gevende landen ziet marcheren in plaats van het
Rode Leger? Ik heb het echt over een land waar
alle machthebbers ter wereld het tegen elkaar
opnemen en waar ze lange tijd geen verenigde
samenleving hebben kunnen vormen.
Dit diverse- en Centraal-Aziatische land
(Afghanistan) heeft millennia lang gediend als
het middelpunt van de trans-Euraziatische
handel. Helaas is het ook al zo lang het toneel
18
van conflicten, bekend als “The Graveyard of
Empires” (Seth G. Jones, 2009). Dit land is de
bakermat van Perzische en wereldberoemde
dichters, filosofen en wetenschappers waaron-
der al-Farabi, Maulana Jalal ad-Din Rumi Balkhi,
Sanai, al-Jami, Abu Rayhan al-Biruni, Rabia
Balkhi (mogelijk de eerste vrouwelijke dichter in
de geschiedenis van de Perzische poëzie), etc.
Als kind ben ik opgegroeid in een samenleving
waar mensen bang zijn om hun eigen verhaal te
vertellen. Ze houden zich liever aan verhalen die
meer dan duizenden jaren geleden zijn verteld.
Ze horen niet wat je vindt van die oude mythi-
sche verhalen waarop hun leven is gebaseerd
– het kan zelfs iemand het leven kosten. Voor
mij, een Afghaan die in Iran woonde, was het
cruciaal dat ik naast goede connecties ook een
uitstekend curriculum vitae had om te mogen
studeren. Hier in Nederland stond ik versteld
van de innerlijke kracht van de mens bij het
interviewen van S4S-respondenten en tegelijker-
tijd realiseerde ik mij dat mensen kunnen lijden
aan diversiteit. De rest van dit artikel is een mix
van levensverhalen uit verschillende interviews
waar ik in gelijke mate bij betrokken ben.
Je zei dat er een kans was dat je zou
worden teruggestuurd naar waar je
vandaan vluchtte. Wat heeft je geholpen
om toch te gaan studeren?
Respondent:
“Omdat ik ergens dacht: dit ga ik doen, maar
voor hetzelfde geld moet ik weg. En tja, dat zou
erg zijn, maar daar wilde ik ook niet te druk mee
bezig zijn. Het was ook gewoon een overlevings-
mechanisme van: focus op waar je controle
over hebt” (S4S, 2020).
Je had de taal snel geleerd, waarom kon je
tijdens je studie geen echte vriendschappen
sluiten?
Respondent:
“Qua communicatie is het meer dan die taalcur-
sussen succesvol afronden. Het is niet alleen:
oh ik kan perfecte grammaticale zinnen maken,
maar de hele achtergrond mis je. Dus waar die
kinderen mee opgegroeid zijn; allerlei verwijzin-
gen. Maar ook gewoon liedjes die ze leuk vinden,
dingen die ze op tv kijken. Daar heb je geen weet
van. Zij kunnen grappen maken die je eigenlijk
niet verstaat en andersom wellicht ook. Jij hebt
ook een heel ander gevoel voor humor mis-
schien, omdat ik denk dat dat soort dingen ook
heel erg talig zijn en ook sociaal contextueel zijn.
Je hebt die context gewoon simpelweg niet. Dus
ja, eigenlijk pas vanaf het moment dat je in zo’n
echte Nederlandse context terechtkomt, begint
het leren van taal als meer dan alleen maar taal.
Dan leer je taal ook echt als een sociaal instru-
ment” (S4S, 2020).
Kun je goed opschieten met je klasgenoten?
Respondent:
“Heel goed, maar soms ervaar ik dat sommige
studenten niet graag met mij omgaan, maar
dit is normaal. Dit komt omdat ze anders zijn
opgevoed, denk ik. Ze snappen niet wat voor
moeite wij hebben om met mensen in contact
te komen. Ze zeggen gewoon: je hebt nu alles.
Maar ze weten niet hoe zwaar het is. En vroeger
ben ik heel vaak gepest toen ik hier kwam,
omdat ik een kind was en geen Nederlands kon
praten. Ik sprak een beetje Duits. En Nederlands
en Duits lijken op elkaar. Maar dat is niet leuk
voor kinderen. Ik sprak gewoon Duits tegen hen.
Dus ik had daar moeite mee, maar nu niet meer.
Dit soort dingen waren minder leuk om als kind
mee te maken. Ik vond het niet meer fijn om
naar school te gaan” (S4S, 2020).
Het laat zien dat culturen mensen uit elkaar
proberen te houden. En deze respondent heeft
er geen moeite meer mee omdat hij/zij kennelijk
het nieuwe referentiekader van de nieuwe
cultuur heeft geleerd. Het laat ook zien dat
wij niet van elkaar verschillen, maar dat wij op
verschillende manieren zijn geprogrammeerd.
Geert Hofstede noemde dit mentale program-
mering, die leden van de ene groep mensen
onderscheidt van leden van andere groepen.
ZE SNAPPEN NIET WAT VOOR
MOEITE WIJ HEBBEN OM MET
MENSEN IN CONTACT TE
KOMEN. ZE ZEGGEN GEWOON:
JE HEBT NU ALLES.
”
“
19
Hoe heeft je studie jouw kijk op integratie
veranderd?
Respondent:
“Inmiddels was ik niet meer zo bezig met: waar-
om is een deel van de wereld ontwikkeld en een
deel van de wereld niet? Dat had ik gelukkig
achter de rug, maar meer van: wat zijn de onder­
-
werpen die een grote rol spelen in het maken
van verschil? Seksualiteit bleek daar een hele
belangrijke symbolische rol in te spelen: als ik in
staat ben om bijvoorbeeld homoseksualiteit te
accepteren, dan is dat het teken van integratie”
(S4S, 2020).
Een verband tussen integratie en begrip voor
seksuele geaardheid wordt hier door de respon-
dent genoemd. Enerzijds gaat het daarbij om
acceptatie van de conventionele representatie
van homoseksualiteit als een teken van integra-
tie. Anderzijds is er ook nog een andere realiteit,
namelijk het verwerven van begrip voor anderen.
Zou het bij integratie niet eerder gaan om begrip
hebben, bijvoorbeeld voor mensen die verschil-
lende idealen hebben voor romantische liefde,
dan de erkenning van homoseksualiteit als een
symbolische graadmeter van integratie? Met
andere woorden, er is een onderscheid tussen
de realiteit van integratie en het normatieve
belang dat op integratie wordt geplakt.
Integratie gaat niet alleen over het aanpassen
aan een nieuwe cultuur. Het is een kwestie van
met grote culturele flexibiliteit en respect
schakelen tussen verschillende referentiekaders
zonder de eigen identiteit te verliezen. Integratie
is het laatste groeiproces in een nieuwe cultuur.
In deze fase kunnen we deelnemen aan verschil-
lende referentiekaders. Deze referentiekaders
zullen ons tot goede interculturele bemiddelaars
maken. Je hebt een bi-culturele identiteit, je kent
je grenzen en dat brengt je niet in verwarring
(Nunez, Popma, & Nunez-Mahdi, INTERCULTU-
RAL SENSITIVITY, 2017).
Hoe kunnen onze levensverhalen
ons met elkaar verbinden?
Respondent:
“Mijn beste vriend die ik van mijn opleiding nog
ken, vroeg mij laatst van: waarom heb je mij
eigenlijk zo weinig verteld over het gevoel van
discriminatie? Al die jaren dat we bevriend zijn
heb ik je nooit dat soort dingen horen zeggen,
hoe kan dat nou? Waarom hebben wij het nooit
over dat verschil gehad?” En dat vind ik interes-
sant, dat wij dus door dit soort gesprekken
met elkaar te voeren eigenlijk dichter bij elkaar
komen” (S4S, 2020).
Hoe heb jij je migratieachtergrond in
Nederland ervaren?
Respondent:
“Als je een migratieachtergrond hebt en je hebt
lang genoeg in een ander land gewoond, een
andere cultuur meegemaakt zodat je die ook
hoofdstuk 5 JONG-LEREN MET VERSCHIL
20
redelijk goed kent, heb je voortdurend meerdere
referentiekaders. Dat kan enorm verrijkend zijn.
Dus, wanneer iets zich voordoet als vanzelfspre-
kend, dan heb je eigenlijk al meteen de mogelijk-
heid om dat te plaatsen in een kader. Ik vind dat
zelf heel erg aangenaam. Soms maakt dat ‘t ook
lastig, maar over het algemeen vind ik dat heel
prettig en mooi. Ook als ik met mensen die een
migratieachtergrond hebben gesprekken heb,
blijkt dat zij dingen niet zomaar voor waar
aannemen, maar denken van: oh ja, maar dat
zeg jij, en dat is een positie binnen die context.
Ze kunnen heel goed contextualiseren.
Tegelijkertijd is dat ook een last; het maakt het
leven soms zwaar, omdat jij dan eerder geneigd
bent om dat extra werk te verrichten, mentaal en
misschien emotioneel. Ik zeg dan tegen mijzelf:
oké, ik krijg nu met een vervelende situatie te
maken, maar dat komt omdat die persoon in die
situatie zit.
Je hebt mij misschien ook horen contextualise-
ren toen ik je eerder vertelde over de middelbare
school en de kinderen. Ik praat vooral vanuit het
begrip voor hen, want zij zijn jong, zij weten niet
anders, dus is het logisch dat zij geen rekening
houden met mij, maar ik kom uit een ander land,
dus ik begrijp beide situaties. Ik begrijp dat zij
jong zijn, wat voor hen vanzelfsprekend is, maar
ik begrijp van mijzelf ook dat ik uit een andere
cultuur kom en heel veel dingen nog niet snap.
Dat is dus ook een extra last. Het is mooi, maar
het kost tegelijkertijd ook energie” (S4S, 2020).
Wat mis je het grootste deel van je
studietijd?
Respondent:
“Ik denk dat als ik het voornaamste gevoel
associeer met die periode, dan is dat toch het
gemis aan vriendschappen. Echte vriendschap-
pen waarin je dingen deelt, ook buiten school, en
grappen maakt, en leuke dingen onderneemt. Ik
heb een stukje jeugd eigenlijk gemist. Mede door
mijn eigen opvoeding, mijn eigen persoonlijkheid,
omstandigheden, en de mensen om me heen
(S4S, 2020).
Waarom zouden mensen zich verbonden
met elkaar moeten voelen?
Omdat het belang van elkaar kennen leidt tot
een betere relatie waarin alle partijen profiteren
van wederzijds begrip, zo blijkt uit S4S-inter-
views. Bovendien bevinden alle mensen zich in
een aangenamere sfeer, wat een betere besluit-
vorming mogelijk maakt ten behoeve van alle
leden van de samenleving.
Het leven is een meedogenloos systeem.
Anderen ontroeren ons en bieden ons een
element van bescheidenheid. Naarmate je er
meer van krijgt, kun je meerdere referentie­
kaders ontwikkelen. Je hebt dan meerdere
referentiekaders, die je overlevingsstrategieën
zullen worden.
Volgens Yuri Bezmenov heeft een samenleving
slechts 15 tot 20 jaar nodig om een fundamente-
le verandering te ondergaan, hetzij in het voor-
deel, hetzij in het nadeel van de burgers. Die tijd
is genoeg om een generatie studenten op te
leiden die zich toeleggen op studie, en hun
ideologie en persoonlijkheid vormgeven.
Wanneer een bepaald (voor)oordeel zich in een
samenleving heeft vastgezet, is het moeilijk om
deze opnieuw vorm te geven (PORLANDO,
2020).
BIBLIOGRAFIE
Dawkins, R., & deGrasse Tyson, N. (g.d.). The
Poetry of Science: Richard Dawkins and Neil
deGrasse Tyson. Geraadpleegd op december 31,
2020, van futuristicon.com: https://futuristicon.
com/the-poetry-of-science-richard-dawkins-
and-neil-degrasse-tyson/
Nunez, C., Popma, L., & Nunez-Mahdi, R. (2017).
INTERCULTURAL SENSITIVITY. Assen, the
Netherlands: Royal Van Gorcum BV.
PORLANDO. (2020, Juli 14). Bezmenov’s Steps.
Geraadpleegd op Januari 1, 2021, van unin-
tendedconsequenc.es: https://unintendedconse-
quenc.es/bezmenovs-steps/
Seth G. Jones. (2009). In the Graveyard of
Empires: America’s War in Afghanistan.
W. W. Norton.
21
hoofdstuk 6 JONG-LEREN MET VERSCHIL
6
Hoi, ik ben Fabian uit den Bosch,
29 jaar en zit in mijn laatste jaar
van de opleiding HRM. Voor mijn
afstudeeronderzoek mocht ik
onderzoek doen voor het pro-
ject: “Jong-leren met verschil”.
Ik heb onderzoek gedaan naar
de vraag: Hoe kunnen de HU
en haar docenten bijdragen
aan de veiligheidservaring van
LHBTI+-studenten? Zelf behoor
ik ook tot de LHBTI+-gemeen-
schap en vond het tof om hier
onderzoek naar te mogen doen.
Om data te verzamelen heb ik acht
studenten mogen interviewen die
tot de LHBTI+-groepering behoren
(Shout out naar de respondenten
voor hun open en eerlijke verha-
len!). Uit mijn onderzoek kwam
naar voren dat alle respondenten
in verschillende mate een positieve
veiligheidservaring hebben binnen
de HU. Wel is een aantal topics
genoemd waar zij ontevreden over
zijn en/of behoefte aan hebben. De
meest genoemde topics zijn: meer
zichtbaarheid van LHBTI+-docen-
ten; meer zichtbaarheid van de
LHBTI+-gemeenschap; inclusieve
educatie en -gebouwen; meer open
en persoonlijke cultuur; meer zicht-
baarheid van het GSA-netwerk
(Gender- en Seksualiteitsnetwerk);
meer steun en bevestiging; vermel-
ding van LHBTI+-gemeenschap op
informatievoorzieningen; hetero­
normativiteit minder het uitgangs-
punt.
Dit zijn een hoop topics waar
Hogeschool Utrecht veranderingen
in door zou kunnen voeren om de
ervaren veiligheid te vergroten.
Op deze topics heb ik zelf aanbe-
velingen gedaan aan de HU, die bij
kunnen dragen aan een positieve
verandering. Eén van mijn aanbe-
velingen is het invoeren van een
lespakket “Inclusie”. Binnen de
opleiding Social Work wordt dit
pakket reeds aangeboden. HU
breed zou er een lespakket ge-
maakt moeten worden om het
gesprek over alle diversiteiten te
openen. De cultuur van een oplei-
ding zal hierdoor meer open en
persoonlijker van aard kunnen
gaan worden. Daarnaast zal het
bijdragen aan zichtbaarheid van
alle diversiteiten, en ga zo maar
door. Ook heb ik een aanbeveling
gedaan over het invoeren van
gender neutrale wc’s. Hogeschool
Utrecht loopt achter op dit gebied.
Onderwijsinstellingen als de
Erasmus Universiteit, de Universiteit
van Leiden en de Haagse Hoge-
school hebben sinds 2018 gender
neutrale wc’s ingevoerd en ervaren
hier geen negatieve gevolgen van.
Laten we dit dan ook invoeren op
de HU, zodat iedereen zich welkom
en gezien voelt.
Er is in het onderzoek aangegeven
dat LHBTI+-docenten niet zichtbaar
(genoeg) zijn binnen de HU. Zelf
ben ik van mening dat er van alle
verschillende diversiteiten te weinig
zichtbaarheid is onder docenten.
Mijn advies is om het werving- en
selectie­
proces in combinatie met
diversiteit eens grondig onder de
loep te nemen. Spreekt de HU
alle doelgroepen aan tijdens een
werving- en selectieprocedure?
Mag er positief gediscrimineerd
worden als de kwaliteiten van sol-
licitanten hetzelfde zijn, maar de
diversiteit niet? Dit zijn onderdelen
waar de HU onderzoek naar zou
kunnen gaan doen.
Ik laat het voor nu bij deze aanbeve-
lingen. Vond je dit een interessant
artikel en wil je meer aanbevelingen
of het hele onderzoek lezen, mail dan
naar fabianudb@gmail.com
FABIAN UIT
DEN BOSCH
22
INTERVIEW 	 Natali Szerman
LEVEN MET
CEREBRALE
PARESE
Het persoonlijke verhaal
van respondent Rosa
Haayen, vierdejaars
logopediestudente
7
Toen mijn moeder zeven maanden zwanger was,
is ze bevallen van mij. Ik ben dus twee maanden
te vroeg geboren, waardoor ik een zuurstof­
tekort heb gekregen. Ik kwam gezond in de
couveuse terecht, maar helaas heb ik daar
een virus opgelopen dat op mijn darmen sloeg.
Ik ben erg ziek geworden van dat virus en als
gevolg hiervan kreeg ik een te korte kuitspier
in mijn linkerbeen. Dit betekent dat ik met mijn
linkerbeen op mijn tenen loop. Officieel heet
deze aandoening Cerebrale Parese. In de
couveuse is er ook iets verkeerd gegaan met
mijn hersenen. Ik kan mij hierdoor niet goed
oriënteren in een ruimte of de weg vinden.
Als kind moest ik vaak naar een revalidatiecen-
trum waar ik veel kinderen zag met dezelfde
aandoening. Ik merkte daar dat ik nog een
redelijk lichte vorm had van Cerebrale Parese,
aangezien alle andere kinderen in een rolstoel
zaten. Dat hoefde ik gelukkig niet! Het revalida-
tiecentrum heb ik nooit leuk gevonden, omdat er
eigenlijk altijd slecht nieuws werd verteld. Ik was
dan ook blij als ik weer naar mijn eigen ‘gewone’
klas kon gaan, waar ik niet anders behandeld
werd dan andere kinderen.
Een hele lange tijd moest ik spalken dragen, dit
was vreselijk! Ik vond het helemaal niks en wilde
ze nooit aandoen. Door deze spalken heb ik wel
leren lopen tot ik uitgegroeid was (rond mijn
achttiende). Ik zie nu wel in hoe nuttig het was,
maar toentertijd vond ik het echt verschrikkelijk,
ik vond ze veel te groot! Ik heb de spalken ook
een paar keer weggegooid, maar mijn vader
haalde ze altijd weer uit de prullenbak (haha).
Voor mijn ouders was deze periode denk ik heel
erg lastig. Zij wisten dat ik die spalken haatte,
maar wisten ook dat ik het echt nodig had. Ik
heb er uiteindelijk veel over gepraat met mijn
ouders. Ik kwam erachter dat ik langer kon lopen
door de spalken en ik was ook wel blij dat ik
gewone schoenen (van die brede gympen) aan
kon en niet van die aangepaste schoenen
hoefde te dragen. Toen ik eenmaal uitgegroeid
was hadden de spalken geen nut meer, dus
sindsdien draag ik steunzooltjes.
23
hoofdstuk 7 JONG-LEREN MET VERSCHIL
Ik heb de opleiding onderwijsassistent gedaan
op het mbo. Tijdens stage merkte ik dat mijn
aandoening mij in de weg zat. Ik vond dat mijn
stagebegeleiders niet heel begripvol omgingen
met mijn situatie. Ik kreeg bijvoorbeeld te horen
dat ik te lang over bepaalde dingen deed, terwijl
dit dus aan mijn oriëntatieprobleem lag. Mijn
stagebegeleiders waren hier ook van op de
hoogte, dus dit voelde altijd erg oneerlijk. Naar
mijn mening hadden zij wel wat meer begrip
kunnen tonen en wat flexibeler kunnen zijn. Ik
heb hiervan geleerd dat ik het van tevoren moet
aangeven aan mijn stagebegeleiders, ook al
vind ik dit wel heel erg spannend. Ik vind name-
lijk dat ik dan iets negatiefs over mijzelf zeg.
Door deze stages kon ik de opleiding niet
afmaken, dus heb ik een andere mbo-opleiding
gedaan (front officemanager), zodat ik daarna
nog een hbo-opleiding kon doen. Ik wilde graag
iets met kinderen doen en toen kwam mijn vader
toevallig de studie Logopedie tegen. Logopedie
sprak mij aan, omdat het werk is met kinderen
en 1-op-1 en dus ook wat rustiger dan met een
hele groep.
 
Drie of vier jaar geleden ben ik ook geopereerd,
toen hebben ze de kuitspier in mijn linkerbeen
langer gemaakt. Als je namelijk met één been
op je teen loopt, is dat op den duur slecht voor
je hele lichaam en ik kreeg ook meer klachten
zoals pijn in mijn been. Door de operatie kon ik
plat op de grond staan met mijn voet, maar
omdat het al zo’n vier jaar geleden is, sta ik
inmiddels alweer op mijn teen. De operatie was
dus wel geslaagd, maar toch heb ik last gekre-
gen van mijn enkel. Er zijn dus complicaties
bijgekomen, want eerst had ik helemaal geen
last van mijn enkel. Het was psychisch ook best
wel moeilijk, want het is een zware operatie en
het ging niet helemaal goed. Ik moest ook na de
operatie opnieuw leren lopen, want ik had toen
21 jaar lang op mijn tenen gestaan en nu moest
ik opeens op een platte voet staan en lopen.
Dat was heel raar en moeilijk in het begin, want
ik moest ook spierkracht opbouwen in dat been.
De zorgverleners en ik, wij begrepen elkaar ook
niet helemaal goed. De dokters hebben echt
aangedrongen, omdat er geen andere optie
was, ik heb uiteindelijk wel zelf ‘ja’ gezegd, want
ik had ook ‘nee’ kunnen zeggen, maar niet alles
is toen vanuit de dokters goed met mij gecom-
municeerd. Ze zeiden ook: “klachten bij de enkel,
bij deze operatie, komt zo weinig voor, dat wij dat
niet als risicofactor kunnen noemen”. Ik ga ook
geen operatie meer doen, tenzij er echt iets
levensbedreigend is. Ook zou ik beter of eerder
willen aangeven als ik ergens mee zit. Ik denk
dat als ik dat bij die operatie had gedaan, dan
was het emotionele/psychische deel minder
heftig geweest.
Op school vertel ik het niet tegen elke leraar
en ze vragen er ook niet naar, want ik heb ook
eigenlijk geen extra hulp nodig. Iedereen rea-
geert op school eigenlijk gewoon normaal.
Wij hebben wel lessen gehad over Cerebrale
Parese en vroeggeboorte, in die lessen ging het
ook over de ouders en ik begrijp nu ook meer
wat voor impact dat op ouders heeft. Ik betrek
dan die lessen ook wel op mezelf, dus ik denk
ook niet dat ik met die doelgroepen wil gaan
werken, omdat ik dat misschien moeilijk van
mij af kan zetten.
Ik krijg niet veel reacties op straat, misschien
1 tot 3 keer per jaar. Dan zeggen mensen: “huh
waarom loop jij zo raar?” Meestal reageer ik
daar niet op, maar ik denk dan wel: “wat gaat jou
dat aan?”, ik probeer het dan zo snel mogelijk
van mij af te zetten. Wat ik heb valt op zich ook
wel mee, ik heb voorbeelden gezien op mijn
opleiding, van kinderen die in een rolstoel zitten
bijvoorbeeld. In principe kan ik ook gewoon alles,
alleen sommige dingen met iets meer moeite
of iets meer tijd.
24
AUTEUR	 Yasmin Zaghmut
8
ERBIJ HOREN
ONDANKS ALLE
TEGENWERKIN­
GEN!
Je probeert zoveel mogelijk af te stemmen
op degene met wie je omgaat, maar wan-
neer het jou in meerdere pogingen niet lukt,
dan is het gewoon niet mogelijk.
Rond mijn twintigste moest ik mijn eigen land
verlaten. Nederland heeft mij in 2016 met open
armen ontvangen, terwijl landen in het Midden-
Oosten mij als vluchteling de rug toekeerden.
Doordat er een heftige oorlog in Syrië ontstond,
heb ik mijn jeugd niet normaal kunnen leven.
Toen ik 15 jaar was, heb ik geschreven: “Zodra de
oorlog voorbij is, zal ik de asielzoekerscentra, de
koffers en de paspoorten begraven”. Destijds
verwachtte ik niet dat de oorlog mij de mooiste
dagen van mijn leven zou ont­
nemen voordat hij
afloopt en dat ik als gevolg daarvan te vroeg
ouder zou worden.
Dit artikel is geschreven in het kader van het
project “Jong-Leren met verschil”. Sinds septem-
ber 2019 neem ik als student-assistent deel aan
het project Students4Students. Uit mijn ervaring
in deze baan blijkt dat veel studenten naast hun
studie bezig zijn met het opbouwen van hun
leven, doordat ze plotseling naar een andere
wereld moesten vluchten toen ze onvrijwillig
afscheid namen van hun verleden. In dit artikel
beschrijf ik als student met een gedwongen
migratieachtergrond hoe ik mij in bepaalde
situaties voelde in relatie tot mijn niet-Westerse
OM TE OVERLEVEN HEB JE ANDEREN
NODIG, EN ANDEREN JOU, JE KUNT
ELKAAR BEREIKEN VIA COMMUNI-
CATIE. HET ZOU IDEAAL ZIJN ALS JE
ELKAAR DIRECT BEGRIJPT, IN DE
WERKELIJKHEID VERPAKKEN WIJ
ONZE BOODSCHAP IN HOUDING,
GEZICHTSUITDRUKKING, GEBAAR EN
WOORDEN. DE ANDER ONTCIJFERT
JE BOODSCHAP, MAAR HIJ KAN OOK
DE SIGNALEN ANDERS INTERPRETE-
REN DAN JE BEDOELT.
– Reekers & Spijkerman, 2017
”
“
25
hoofdstuk 8 JONG-LEREN MET VERSCHIL
achtergrond. Dit artikel is gebaseerd op mijn
levensverhaal en op interviews met HU-studen-
ten met uiteenlopende achtergronden.
Naast de pijnlijke ervaringen tijdens mijn vlucht-
tocht heb ik ook iets grappigs meegemaakt.
Omdat ik moslima ben, wist ik niet hoe christe-
nen met religieuze rituelen in het algemeen
omgaan. Toen ik net in Nederland was, heb ik
in een katholiek studentenhuis gewoond. Mijn
verblijf daar verliep goed en soepel, behalve de
eerste ontmoeting. Samen met mijn begeleider
en huisgenoten zat ik aan tafel te eten. Ik had
mijzelf aan hen voorgesteld en ik vertelde waar
ik vandaan kwam en wat mijn plannen voor
de toekomst waren. Opeens werd mij toen
gevraagd: “Bid je?” Ik antwoordde met trots:
“
Ja, natuurlijk”. “Ga je gang”, hoorde ik mijn
begeleider zeggen. Huh? Daar snapte ik hele-
maal niks van. Het viel mij op dat iedereen zijn
ogen dichtdeed, ik had zoiets nooit eerder
gezien. Omdat ik destijds geen Nederlands
sprak, durfde ik niet te vragen wat er aan de
hand was en bleef ik dus stil. Een aantal secon-
den later kwam een huisgenoot met de vraag:
“Heb je nog meer tijd nodig om je gebed af te
ronden?” Pas toen kreeg ik door dat er voor het
eten altijd wordt gebeden. Dit had ik niet direct
begrepen, omdat we als moslims vijf keer per
dag ons gebed zeggen, onafhankelijk van eten.
Sinds die tijd sluit ik meteen mijn ogen wanneer
ik met christenen aan het eten begin.
Thuis voelen
Als ik naar mijn leertraject op de hogeschool kijk,
vind ik dat ik door de docenten moreel gesteund
ben. Een aantal docenten laat mij steeds voelen
dat ik thuis ben en dat ik er niet alleen voor sta.
Ze kijken met een normale blik naar mij als
een deel van het geheel. Als ik tegenslagen op
school ervaar, proberen docenten mij te helpen
door te benadrukken dat ik sterk en een door-
zetter ben. Wat ik minder leuk en ronduit on-
voorstelbaar vind, is de manier waarop een paar
medestudenten mij behandelen. Ze gedragen
zich gewoon vreemd tegenover mij. Als iemand
jou niet wil accepteren, hoeft diegene dit niet
gelijk en letterlijk tegen jou te zeggen. Je kunt
het afleiden uit iemands houding en uit de wijze
waarop hij of zij naar jou kijkt. Gezichtsuitdruk-
kingen zeggen soms meer dan woorden. Ik denk
dat het dan het beste is om niet gevoelig te
reageren op dit soort onplezierige situaties.
Sommige emoties moet je negeren en verwer-
ken voordat je verdergaat. Het helpt uiteindelijk
wel om naar het volle deel van het glas te kijken
in plaats van te blijven piekeren, maar deze
ervaringen blijven toch ongemerkt hangen.
Soms doen studenten alsof ik onzichtbaar ben,
alsof ik helemaal niet besta. Ik moet dan mijn
best doen om aansluiting te vinden en te laten
zien dat ik er ben, maar toch luisteren ze niet
altijd naar mij. Wanneer ik begin te praten, word
ik soms niet serieus genomen; ik ben zelfs twee
keer uitgelachen. Het deed me pijn en het
voelde alsof ik werd onderschat. “De aardbol
draait niet alleen om jou”, durfde ik niet tegen
mijn studiegenoten te zeggen, omdat ik in hun
land woon. Ik ben uiteraard dankbaar voor
Nederland “het land waar ik mijn kapotte leven
weer mocht opbouwen”. Maar het is uiteindelijk
mijn eigen keuze om bepaalde gedragingen al
dan niet te accepteren.
Je mag niet een eeuw blijven studeren!
Een tijd geleden werd ik door mijn contact­
persoon bij de gemeente uitgenodigd voor een
gesprek. Omdat ik goed op weg was met het
snel leren van de Nederlandse taal, was het
doel van de afdeling Werk en Inkomen om mij
ervan te overtuigen zo snel mogelijk te gaan
werken. Destijds had ik, net als veel vluchtelin-
gen, nog recht op een bijzondere bijstand en
de tendens was om geen financiële steun meer
te krijgen van de gemeente. Dit kan ik mij wel
voorstellen, want nieuwkomers in Nederland
zouden er goed aan doen om zich snel te ont-
wikkelen en te integreren zowel in de samen­
leving als op de arbeidsmarkt. Tijdens dat
gesprek met de gemeente heb ik met mijn
>
26
contactpersoon mijn plan
gedeeld dat ik graag een
opleiding wilde gaan volgen
aan de HU. “Een hogeschool
is niet een geschikte plek
voor jou. Je kunt het best
een Mbo-opleiding volgen”,
aldus de gemeente. “Hoe-
zo?” vroeg ik haar. “Een
Hbo-opleiding vereist een
hoger denkniveau en je hebt
een grote mond nodig”, zei
ze. “Als ik een meisje met
een hoofddoek zie, denk ik meteen aan taken
als koken en schoonmaken. Het is ook geen
geschikte plek voor iemand die de taal niet
goed spreekt”, zei de ambtenaar. Ik schaamde
mij toen en wist niet hoe ik op haar opmerkingen
moest reageren. Ook durfde ik me niet te verde­­
-
digen en te beargumenteren dat we niet zo
onwetend zijn. Vanwege dat gesprek haat ik de
combinatie van de voornaamwoorden ‘wij’ en ‘jij’
en probeer ik deze zo min mogelijk te gebruiken
in mijn woorden. Verder wist ik niet dat er een
antidiscriminatiebureau bestaat voor mensen
die zo gediscrimineerd worden. Ik begrijp dat
‘we’ worden onderschat en als vreemde mensen
worden gezien, maar dat staat ons niet toe om
onszelf en onze eigen capaciteiten te kleineren.
Wat is verplicht?
In een werkoverleg ben ik tijdens Ramadan aan
een groepsopdracht gaan werken. Gedurende
mijn propedeuse moest ik nog wennen aan de
zijgesprekken waarin studenten zaten te kletsen
wanneer ze samen aan een opdracht werkten.
Het delen van de dagelijkse bezigheden was
een grote uitdaging voor mij. Daar heb ik veel
energie in gestoken, omdat het voeren van dit
soort gesprekken een hele andere taal nodig
heeft dan die ik van boeken heb geleerd. Als
leerdoel had ik een plan om mijn gedachten
met mijn teamgenoten te delen, net zoals zij
ideeën en ervaringen met elkaar uitwisselden.
“Ik ga zo een bezoekje aan mijn ouders brengen
zodra we klaar zijn met de opdracht” vertelde ik.
“Hoe vaak ga je naar je ouders?” vroeg mijn
mede­
student. “Dagelijks, vooral tijdens Rama-
dan moet ik mijn vasten bij hen breken” zei ik.
“Is dit verplicht? Zouden je ouders je slaan als
je niet naar hen gaat?” vroeg die medestudent.
Ik was een paar seconden stil en begreep echt
niet hoe hij mijn boodschap had geïnterpreteerd.
Dagelijks mijn ouders bezoeken hoort helemaal
niet verplicht te zijn. Ik weet wel dat het in
Nederland normaal is om je ouders dagen en
soms weken niet te zien, wat volgens de Arabi-
sche cultuur niet gepast is. Ik dacht dat mijn
medestudent een grapje maakte toen hij de
woorden “verplicht en slaan” gebruikte.
Toch was dit geen grapje, want het bleek hem
vreemd voor te komen om elke dag bij je ouders
op bezoek te gaan. “Zoiets heb ik nooit eerder
gehoord” zei hij. Ik ben mij ervan bewust dat
zowel religies als culturen erg van elkaar kunnen
verschillen. De ene cultuur lijkt helemaal niet op
de andere, terwijl sommige culturen en religies
wel voor elkaar herkenbaar zijn. Dat gesprek
vond ik wel grappig en de andere studiegenoten
konden er ook van genieten en om lachen. Daar
was ik blij om. Maar aan de andere kan voelde
ik mij onbegrepen en moest ik veel over de Islam
vertellen om te laten weten dat we niet agres-
sief zijn en dat de verantwoordelijkheid vanuit
de diepte van je hart komt om veel aandacht
aan je ouders te besteden.
BIBLIOGRAFIE
Reekers, M. & Spijkerman, R. (2017). Professionele
gespreksvoering. Nederland: Pearson Benelux
B.V.
IK WAS EEN PAAR SECONDEN
STIL EN BEGREEP ECHT NIET
HOE HIJ MIJN BOODSCHAP
HAD GEÏNTERPRETEERD.
”
“
27
hoofdstuk 9 JONG-LEREN MET VERSCHIL
9
GOH, IK GA
TOCH EVEN DE
DOKTER HALEN
Interview met Eva Eikhout
INTERVIEW 	 Frederique de Rooij
Eva Eikhout (25 jaar) is opgegroeid in Groesbeek en
woont momenteel al zes jaar in Nijmegen. Eva is geboren
met korte armen en korte benen. Veel kan ze zelf, maar
met sommige dingen heeft ze hulp nodig, zoals bij het
aankleden en boodschappen doen. In 2018 studeerde
Eva af van de Hbo-opleiding Communicatie Media op
de HAN in Arnhem. Zij heeft daarna voor een jaar de BNN
Vara Academy gedaan, waarin ze is opgeleid tot presen-
tatrice en programmamaker. Bij de jongerenrubriek van
De Wereld Draait Door, YUNG DWDD, heeft zij een tijd
gewerkt. In oktober 2020 kwam haar (succesvolle)
eerste serie online op YouTube, genaamd ‘Weet Wat Je
Date’. Ook is ze werkzaam als ZZP’er en krijgt ze verschil-
lende opdrachten als videoproducties maken, evenemen-
ten hosten of een functie als dagvoorzitter. Kortom: Eva
is lekker druk bezig! In oktober 2020 sprak ik haar over
haar levensverhaal. Eva is een open boek met een enorm
vlotte babbel en wijze levenslessen.
Waar begint jouw levensverhaal?
Ik begin zelf meestal bij dat m’n moeder zes maanden zwanger
was. Dus ik begin eigenlijk min drie maanden voor mijn geboor-
te. Dat ze toen voor een echo naar het ziekenhuis ging en toen
zei de assistente van ‘Goh, ik ga toch even de dokter halen’.
Toen kwam de dokter en die zei van ‘
Ja het klinkt misschien
heel raar, maar we kunnen de armen en de benen niet vinden’.
En m’n moeder en vader vonden dat natuurlijk ook wel echt
raar. Achteraf moet ik er altijd wel een beetje om lachen.
>
28
Stel je voor je zit in die kamer en ze zeggen
tegen je dat ze de armen en benen niet kunnen
vinden, dat is wel echt het laatste wat je ver-
wacht. Mijn moeder had heel sterk zoiets van
‘Het voelt gewoon zo goed en als het kind wil
komen dan komt ze maar’. En ik kwam, en ik ben
er nog steeds. Mijn vader moest er iets langer
aan wennen. Ik snap het wel, als vader ben je
niet zwanger, je voelt het kind niet. Mijn vader
had echt zoiets van ‘Wat gebeurt mij nu?!’.
Volgens mij hebben ze het aan het eind van
de week ergens gehoord en toen gingen ze een
weekendje weg en toen was papa helemaal van
*droevige toon* ‘uhhuhhh’ en toen zei mama van
‘Gast doe ef tranqii! Dit voelt gewoon goed en
dit kind gaat er gewoon komen. Don’t worry’.
En toen was papa er eigenlijk ook wel oké mee.
Toen was ik geboren en toen zei mam *blije
toon* ‘
Ja je was zo MIJN kind’. Papa was ook
echt beretrots. En dat is denk ik ook het funda-
ment geweest van hoe ik in het leven sta en
altijd het gevoel heb gehad dat ik prima ben
hoe ik ben zeg maar.
Je begon dus eigenlijk in je leven al met
het gevoel dat je er mag zijn. Ik kan me
voorstellen dat je je ook wel eens anders
hebt gevoeld dan anderen?
Nou, ik denk dat ik gewoon heel erg ben opge-
groeid met ‘We gaan niet ontkennen dat ik een
beperking heb, absoluut niet, maar het is ge-
woon een bijzaak in mijn leven’. En bijvoorbeeld
thuis, we hadden ook niet lijpe aanpassingen.
Gewoon heel veel krukjes en er hing een touwtje
aan de deurklink met een kraaltje, zodat ik de
deurklink open kon maken met het kraaltje.
Mama en papa hadden gewoon iets van ‘
Ja als
we het hele huis hier gaan aanpassen en jij komt
ergens anders kan je geen reet meer’. Ik kon
natuurlijk wel gewoon lopen, klimmen en spelen,
dat soort dingen. Dus we hebben gewoon altijd
praktische oplossingen bedacht. Waardoor ik
heb geleerd heel erg zelfredzaam te zijn en
het is niet zo dat pap en mam minder boos
werden op mij dan op mijn zusjes, snap je?
Gewoon super gelijkwaardig opgevoed, ieder-
een hetzelfde. Ik weet wel dat ik anders ben en
dat ik een beperking heb, maar het is niet zo dat
ik het gevoel heb dat ik meer of minder ben dan
iemand anders. En ik denk dat dat wel heel fijn
is en ook hoe ik nu in mijn leven sta.
Toen je naar de basisschool ging, hoe ging
dat? Ging je naar het speciaal onderwijs?
Nou, mijn ouders hebben wel gekeken naar zo’n
speciale crèche, die is ook gratis. Maar mama
dacht meer van ‘
Ja het is eigenlijk niet zo nodig,
we zouden niet zo goed weten waarom’. En
ze vonden het ook wel fijner om mij te laten
opgroeien in een omgeving zoals de maat-
schappij er straks uitziet. Dus toen ben ik naar
een reguliere crèche gegaan en toen ben ik ook
doorgestroomd naar regulier onderwijs. Geluk-
kig zat onze basisschool echt om de hoek, dus
ik kon daar met de elektrische rolstoel naartoe.
Daar waren ook altijd juffen die mij hielpen naar
het toilet. Dat was eigenlijk het enige wat ik
nodig had. Hulp bij het toilet en bij het omkleden
bij gym. Toen ik ouder werd deden mijn vriendin-
netjes het omkleden. Ja, verder had ik een aan-
gepaste bureaustoel. Dus vooral praktische
dingen.
Heb je ooit het gevoel gehad dat de
leerlingen anders met jou omgingen?
Nee, dat had ik zelf helemaal niet. In groep 1
duurde het wel altijd een week of 1-2 totdat alle
kleuters aan mij gewend waren. Er was dan elk
jaar een lichting nieuwe kleuters en die dachten
dan echt ‘Huh wat de f*ck is dat?!’ Na twee
weken was het gewoon normaal en dan wist
iedereen ervan. Ik was ook niet op m’n mondje
gevallen, dat moet ik ook wel zeggen. Dat heeft
ook wel geholpen, ik trok wel gewoon m’n mond
open. Ik liet me echt niet pesten ofzo.
Dat scheelt natuurlijk wel.
IK WILDE VROEGER ALTIJD FIETSEN, NOU
IK KON WEL EEN FIETS GAAN KOPEN, MAAR
DAAR GING IK NIET VAN LEREN FIETSEN.
TUURLIJK MAG JE HET K*T VINDEN, MAAR
BLIJF ER NIET IN HANGEN, WANT DAAR GA
JE OOK NIET VAN KUNNEN FIETSEN.
”
“
29
Is dat ook iets waar jij je kracht vandaan
haalt?
Ja, mijn verbale communicatie denk ik wel heel
erg. Met mijn ogen spreken en de woorden die
ik zeg. Ik denk dat die dingen ook wel echt de
kracht zijn van mij. Dat zei laatst nog iemand
tegen mij van ‘
Ja als jij wordt aangevallen ben
jij echt niet sterk om terug te vechten, maar
mondig ben je wel heel sterk’. Dat is wel echt
een soort van kracht van mij denk ik ja.
Wat zou je tegen iemand zeggen die geboren
wordt met dezelfde beperking als jij?
Dan zou ik tegen die ander heel erg zeggen dat
je niet moet denken dat de wereld zich aanpast
aan jou. Als er iets is wat ik heb geleerd door
de jaren heen is dat je als je érgens toe in staat
bent, is dat je eigen regie over je leven. Natuur-
lijk is dat makkelijker gezegd dan gedaan, als je
echt tot niks in staat bent is dat voor een mens
echt lastig. Toch ben ik er wel van overtuigd dat
dat de mens het meest gelukkig maakt, om zo
onafhankelijk mogelijk te zijn, zelf te bepalen
wat je doet in je leven en ik heb gewoon vaak
het idee dat mensen met wat voor een beper-
king dan ook zeggen van ‘
Ja die instelling heeft
mij verkeerd behandeld of dit is k*t geregeld of
die rolstoel is niet goed’. En dan denk ik van ‘
Ja
je kan ook zelf een actieve houding aannemen
en zelf gewoon regelen dat het wel goed gere-
geld wordt’. Keerzijde is wel dat ik bijvoorbeeld,
ik woon dan hier op mijzelf en ik heb een team
van zorgverleners, zes meiden, die mij elke dag
komen helpen bij mijn verzorging. Die moet ik
iedere week inplannen, elke dag contact mee
hebben, ik moet hun uren declareren en hun
contracten opstellen. Het is soort van mini
bedrijf dat je voor jezelf hebt. Soms heb ik daar
echt geen zin in en is het echt een takke werk,
maar aan de andere kant bepaal ik zelf wie er
aan mijn lichaam komt, wie er in mijn huis komt,
in mijn privé komt, snap je? Daarmee houd ik
zoveel mogelijk regie over mijn eigen leven. Ik
probeer gewoon altijd te kijken van wat wil ik,
hoe kan ik kijken hoe ik daar kom en niet van
dat iemand dat moet regelen voor me. Je moet
gewoon zelf in control blijven in hoeverre je dat
dan kan.
En tuurlijk heb ik wel van die dagen dat ik even
geen zin heb in die handicap, ik zeg dan vaak dat
het een jas is die niet lekker zit en die dan niet
uit kan. Ik vind het echt een pijnlijke gedachte
dat ik nooit een dag niet gehandicapt zal zijn in
mijn leven. Die dingen vind ik wel echt moeilijk,
maar je moet er niet in blijven hangen, want je
hebt er gewoon geen reet aan.
Je hebt wel al mooie oplossingen bedacht
zag ik: je hebt een eigen auto!!
Precies, nou die auto kwam niet voor m’n
achttiende, want dan mag je gewoonweg nog
niet autorijden, maar toen ik achttien was ben
ik wel meteen aan de slag gegaan daarmee.
Nu rijd ik al vier jaar overal heen waar ik wil, dat
is echt te gek! Dat is misschien dan wel weer
een voordeel, want als ik geen beperking had
gehad had ik waarschijnlijk ook nog geen auto
gehad. Soms heeft het ook wel leuke dingen.
Bij mij was de motivatie natuurlijk zo torenhoog.
Met die auto kocht ik letterlijk mijn vrijheid. Ik
vond het ook zo leuk, dat autorijden, dat ik dacht
‘Yeah!’ Mijn auto is helemaal aangepast. Heel
vet. Dat is natuurlijk ook wel weer cool dat ik in
deze tijd leef. Ik had de eerste vijf maanden wel
de hele tijd bekeuringen met te hard rijden haha.
Ze gaan natuurlijk echt geen gehandicapten­
korting geven of zoiets haha.
Waren er praktische aanpassingen bij jou
op de hogeschool?
Ik heb hier zelf een aangepast toilet en als je
op school zit kan je via UWV aanpassingen
aanvragen op school. Toen weet ik nog dat ik
ook zo’n aanpassing heb laten installeren. Dat
doen ze gewoon op zo’n invalide toilet. En ik
weet nog dat ik die op school heb laten instal­
leren en toen was ik even vergeten om dat te
overleggen met de school. Toen kwam er zo’n
monteur en toen zei ik van ‘
Ja hier op deze wc’
en toen kwam de conciërge op een gegeven
moment en die zei van ‘
Ja er is iemand op het
toilet iets aan het bouwen?!’ en toen zei ik ‘
Ja
dat is mijn nieuwe wc!’ toen zei hij ‘Heb je dat
wel tegen iemand gezegd?’ en toen dacht ik
ineens ‘k*t’. Kreeg ik zo’n mailtje van de HAN
‘Het is niet echt de bedoeling dat je dat zelf gaat
doen.’ Ja, maar goed als jullie die wc niet voor
mij aanpassen… En zij wilden mij niet helpen met
naar de wc gaan, die docenten dan. Ik heb wel
een tijdje thuiszorg gehad, maar die kwamen
dan om elf uur en als je dan om tien uur al
moest plassen had je een probleem weet je wel.
Helemaal k*t was dat. En toen dacht ik van
‘Dan laat ik wel zo’n wc installeren’. Dat is dus
ook beetje wat ik bedoel met je kan wel boos
worden op school, maar je kan ook kijken van
hoofdstuk 9 JONG-LEREN MET VERSCHIL
30
‘Oké hoe ga ik het dan regelen’. Ik was oprecht
vergeten om het door te geven, maar later
dacht ik wel van ‘F*ck jullie bitches, jullie willen
mij niet helpen, dus dan regel ik het zelf wel’.
Je kunt ook niet verwachten dat school weet
wat je nodig hebt. Ik weet ook niet wat iemand
die blind is nodig heeft. Dus ik denk dat het goed
is om zelf een actieve houding te hebben en er
samen naar te kijken wat er kan.
Kreeg je verder ondersteuning vanuit
school?
Ja ik heb wel eens een intake gehad met een
decaan. Maar ik vond haar dus niet zo. Zij was
een beetje van ‘
Ja hartstikke leuk dat je hier
komt studeren, maar we kunnen eigenlijk niks
voor je doen’ haha. Maar ja dan denk ik van ‘
Ja ik regel het wel zelf, want ik weet zelf wel
gewoon wat ik nodig heb’. Ik had wel een hele
chille slb’er, die altijd wel goed meedacht. Wat
ik bijvoorbeeld ook nog wel weet, dan gingen
we ergens naar toe, weet ik veel klassenuitje of
intro kamp. Dan moest ik ze er dus wel even aan
herinneren dat er dus een bus met een rolstoel,
zeg maar dat er een rolstoel in kan, zo’n dubbel-
dekker geregeld werd. Als ze daar zelf dan aan
denken, dat is gewoon vet.
Ik heb het idee dat je echt wel weet wat
je nodig hebt en wat je wilt. Ik kan mij ook
voorstellen dat je dit gevoel soms even
helemaal niet meer hebt. Is dit zo en praat
je hier dan met mensen over?
Ja, dat klopt zeker. Dat heb ik op de middelbare
school gehad. Als je met een beperking naar de
middelbare school gaat krijg je een ambulante
begeleider toegewezen. En dat is iemand die
eigenlijk zorgt dat jij op het regulier onderwijs
zo goed mogelijk kan meedraaien. Dus als ik
eigenlijk een bureaustoel nodig had, dan regelde
zij dat. Of als we een uitje hadden zorgde zij
ervoor dat die bus een rolstoelplek had, weet
je wel? Toen ik aan het puberen was, had ik voor
het eerst een moment dat ik dacht ‘Ik heb echt
GEEN zin meer om gehandicapt te zijn’. Tja dat
kan je wel zeggen, maar daar ga je niet ‘onge-
handicapt’ van worden. Maar toen ben ik wel
met haar wekelijks op gesprek gegaan en toen
heeft zij mij heel erg de eerste stappen van een
handicapverwerking geleerd. Wat daarbij komt
kijken, dat je je voelt zoals je je voelt, hoe je
daarmee om kan gaan et cetera. Ik vond dat
toen ook heel waardevol. Toen ik bij BNN Vara
ging werken gebeurde het weer opnieuw.
Toen ben ik wel naar een ervaren gecertificeerd
persoon gegaan. Zij was eigenlijk, ja hoe noem
ik dat, een rouw specialist. Zij was in ieder geval
gespecialiseerd in rouwprocessen, omdat een
handicap vergeleken wordt met een rouwpro-
ces. Je hebt namelijk iets niet wat je ook nooit
zal krijgen en daar moet je het dan ook maar
mee doen. Toen heb ik een aantal sessies bij
haar gehad en dat vond ik ook echt mega
waardevol. Omdat ik in één keer zag waar mijn
pijnpunten zaten met de beperking en waarom
die dan op bepaalde momenten van mijn leven
heel sterk naar voren kwamen. Dus bijvoorbeeld
toen ik op kamers ging wonen. Mijn huisgenoten
waren heel druk met welke bank ze wilden, maar
ik was zo druk met zorgen dat die zorg goed
geregeld was, dat mijn budget goed geregeld
was, want ik heb een persoonsgebonden bud-
get, PGB, daarmee koop je zorg in. Ik moest
de juiste contracten vinden, ik moest nog
zorgverleners zoeken, ik moest een soort van
sollicitatiegesprekken met hen doen. Nu is dat
het allemaal waard geweest hè, want ik ben
super blij met mijn zorgteam en dat ik dus kan
kiezen wie er aan mijn lijf zit, maar de weg
ernaar toe was zo intens. Ik moest zoveel zorgen
en het was allemaal nieuw en niemand die je
helpt. En op dat soort momenten vond ik het
dus heel fijn om het daar met iemand over te
hebben. Als er dus een nieuw hoofdstuk in mijn
MENSEN MOETEN GEWOON WENNEN AAN DINGEN.
NET ZOALS CORONA, NIEMAND WEET HOE HET
WERKT DAAROM HEEFT IEDEREEN HET EROVER.
WANT ALS MENSEN IETS NIET SNAPPEN, DAN GAAN
ZE ER NET ZOLANG OVER DOOR TOTDAT ZE HET
SNAPPEN. DAT IS GEWOON ZO.
”
“
31
leven is en iets groots verandert en ik dus moest
zorgen dat ik op locatie een aangepast toilet
heb, dat er zorg is als ik dat nodig heb, dat ik
de auto ergens kan parkeren, weetjewel die
praktische zaken gewoon. Ja, dat is gewoon
altijd even extra werk. Dat is soms gewoon k*t.
Wat was de houding van die mevrouw?
Toen ik me ingeschreven had op die studie had
ik een gesprek met die decaan. Ja ik vond haar
dus niet zo meedenkend. Als in: stel je kan niet
voor mij zorgen dat er een docent mij naar het
toilet helpt, dan kan je ook zeggen ‘Goh ik
begrijp dat je dat nodig hebt, maar bij ons in de
protocollen staat nou eenmaal dat we dat soort
dingen niet doen. Maar misschien kunnen we
een thuiszorg laten komen of…’ Snap je? In
plaats van te zeggen ‘Nee dat doen we hier niet’.
Dat iets niet kan, à la. Maar toon in ieder geval
begrip ofzo. Doe niet alsof ik iets onmogelijks
vraag. Ik denk dat het heel erg in de communi-
catie ligt en of je open staat om iemand te
helpen.
Heb je weleens het idee dat mensen het
lastig vinden om met jouw handicap om te
gaan en daardoor anders met jou omgaan?
Nou, het valt heel erg mee. Ik heb wel het idee
dat ze soms aan het afkijken zijn hoe ik dan met
anderen aan het praten ben, snap je? Voordat
ze echt op me afstappen. Als ik ze voor het eerst
ontmoet: de hand geven is altijd een awkward
moment. De ene geeft een schouderklopje, de
ander een aai over m’n bol, weer een ander een
HELE harde hand of echt zo’n hele zachte. En ik
snap het ook wel. Ik steek altijd maar gewoon
mijn linkerarm uit, want die is het langste. Dan
denk ik altijd van ‘Ik zie wel wat ik terugkrijg’.
Dus die momenten zijn wel altijd meer awkward.
Maar ja als ik begin met praten komen ze er wel
snel achter dat ik gewoon capabel ben. Ik maak
ook vaak een grapje ofzo, beetje een ijsbreker.
Of dat ik laat merken dat ik er ook mee oké mee
ben. Dan zeggen ze van ‘Doe effe niet zo bijde-
hand’ en dan zeg ik ‘Huh welke hand?’, dan zie
je ze zo ‘Oohhhh” maar dan zit ik zelf lekker te
lachen. Dan geef je hen ook het gevoel van ‘
Joh
je kunt niks fout doen. Het is niet erg, maak je
niet druk, ik ben echt niet gekwetst als je iets
onhandigs zegt’. Bijvoorbeeld ook een vriendin
die vroeg aan een ander van ‘
Jo, Eef is binnen-
kort jarig, wat zal ik voor d’r verjaardag geven?’
Toen zei die ander van ‘Doe anders een arm-
band ofzo’ ‘Een armband?!’ ‘
Ja dat is toch
hartstikke leuk, een armband?’ ‘Eef een arm-
band?!’ ‘Ohhh, ja dat kan helemaal niet!’. Maar
toen dacht ik zó chill dat mensen er niet meer
over nadenken! Soort van bewijs dat ik echt
word gezien als mijzelf.
Zie jij nog mogelijkheden of heb jij nog
tips om diversiteit meer zichtbaar en
toegankelijker te maken?
Nou, je weet gewoon dat mensen vragen
hebben. Je kan mensen ook niet verwijten dat
ze vragen hebben, maar ik heb altijd het idee
dat als ik het al een keer heb verteld hoe het
een beetje werkt en hoe het gaat, dan is het
daarna zó oké. Bijvoorbeeld iemand met autis-
me: vertel gewoon wat je hebt. Leg het uit,
jij bent nu in staat om je eigen ambassadeur
van je eigen beperking te zijn. Je bent het
visite­
kaartje van jezelf en je bent ambassadeur
van je eigen beperking, dus je kan letterlijk alles
vertellen wat je zou willen vertellen. Ik kan ver-
tellen over mijzelf, daarmee zorg ik dat het echt
niet zielig is. Want ik wil niet zielig gevonden
worden, dus ik ga echt niet voor de klas staan
en zielig zeggen *zielige toon* ‘
Jaaa toen ik
geboren werd...’ Weet je wel?
Dus het bespreekbaar maken van
de beperking?
Ja en ik denk bijvoorbeeld ook, maar dat is
dan los van school, dat bijvoorbeeld het jeugd-
journaal iemand moet laten presenteren met
een beperking, want dan komen jonge kinderen
daarmee al in aanraking met het jeugdjournaal.
Hoe vet is het dat je dan een presentator hebt
die even wat anders is. Hoe eerder je ermee
begint, hoe normaler het gaat worden.
hoofdstuk 9 JONG-LEREN MET VERSCHIL
AUTEUR 	 Peter Hendriks
FOTO	 Henne Arnolt Verschuren
Over spelen en
vechten met taal
in het gesprek
over diversiteit
en inclusie
10
ONGEMAK­
KELIJKE TAAL
‘In de afgelopen jaren ging het debat over diversiteit
en inclusie minstens zo vaak over het gemis aan gepaste
taal om het er met elkaar over te kunnen hebben. Mensen
hebben het gevoel op eieren te moeten lopen en men
vraagt zich af of men bepaalde dingen nog wel kan benoe-
men en vooral hoe dan? Kun je nog over Marokkaanse
criminele jongeren spreken, over seksisme tegen vrouwen,
over homo’s als we steeds meer vragen stellen bij het
categoriseren van groepen? Wanhopig werden sommigen
ervan: moeten we het nu hebben over invaliden, gehandi-
capten, mensen met een beperking, fysiek uitgedaagden,
mensen met een rugzakje… (!)?? Samen met een collega
deed ik onderzoek naar de relatie tussen diversiteit en
ethiek en daarin kwamen we veel taalongemak tegen;
ook bij onszelf’
– Kanne, M. & Hendriks, P. 2019
Het is een fenomeen geworden: zie de taalgidsen die uit­
gegeven worden voor personeel van gemeenten, voor
musea, verpleging… met regels over hoe we iets of iemand
moeten benoemen. Moeten we dat wel willen, vragen velen
zich af: regels over wat mag en wat niet mag. Het toegeno-
men taalongemak vertelt ons iets over veranderingen in
de samenleving en eigenlijk hebben we nog geen passende
taal om hier woorden aan te geven.
33
hoofdstuk 10 JONG-LEREN MET VERSCHIL
Geen woorden, (alleen) maar daden
Ook in het taalgebruik lijkt de polarisatie in de
samenleving toe te slaan, de ene helft vraagt
om meer empathie en respect en de andere
helft stelt dat niemand hun het ‘vrije woord’
mag ontnemen en verwijt de ander vooral het
‘cultiveren van slachtofferschap’. Judith Butler
(1997) verdiept zich in ‘Opgefokte taal’ (Excitable
Speech) in de discussie over vrije meningsuiting.
‘Zeggen wat je denkt’ is in de afgelopen jaren
een beladen begrip geworden. De veelgeprezen
vrijheid van meningsuiting stuit in de praktijk
namelijk op grenzen. Woorden zouden volgens
sommigen geen fysieke schade tot gevolg heb-
ben of iemand belemmeren in de uitoefening
van vrijheden. Dit wordt door Butler bestreden.
Zij stelt: spreken en doen zijn niet te scheiden.
Woorden kunnen nu eenmaal kwetsen en heb-
ben dan tastbare gevolgen. Zij onderzoekt wat
woorden tot daden maakt.
‘Woorden zijn niet alleen uitdrukkingen van
ideeën. Het zijn ook sociale acties.’ Taal kan
mensen net zo verwonden als een kogel.
Dat lijkt me van belang, zeker in een tijd waarin
steeds meer mensen hun expliciete steun
uitspreken voor etnische discriminatie, zoals
tijdens de verkiezingen van maart 2021 bleek.
De filosoof John Stuart Mill beziet het vanuit een
wat ander perspectief: jouw vrijheid stopt waar
die een ander schaadt. Dat betekent volgens zijn
redenering niet dat de vrijheid van meningsuiting
gebukt moet gaan onder het recht niet gekwetst
te worden. Niet gekwetst worden is geen recht.
Woorden hebben nu eenmaal geen fysieke
schade tot gevolg, noch belemmeren ze iemand
in de uitoefening van zijn of haar vrijheden.
Kortom, zolang er geen fysiek geweld mee is
gemoeid, of aantoonbare fysieke schade, is er
geen probleem. Kort gezegd, een andere opvat-
ting zou schade ‘subjectiveren’.
Framing
Framing in taal is in de afgelopen decennia aan
de orde van de dag: in de media, in de politiek en
de commercie. Wie een frame gebruikt, probeert
via woorden, en de beelden en gevoelens die ze
oproepen, de manier waarop anderen naar de
werkelijkheid kijken te beïnvloeden. Het frame
wordt een bril waardoor we bepaalde informatie
wel zien en andere juist niet. We doen het alle-
maal en kunnen er soms om lachen, zoals in het
voorbeeld van de Spoorwegen die het opeens
systematisch niet meer hadden over vertragin-
gen, maar over het later vertrekken van de
treinen. Volgens sommigen is dat echter minder
JE WEET EIGENLIJK NIET EENS MEER HOE JE EEN
GESPREK MOET VOEREN MET IEMAND DIE ANDERS
IS DAN JIJ. JE VINDT HET STEEDS LASTIGER OM
MET ECHT ANDEREN IN GESPREK TE GAAN, JE
LEERT NIET EEN VOORSTELLING TE HEBBEN VAN
DIENS LEEFWERELD. JE VERLIEST BINDING, HET
BESEF DAT JE SAMEN MET DIE ANDER BURGER
BENT IN DEZELFDE SAMENLEVING
– Ghorashi, 2019
”
“
Twee homomannen worden bruut mishandeld
omdat ze hand in hand lopen. De volgende dag
gaat het in de Nederlandse dagbladen over
‘Marokkaanse straatterreur’. Volgens Judith Butler
is hier iets grondig mis: de verworven vrijheden
van homoseksuelen worden misbruikt om een
andere minderheid uit te sluiten. Hetzelfde
gebeurde volgens haar na de massa-aanranding
tijdens een Oud en Nieuw in Keulen – plotseling
was progressief én conservatief Europa in rep
en roer over de bedreiging van vrouwenrechten.
‘We moeten ervoor waken dat de vrijheden van
homo’s en vrouwen voor het karretje worden
gespannen van conservatieve politieke agenda’s
om Europa wit te houden’, aldus Butler.
>
34
onschuldig en leidt het tot de verdenking van
het verbloemen van problemen en de realiteit.
Debatten over gevoelige woordkeuzes laten zien
waar er pijn zit. En ze brengen ons in contact
met dilemma’s. Als we over groepen praten,
spitst het dilemma zich vaak toe op vragen over
in- en uitsluiting. Enerzijds is er de behoefte om
een groep te beschermen door achterstelling
bespreekbaar te maken, anderzijds is er het
besef dat je mensen juist door ze te labelen
buiten de orde van het normale plaatst. Mensen
zijn voortdurend bezig met ‘talking in and out of
place’, ze zijn dus bezig met anderen of zichzelf
te zeggen er wel of niet bij te horen.
In de beleefde gevoelens van in- en uitsluiting
op verschillende plekken speelt taal een sleutel-
rol. Veel discussies over taal gaan in feite over
democratische vrijheden, zoals de vrijheid van
meningsuiting. Daarbij komt de vraag op of de
vrijheid van meningsuiting begrenst dient te
worden ten gunste van het recht om niet ge-
kwetst te worden. Een desk-search naar de
publicaties (2018-2020) over taalongemak in
de media levert een waaier op van thema’s die
inzicht geven in de debatten over gevoelige
woordkeuzes. Zo gaat het niet alleen over wat
gezegd kan worden en hoe, maar ook over wat
soms niet gezegd wordt, of bijvoorbeeld het
gebruik van terugkerende metaforen. Zo is de
metafoor van migranten als water niet nieuw.
In het migratiedebat lees en hoor je regelmatig
hoe we ‘overspoeld’ worden door een tsunami
van migranten, door ‘migratiegolven’ en ‘migra-
tiestromen’. De impliciete (en soms ook explicie-
te) conclusie is daarbij: we moeten de kraan
dichtdraaien en dammen opwerpen. Charlotte
Laarman promoveerde in 2013 aan de Universi-
teit Leiden met een proefschrift over framing in
het migratiedebat. Ze beschrijft de verschillende
metaforen die tussen 1945 en 2005 in Nederland
veel gebruikt werden. De watermetafoor kwam
volgens haar vooral veel voor in het debat over
Surinamers en Antillianen. Ze beschrijft hoe de
metafoor een gevoel van dreiging creëert,
zonder de omvang of aard van de dreiging te
benoemen: “De watermetafoor appelleerde aan
de Nederlandse angst voor het wassende water.
Door migranten te beschrijven als golven en
stromen in plaats van als mensen, ging het niet
over de noden en de rechten van de individuele
migrant.” Dit fenomeen wordt ook wel aangeduid
als ‘dehumanisering’.
Het recht om te kwetsen
Opvallend is dat dominant verwezen wordt naar
enerzijds de actualiteit met daarin veranderende
machtsverhoudingen, maar ook naar debatten
over hoe vrijheden (de vrijheid van meningsuiting
en de vrijheid van godsdienst) zich verhouden
tot het recht om niet gediscrimineerd te worden
(het anti-discriminatie beginsel). Het gaat in veel
artikelen over wie de definitiemacht heeft, maar
ook wie eigenlijk bepaalt wat leuk is, of wat
satire is. Humor wordt soms beschouwd als
ventiel in de moderne, complexe diverse samen-
leving, maar tegelijk wordt erkend dat humor ook
juist kan verdelen en polariseren. Kwetsen kan
een middel zijn om taboes te doorbreken, maar
heiligt dit doel de middelen?
Nicolaas Veul maakte voor de VPRO een persoonlijke documentaire ‘Pisnicht, the
Movie’, met als aanleiding de discussie die ontstond nadat Youp van ‘t Hek het
woord ‘pisnicht’ gebruikte in zijn show en NRC-column en er in Veronica Inside ook
homograppen werden gemaakt. ‘Minderheden moeten niet zeuren’, klonk het toen
daar kritiek op kwam. ‘Homo’ roepen of een homograpje maken: het gebeurt veel en
het lijkt redelijk normaal. Maar ben je een zeikerd als je iets van deze grappen zegt?
En waarom? Nicolaas Veul krijgt het verwijt de humorpolitie te zijn en reageert als
volgt: “Ik ben niet van de humorpolitie, integendeel. Net als de meeste homo’s heb
ik veel zelfspot. Het gaat ook echt niet om één of twee grappen, maar om de
optelsom, om de cultuur van alleen maar negativiteit. Ik verbied niets, ik roep alleen
op tot empathie. Kun je invoelen wat je een ander aandoet met die continue platte
stereotypen? En ben je bereid om eens een ander woord te kiezen?”
35
Het vrije woord is natuurlijk niet absoluut. Het is
per definitie ingeperkt. Het vrije woord is dus een
relatief begrip, het is niet per se emancipatoir
van karakter. Het kan ook de uitdrukking van
een machtsrelatie zijn, zoals een werkgever die
tegen zijn secretaresse voortdurend seksuele
toespelingen maakt. De roep om de vrije expres-
sie te beschermen klonk tevens in de profeet
Mohammed cartoon kwesties. Ook daarin werd
betoogd dat spot taboedoorbrekend is, eman­
ciperend en grensverleggend. De vrijheid van
meningsuiting impliceert nu eenmaal het wet­
telijke recht om te beledigen en te kwetsen.
Het is tegelijkertijd echter niet erg ethisch om
dat wat een ander dierbaar is af te kraken,
opzettelijk te kwetsen en belachelijk te maken.
Met andere woorden, het wettelijke recht op
beledigen dat de vrijheid van meningsuiting met
zich meebrengt moeten we niet verwarren met
een moreel recht op beledigen. Dit betekent
dus dat we wettelijk maximale ruimte moeten
creëren en ook behouden voor dat wat we
persoonlijk en moreel zoveel mogelijk moeten
ontmoedigen. Dit is een paradox en die schuurt
behoorlijk.
Woorden doen ertoe, zo concludeerde ook het
Nationaal Museum Wereldculturen al in de
gelijknamige onderzoekspublicatie in 2018. Het is
onmogelijk om de vele noodzakelijke gesprekken
over moeilijke thema’s zoals racisme, klimaat,
sociale ongelijkheid, vlucht en migratie, kolonia-
lisme, slavernijverleden, LHBTIQ+ rechten,
genderrollen, beperkingen en toegankelijkheid te
voeren zonder ons bewust te zijn van de taal die
we gebruiken en de spanningen (en emoties) die
deze oproept. Het idee dat sommige woorden
niet meer van deze tijd zijn, en zelfs racistisch,
vindt veel weerklank bij een breed en uiteenlo-
pend publiek, van academici en journalisten tot
andere burgers. Zo is de naam negerzoen (nu
chocozoen) in 2005 aangepast omdat deze
als discriminerend of racistisch kan worden
ervaren. ‘Ingrijpen’ in taal is in de ogen van
sommigen echter slechts een politiek correcte
daad, een overgevoeligheid, of een belachelijk
sentiment. Volgens anderen is het een poging de
geschiedenis te herschrijven. Woorden reprodu-
ceren stereotypen. Diversiteit brengt enige span-
ning met zich mee, omdat ze de comfortzones
en dagelijkse routines ter discussie stelt. We
voelen ons geconfronteerd als Nederlanders
met ons zelfbeeld dat we graag schetsen als
progressief en tolerant en waarmee we ook met
ons vingertje wijzen naar anderen. Maar opeens
zijn er dan ook weer de ‘black lives matter’
acties, die dat zelfbeeld weer onderuithalen.
De scherpste maatschappelijke discussies van
het afgelopen jaar gaan allemaal over hetzelfde:
machtsongelijkheid. Met de #MeToo beweging
kwamen over de hele wereld steeds meer
verhalen naar buiten over machtsmisbruik en
seksueel geweld, in de media, sport, kerken,
politieke partijen, ngo’s en vrijwel alle andere
instituten. Ver voor #MeToo discussieerden we
al jarenlang in december in de Zwarte Pietendis-
cussie over wie eigenlijk bepaalt hoe we met de
grenzen van onze tradities omgaan. Iedereen die
het feest viert, zou je denken. Maar daarin blijkt
de ene stem toch nog steeds zwaarder te wegen
dan de andere. Wie heeft grap- en woordmacht?
Wie heeft ‘definitiemacht’: wie bepaalt waar we
over praten en hoe? Dat verschuift. Dat is
duidelijk. Kleine minderheden worden groot.
Toch hebben al deze debatten wel wat met
elkaar gemeen. Ze gaan allemaal over de
grenzen van het toelaatbare: de vraag of alle
stemmen gehoord moeten worden, en zo niet,
wat de criteria zijn voor begrenzing. En in al die
gevallen worden de grenzen getrokken door de
hoofdstuk 10 JONG-LEREN MET VERSCHIL
KWETSEN KAN EEN MIDDEL
ZIJN OM TABOES TE DOOR­
BREKEN, MAAR HEILIGT DIT
DOEL DE MIDDELEN?
”
“
>
36
samenleving zelf, in de gedaante van grote
bedrijven, media, universiteiten, programma­
makers, werkgevers, de buurman, en onszelf.
Niet zo vreemd dat het debat hierover verhit is:
het gaat over de machtsverhoudingen binnen
de samenleving – een strijd waar niemand aan
ontkomt.
Woorden kunnen we zien als gestolde stukjes
geschiedenis, als de vertolkers van bestaande
patronen en machtsverhoudingen. Meer bewust-
zijn van wat taal allemaal herbergt zou ons ook
in het (hoger) onderwijs sieren. Met taal kunnen
we machtsverhoudingen bevestigen of juist
ontkrachten. Het is geen overbodige luxe ons
taalgebruik meer genderneutraal te maken als
we ongelijkheid tussen mannen en vrouwen
willen reduceren. Natuurlijk herschrijven we de
geschiedenis, dat doen we voortdurend (ook die
van onszelf!). Taal bepaalt voor een groot deel
hoe je naar de wereld kijkt en betekenis geeft
aan wat je in die wereld ziet. Daarmee is taal
niet alleen een middel om een boodschap over
te brengen, maar het is veel meer dan dat.
Tommy Wieringa had het in zijn column van
27 maart (NRC) over de vraag: kan ik in deze
tijd nog vrijuit spreken? Hij herhaalde het advies
van rapper Typhoon en dat doe ik hier nog
maar eens: ‘Wees moedig in je ongemak’.
REFERENTIES:
Excitable Speech. A Politics of the Performative.
Judith Butler (1997). Uitg.: Routledge, New York/
London.
Kanne, M. & Hendriks, P. (2019). Diversiteit als
ethisch vraagstuk. Uitg.: Hogeschool Utrecht.
www.filosofie.nl/judith-butler-taal-kan-mensen-
net-zo-verwonden-als-een-kogel/
Words Matter by NMVW - issuu
www.grenzeloos.org/content/over-het-taboe-
en-het-vrije-woord
Dat Zwarte Cross capituleerde is jammer:
laat de satire niet sneuvelen | Trouw
Ghorashi, H., 2019 in: www.zorgwelzijn.nl/exclu-
sie-is-natuurlijker-dan-inclusie/
www.vpro.nl/programmas/pisnicht-the-movie.
html
www.nrc.nl/nieuws/2018/06/29/geen-mensen-
maar-stromen-en-golven-komen-eraan-
a1608417
www.trouw.nl/home/debat-over-gevoelige-
woorden-laat-de-pijn-zien~a282c231/
www.brainwash.nl/bijdrage/kleine-minderheden-
worden-groot
www.sevendays.nl/nieuws/musea-komen-met-
gevoelige-woorden-boekje
www.nrc.nl/nieuws/2008/03/21/woorden-zijn-
daden-11512132-a772031
www.nrc.nl/nieuws/2018/12/28/op-zoek-naar-de-
gedachtenpolitie-a3127201
37
38
April 2020, begin van de eerste lockdown
De mevrouw ploft neer in het vier-stoelen compartimentje naast
mij. Ook zo’n open compartimentje dus. We gaan op weg naar
Amsterdam, en ik reis door naar Castricum. Ze eet een wrap, stalt
haar spullen uit en begint een telefoongesprek. Op luide toon. Ik
zoek op mijn telefoon dat stukje over hoogsensitiviteit waar een
vriendin het vanochtend over had en begin te lezen. Ineens timmert
mevrouw driftig op het raamtafeltje. Ze heeft het tegen mij!
Misschien al de hele tijd? Op dezelfde luide toon blaft ze:
“wat is dit voor kanaal waar we nu langsrijden?”
“Het Amsterdam-Rijnkanaal”, denk ik.
Dat roept een hele reeks luide vragen op:
“waar komt dit kanaal dan precies binnen in Amsterdam?
Hoezo is dit het Amsterdam-Rijnkanaal, waar komt dit dan in
de Rijn? Hoe loopt de Rijn dan?”
Ze kent wel de Maas en de Waal, en weet dat het er drie zijn, dus
dat de Rijn erbij hoort, maar waar loopt die dan precies? Ik probeer
er tussendoor te komen, maar ze blijft maar vragen op me afvuren.
Ze betrekt Leidse Rijn, de Kromme Rijn, de Vecht die naar Amelis-
weerd loopt, de Schippersbrug in Utrecht erbij, en herhaalt steeds
maar of ik weet langs welke plaatsen de Rijn nu toch loopt. Als ze
even ademhaalt pers ik “Arnhem” ertussen.
“Arnhem ja! En ook Nijmegen? En waar dan toch bij Utrecht?”
Ze heeft het echt allemaal al gehad, in klas 2 vroeger in Suriname,
maar dit is nu toch wel heel wat anders, hè. Dit is een lesje in
praktische kennis wat we nu krijgen!
“Heb jij dan geen smartphone”, vraagt ze ineens beschuldigend.
“
Jawel”, zeg ik bedremmeld.
“Nou, zoek het dan eens op!”
Braaf zoek ik het op. De hele coupé leeft mee, begrijp ik uit het
gegniffel. Iemand schraapt zijn keel. Opnieuw scandeert ze hard,
plaatsnamen ditmaal:
“Arnhem, Wageningen, Culemborg, Everdingen,
Wijk bij Duurstede.”
Elke naam herhaalt ze daarbij een paar keer. Ook hoest ze uit-
voerig en er verschijnt een zakdoek. Daarin begint ze uitbundig
HET LESJE
PRAKTISCHE
KENNIS
11
AUTEUR	 Hanke Drop
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil
Tijdschrift Jong-leren met Verschil

Mais conteúdo relacionado

Mais procurados

Nghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdf
Nghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdfNghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdf
Nghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdf
Man_Ebook
 
Các nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩm
Các nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩmCác nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩm
Các nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩm
Huỳnh Phát
 

Mais procurados (20)

slide thue gtgt
slide thue gtgtslide thue gtgt
slide thue gtgt
 
Luận văn: Xây dựng và sử dụng mẫu trong dạy học làm văn nghị luận
Luận văn: Xây dựng và sử dụng mẫu trong dạy học làm văn nghị luậnLuận văn: Xây dựng và sử dụng mẫu trong dạy học làm văn nghị luận
Luận văn: Xây dựng và sử dụng mẫu trong dạy học làm văn nghị luận
 
Luận văn: Nghiên cứu hành vi mua hàng trực tuyến của sinh viên TP.HCM
Luận văn: Nghiên cứu hành vi mua hàng trực tuyến của sinh viên TP.HCMLuận văn: Nghiên cứu hành vi mua hàng trực tuyến của sinh viên TP.HCM
Luận văn: Nghiên cứu hành vi mua hàng trực tuyến của sinh viên TP.HCM
 
Luận văn: Bản sắc văn hóa Tây Nguyên trong văn xuôi H’Linh Niê
Luận văn: Bản sắc văn hóa Tây Nguyên trong văn xuôi H’Linh NiêLuận văn: Bản sắc văn hóa Tây Nguyên trong văn xuôi H’Linh Niê
Luận văn: Bản sắc văn hóa Tây Nguyên trong văn xuôi H’Linh Niê
 
Hồ sơ mới thầu gói dịch vụ phi tư vấn thái nguyên
Hồ sơ mới thầu gói dịch vụ phi tư vấn thái nguyênHồ sơ mới thầu gói dịch vụ phi tư vấn thái nguyên
Hồ sơ mới thầu gói dịch vụ phi tư vấn thái nguyên
 
Tác động của chất lượng dịch vụ xe bus tới sự hài lòng khách hàng tại Hà Nội
Tác động của chất lượng dịch vụ xe bus tới sự hài lòng khách hàng tại Hà NộiTác động của chất lượng dịch vụ xe bus tới sự hài lòng khách hàng tại Hà Nội
Tác động của chất lượng dịch vụ xe bus tới sự hài lòng khách hàng tại Hà Nội
 
Quản trị dự án đầu tư
Quản trị dự án đầu tưQuản trị dự án đầu tư
Quản trị dự án đầu tư
 
Tìm hiểu vẻ đẹp và giá trị triết lý trong dạy học bài thơ Nhàn của Nguyễn Bỉn...
Tìm hiểu vẻ đẹp và giá trị triết lý trong dạy học bài thơ Nhàn của Nguyễn Bỉn...Tìm hiểu vẻ đẹp và giá trị triết lý trong dạy học bài thơ Nhàn của Nguyễn Bỉn...
Tìm hiểu vẻ đẹp và giá trị triết lý trong dạy học bài thơ Nhàn của Nguyễn Bỉn...
 
Nghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdf
Nghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdfNghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdf
Nghiên cứu công nghệ sấy thăng hoa sản xuất sữa chua phục vụ cho sản xuất.pdf
 
Khảo sát các tương tác biểu tượng trong ca từ Trịnh Công Sơn
Khảo sát các tương tác biểu tượng trong ca từ Trịnh Công SơnKhảo sát các tương tác biểu tượng trong ca từ Trịnh Công Sơn
Khảo sát các tương tác biểu tượng trong ca từ Trịnh Công Sơn
 
Các nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩm
Các nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩmCác nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩm
Các nhân tố bên trong ảnh hưởng đến chất lượng sản phẩm
 
Niềm bi cảm (aware) trong Truyện Genji của Murasaki Shikibu
Niềm bi cảm (aware) trong Truyện Genji của Murasaki Shikibu Niềm bi cảm (aware) trong Truyện Genji của Murasaki Shikibu
Niềm bi cảm (aware) trong Truyện Genji của Murasaki Shikibu
 
Luận văn: Hoạt động xuất nhập khẩu tỉnh Hải Dương, HOT
Luận văn: Hoạt động xuất nhập khẩu tỉnh Hải Dương, HOTLuận văn: Hoạt động xuất nhập khẩu tỉnh Hải Dương, HOT
Luận văn: Hoạt động xuất nhập khẩu tỉnh Hải Dương, HOT
 
Đề tài phân tích hoạt động sản xuất kinh doanh của công ty lâm nghiệp, HOT ...
Đề tài  phân tích hoạt động sản xuất kinh doanh của công ty lâm nghiệp,  HOT ...Đề tài  phân tích hoạt động sản xuất kinh doanh của công ty lâm nghiệp,  HOT ...
Đề tài phân tích hoạt động sản xuất kinh doanh của công ty lâm nghiệp, HOT ...
 
Cảm thức hiện sinh trong truyện ngắn Việt Nam (1986 - 2010), HOT
Cảm thức hiện sinh trong truyện ngắn Việt Nam (1986 - 2010), HOTCảm thức hiện sinh trong truyện ngắn Việt Nam (1986 - 2010), HOT
Cảm thức hiện sinh trong truyện ngắn Việt Nam (1986 - 2010), HOT
 
Nghiên cứu tăng cường chế phẩm sinh học để sản xuất phân vi sinh từ phế thải ...
Nghiên cứu tăng cường chế phẩm sinh học để sản xuất phân vi sinh từ phế thải ...Nghiên cứu tăng cường chế phẩm sinh học để sản xuất phân vi sinh từ phế thải ...
Nghiên cứu tăng cường chế phẩm sinh học để sản xuất phân vi sinh từ phế thải ...
 
Hoàn thiện công tác lập kế hoạch kinh doanh của công ty Traphaco
Hoàn thiện công tác lập kế hoạch kinh doanh của công ty TraphacoHoàn thiện công tác lập kế hoạch kinh doanh của công ty Traphaco
Hoàn thiện công tác lập kế hoạch kinh doanh của công ty Traphaco
 
Những vấn đề lý luận thường gặp trong đề thi học sinh giỏi ngữ văn
Những vấn đề lý luận thường gặp trong đề thi học sinh giỏi ngữ vănNhững vấn đề lý luận thường gặp trong đề thi học sinh giỏi ngữ văn
Những vấn đề lý luận thường gặp trong đề thi học sinh giỏi ngữ văn
 
Luận án: Đặc trưng thơ văn xuôi Việt Nam hiện đại, HAY
Luận án: Đặc trưng thơ văn xuôi Việt Nam hiện đại, HAYLuận án: Đặc trưng thơ văn xuôi Việt Nam hiện đại, HAY
Luận án: Đặc trưng thơ văn xuôi Việt Nam hiện đại, HAY
 
Tcvn iso 22000
Tcvn iso 22000Tcvn iso 22000
Tcvn iso 22000
 

Semelhante a Tijdschrift Jong-leren met Verschil

Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)
Avansa Mid- en Zuidwest
 
Het verhaal van een vreemde
Het verhaal van een vreemdeHet verhaal van een vreemde
Het verhaal van een vreemde
Parisa Amin
 
essay_ruud_klarus
essay_ruud_klarusessay_ruud_klarus
essay_ruud_klarus
Klarus Ruud
 
Pedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiek
Pedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiekPedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiek
Pedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiek
Miriam Klamer
 
Ab 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleiding
Ab 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleidingAb 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleiding
Ab 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleiding
efgriff
 
Er leiden meer wegen naar ouders
Er leiden meer wegen naar oudersEr leiden meer wegen naar ouders
Er leiden meer wegen naar ouders
Lex Hupe
 

Semelhante a Tijdschrift Jong-leren met Verschil (20)

Familievriendelijke musea - Tine Rommens
Familievriendelijke musea - Tine RommensFamilievriendelijke musea - Tine Rommens
Familievriendelijke musea - Tine Rommens
 
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs? (Danny Wildemeersch)
 
Scholen_om_van_te_leren
Scholen_om_van_te_lerenScholen_om_van_te_leren
Scholen_om_van_te_leren
 
Keynote Lesage Munyemana - Onderwijs verbindt - HO-link 2017
Keynote Lesage Munyemana - Onderwijs verbindt - HO-link 2017Keynote Lesage Munyemana - Onderwijs verbindt - HO-link 2017
Keynote Lesage Munyemana - Onderwijs verbindt - HO-link 2017
 
Het verhaal van een vreemde
Het verhaal van een vreemdeHet verhaal van een vreemde
Het verhaal van een vreemde
 
Culturele en sociale bindingen bij Indische senioren en de wenselijkheid van ...
Culturele en sociale bindingen bij Indische senioren en de wenselijkheid van ...Culturele en sociale bindingen bij Indische senioren en de wenselijkheid van ...
Culturele en sociale bindingen bij Indische senioren en de wenselijkheid van ...
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
 
“Als leren een probleem wordt ...” over educatie, volwassenheid en democratie...
“Als leren een probleem wordt ...” over educatie, volwassenheid en democratie...“Als leren een probleem wordt ...” over educatie, volwassenheid en democratie...
“Als leren een probleem wordt ...” over educatie, volwassenheid en democratie...
 
essay_ruud_klarus
essay_ruud_klarusessay_ruud_klarus
essay_ruud_klarus
 
De mangoboom in bloei, porofessioneel inzetten op solidariteit in superdivers...
De mangoboom in bloei, porofessioneel inzetten op solidariteit in superdivers...De mangoboom in bloei, porofessioneel inzetten op solidariteit in superdivers...
De mangoboom in bloei, porofessioneel inzetten op solidariteit in superdivers...
 
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijsHoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs
Hoe positief omgaan met diversiteit in het onderwijs
 
Magazine nr 2 Onderwijs-vanuit het hart, juni 2013
Magazine nr 2 Onderwijs-vanuit het hart, juni 2013Magazine nr 2 Onderwijs-vanuit het hart, juni 2013
Magazine nr 2 Onderwijs-vanuit het hart, juni 2013
 
Magazine onderwijs vanuit het hart 2013juni interview Astrid
Magazine onderwijs vanuit het hart  2013juni interview AstridMagazine onderwijs vanuit het hart  2013juni interview Astrid
Magazine onderwijs vanuit het hart 2013juni interview Astrid
 
Pedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiek
Pedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiekPedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiek
Pedagogiek 1.1 dt vt, bijeenkomst 2, historische pedagogiek
 
Ab 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleiding
Ab 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleidingAb 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleiding
Ab 00 de ambulant begeleider & de kunst van de begeleiding
 
J.Duarte_Workshop Diversiteit, inclusie en wereldburgerschap_compressed.pdf
J.Duarte_Workshop Diversiteit, inclusie en wereldburgerschap_compressed.pdfJ.Duarte_Workshop Diversiteit, inclusie en wereldburgerschap_compressed.pdf
J.Duarte_Workshop Diversiteit, inclusie en wereldburgerschap_compressed.pdf
 
UiTforum 2011 - leesbaarheid - toegankelijk communiceren
UiTforum 2011 - leesbaarheid - toegankelijk communicerenUiTforum 2011 - leesbaarheid - toegankelijk communiceren
UiTforum 2011 - leesbaarheid - toegankelijk communiceren
 
Er leiden meer wegen naar ouders
Er leiden meer wegen naar oudersEr leiden meer wegen naar ouders
Er leiden meer wegen naar ouders
 
Catalogus Fail Faster - de Nederlandse School
Catalogus Fail Faster - de Nederlandse School Catalogus Fail Faster - de Nederlandse School
Catalogus Fail Faster - de Nederlandse School
 
20190220 leerfestival 2019
20190220 leerfestival 201920190220 leerfestival 2019
20190220 leerfestival 2019
 

Tijdschrift Jong-leren met Verschil

  • 1. 1 over diversiteit & inclusiviteit JONG- LEREN MET VERSCHIL
  • 2. 2 2021 Deze publicatie is tot stand gekomen met financiële ondersteuning van het ministe- rie voor Onderwijs, Cultuur en Weten- schap. De Hogeschool Utrecht heeft voor het project ‘ Jong-leren met verschil’ een aanvraag ingediend in het kader van de Student4Student-campagne. Het Expertisecentrum diversiteitsbeleid ECHO heeft de aanvraag beoordeeld en voorgedragen voor honorering door het ministerie. Ook heeft ECHO het project ‘ Jong-leren met verschil’ in de uitvoering begeleid. •ECHO – Expertise Centrum Diversiteits beleid (echo-net.nl) •Algemeen (students-4-students.nl) •Toespraak van minister Van Engels- hoven bij ECHO/Students4Students | Toespraak | Rijksoverheid.nl Contactadres peter.hendriks@hu.nl Ideevorming en illustratie Hamed (Niekan) Yousefi Alizé Redactie Hanke Drop Ontwerp Studio Vrijdag MEEGEWERKT Waarom willen wij graag dat jij dit tijdschrift leest? “Ik houd van het schrijven van verslagen, daarom trok het maken van een tijdschrift mij aan en al helemaal als het over diversiteit en inclusie gaat. Diversiteit en inclusie betekenen voor mij, zijn wie je wilt zijn en je op je gemak voelen bij elkaars verschillen”. – Natali Szerman, Student Logopedie “Diversiteit is power. Als we elkaar leren kennen, maken we deze diversiteit tot actie. Laat ons elkaar ontdekken door dit tijd- schrift’’. – Petra Naser Eddin, Masterstudent Community Development “In ons mooie ‘ Jong-Leren met Verschil’ project draait het om ervaringen van studenten in relatie tot inclusie en diversiteit. Fantastisch welke narratieven dit oplevert, waarvan een deel nu ook zijn weg naar dit tijdschrift vindt!” – Hanke Drop, Onderzoeker “Ik ben van mening dat hoe diverser de groep is, des te meer je kan bereiken. Alleen ga je misschien sneller, maar samen kom je verder! Laten zien hoe mooi diversiteit kan zijn, dat is waarom ik deelneem aan dit project”. – Frederique de Rooij, Student Mondzorgkunde “Diversiteit betekent voor mij elkaars overeenkomsten erkennen en herkennen en elkaars verschillen trachten te begrijpen en benutten. Het is bovendien niet alleen het accepteren van de ander, maar ook hem serieus nemen met in gedachten dat iedereen het recht heeft om gerespecteerd te worden”. – Yasmin Zaghmut, Student Human Resource Management “Ik vind jezelf kunnen zijn een basisbehoefte en diversiteit is onlosmakelijk verbonden met jezelf kunnen zijn”. – Elias van Mourik, Student: Social Work “Ik wil graag dat iedere student zich gezien en welkom voelt!” – Harriët Rempe, Studentbegeleiding “In dit tijdschrift worden de ervaringen van mensen in hun leven gepresenteerd in de vorm van woorden. Ik hoop dat deze woorden anderen een gevoel van gelijkheid geven en tegelijkertijd duidelijk maken dat elk individu uniek is.” – Hamed (Niekan) Yousefi Alizé, Student International Business and Languages “Ik was erg enthousiast over het tijdschrift en ik vond het tof om eraan mee te mogen werken. In het artikel heb ik geprobeerd een algemeen beeld te geven van hoe voor mij de coronaperiode is geweest met betrekking tot mijn studieloopbaan.” – Heleen van Maldegem, Student Tolk Nederlandse Gebarentaal “Tegenwoordig is er steeds meer aandacht voor alle verschillende soorten diversiteit in de samenleving. Ik vind het belangrijk dat DEZE juist binnen een hogeschool als de HU, die verschillende soorten diversiteit kent, ook zichtbaar worden, zodat iedereen zich vrij voelt om ZICHZELF te laten zien en te zijn wie hij of zij is.” – Francis de Lima, Student Verpleegkunde “Ik ben blij dat ik mag publiceren in dit tijdschrift omdat ik denk dat het verschil kan maken. Tijdens mijn onderzoek ben ik erachter gekomen dat de HU nog een aantal mogelijkheden heeft om de inclusie te vergroten. Met dit artikel hoop ik dat studenten zich gezien voelen en dat de HU gemotiveerd wordt om aanpassingen te doen.” – Fabian uit den Bosch, Student Human Resource Management “Dan leen ik de woorden van Marieke Lucas Rijneveld: zij kan het zoveel mooier zeggen: ‘Nooit het verzet kwijtgeraakt, en toch inzien wanneer het niet jouw plek is, wanneer je moet knielen voor een gedicht omdat een ander het beter bewoonbaar maakt, niet uit onwil, niet uit verslagenheid, maar omdat je weet dat er zoveel ongelijkheid, dat er nog steeds mensen achtergesteld.’” “Daarom wil ik iets publiceren in de HU over diversiteit.” – Peter Hendriks, Projectleider S4S COLOFON
  • 4. 4 FROM BOOKS AND WORDS COME FANTASY, FROM FANTASY COMES UNION – Rumi Balkhi, vertaald door Coleman Barks Blijf thuis ” “
  • 5. 5 VOORWOORD INCLUSIVITEIT GAAT VOOR MIJ VOORAL OM HET VERMOGEN SAMEN TE KUNNEN LEVEN MET DE RADICAAL ANDERE. MET HET VERMOGEN OM HET HARTGRONDIG MET ELKAAR ONEENS TE ZIJN ZONDER ELKAAR DE VERNIELING IN TE JAGEN. IK WEET OOK NIET PRECIES HOE DAT MOET. IK DENK WEL DAT ÉÉN DING HEEL ERG VAN BELANG IS: EERST LUISTEREN VOORDAT JE ZELF BEGINT TE PRATEN. EERST PROBEREN TE BEGRIJPEN VOORDAT JE BEGINT TE OORDELEN – blog Evert Bisschop Boele, juni 2021 LIFE LIVES WITHIN POSSIBILITIES. LET’S DISCOVER OUR POSSIBILITIES BY KNOWING EACH OTHER AS A DIVERSE HUMAN KIND Welkom, lezer, bij deze innovatieve en inclusieve collectie! Het is een gezamenlijk en uniek diversiteitstijdschrift, gefinancierd door ECHO. En het is een van de producten van het Students4Students-project, ‘ Jong-Leren met Verschil’. Dit project liep over een periode van twee jaar op Hogeschool Utrecht (HU). Het doel was om de diversiteit van studenten en docenten van de HU zichtbaar te maken en de kennis daarover te vergroten. Levensverhalen en ervaringskennis staan ​​ centraal in het project. Dat blijkt uit alle bijdragen met uiteenlopende achtergronden: van studenten, docenten tot experts op het gebied van diversiteit. We wensen je veel leesplezier! Super als je actief wilt meewerken aan de verspreiding van het tijdschrift binnen (en ook buiten) de HU, waarvoor dank! – Hamed (Niekan) Yousefi Alizé, initiatiefnemer van dit tijdschrift ” “
  • 6. ELIAS VAN MOURIK YASMIN ZAGHMUT FREDERIQUE DE ROOIJ HELEEN VAN MALDEGEM HAMED (NIEKAN) YOUSEFI ALIZÉ HANKE DROP FRANCIS DE LIMA NATALI SZERMAN FABIAN UIT DEN BOSCH HARRIËT REMPE PETER HENDRIKS PETRA NASER EDDIN
  • 7. PAGINA 8 INTERVIEW Peter Hendriks PAGINA 13 INTERVIEW Saire Akçe PAGINA 16 Leven met diversiteit PAGINA 21 Fabian uit den Bosch PAGINA 22 Leven met cerebrale parese PAGINA 24 Erbij horen ondanks alle tegenwerkingen! PAGINA 27 INTERVIEW Eva Eikhout PAGINA 32 Ongemakkelijke taal PAGINA 36 Het lesje praktische kennis PAGINA 38 The Fluidity of Identity PAGINA 40 Succesvol op de opleiding PAGINA 43 De onzichtbaarheid van studenten barrières PAGINA 46 Ervaringsdeskundigheid PAGINA 48 INTERVIEW Tiffany PAGINA 52 Studeren tijdens Corona PAGINA 54 Afstuderen op culturele diversiteit PAGINA 56 Lopen we in jouw schoenen of de mijne? PAGINA 58 Kruiswoordpuzzel INHOUDS­ OPGAVE 12 13 14 17 15 18 3 4 5 8 6 9 7 10 11 16 19 20
  • 8. 8 8 MISSCHIEN LEREN WE TOCH NIET ZOVEEL VAN DE GESCHIE­ DENIS denkt Peter Hendriks, een van de projectleiders van het Students4Students project 3
  • 9. 9 9 “Diversiteit is mijn hele leven al een belang- rijk onderwerp geweest. Ik was destijds voorzitter van de werkgroep diversiteit, waar Saire ook lid van was. Op gegeven moment werd er bekend gemaakt dat Echo subsidies gaf aan instellingen, zoals de Hogeschool Utrecht. Daar moest ik toen een plan voor schrijven en dat is gehono- reerd en gesubsidieerd. Het had meerdere redenen waarom ik het belangrijk vond. Zelf heb ik al heel lang het gevoel dat wij als onderwijsorganisatie niet goed omgaan met diversiteit. Daar was ik niet zo tevreden over. Het is ook te wijten aan het feit dat het onderwijs erg geïndividualiseerd is. Het is geen gemeenschapsleren meer, geen community. Het is ieder voor zich. En het lijkt erop dat zowel het succes als ook het falen van studenten voor eigen rekening komt. Daar ben ik niet zo gelukkig mee en ik denk dat daardoor die aandacht voor diversiteit ook noodzakelijk is. Omdat we niet goed omgaan met verschillen. Het uitgangspunt van het project was de gedachte ‘Als wij nou meer luisteren naar de ervaringen waarmee de studenten de Hoge- school binnenkomen, dan besteed je zelf meer aandacht aan ieders persoonlijke geschiedenis en persoonlijke achtergrond’. En daar zit een hele hoop ervaringskennis. Die ervaringskennis zit in ieders levensverhaal. Met dit project wilden wij die levensverhalen aandacht geven en kijken hoe ver we die in kunnen zetten in het onderwijs. Om zo een soort empathie te creëren voor studenten met een verschillende achter- grond. We zijn allemaal heel snel bezig met ‘We moeten verbinden en dit en dat’. Terwijl eigenlijk zijn we daar helemaal niet mee bezig. Het onderwijs is heel erg individueel. Bijna iedere student heeft een persoonlijk en eigen traject. Het is niet meer, zoals het traditioneel was, dat je gezamenlijk in een gemeenschap van een klas, groep of studentengroep of wat dan ook, een aantal jaar een programma volgt. Dat is niet meer zo en dat heeft ook goede kanten hoor, dat moet ik er ook bij zeggen. Maar de negatieve kant is gewoon dat ik denk dat iedereen voor zich worstelt met een aantal dingen. Er is op dit moment heel veel aandacht voor wat heet ‘Inclusive Education’. De hoge- school is daar ook mee begonnen om daar aandacht aan te besteden. En eigenlijk vind ik dat het daar nog niet zo heel erg goed mee gesteld is met dat inclusieve onderwijs. Dat kan alleen maar door ook aandacht te besteden aan verschil. Als je verschillen niet herkent en ook waardeert, of dat nou verschil is in achter- grond of in denken of wat dan ook kun je nooit naar een inclusief onderwijs. Ik doe dit natuurlijk op basis van mijn ervaring. Ik zit al dertig jaar in het onderwijs. Ook in mijn persoonlijke geschiedenis. Ik kom uit een dorp in Brabant en ik heb nog op een school gezeten, dat was exclusief wit. Dat was een jongens- school en die jongens waren allemaal katholiek. Ik heb natuurlijk in de afgelopen 50 jaar heel INTERVIEW Frederique de Rooij UITWERKING Hamed (Niekan) Yousefi Alizé FOTO Kees Rutten > hoofdstuk 3 JONG-LEREN MET VERSCHIL
  • 10. 10 veel zien veranderen: de samenleving verandert, nieuwkomers komen in de samenleving, er is zoveel gebeurd. Ik weet nog goed dat de eerste donkere jongen op mijn middelbare school kwam. Dat was een jongen uit Ambon, Indone- sië, en dat was opzienbarend! Ik heb dat mee- gemaakt en wat ik daarin heb geleerd, en dat is misschien ook waarom ik die noodzaak zo voel, is dat bepaalde veranderingen in de samenleving niet een vooruitgang betekenen, maar dat zijn dingen die steeds opnieuw moeten worden bevochten. Of het nou om homofobie, seksueel misbruik of over racisme gaat, soms líjkt het alsof er niets bereikt wordt. Vijftig jaar geleden was er ook al aandacht voor zwarte pieten en die hele discussie daaromheen. Dat zakt dan weer in en dan komt het weer in een heftige vorm terug, wat je daarvan leert is dat je dingen steeds opnieuw moet bevechten en aandacht moet geven en dat het niet vanzelf- sprekend is. Dus dat is voor mij een van de redenen waarom ik denk dat het noodzakelijk is om aandacht te besteden aan diver­ siteit. Omdat het vormen van uitsluitingen zijn die ook steeds opnieuw terugkomen. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat vrouwen demonstreerden voor het recht op abortus en nu zie je dat er bij abortusklinieken enorm gedemonstreerd wordt tegen abortus vanuit bepaalde groepen. Soms denk je ‘Oke dat recht op abortus is gerealiseerd’ en dan zie je dat het toch steeds opnieuw weer ter discussie kan komen te staan. Soms vind ik dat ook wel schokkend om dat te zien. Dat ik denk ‘Misschien leer je dan niet zo veel van de geschiedenis’. Als je kijkt naar de burgerrechtenbeweging vanuit de Verenigde Staten en de aandacht voor racisme, het lijkt wel alsof je daar geen stap verder in komt. Maar er zijn ook echt wel dingen die in een stijgende lijn gaan. In mijn tijd werd homoseksueel bijvoor- beeld nog als een ziekte beschouwd. Op gege- ven moment kwam dan, twintig jaar geleden, het homohuwelijk en werd het allemaal beter geregeld: de rechten van LHBT’ers in de Neder- landse samenleving. Maar dan zie je opeens bijvoorbeeld dat er in een aantal landen in Europa, bijvoorbeeld in Polen of in Hongarije, echt weer verschrikkelijke dingen gebeuren, dat je denkt van ‘Hoe kan dat?’ Dat zie je eigenlijk op alle fronten. Ik weet niet of dat een stijgende lijn is, dat vind ik moeilijk om dat te zeggen. Bezig zijn met diversiteit is best wel gevoelig. Ook in positieve zin is het wel gevoelig, omdat er een hele hoop vragen spelen. Ik moet ook wel zeggen dat ik dat heel uitdagend en interessant vind hoor. Je kunt over diversiteit praten op heel veel verschillende manieren. Sommige mensen hebben het over verbinden en dat je moet luisteren naar elkaar. Dan lijkt het bijna alsof het om een communicatieve vaardigheid gaat. Terwijl ik denk dat het toch eigenlijk ook gaat om een vorm van activisme. Om te kijken of je bepaalde dingen kan veranderen in het systeem of in het onderwijs, in de manier van lesgeven en de manier waarop er met studenten wordt omgegaan. Op die schaal, van het ene uiterste naar het andere uiterste, iedereen zit daar op een andere plek en dat is soms moeilijk om mensen daarin bij elkaar te brengen. Dus dat was soms lastig in het project, maar ook heel interessant. Een van de moeilijke dingen vond ik wel corona hoor. Dat is een apart onderwerp. Corona sloeg eigenlijk meteen toe bij de start van het project. Vóór corona hadden we bedacht van ‘We moeten regelmatig ook acti- viteiten organiseren’. En toen dacht je nog niet in termen van ‘live’ of ‘online’, toen was het vanzelfsprekend dat alles nog live zou kunnen en dat je elkaar ook regelmatig zou kunnen zien. Dat was wel echt complicerend hoor, dat je ineens alles online moest doen. Heeft corona in de volle breedte ook positieve kanten? Ja, we hebben geleerd dat er online veel meer kan dan we dachten, maar ik moet zeggen dat ik mij persoonlijk, zeker in het begin en nu nog steeds, ALS JE VERSCHILLEN NIET HERKENT EN OOK NIET WAARDEERT, OF DAT NOU VERSCHIL IS IN ACHTERGROND OF IN DENKEN, KUN JE NOOIT NAAR EEN INCLUSIEF ONDERWIJS. ” “
  • 11. 11 heel erg kon irriteren aan al die positivo’s die zeiden van ‘Oh, we moeten altijd zo online college gaan geven, dat is veel effectiever, je moet dingen kunnen opnemen en zo kunnen studenten altijd terug­ kijken wanneer ze willen’. En ik dacht alleen maar ‘Dit versterkt juist die individualisering van het onderwijs, waar ik van begin af aan tegen gestreden had’. Het feit dat iedereen nu thuis zit, betekent dat er helemaal geen gemeenschapsgevoel meer is. Diversiteit vraagt er juist om dat je van elkaar en met elkaar leert. Dat was voor corona al beperkt, maar werd door corona nog beperkter. Wat wel interessant is in het project, en wat veranderd is, is dat we met drie aparte teams begonnen zijn. We hadden een team met studenten met beperkingen, een LHBT-team en een team van studenten met een migratie- en vluchteling­ achtergrond. Wat ik heel leuk vond was dat op gegeven moment van studenten het initiatief kwam om de teams te mengen. Ik kreeg in het begin ook wel commentaar van veel mensen, die zeiden van ‘Wat hebben die drie groepen nou eigenlijk met elkaar te maken? Dat zijn toch totaal verschillende groepen?’ Ja dat is natuur- lijk ook zo, maar ook binnen die groepen zijn de studenten natuurlijk heel verschillend. Het zijn niet allemaal dezelfde studenten. Ondanks dat ze een vergelijkbare beperking of achtergrond of wat dan ook hebben. Wat ik heel leuk vond was dat het initiatief uit de teams zelf kwam om te gaan mengen. Ik vond dat ook heel spannend hoe dat dan zou werken. Vanaf dat moment werd er eigenlijk ook gekozen om te werken aan gezamenlijke producten in plaats van aparte producten. Ik denk dat je soms groepen moet durven maken, omdat mensen ook steun aan elkaar kunnen hebben, zich in elkaar kunnen herken- nen, maar ook om duidelijk te maken dat er toch bepaalde dingen gemeenschappelijk zijn. Bijvoorbeeld dat je merkt dat er in die drie teams heel veel mensen herkenning vonden. Bijvoorbeeld als het gaat over omgaan met labels of met stereotyperingen of met vooroor- delen. Dus enerzijds is er best veel gemeen- schappelijk en je moet ook in groepen durven denken, omdat als je wilt aantonen dat de ene groep toch minder kansen heeft dan de andere groep of dat zij speciale problemen ervaren, dan moet je soms, wat we in het onderzoek ook noemen ‘categoriseren’. Je moet in categorieën durven denken. Als ik verschil maak, dan zijn er altijd mensen die zeggen ‘ Ja maar we zijn toch allemaal mensen, we hebben allemaal dezelfde behoefte’, dat is ook zo. Ik denk dat het dus beide heel belangrijk is: zowel naar verschil te durven kijken als naar overeenkomsten. Soms heb je ook groepen die het bijvoorbeeld heel moeilijk vinden om binnen de eigen groep nog te kijken naar hoe verschillend mensen zijn. Dat zie je bij de vrouwenemancipatie, de homo-emancipatie, de zwarte groeperingen. Op het moment dat je strijd voert of meent te moeten voeren om een gelijkheid te realiseren of om ongelijkheid te bestrijden, dan moet je gezamenlijk kunnen optreden. Dan moet je gezamenlijk sterk zijn, als groep. En dan is het heel moeilijk om intern ook nog allerlei discus- sies te moeten voeren over verschillen. Dus soms is het makkelijker om die verschillen even opzij te zetten en te zeggen ‘Nee wij zijn één groep, wij gaan ons gezamenlijk inzetten voor een bepaald doel’. Dat kijken naar verschillen in de eigen groep heeft ook een risico. Toen ik nog voorzitter was van de werkgroep Diversiteit, werd er steeds gezegd van ‘Die tijd dat LHBT’ers niet tot hun recht kwamen of gediscrimineerd werden is toch al lang voorbij?!’ Dat hoorde ik heel vaak. Alsof dat dus eigenlijk betekende dat daar geen aandacht meer voor nodig was. Het rare is dan toch, als je de groep zelf daarop bevraagt, dan hoor je dat er toch nog heel veel homofobie is en dat er een hele hoop mensen, soms heel onbedoeld en onbewust, maar wel ALS WIJ NOU MEER LUISTEREN NAAR DE ERVARINGEN WAARMEE DE STUDENTEN DE HOGESCHOOL BINNEN- KOMEN, DAN BESTEED JE VANZELF MEER AANDACHT AAN IEDERS PERSOONLIJKE GESCHIEDENIS EN PERSOONLIJKE ACHTERGROND. ” “ hoofdstuk 3 JONG-LEREN MET VERSCHIL
  • 12. 12 heel erg stereotiep denken over LHBT. Daarom is het ook goed om af en toe juist aan groepsvorming te doen en daar te kijken hoe je dat gemeenschappelijk ervaart. De keuzes voor groepen waren eigenlijk al gemaakt voor dit project, in de werkgroep Diversiteit. Waarom studenten+? Als je kijkt naar de studenten met beperkingen, daar is misschien in de organisatie de meeste aandacht voor. Er zijn allerlei mensen die zich daarmee bezighouden, er is bijvoorbeeld een Powerplatform voor studenten met beperkingen, dus met andere woorden: er gebeurt van alles, maar tegelijkertijd zie je dat als het gaat over de kansen van mensen met beperkingen op werk of in de samenleving, dat het nog helemaal niet goed gesteld is. Dat wordt eigenlijk heel vaak vergeten. Daar was helemaal niet zoveel aandacht voor, dat was een reden om die groep te kiezen. En waarom S4S voor LHBT’ers? Voor de LHBT’ers, omdat we juist zo vaak hoorden dat het leek alsof dat allemaal niet meer zo nodig was, terwijl we ook tegelijkertijd andere signalen kregen. Bijvoorbeeld in het GSA-netwerk. Daar hebben ze ooit onderzoek naar gedaan en daaruit blijkt dat er ook veel personeel op de Hogeschool nog helemaal niet zo duidelijk uit de kast durft te komen. Ik weet niet of het per se een kwestie is van durven. In ieder geval: daar is men nog niet zo open over. Waarom studenten met een vluchteling- of migratieachtergrond? De groep studenten met een vluchteling- of migratie- achtergrond was de groep waar we de indruk van kregen dat die het meest geïsoleerd is. En dan met name de vluchtelingstudenten. Wij horen eigenlijk voortdurend verhalen over hoe geïsoleerd vluchteling- studenten blijken in het onderwijs, waar we nogal van schrokken. Toen was dat de groep op de Hogeschool die het minst georganiseerd was en die het minst zichtbaar was als groep. Waarvan we toch het idee hadden dat we moesten kijken hoe we daar aandacht aan kunnen besteden. En een andere reden om daar aandacht aan te besteden, was dat er met name bij jongens toentertijd veel uitval was, dus jongens met een migratieachtergrond die voortijdig stopten met hun studie. Dan heb je toch het gevoel dat er iets aan de hand is. Meisjes deden het over het algemeen veel beter, maar jongens niet. Ik hoop dat het artikel van Niekan bijvoorbeeld bij- draagt aan dat er meer begrip en openheid is naar studenten met een vluchtelingachtergrond en dat we niet zo makkelijk mensen uitsluiten als het gaat om samenwerking. Er is ook begrip en nieuwsgierigheid om contact te maken, dat mensen ook snappen dat mensen worstelen met de taal of soms met het onderwijssysteem. Dat geldt misschien voor alle drie de groepen wel. Wat ik ook een doelstelling vind van diversiteit, is dat talenten van mensen meer zichtbaar worden. Soms worden talenten van studenten niet zichtbaar, omdat de worsteling met taal of beperking of de strijd die mensen persoonlijk voelen om erkend te worden, die staat daarvoor in de weg. Dat je elkaar kunt herkennen in elkaars verhalen en dat dat in ieder geval teweegbrengt dat je denkt van ‘Hey dit ligt niet aan mij, dit heeft iedereen’. Dat je niet het gevoel hebt dat je faalt, maar dat je ziet van ‘Hey daar worstelt iedereen mee. Dat is kennelijk niet iets persoonlijks van mij ofzo’. Maar je hebt ook die groep van studen- ten die je dan interviewt en die geef je de kans om hun verhaal te vertellen. Door die verhalen zichtbaar te maken in de producten, of dat nou een uitgeschreven interview is, een podcast of een filmpje, door die producten hoop je dat andere studenten zich daarin herkennen en zich gesteund voelen. En weten, als ze al problemen ervaren, dat dat niet een kwestie is van individueel falen, wat men vaak denkt, maar dat dat iets is wat meer zit in het systeem van het onderwijs. Dat je daar hopelijk wat zelfvertrouwen aan kan ontlenen. Ik zou het mooi vinden als eerstejaars studenten het gevoel hebben van ‘Nou het kan me niet schelen, maar ik laat zien dat ik LHBT’er ben of dat ik met dingen worstel of ik laat zien dat ik hulp nodig heb voor mijn beperking’. Dat daar wat minder voorzichtig mee omgegaan wordt. Dat zou ik mooi vinden. Ik zou ook wel willen dat docenten zich beter realiseren dat je daar ook minder voorzichtig mee om moet gaan. Dat ze moeten durven vragen aan studenten van ‘vertel nou je verhaal’. Dat docenten dat op een zodanige manier kunnen doen dat studenten zich veilig voelen.” HET LIJKT EROP DAT ZOWEL HET SUCCES ALS OOK HET FALEN VAN STUDENTEN VOOR EIGEN REKENING KOMT. ” “
  • 13. 13 Waarom het Student4Students project? De Students4Students campagne was begon- nen. Peter en ik kennen elkaar al wat langer. Wij zaten toen ook samen in de werkgroep Diversiteit van de HU. Op een gegeven moment had ik zoiets van: ja, leuk en aardig die werk- groep, maar we bereiken de studenten niet. En er zijn zoveel mensen met verhalen die hier binnen de HU rondlopen en aanwezig zijn. Dit project biedt echt de ultieme mogelijkheid om die verhalen op te halen, zichtbaar te maken om uiteindelijk daarmee bij te dragen aan het beleid van de HU. Dus, toen was Peter ook meteen van: ‘okay laten we dit gaan doen’. En toen is hij voornamelijk gaan schrijven, want hij is onder- zoeker. Hij heeft veel meer ervaring daarin. Hij heeft mij gevraagd om het vanuit het studen- tenperspectief te bekijken: ‘ik heb dit en dit wel opgeschreven, maar vind je dat het studenten- perspectief goed genoeg wordt benoemd?’ Op die manier hebben we elkaar aangevuld. Toen hebben we het ingediend en ook toege- kend gekregen. Dus daar waren we toen heel blij mee, en zo is het begonnen. Het gaat ook terug in het verleden, omdat ik me destijds aan het begin van mijn studie niet thuis voelde en tegen heel veel barrières aanliep. Gelukkig heb ik Peter in die tijd ontmoet en heeft hij mij geholpen. Dit is eigenlijk een soort van een kleine droom die uitkwam, om op deze manier aan het diversiteits- en inclusiebeleid van de HU voeding te kunnen geven. Ik kom uit een best wel diverse omgeving en wanneer ik dan op de Uithof kwam dan was het zo van: ‘hé, maar dit is heel erg raar, het is hier zo wit en dat ken ik helemaal niet en zo zit de maatschappij ook helemaal niet in elkaar, waarom zit het hier dan wel zo? Daar begon ik mee te worstelen: hoorde ik hier wel thuis? Kan ik dit wel? Hoe ga ik vrienden maken? INTERVIEW Hamed (Niekan) Yousefi Alizé FOTO Kees Rutten hoofdstuk 4 JONG-LEREN MET VERSCHIL 4 EEN LANGE ADEM ALS HET OM DIVERSITEIT GAAT! Saire Akçe, één van de projectleiders van het Students4Students project
  • 14. 14 Ook bijvoorbeeld tijdens de opleiding was alles gericht op Westerse theorieën, op Westerse filosofen, waar- door het niet inclusief en divers was, het aanbod dus. Ik was hier tien jaar geleden al actief mee bezig. Diversiteit vraagt om een lange adem en gelukkig heb ik die. Dit is niet de eerste keer dat ik daarmee in aanraking kom, of dat ik mij daar actief voor inzet. Wat hoop je te bereiken met het S4S project? We hebben veel bereikt, zoals verschillende mensen bij elkaar brengen, ons herkennen in elkaars verhalen, terwijl we uit verschillende levens en belevingswerel- den komen. Dat was voor de groep sowieso, denk ik, een hele verbreding van de horizon. Alleen, weet je, nu we dit onderling hebben bereikt, we van elkaar hebben geleerd en dat meenemen in onze professionele en ook persoonlijke ontwikkeling, zou ik zo graag willen dat we nog één stap verdergaan. Dat we zichtbaar worden met deze verhalen en met deze ervaringen. Nu zit het nog echt in ons als groep, en ik zou graag willen dat er door de projecten die nu worden gedaan, zoals bijvoorbeeld het tijdschrift, de podcast, de introductiefilm, een echt wow-effect gaat ontstaan. Met als gevolg dat ons project de aanleiding wordt om deze werkwijze en manier van met elkaar omgaan vanuit vanzelfsprekendheid van verschil op de agenda te zetten. En dat de HU hier daadwerkelijk werk van gaat maken. Dat zou ik nog willen bereiken. Had jij andere gedachten voordat je begon aan dit project? Sowieso had ik geen corona in mijn gedachten en dat heeft voor best wel veel uitdaging gezorgd, waar we niet op waren voorbereid. Daarna dacht ik van: okay, over een paar maanden is het wel over en dan kunnen we weer fysiek bij elkaar komen. Dat bleek dus hele- maal niet zo te zijn. We zijn een jaar verder en we zitten nog steeds in de lockdown. Dat was heel frustrerend, omdat het projectvoorstel vooral was geschreven op elkaar fysiek ontmoeten, fysiek bij elkaar komen, fysiek activiteiten uitvoeren. Dit had ik niet zien aankomen. Dat heeft mijn mindset ook veranderd. Kijk, misschien als voorbeeld, laatst zei een vriendin tegen mij: ‘soms is het leven, zeg maar, een soort zandloper. Eerst zit je in het brede gedeelte en weet je wel, er is eigenlijk niks aan de hand, maar dat zand raakt langzaam op en op een gegeven moment moet je daar alleen doorheen, want er is nog maar heel weinig ruimte. En daarna, wanneer je daar doorheen bent geweest, dan komt er weer breedte, komt er weer ruimte. Dus dat is even een klein moment waar je doorheen moet bijten om uiteindelijk meer ruimte te krijgen, veel meer adem te kunnen halen en tot inzicht te kunnen komen’. Dat vond ik een hele mooie. En ik denk dat dat best een metafoor is voor dit project. Hoe wij van heel breed, van: ‘dit gaan we zo doen en nu moet het echt anders, en ook moeten doorbijten en iedereen gemotiveerd en erbij betrokken houden tot een omslag in het project zijn gekomen waardoor we nu weer in de onderkant van die zand­ loper zitten. Dat is voor mij veranderd zeg maar, in mijn mindset.
  • 15. 15 Hoe heeft Corona je leven veranderd? Ik had het heel druk vóór corona. Maar je bent zo aan het rennen dat je eigenlijk niet doorhebt dat je buiten adem bent. Toen corona kwam was alles van: ‘okay, nu moet iedereen thuisblijven’. Er kwamen allerlei beperkingen. Je mag het huis niet uit, je mag het OV niet meer gebruiken. En dat was voor mij echt een verademing en ik kwam ook tot het inzicht van: ‘waar ben ik in godsnaam mee bezig?’ Weet je wel, qua eigen gezondheid. Toen ben ik echt vooral gaan denken, heel cliché, van: ‘wat ben ik aan het doen met mijn leven? Wat vind ik leuk om te doen? Waar haal ik energie uit? Waar wil ik graag voor blijven rennen? En wat zorgt ervoor dat ik moe word?’ Toen ben ik drastisch mijn leven gaan omgooien. En toen heb ik ontslag genomen bij mijn vorige werkgever. Ik heb een nieuwe baan gevonden in tijden van die beperkingen en ik heb voor mezelf ook keuzes gemaakt van: ‘okay, dit zijn dingen waar ik energie van krijg waarvan ik ook denk dat die van toegevoegde waarde zijn, qua vrijwilligerswerk wat ik al daarnaast deed. De hele crisis heeft mij veel positiviteit gebracht. Hoewel ik wel klaar ben met thuiszitten. De beperkin- gen, die bestaan dus dat je geen terrasjes meer kan pakken, dat je niet vrienden kan bezoeken, weet je wel, dat soort dingen, vooral dat sociale aspect. Maar qua zingeving heeft het me echt heel goed gedaan. Wat heeft dit project met je gedaan en zou je het willen voortzetten? Dit project heeft mij ook dichter bij andere mensen gebracht die ik niet veel in mijn omgeving heb. Bijvoor- beeld mensen met een beperking, mensen met een LHBTI+-achtergrond. Maar wanneer je naar elkaar luistert en elkaar echt hoort of ziet, dan komt er zoveel overeen en dat is voor mij echt een missie geworden van: ‘hé, ik ben niet alleen in de ervaringen die ik heb meegemaakt, er zijn zo veel meer andere mensen die ook soortgelijke ervaringen hebben meegemaakt’. Ik ben docent geworden bij de Hogeschool van Amster- dam. Daar wil ik dit ook voortzetten. Daar wil ik dit ook in beweging brengen en bij de Hogeschool Utrecht ben ik nog lang niet klaar als het gaat om het diversiteits- beleid. Het is een persoonlijke missie voor mij gewor- den om diversiteitsbeleid te doen slagen en inclusief onderwijs aan te bieden. Ik had het liefst een megafoon zodat ik dit dan letterlijk zou kunnen schreeuwen, maar zo werkt het niet. Ik heb ook geleerd dat dit soort projecten, zoals ik hiervoor al zei, een lange adem nodig hebben. Wij vinden dat het anders moet, maar er zijn ook genoeg mensen van de gevestigde orde die wat anders vinden. Ik heb ook geleerd dat je dit niet in je eentje kan. En je kan wel zo hard roepen als je wilt, maar je moet echt op zoek gaan naar mensen die jou horen, jou serieus nemen en ook met jouw verhaal aan de slag gaan. Zodat het dus een soort van kruisbestuiving wordt. Bijvoorbeeld ook in een bloemengaard dat er een bij is, dat die op een bloem komt en dat die van daar naar een andere bloem gaat. Dat je op die manier kruis bestuift. Ik ben een bij en ik ga van bloemetje naar bloemetje en daarmee hoop ik de visie te beïnvloeden. Ik zou nieuwe studenten, die mee zouden willen doen, echt willen aanraden: ‘kom er een keer bij zitten, je hoeft niks, je bent verplicht tot niks, en kijk wat er gebeurt, kijk hoe deze mensen met elkaar omgaan.’ Want ik weet echt zeker dat dit soort projecten verschillende werelden bij elkaar brengt en dat is eigenlijk ook wat wij nodig hebben in het studentenleven, omdat ik vind dat studenten best wel veel gericht zijn op eigen studieverenigingen of studentenverenigingen en dat die best homogeen zijn. En wij hebben hier echt wel iets gerealiseerd om al die verschillende mensen bij elkaar te brengen en dat alsnog leuk te houden. Pak het tijdschrift, neem het mee en maak het bespreekbaar in je klas. En waarom docenten het bespreekbaar moeten maken in hun klas? Dat is dus echt vanwege dat die levensverhalen en levens­ ervaringen – ook al doe je International Business, bouwkunde, of welke studie dan ook maar, – inzicht geven in wat het betekent om mens te zijn, in alle verscheidenheid. En dat is heel belangrijk, want uit- eindelijk werken we allemaal met mensen. Mensen die anders zijn dan jij, die uit een heel ander milieu komen en je gaat er niet komen door alleen de toetsen te maken die jou tot bouwkundige maken of tot business man, maar je hebt ook social skills nodig en vooral: de interesse in de ander. HET IS EEN PERSOONLIJKE MISSIE VOOR MIJ GEWORDEN OM DIVERSITEITSBELEID TE DOEN SLAGEN EN INCLUSIEF ONDER- WIJS AAN TE BIEDEN. ” “ hoofdstuk 4 JONG-LEREN MET VERSCHIL
  • 16. LEVEN MET DIVERSITEIT 5 MENSEN ZIJN LEDEN VAN EEN GEHEEL, ZIJ ZIJN IMMERS GESCHAPEN VANUIT ÉÉN ESSENTIE. ALS HET LEVEN EN DE TIJD PIJN TOEBRENGEN AAN EEN LID, DAN ZULLEN ANDERE LEDEN ZICH ONGE­ MAK­ KELIJK VOELEN. ALS JE GEEN SYMPATHIE HEBT VOOR MENSELIJKE PIJN, DAN PAST HET JOU NIET OM MENS TE WORDEN GENOEMD. – Vertaald van Saadi Shirazi (±1200 na Christus) ” “
  • 17. 17 AUTEUR Hamed (Niekan) Yousefi Alizé FOTO Omer Farooq Faizi > hoofdstuk 5 JONG-LEREN MET VERSCHIL Dit artikel is gebaseerd op interviews met studenten van de Hogeschool Utrecht (HU) en deskundigen op het gebied van diversiteit, uitgevoerd in het kader van het Students4Students (S4S) project, met als doel een klein deel van de onwetendheid over diversiteit op te heffen, namelijk door een inkijk in het leven te geven van mensen met diverse achtergronden. De interviews in fysieke aanwezigheid vonden plaats vóór de coronacrisis en online tijdens de crisis. Uit deze interviews blijkt dat ieder mens een weerspiegeling is van zijn of haar achter- grond. Het in acht nemen van de individuele achtergrond is een cruciale factor wanneer een nieuw leven in een nieuwe omgeving gestalte wil krijgen. Door mijzelf onder te dompelen in diversiteit, besefte ik dat mensen meer gemeenschap- pelijke dan verschillende gedragsregels delen. Alleen kan het net anders zijn van­ wege de verdeeldheid die onze hersenen zich hebben aangeleerd om te maken. Daarvoor moet men zich bewust zijn van de verhalen die in elke persoon verborgen zijn. In dit artikel lees je mijn woorden alsof het alleen door mij is geschreven. Maar vergis je niet. In dit artikel hoor je niet alleen mijn levensverhaal, maar ook dat van anderen met een (gedwongen) migratieachtergrond. Mijn eigen levensverhaal is begonnen in Nederland in november 2012, toen ik asiel aanvroeg in Ter Apel. Een jaar later, novem- ber 2013, mocht ik van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met mijn leven beginnen in de Nederlandse samenleving. In 2016 ben ik begonnen met de opleiding International Business and Languages aan de HU. Sinds september 2019 heb ik als student-assistent van de HU actief deel­ genomen als interviewer in het S4S project. De IND-agent wilde met haar imponerende optreden weten waarom ik alles moest achter­ laten en naar Nederland moest migreren – zoals mijn grootouders die ooit van Afghanistan naar Iran moesten vluchten. Maar ik wist niet zo goed waar ik moest begin- nen. Ik vroeg: wat moet ik u vertellen? Ze keek me verbaasd aan en ik zei: ik was een student aan de Universiteit die er alles aan deed om te studeren en te leven. Ik moest zelfs schriftelijk verklaren dat ik nooit met mijn diploma in Iran zou gaan werken, voegde ik eraan toe – wat sowieso niet mogelijk zou zijn geweest, want als vreemdeling zijn je deze rechten eenvoudigweg ontzegd in Iran, ook al ben je daar geboren – het zegt niets over mijn gevoel van dankbaarheid aan het land Iran, want ik ben daar geboren en heb er bijna 17 jaar gewoond. Ik ben Nederland ook erg dankbaar dat ik hier met dezelfde rechten als alle andere Nederlanders mag wonen. Als direct gevolg van een tienjarige oorlog tussen Afghanistan en de Sovjet-Unie (1979- 1989) ben ik als vluchteling in Iran geboren. Evenzo heeft de derde oorlog tussen Afghani- stan en Groot-Brittannië omstreeks 1919 een verschroeiende erfenis nagelaten die mensen ellenlang heeft laten lijden door een verdeeld- heid die vergelijkbaar is met die tussen Oost- en West-Berlijn, maar dan zonder een zichtbare muur. Afghanen noemen de derde Brits- Afghaanse oorlog een overwinning op de Britse troepen; de Britten noemen het ook een over- winning, maar dan een strategische. Zou jij terugkeren naar een land dat weer in oorlog is, waar je nu de legers van alle toonaan- gevende landen ziet marcheren in plaats van het Rode Leger? Ik heb het echt over een land waar alle machthebbers ter wereld het tegen elkaar opnemen en waar ze lange tijd geen verenigde samenleving hebben kunnen vormen. Dit diverse- en Centraal-Aziatische land (Afghanistan) heeft millennia lang gediend als het middelpunt van de trans-Euraziatische handel. Helaas is het ook al zo lang het toneel
  • 18. 18 van conflicten, bekend als “The Graveyard of Empires” (Seth G. Jones, 2009). Dit land is de bakermat van Perzische en wereldberoemde dichters, filosofen en wetenschappers waaron- der al-Farabi, Maulana Jalal ad-Din Rumi Balkhi, Sanai, al-Jami, Abu Rayhan al-Biruni, Rabia Balkhi (mogelijk de eerste vrouwelijke dichter in de geschiedenis van de Perzische poëzie), etc. Als kind ben ik opgegroeid in een samenleving waar mensen bang zijn om hun eigen verhaal te vertellen. Ze houden zich liever aan verhalen die meer dan duizenden jaren geleden zijn verteld. Ze horen niet wat je vindt van die oude mythi- sche verhalen waarop hun leven is gebaseerd – het kan zelfs iemand het leven kosten. Voor mij, een Afghaan die in Iran woonde, was het cruciaal dat ik naast goede connecties ook een uitstekend curriculum vitae had om te mogen studeren. Hier in Nederland stond ik versteld van de innerlijke kracht van de mens bij het interviewen van S4S-respondenten en tegelijker- tijd realiseerde ik mij dat mensen kunnen lijden aan diversiteit. De rest van dit artikel is een mix van levensverhalen uit verschillende interviews waar ik in gelijke mate bij betrokken ben. Je zei dat er een kans was dat je zou worden teruggestuurd naar waar je vandaan vluchtte. Wat heeft je geholpen om toch te gaan studeren? Respondent: “Omdat ik ergens dacht: dit ga ik doen, maar voor hetzelfde geld moet ik weg. En tja, dat zou erg zijn, maar daar wilde ik ook niet te druk mee bezig zijn. Het was ook gewoon een overlevings- mechanisme van: focus op waar je controle over hebt” (S4S, 2020). Je had de taal snel geleerd, waarom kon je tijdens je studie geen echte vriendschappen sluiten? Respondent: “Qua communicatie is het meer dan die taalcur- sussen succesvol afronden. Het is niet alleen: oh ik kan perfecte grammaticale zinnen maken, maar de hele achtergrond mis je. Dus waar die kinderen mee opgegroeid zijn; allerlei verwijzin- gen. Maar ook gewoon liedjes die ze leuk vinden, dingen die ze op tv kijken. Daar heb je geen weet van. Zij kunnen grappen maken die je eigenlijk niet verstaat en andersom wellicht ook. Jij hebt ook een heel ander gevoel voor humor mis- schien, omdat ik denk dat dat soort dingen ook heel erg talig zijn en ook sociaal contextueel zijn. Je hebt die context gewoon simpelweg niet. Dus ja, eigenlijk pas vanaf het moment dat je in zo’n echte Nederlandse context terechtkomt, begint het leren van taal als meer dan alleen maar taal. Dan leer je taal ook echt als een sociaal instru- ment” (S4S, 2020). Kun je goed opschieten met je klasgenoten? Respondent: “Heel goed, maar soms ervaar ik dat sommige studenten niet graag met mij omgaan, maar dit is normaal. Dit komt omdat ze anders zijn opgevoed, denk ik. Ze snappen niet wat voor moeite wij hebben om met mensen in contact te komen. Ze zeggen gewoon: je hebt nu alles. Maar ze weten niet hoe zwaar het is. En vroeger ben ik heel vaak gepest toen ik hier kwam, omdat ik een kind was en geen Nederlands kon praten. Ik sprak een beetje Duits. En Nederlands en Duits lijken op elkaar. Maar dat is niet leuk voor kinderen. Ik sprak gewoon Duits tegen hen. Dus ik had daar moeite mee, maar nu niet meer. Dit soort dingen waren minder leuk om als kind mee te maken. Ik vond het niet meer fijn om naar school te gaan” (S4S, 2020). Het laat zien dat culturen mensen uit elkaar proberen te houden. En deze respondent heeft er geen moeite meer mee omdat hij/zij kennelijk het nieuwe referentiekader van de nieuwe cultuur heeft geleerd. Het laat ook zien dat wij niet van elkaar verschillen, maar dat wij op verschillende manieren zijn geprogrammeerd. Geert Hofstede noemde dit mentale program- mering, die leden van de ene groep mensen onderscheidt van leden van andere groepen. ZE SNAPPEN NIET WAT VOOR MOEITE WIJ HEBBEN OM MET MENSEN IN CONTACT TE KOMEN. ZE ZEGGEN GEWOON: JE HEBT NU ALLES. ” “
  • 19. 19 Hoe heeft je studie jouw kijk op integratie veranderd? Respondent: “Inmiddels was ik niet meer zo bezig met: waar- om is een deel van de wereld ontwikkeld en een deel van de wereld niet? Dat had ik gelukkig achter de rug, maar meer van: wat zijn de onder­ - werpen die een grote rol spelen in het maken van verschil? Seksualiteit bleek daar een hele belangrijke symbolische rol in te spelen: als ik in staat ben om bijvoorbeeld homoseksualiteit te accepteren, dan is dat het teken van integratie” (S4S, 2020). Een verband tussen integratie en begrip voor seksuele geaardheid wordt hier door de respon- dent genoemd. Enerzijds gaat het daarbij om acceptatie van de conventionele representatie van homoseksualiteit als een teken van integra- tie. Anderzijds is er ook nog een andere realiteit, namelijk het verwerven van begrip voor anderen. Zou het bij integratie niet eerder gaan om begrip hebben, bijvoorbeeld voor mensen die verschil- lende idealen hebben voor romantische liefde, dan de erkenning van homoseksualiteit als een symbolische graadmeter van integratie? Met andere woorden, er is een onderscheid tussen de realiteit van integratie en het normatieve belang dat op integratie wordt geplakt. Integratie gaat niet alleen over het aanpassen aan een nieuwe cultuur. Het is een kwestie van met grote culturele flexibiliteit en respect schakelen tussen verschillende referentiekaders zonder de eigen identiteit te verliezen. Integratie is het laatste groeiproces in een nieuwe cultuur. In deze fase kunnen we deelnemen aan verschil- lende referentiekaders. Deze referentiekaders zullen ons tot goede interculturele bemiddelaars maken. Je hebt een bi-culturele identiteit, je kent je grenzen en dat brengt je niet in verwarring (Nunez, Popma, & Nunez-Mahdi, INTERCULTU- RAL SENSITIVITY, 2017). Hoe kunnen onze levensverhalen ons met elkaar verbinden? Respondent: “Mijn beste vriend die ik van mijn opleiding nog ken, vroeg mij laatst van: waarom heb je mij eigenlijk zo weinig verteld over het gevoel van discriminatie? Al die jaren dat we bevriend zijn heb ik je nooit dat soort dingen horen zeggen, hoe kan dat nou? Waarom hebben wij het nooit over dat verschil gehad?” En dat vind ik interes- sant, dat wij dus door dit soort gesprekken met elkaar te voeren eigenlijk dichter bij elkaar komen” (S4S, 2020). Hoe heb jij je migratieachtergrond in Nederland ervaren? Respondent: “Als je een migratieachtergrond hebt en je hebt lang genoeg in een ander land gewoond, een andere cultuur meegemaakt zodat je die ook hoofdstuk 5 JONG-LEREN MET VERSCHIL
  • 20. 20 redelijk goed kent, heb je voortdurend meerdere referentiekaders. Dat kan enorm verrijkend zijn. Dus, wanneer iets zich voordoet als vanzelfspre- kend, dan heb je eigenlijk al meteen de mogelijk- heid om dat te plaatsen in een kader. Ik vind dat zelf heel erg aangenaam. Soms maakt dat ‘t ook lastig, maar over het algemeen vind ik dat heel prettig en mooi. Ook als ik met mensen die een migratieachtergrond hebben gesprekken heb, blijkt dat zij dingen niet zomaar voor waar aannemen, maar denken van: oh ja, maar dat zeg jij, en dat is een positie binnen die context. Ze kunnen heel goed contextualiseren. Tegelijkertijd is dat ook een last; het maakt het leven soms zwaar, omdat jij dan eerder geneigd bent om dat extra werk te verrichten, mentaal en misschien emotioneel. Ik zeg dan tegen mijzelf: oké, ik krijg nu met een vervelende situatie te maken, maar dat komt omdat die persoon in die situatie zit. Je hebt mij misschien ook horen contextualise- ren toen ik je eerder vertelde over de middelbare school en de kinderen. Ik praat vooral vanuit het begrip voor hen, want zij zijn jong, zij weten niet anders, dus is het logisch dat zij geen rekening houden met mij, maar ik kom uit een ander land, dus ik begrijp beide situaties. Ik begrijp dat zij jong zijn, wat voor hen vanzelfsprekend is, maar ik begrijp van mijzelf ook dat ik uit een andere cultuur kom en heel veel dingen nog niet snap. Dat is dus ook een extra last. Het is mooi, maar het kost tegelijkertijd ook energie” (S4S, 2020). Wat mis je het grootste deel van je studietijd? Respondent: “Ik denk dat als ik het voornaamste gevoel associeer met die periode, dan is dat toch het gemis aan vriendschappen. Echte vriendschap- pen waarin je dingen deelt, ook buiten school, en grappen maakt, en leuke dingen onderneemt. Ik heb een stukje jeugd eigenlijk gemist. Mede door mijn eigen opvoeding, mijn eigen persoonlijkheid, omstandigheden, en de mensen om me heen (S4S, 2020). Waarom zouden mensen zich verbonden met elkaar moeten voelen? Omdat het belang van elkaar kennen leidt tot een betere relatie waarin alle partijen profiteren van wederzijds begrip, zo blijkt uit S4S-inter- views. Bovendien bevinden alle mensen zich in een aangenamere sfeer, wat een betere besluit- vorming mogelijk maakt ten behoeve van alle leden van de samenleving. Het leven is een meedogenloos systeem. Anderen ontroeren ons en bieden ons een element van bescheidenheid. Naarmate je er meer van krijgt, kun je meerdere referentie­ kaders ontwikkelen. Je hebt dan meerdere referentiekaders, die je overlevingsstrategieën zullen worden. Volgens Yuri Bezmenov heeft een samenleving slechts 15 tot 20 jaar nodig om een fundamente- le verandering te ondergaan, hetzij in het voor- deel, hetzij in het nadeel van de burgers. Die tijd is genoeg om een generatie studenten op te leiden die zich toeleggen op studie, en hun ideologie en persoonlijkheid vormgeven. Wanneer een bepaald (voor)oordeel zich in een samenleving heeft vastgezet, is het moeilijk om deze opnieuw vorm te geven (PORLANDO, 2020). BIBLIOGRAFIE Dawkins, R., & deGrasse Tyson, N. (g.d.). The Poetry of Science: Richard Dawkins and Neil deGrasse Tyson. Geraadpleegd op december 31, 2020, van futuristicon.com: https://futuristicon. com/the-poetry-of-science-richard-dawkins- and-neil-degrasse-tyson/ Nunez, C., Popma, L., & Nunez-Mahdi, R. (2017). INTERCULTURAL SENSITIVITY. Assen, the Netherlands: Royal Van Gorcum BV. PORLANDO. (2020, Juli 14). Bezmenov’s Steps. Geraadpleegd op Januari 1, 2021, van unin- tendedconsequenc.es: https://unintendedconse- quenc.es/bezmenovs-steps/ Seth G. Jones. (2009). In the Graveyard of Empires: America’s War in Afghanistan. W. W. Norton.
  • 21. 21 hoofdstuk 6 JONG-LEREN MET VERSCHIL 6 Hoi, ik ben Fabian uit den Bosch, 29 jaar en zit in mijn laatste jaar van de opleiding HRM. Voor mijn afstudeeronderzoek mocht ik onderzoek doen voor het pro- ject: “Jong-leren met verschil”. Ik heb onderzoek gedaan naar de vraag: Hoe kunnen de HU en haar docenten bijdragen aan de veiligheidservaring van LHBTI+-studenten? Zelf behoor ik ook tot de LHBTI+-gemeen- schap en vond het tof om hier onderzoek naar te mogen doen. Om data te verzamelen heb ik acht studenten mogen interviewen die tot de LHBTI+-groepering behoren (Shout out naar de respondenten voor hun open en eerlijke verha- len!). Uit mijn onderzoek kwam naar voren dat alle respondenten in verschillende mate een positieve veiligheidservaring hebben binnen de HU. Wel is een aantal topics genoemd waar zij ontevreden over zijn en/of behoefte aan hebben. De meest genoemde topics zijn: meer zichtbaarheid van LHBTI+-docen- ten; meer zichtbaarheid van de LHBTI+-gemeenschap; inclusieve educatie en -gebouwen; meer open en persoonlijke cultuur; meer zicht- baarheid van het GSA-netwerk (Gender- en Seksualiteitsnetwerk); meer steun en bevestiging; vermel- ding van LHBTI+-gemeenschap op informatievoorzieningen; hetero­ normativiteit minder het uitgangs- punt. Dit zijn een hoop topics waar Hogeschool Utrecht veranderingen in door zou kunnen voeren om de ervaren veiligheid te vergroten. Op deze topics heb ik zelf aanbe- velingen gedaan aan de HU, die bij kunnen dragen aan een positieve verandering. Eén van mijn aanbe- velingen is het invoeren van een lespakket “Inclusie”. Binnen de opleiding Social Work wordt dit pakket reeds aangeboden. HU breed zou er een lespakket ge- maakt moeten worden om het gesprek over alle diversiteiten te openen. De cultuur van een oplei- ding zal hierdoor meer open en persoonlijker van aard kunnen gaan worden. Daarnaast zal het bijdragen aan zichtbaarheid van alle diversiteiten, en ga zo maar door. Ook heb ik een aanbeveling gedaan over het invoeren van gender neutrale wc’s. Hogeschool Utrecht loopt achter op dit gebied. Onderwijsinstellingen als de Erasmus Universiteit, de Universiteit van Leiden en de Haagse Hoge- school hebben sinds 2018 gender neutrale wc’s ingevoerd en ervaren hier geen negatieve gevolgen van. Laten we dit dan ook invoeren op de HU, zodat iedereen zich welkom en gezien voelt. Er is in het onderzoek aangegeven dat LHBTI+-docenten niet zichtbaar (genoeg) zijn binnen de HU. Zelf ben ik van mening dat er van alle verschillende diversiteiten te weinig zichtbaarheid is onder docenten. Mijn advies is om het werving- en selectie­ proces in combinatie met diversiteit eens grondig onder de loep te nemen. Spreekt de HU alle doelgroepen aan tijdens een werving- en selectieprocedure? Mag er positief gediscrimineerd worden als de kwaliteiten van sol- licitanten hetzelfde zijn, maar de diversiteit niet? Dit zijn onderdelen waar de HU onderzoek naar zou kunnen gaan doen. Ik laat het voor nu bij deze aanbeve- lingen. Vond je dit een interessant artikel en wil je meer aanbevelingen of het hele onderzoek lezen, mail dan naar fabianudb@gmail.com FABIAN UIT DEN BOSCH
  • 22. 22 INTERVIEW Natali Szerman LEVEN MET CEREBRALE PARESE Het persoonlijke verhaal van respondent Rosa Haayen, vierdejaars logopediestudente 7 Toen mijn moeder zeven maanden zwanger was, is ze bevallen van mij. Ik ben dus twee maanden te vroeg geboren, waardoor ik een zuurstof­ tekort heb gekregen. Ik kwam gezond in de couveuse terecht, maar helaas heb ik daar een virus opgelopen dat op mijn darmen sloeg. Ik ben erg ziek geworden van dat virus en als gevolg hiervan kreeg ik een te korte kuitspier in mijn linkerbeen. Dit betekent dat ik met mijn linkerbeen op mijn tenen loop. Officieel heet deze aandoening Cerebrale Parese. In de couveuse is er ook iets verkeerd gegaan met mijn hersenen. Ik kan mij hierdoor niet goed oriënteren in een ruimte of de weg vinden. Als kind moest ik vaak naar een revalidatiecen- trum waar ik veel kinderen zag met dezelfde aandoening. Ik merkte daar dat ik nog een redelijk lichte vorm had van Cerebrale Parese, aangezien alle andere kinderen in een rolstoel zaten. Dat hoefde ik gelukkig niet! Het revalida- tiecentrum heb ik nooit leuk gevonden, omdat er eigenlijk altijd slecht nieuws werd verteld. Ik was dan ook blij als ik weer naar mijn eigen ‘gewone’ klas kon gaan, waar ik niet anders behandeld werd dan andere kinderen. Een hele lange tijd moest ik spalken dragen, dit was vreselijk! Ik vond het helemaal niks en wilde ze nooit aandoen. Door deze spalken heb ik wel leren lopen tot ik uitgegroeid was (rond mijn achttiende). Ik zie nu wel in hoe nuttig het was, maar toentertijd vond ik het echt verschrikkelijk, ik vond ze veel te groot! Ik heb de spalken ook een paar keer weggegooid, maar mijn vader haalde ze altijd weer uit de prullenbak (haha). Voor mijn ouders was deze periode denk ik heel erg lastig. Zij wisten dat ik die spalken haatte, maar wisten ook dat ik het echt nodig had. Ik heb er uiteindelijk veel over gepraat met mijn ouders. Ik kwam erachter dat ik langer kon lopen door de spalken en ik was ook wel blij dat ik gewone schoenen (van die brede gympen) aan kon en niet van die aangepaste schoenen hoefde te dragen. Toen ik eenmaal uitgegroeid was hadden de spalken geen nut meer, dus sindsdien draag ik steunzooltjes.
  • 23. 23 hoofdstuk 7 JONG-LEREN MET VERSCHIL Ik heb de opleiding onderwijsassistent gedaan op het mbo. Tijdens stage merkte ik dat mijn aandoening mij in de weg zat. Ik vond dat mijn stagebegeleiders niet heel begripvol omgingen met mijn situatie. Ik kreeg bijvoorbeeld te horen dat ik te lang over bepaalde dingen deed, terwijl dit dus aan mijn oriëntatieprobleem lag. Mijn stagebegeleiders waren hier ook van op de hoogte, dus dit voelde altijd erg oneerlijk. Naar mijn mening hadden zij wel wat meer begrip kunnen tonen en wat flexibeler kunnen zijn. Ik heb hiervan geleerd dat ik het van tevoren moet aangeven aan mijn stagebegeleiders, ook al vind ik dit wel heel erg spannend. Ik vind name- lijk dat ik dan iets negatiefs over mijzelf zeg. Door deze stages kon ik de opleiding niet afmaken, dus heb ik een andere mbo-opleiding gedaan (front officemanager), zodat ik daarna nog een hbo-opleiding kon doen. Ik wilde graag iets met kinderen doen en toen kwam mijn vader toevallig de studie Logopedie tegen. Logopedie sprak mij aan, omdat het werk is met kinderen en 1-op-1 en dus ook wat rustiger dan met een hele groep.   Drie of vier jaar geleden ben ik ook geopereerd, toen hebben ze de kuitspier in mijn linkerbeen langer gemaakt. Als je namelijk met één been op je teen loopt, is dat op den duur slecht voor je hele lichaam en ik kreeg ook meer klachten zoals pijn in mijn been. Door de operatie kon ik plat op de grond staan met mijn voet, maar omdat het al zo’n vier jaar geleden is, sta ik inmiddels alweer op mijn teen. De operatie was dus wel geslaagd, maar toch heb ik last gekre- gen van mijn enkel. Er zijn dus complicaties bijgekomen, want eerst had ik helemaal geen last van mijn enkel. Het was psychisch ook best wel moeilijk, want het is een zware operatie en het ging niet helemaal goed. Ik moest ook na de operatie opnieuw leren lopen, want ik had toen 21 jaar lang op mijn tenen gestaan en nu moest ik opeens op een platte voet staan en lopen. Dat was heel raar en moeilijk in het begin, want ik moest ook spierkracht opbouwen in dat been. De zorgverleners en ik, wij begrepen elkaar ook niet helemaal goed. De dokters hebben echt aangedrongen, omdat er geen andere optie was, ik heb uiteindelijk wel zelf ‘ja’ gezegd, want ik had ook ‘nee’ kunnen zeggen, maar niet alles is toen vanuit de dokters goed met mij gecom- municeerd. Ze zeiden ook: “klachten bij de enkel, bij deze operatie, komt zo weinig voor, dat wij dat niet als risicofactor kunnen noemen”. Ik ga ook geen operatie meer doen, tenzij er echt iets levensbedreigend is. Ook zou ik beter of eerder willen aangeven als ik ergens mee zit. Ik denk dat als ik dat bij die operatie had gedaan, dan was het emotionele/psychische deel minder heftig geweest. Op school vertel ik het niet tegen elke leraar en ze vragen er ook niet naar, want ik heb ook eigenlijk geen extra hulp nodig. Iedereen rea- geert op school eigenlijk gewoon normaal. Wij hebben wel lessen gehad over Cerebrale Parese en vroeggeboorte, in die lessen ging het ook over de ouders en ik begrijp nu ook meer wat voor impact dat op ouders heeft. Ik betrek dan die lessen ook wel op mezelf, dus ik denk ook niet dat ik met die doelgroepen wil gaan werken, omdat ik dat misschien moeilijk van mij af kan zetten. Ik krijg niet veel reacties op straat, misschien 1 tot 3 keer per jaar. Dan zeggen mensen: “huh waarom loop jij zo raar?” Meestal reageer ik daar niet op, maar ik denk dan wel: “wat gaat jou dat aan?”, ik probeer het dan zo snel mogelijk van mij af te zetten. Wat ik heb valt op zich ook wel mee, ik heb voorbeelden gezien op mijn opleiding, van kinderen die in een rolstoel zitten bijvoorbeeld. In principe kan ik ook gewoon alles, alleen sommige dingen met iets meer moeite of iets meer tijd.
  • 24. 24 AUTEUR Yasmin Zaghmut 8 ERBIJ HOREN ONDANKS ALLE TEGENWERKIN­ GEN! Je probeert zoveel mogelijk af te stemmen op degene met wie je omgaat, maar wan- neer het jou in meerdere pogingen niet lukt, dan is het gewoon niet mogelijk. Rond mijn twintigste moest ik mijn eigen land verlaten. Nederland heeft mij in 2016 met open armen ontvangen, terwijl landen in het Midden- Oosten mij als vluchteling de rug toekeerden. Doordat er een heftige oorlog in Syrië ontstond, heb ik mijn jeugd niet normaal kunnen leven. Toen ik 15 jaar was, heb ik geschreven: “Zodra de oorlog voorbij is, zal ik de asielzoekerscentra, de koffers en de paspoorten begraven”. Destijds verwachtte ik niet dat de oorlog mij de mooiste dagen van mijn leven zou ont­ nemen voordat hij afloopt en dat ik als gevolg daarvan te vroeg ouder zou worden. Dit artikel is geschreven in het kader van het project “Jong-Leren met verschil”. Sinds septem- ber 2019 neem ik als student-assistent deel aan het project Students4Students. Uit mijn ervaring in deze baan blijkt dat veel studenten naast hun studie bezig zijn met het opbouwen van hun leven, doordat ze plotseling naar een andere wereld moesten vluchten toen ze onvrijwillig afscheid namen van hun verleden. In dit artikel beschrijf ik als student met een gedwongen migratieachtergrond hoe ik mij in bepaalde situaties voelde in relatie tot mijn niet-Westerse OM TE OVERLEVEN HEB JE ANDEREN NODIG, EN ANDEREN JOU, JE KUNT ELKAAR BEREIKEN VIA COMMUNI- CATIE. HET ZOU IDEAAL ZIJN ALS JE ELKAAR DIRECT BEGRIJPT, IN DE WERKELIJKHEID VERPAKKEN WIJ ONZE BOODSCHAP IN HOUDING, GEZICHTSUITDRUKKING, GEBAAR EN WOORDEN. DE ANDER ONTCIJFERT JE BOODSCHAP, MAAR HIJ KAN OOK DE SIGNALEN ANDERS INTERPRETE- REN DAN JE BEDOELT. – Reekers & Spijkerman, 2017 ” “
  • 25. 25 hoofdstuk 8 JONG-LEREN MET VERSCHIL achtergrond. Dit artikel is gebaseerd op mijn levensverhaal en op interviews met HU-studen- ten met uiteenlopende achtergronden. Naast de pijnlijke ervaringen tijdens mijn vlucht- tocht heb ik ook iets grappigs meegemaakt. Omdat ik moslima ben, wist ik niet hoe christe- nen met religieuze rituelen in het algemeen omgaan. Toen ik net in Nederland was, heb ik in een katholiek studentenhuis gewoond. Mijn verblijf daar verliep goed en soepel, behalve de eerste ontmoeting. Samen met mijn begeleider en huisgenoten zat ik aan tafel te eten. Ik had mijzelf aan hen voorgesteld en ik vertelde waar ik vandaan kwam en wat mijn plannen voor de toekomst waren. Opeens werd mij toen gevraagd: “Bid je?” Ik antwoordde met trots: “ Ja, natuurlijk”. “Ga je gang”, hoorde ik mijn begeleider zeggen. Huh? Daar snapte ik hele- maal niks van. Het viel mij op dat iedereen zijn ogen dichtdeed, ik had zoiets nooit eerder gezien. Omdat ik destijds geen Nederlands sprak, durfde ik niet te vragen wat er aan de hand was en bleef ik dus stil. Een aantal secon- den later kwam een huisgenoot met de vraag: “Heb je nog meer tijd nodig om je gebed af te ronden?” Pas toen kreeg ik door dat er voor het eten altijd wordt gebeden. Dit had ik niet direct begrepen, omdat we als moslims vijf keer per dag ons gebed zeggen, onafhankelijk van eten. Sinds die tijd sluit ik meteen mijn ogen wanneer ik met christenen aan het eten begin. Thuis voelen Als ik naar mijn leertraject op de hogeschool kijk, vind ik dat ik door de docenten moreel gesteund ben. Een aantal docenten laat mij steeds voelen dat ik thuis ben en dat ik er niet alleen voor sta. Ze kijken met een normale blik naar mij als een deel van het geheel. Als ik tegenslagen op school ervaar, proberen docenten mij te helpen door te benadrukken dat ik sterk en een door- zetter ben. Wat ik minder leuk en ronduit on- voorstelbaar vind, is de manier waarop een paar medestudenten mij behandelen. Ze gedragen zich gewoon vreemd tegenover mij. Als iemand jou niet wil accepteren, hoeft diegene dit niet gelijk en letterlijk tegen jou te zeggen. Je kunt het afleiden uit iemands houding en uit de wijze waarop hij of zij naar jou kijkt. Gezichtsuitdruk- kingen zeggen soms meer dan woorden. Ik denk dat het dan het beste is om niet gevoelig te reageren op dit soort onplezierige situaties. Sommige emoties moet je negeren en verwer- ken voordat je verdergaat. Het helpt uiteindelijk wel om naar het volle deel van het glas te kijken in plaats van te blijven piekeren, maar deze ervaringen blijven toch ongemerkt hangen. Soms doen studenten alsof ik onzichtbaar ben, alsof ik helemaal niet besta. Ik moet dan mijn best doen om aansluiting te vinden en te laten zien dat ik er ben, maar toch luisteren ze niet altijd naar mij. Wanneer ik begin te praten, word ik soms niet serieus genomen; ik ben zelfs twee keer uitgelachen. Het deed me pijn en het voelde alsof ik werd onderschat. “De aardbol draait niet alleen om jou”, durfde ik niet tegen mijn studiegenoten te zeggen, omdat ik in hun land woon. Ik ben uiteraard dankbaar voor Nederland “het land waar ik mijn kapotte leven weer mocht opbouwen”. Maar het is uiteindelijk mijn eigen keuze om bepaalde gedragingen al dan niet te accepteren. Je mag niet een eeuw blijven studeren! Een tijd geleden werd ik door mijn contact­ persoon bij de gemeente uitgenodigd voor een gesprek. Omdat ik goed op weg was met het snel leren van de Nederlandse taal, was het doel van de afdeling Werk en Inkomen om mij ervan te overtuigen zo snel mogelijk te gaan werken. Destijds had ik, net als veel vluchtelin- gen, nog recht op een bijzondere bijstand en de tendens was om geen financiële steun meer te krijgen van de gemeente. Dit kan ik mij wel voorstellen, want nieuwkomers in Nederland zouden er goed aan doen om zich snel te ont- wikkelen en te integreren zowel in de samen­ leving als op de arbeidsmarkt. Tijdens dat gesprek met de gemeente heb ik met mijn >
  • 26. 26 contactpersoon mijn plan gedeeld dat ik graag een opleiding wilde gaan volgen aan de HU. “Een hogeschool is niet een geschikte plek voor jou. Je kunt het best een Mbo-opleiding volgen”, aldus de gemeente. “Hoe- zo?” vroeg ik haar. “Een Hbo-opleiding vereist een hoger denkniveau en je hebt een grote mond nodig”, zei ze. “Als ik een meisje met een hoofddoek zie, denk ik meteen aan taken als koken en schoonmaken. Het is ook geen geschikte plek voor iemand die de taal niet goed spreekt”, zei de ambtenaar. Ik schaamde mij toen en wist niet hoe ik op haar opmerkingen moest reageren. Ook durfde ik me niet te verde­­ - digen en te beargumenteren dat we niet zo onwetend zijn. Vanwege dat gesprek haat ik de combinatie van de voornaamwoorden ‘wij’ en ‘jij’ en probeer ik deze zo min mogelijk te gebruiken in mijn woorden. Verder wist ik niet dat er een antidiscriminatiebureau bestaat voor mensen die zo gediscrimineerd worden. Ik begrijp dat ‘we’ worden onderschat en als vreemde mensen worden gezien, maar dat staat ons niet toe om onszelf en onze eigen capaciteiten te kleineren. Wat is verplicht? In een werkoverleg ben ik tijdens Ramadan aan een groepsopdracht gaan werken. Gedurende mijn propedeuse moest ik nog wennen aan de zijgesprekken waarin studenten zaten te kletsen wanneer ze samen aan een opdracht werkten. Het delen van de dagelijkse bezigheden was een grote uitdaging voor mij. Daar heb ik veel energie in gestoken, omdat het voeren van dit soort gesprekken een hele andere taal nodig heeft dan die ik van boeken heb geleerd. Als leerdoel had ik een plan om mijn gedachten met mijn teamgenoten te delen, net zoals zij ideeën en ervaringen met elkaar uitwisselden. “Ik ga zo een bezoekje aan mijn ouders brengen zodra we klaar zijn met de opdracht” vertelde ik. “Hoe vaak ga je naar je ouders?” vroeg mijn mede­ student. “Dagelijks, vooral tijdens Rama- dan moet ik mijn vasten bij hen breken” zei ik. “Is dit verplicht? Zouden je ouders je slaan als je niet naar hen gaat?” vroeg die medestudent. Ik was een paar seconden stil en begreep echt niet hoe hij mijn boodschap had geïnterpreteerd. Dagelijks mijn ouders bezoeken hoort helemaal niet verplicht te zijn. Ik weet wel dat het in Nederland normaal is om je ouders dagen en soms weken niet te zien, wat volgens de Arabi- sche cultuur niet gepast is. Ik dacht dat mijn medestudent een grapje maakte toen hij de woorden “verplicht en slaan” gebruikte. Toch was dit geen grapje, want het bleek hem vreemd voor te komen om elke dag bij je ouders op bezoek te gaan. “Zoiets heb ik nooit eerder gehoord” zei hij. Ik ben mij ervan bewust dat zowel religies als culturen erg van elkaar kunnen verschillen. De ene cultuur lijkt helemaal niet op de andere, terwijl sommige culturen en religies wel voor elkaar herkenbaar zijn. Dat gesprek vond ik wel grappig en de andere studiegenoten konden er ook van genieten en om lachen. Daar was ik blij om. Maar aan de andere kan voelde ik mij onbegrepen en moest ik veel over de Islam vertellen om te laten weten dat we niet agres- sief zijn en dat de verantwoordelijkheid vanuit de diepte van je hart komt om veel aandacht aan je ouders te besteden. BIBLIOGRAFIE Reekers, M. & Spijkerman, R. (2017). Professionele gespreksvoering. Nederland: Pearson Benelux B.V. IK WAS EEN PAAR SECONDEN STIL EN BEGREEP ECHT NIET HOE HIJ MIJN BOODSCHAP HAD GEÏNTERPRETEERD. ” “
  • 27. 27 hoofdstuk 9 JONG-LEREN MET VERSCHIL 9 GOH, IK GA TOCH EVEN DE DOKTER HALEN Interview met Eva Eikhout INTERVIEW Frederique de Rooij Eva Eikhout (25 jaar) is opgegroeid in Groesbeek en woont momenteel al zes jaar in Nijmegen. Eva is geboren met korte armen en korte benen. Veel kan ze zelf, maar met sommige dingen heeft ze hulp nodig, zoals bij het aankleden en boodschappen doen. In 2018 studeerde Eva af van de Hbo-opleiding Communicatie Media op de HAN in Arnhem. Zij heeft daarna voor een jaar de BNN Vara Academy gedaan, waarin ze is opgeleid tot presen- tatrice en programmamaker. Bij de jongerenrubriek van De Wereld Draait Door, YUNG DWDD, heeft zij een tijd gewerkt. In oktober 2020 kwam haar (succesvolle) eerste serie online op YouTube, genaamd ‘Weet Wat Je Date’. Ook is ze werkzaam als ZZP’er en krijgt ze verschil- lende opdrachten als videoproducties maken, evenemen- ten hosten of een functie als dagvoorzitter. Kortom: Eva is lekker druk bezig! In oktober 2020 sprak ik haar over haar levensverhaal. Eva is een open boek met een enorm vlotte babbel en wijze levenslessen. Waar begint jouw levensverhaal? Ik begin zelf meestal bij dat m’n moeder zes maanden zwanger was. Dus ik begin eigenlijk min drie maanden voor mijn geboor- te. Dat ze toen voor een echo naar het ziekenhuis ging en toen zei de assistente van ‘Goh, ik ga toch even de dokter halen’. Toen kwam de dokter en die zei van ‘ Ja het klinkt misschien heel raar, maar we kunnen de armen en de benen niet vinden’. En m’n moeder en vader vonden dat natuurlijk ook wel echt raar. Achteraf moet ik er altijd wel een beetje om lachen. >
  • 28. 28 Stel je voor je zit in die kamer en ze zeggen tegen je dat ze de armen en benen niet kunnen vinden, dat is wel echt het laatste wat je ver- wacht. Mijn moeder had heel sterk zoiets van ‘Het voelt gewoon zo goed en als het kind wil komen dan komt ze maar’. En ik kwam, en ik ben er nog steeds. Mijn vader moest er iets langer aan wennen. Ik snap het wel, als vader ben je niet zwanger, je voelt het kind niet. Mijn vader had echt zoiets van ‘Wat gebeurt mij nu?!’. Volgens mij hebben ze het aan het eind van de week ergens gehoord en toen gingen ze een weekendje weg en toen was papa helemaal van *droevige toon* ‘uhhuhhh’ en toen zei mama van ‘Gast doe ef tranqii! Dit voelt gewoon goed en dit kind gaat er gewoon komen. Don’t worry’. En toen was papa er eigenlijk ook wel oké mee. Toen was ik geboren en toen zei mam *blije toon* ‘ Ja je was zo MIJN kind’. Papa was ook echt beretrots. En dat is denk ik ook het funda- ment geweest van hoe ik in het leven sta en altijd het gevoel heb gehad dat ik prima ben hoe ik ben zeg maar. Je begon dus eigenlijk in je leven al met het gevoel dat je er mag zijn. Ik kan me voorstellen dat je je ook wel eens anders hebt gevoeld dan anderen? Nou, ik denk dat ik gewoon heel erg ben opge- groeid met ‘We gaan niet ontkennen dat ik een beperking heb, absoluut niet, maar het is ge- woon een bijzaak in mijn leven’. En bijvoorbeeld thuis, we hadden ook niet lijpe aanpassingen. Gewoon heel veel krukjes en er hing een touwtje aan de deurklink met een kraaltje, zodat ik de deurklink open kon maken met het kraaltje. Mama en papa hadden gewoon iets van ‘ Ja als we het hele huis hier gaan aanpassen en jij komt ergens anders kan je geen reet meer’. Ik kon natuurlijk wel gewoon lopen, klimmen en spelen, dat soort dingen. Dus we hebben gewoon altijd praktische oplossingen bedacht. Waardoor ik heb geleerd heel erg zelfredzaam te zijn en het is niet zo dat pap en mam minder boos werden op mij dan op mijn zusjes, snap je? Gewoon super gelijkwaardig opgevoed, ieder- een hetzelfde. Ik weet wel dat ik anders ben en dat ik een beperking heb, maar het is niet zo dat ik het gevoel heb dat ik meer of minder ben dan iemand anders. En ik denk dat dat wel heel fijn is en ook hoe ik nu in mijn leven sta. Toen je naar de basisschool ging, hoe ging dat? Ging je naar het speciaal onderwijs? Nou, mijn ouders hebben wel gekeken naar zo’n speciale crèche, die is ook gratis. Maar mama dacht meer van ‘ Ja het is eigenlijk niet zo nodig, we zouden niet zo goed weten waarom’. En ze vonden het ook wel fijner om mij te laten opgroeien in een omgeving zoals de maat- schappij er straks uitziet. Dus toen ben ik naar een reguliere crèche gegaan en toen ben ik ook doorgestroomd naar regulier onderwijs. Geluk- kig zat onze basisschool echt om de hoek, dus ik kon daar met de elektrische rolstoel naartoe. Daar waren ook altijd juffen die mij hielpen naar het toilet. Dat was eigenlijk het enige wat ik nodig had. Hulp bij het toilet en bij het omkleden bij gym. Toen ik ouder werd deden mijn vriendin- netjes het omkleden. Ja, verder had ik een aan- gepaste bureaustoel. Dus vooral praktische dingen. Heb je ooit het gevoel gehad dat de leerlingen anders met jou omgingen? Nee, dat had ik zelf helemaal niet. In groep 1 duurde het wel altijd een week of 1-2 totdat alle kleuters aan mij gewend waren. Er was dan elk jaar een lichting nieuwe kleuters en die dachten dan echt ‘Huh wat de f*ck is dat?!’ Na twee weken was het gewoon normaal en dan wist iedereen ervan. Ik was ook niet op m’n mondje gevallen, dat moet ik ook wel zeggen. Dat heeft ook wel geholpen, ik trok wel gewoon m’n mond open. Ik liet me echt niet pesten ofzo. Dat scheelt natuurlijk wel. IK WILDE VROEGER ALTIJD FIETSEN, NOU IK KON WEL EEN FIETS GAAN KOPEN, MAAR DAAR GING IK NIET VAN LEREN FIETSEN. TUURLIJK MAG JE HET K*T VINDEN, MAAR BLIJF ER NIET IN HANGEN, WANT DAAR GA JE OOK NIET VAN KUNNEN FIETSEN. ” “
  • 29. 29 Is dat ook iets waar jij je kracht vandaan haalt? Ja, mijn verbale communicatie denk ik wel heel erg. Met mijn ogen spreken en de woorden die ik zeg. Ik denk dat die dingen ook wel echt de kracht zijn van mij. Dat zei laatst nog iemand tegen mij van ‘ Ja als jij wordt aangevallen ben jij echt niet sterk om terug te vechten, maar mondig ben je wel heel sterk’. Dat is wel echt een soort van kracht van mij denk ik ja. Wat zou je tegen iemand zeggen die geboren wordt met dezelfde beperking als jij? Dan zou ik tegen die ander heel erg zeggen dat je niet moet denken dat de wereld zich aanpast aan jou. Als er iets is wat ik heb geleerd door de jaren heen is dat je als je érgens toe in staat bent, is dat je eigen regie over je leven. Natuur- lijk is dat makkelijker gezegd dan gedaan, als je echt tot niks in staat bent is dat voor een mens echt lastig. Toch ben ik er wel van overtuigd dat dat de mens het meest gelukkig maakt, om zo onafhankelijk mogelijk te zijn, zelf te bepalen wat je doet in je leven en ik heb gewoon vaak het idee dat mensen met wat voor een beper- king dan ook zeggen van ‘ Ja die instelling heeft mij verkeerd behandeld of dit is k*t geregeld of die rolstoel is niet goed’. En dan denk ik van ‘ Ja je kan ook zelf een actieve houding aannemen en zelf gewoon regelen dat het wel goed gere- geld wordt’. Keerzijde is wel dat ik bijvoorbeeld, ik woon dan hier op mijzelf en ik heb een team van zorgverleners, zes meiden, die mij elke dag komen helpen bij mijn verzorging. Die moet ik iedere week inplannen, elke dag contact mee hebben, ik moet hun uren declareren en hun contracten opstellen. Het is soort van mini bedrijf dat je voor jezelf hebt. Soms heb ik daar echt geen zin in en is het echt een takke werk, maar aan de andere kant bepaal ik zelf wie er aan mijn lichaam komt, wie er in mijn huis komt, in mijn privé komt, snap je? Daarmee houd ik zoveel mogelijk regie over mijn eigen leven. Ik probeer gewoon altijd te kijken van wat wil ik, hoe kan ik kijken hoe ik daar kom en niet van dat iemand dat moet regelen voor me. Je moet gewoon zelf in control blijven in hoeverre je dat dan kan. En tuurlijk heb ik wel van die dagen dat ik even geen zin heb in die handicap, ik zeg dan vaak dat het een jas is die niet lekker zit en die dan niet uit kan. Ik vind het echt een pijnlijke gedachte dat ik nooit een dag niet gehandicapt zal zijn in mijn leven. Die dingen vind ik wel echt moeilijk, maar je moet er niet in blijven hangen, want je hebt er gewoon geen reet aan. Je hebt wel al mooie oplossingen bedacht zag ik: je hebt een eigen auto!! Precies, nou die auto kwam niet voor m’n achttiende, want dan mag je gewoonweg nog niet autorijden, maar toen ik achttien was ben ik wel meteen aan de slag gegaan daarmee. Nu rijd ik al vier jaar overal heen waar ik wil, dat is echt te gek! Dat is misschien dan wel weer een voordeel, want als ik geen beperking had gehad had ik waarschijnlijk ook nog geen auto gehad. Soms heeft het ook wel leuke dingen. Bij mij was de motivatie natuurlijk zo torenhoog. Met die auto kocht ik letterlijk mijn vrijheid. Ik vond het ook zo leuk, dat autorijden, dat ik dacht ‘Yeah!’ Mijn auto is helemaal aangepast. Heel vet. Dat is natuurlijk ook wel weer cool dat ik in deze tijd leef. Ik had de eerste vijf maanden wel de hele tijd bekeuringen met te hard rijden haha. Ze gaan natuurlijk echt geen gehandicapten­ korting geven of zoiets haha. Waren er praktische aanpassingen bij jou op de hogeschool? Ik heb hier zelf een aangepast toilet en als je op school zit kan je via UWV aanpassingen aanvragen op school. Toen weet ik nog dat ik ook zo’n aanpassing heb laten installeren. Dat doen ze gewoon op zo’n invalide toilet. En ik weet nog dat ik die op school heb laten instal­ leren en toen was ik even vergeten om dat te overleggen met de school. Toen kwam er zo’n monteur en toen zei ik van ‘ Ja hier op deze wc’ en toen kwam de conciërge op een gegeven moment en die zei van ‘ Ja er is iemand op het toilet iets aan het bouwen?!’ en toen zei ik ‘ Ja dat is mijn nieuwe wc!’ toen zei hij ‘Heb je dat wel tegen iemand gezegd?’ en toen dacht ik ineens ‘k*t’. Kreeg ik zo’n mailtje van de HAN ‘Het is niet echt de bedoeling dat je dat zelf gaat doen.’ Ja, maar goed als jullie die wc niet voor mij aanpassen… En zij wilden mij niet helpen met naar de wc gaan, die docenten dan. Ik heb wel een tijdje thuiszorg gehad, maar die kwamen dan om elf uur en als je dan om tien uur al moest plassen had je een probleem weet je wel. Helemaal k*t was dat. En toen dacht ik van ‘Dan laat ik wel zo’n wc installeren’. Dat is dus ook beetje wat ik bedoel met je kan wel boos worden op school, maar je kan ook kijken van hoofdstuk 9 JONG-LEREN MET VERSCHIL
  • 30. 30 ‘Oké hoe ga ik het dan regelen’. Ik was oprecht vergeten om het door te geven, maar later dacht ik wel van ‘F*ck jullie bitches, jullie willen mij niet helpen, dus dan regel ik het zelf wel’. Je kunt ook niet verwachten dat school weet wat je nodig hebt. Ik weet ook niet wat iemand die blind is nodig heeft. Dus ik denk dat het goed is om zelf een actieve houding te hebben en er samen naar te kijken wat er kan. Kreeg je verder ondersteuning vanuit school? Ja ik heb wel eens een intake gehad met een decaan. Maar ik vond haar dus niet zo. Zij was een beetje van ‘ Ja hartstikke leuk dat je hier komt studeren, maar we kunnen eigenlijk niks voor je doen’ haha. Maar ja dan denk ik van ‘ Ja ik regel het wel zelf, want ik weet zelf wel gewoon wat ik nodig heb’. Ik had wel een hele chille slb’er, die altijd wel goed meedacht. Wat ik bijvoorbeeld ook nog wel weet, dan gingen we ergens naar toe, weet ik veel klassenuitje of intro kamp. Dan moest ik ze er dus wel even aan herinneren dat er dus een bus met een rolstoel, zeg maar dat er een rolstoel in kan, zo’n dubbel- dekker geregeld werd. Als ze daar zelf dan aan denken, dat is gewoon vet. Ik heb het idee dat je echt wel weet wat je nodig hebt en wat je wilt. Ik kan mij ook voorstellen dat je dit gevoel soms even helemaal niet meer hebt. Is dit zo en praat je hier dan met mensen over? Ja, dat klopt zeker. Dat heb ik op de middelbare school gehad. Als je met een beperking naar de middelbare school gaat krijg je een ambulante begeleider toegewezen. En dat is iemand die eigenlijk zorgt dat jij op het regulier onderwijs zo goed mogelijk kan meedraaien. Dus als ik eigenlijk een bureaustoel nodig had, dan regelde zij dat. Of als we een uitje hadden zorgde zij ervoor dat die bus een rolstoelplek had, weet je wel? Toen ik aan het puberen was, had ik voor het eerst een moment dat ik dacht ‘Ik heb echt GEEN zin meer om gehandicapt te zijn’. Tja dat kan je wel zeggen, maar daar ga je niet ‘onge- handicapt’ van worden. Maar toen ben ik wel met haar wekelijks op gesprek gegaan en toen heeft zij mij heel erg de eerste stappen van een handicapverwerking geleerd. Wat daarbij komt kijken, dat je je voelt zoals je je voelt, hoe je daarmee om kan gaan et cetera. Ik vond dat toen ook heel waardevol. Toen ik bij BNN Vara ging werken gebeurde het weer opnieuw. Toen ben ik wel naar een ervaren gecertificeerd persoon gegaan. Zij was eigenlijk, ja hoe noem ik dat, een rouw specialist. Zij was in ieder geval gespecialiseerd in rouwprocessen, omdat een handicap vergeleken wordt met een rouwpro- ces. Je hebt namelijk iets niet wat je ook nooit zal krijgen en daar moet je het dan ook maar mee doen. Toen heb ik een aantal sessies bij haar gehad en dat vond ik ook echt mega waardevol. Omdat ik in één keer zag waar mijn pijnpunten zaten met de beperking en waarom die dan op bepaalde momenten van mijn leven heel sterk naar voren kwamen. Dus bijvoorbeeld toen ik op kamers ging wonen. Mijn huisgenoten waren heel druk met welke bank ze wilden, maar ik was zo druk met zorgen dat die zorg goed geregeld was, dat mijn budget goed geregeld was, want ik heb een persoonsgebonden bud- get, PGB, daarmee koop je zorg in. Ik moest de juiste contracten vinden, ik moest nog zorgverleners zoeken, ik moest een soort van sollicitatiegesprekken met hen doen. Nu is dat het allemaal waard geweest hè, want ik ben super blij met mijn zorgteam en dat ik dus kan kiezen wie er aan mijn lijf zit, maar de weg ernaar toe was zo intens. Ik moest zoveel zorgen en het was allemaal nieuw en niemand die je helpt. En op dat soort momenten vond ik het dus heel fijn om het daar met iemand over te hebben. Als er dus een nieuw hoofdstuk in mijn MENSEN MOETEN GEWOON WENNEN AAN DINGEN. NET ZOALS CORONA, NIEMAND WEET HOE HET WERKT DAAROM HEEFT IEDEREEN HET EROVER. WANT ALS MENSEN IETS NIET SNAPPEN, DAN GAAN ZE ER NET ZOLANG OVER DOOR TOTDAT ZE HET SNAPPEN. DAT IS GEWOON ZO. ” “
  • 31. 31 leven is en iets groots verandert en ik dus moest zorgen dat ik op locatie een aangepast toilet heb, dat er zorg is als ik dat nodig heb, dat ik de auto ergens kan parkeren, weetjewel die praktische zaken gewoon. Ja, dat is gewoon altijd even extra werk. Dat is soms gewoon k*t. Wat was de houding van die mevrouw? Toen ik me ingeschreven had op die studie had ik een gesprek met die decaan. Ja ik vond haar dus niet zo meedenkend. Als in: stel je kan niet voor mij zorgen dat er een docent mij naar het toilet helpt, dan kan je ook zeggen ‘Goh ik begrijp dat je dat nodig hebt, maar bij ons in de protocollen staat nou eenmaal dat we dat soort dingen niet doen. Maar misschien kunnen we een thuiszorg laten komen of…’ Snap je? In plaats van te zeggen ‘Nee dat doen we hier niet’. Dat iets niet kan, à la. Maar toon in ieder geval begrip ofzo. Doe niet alsof ik iets onmogelijks vraag. Ik denk dat het heel erg in de communi- catie ligt en of je open staat om iemand te helpen. Heb je weleens het idee dat mensen het lastig vinden om met jouw handicap om te gaan en daardoor anders met jou omgaan? Nou, het valt heel erg mee. Ik heb wel het idee dat ze soms aan het afkijken zijn hoe ik dan met anderen aan het praten ben, snap je? Voordat ze echt op me afstappen. Als ik ze voor het eerst ontmoet: de hand geven is altijd een awkward moment. De ene geeft een schouderklopje, de ander een aai over m’n bol, weer een ander een HELE harde hand of echt zo’n hele zachte. En ik snap het ook wel. Ik steek altijd maar gewoon mijn linkerarm uit, want die is het langste. Dan denk ik altijd van ‘Ik zie wel wat ik terugkrijg’. Dus die momenten zijn wel altijd meer awkward. Maar ja als ik begin met praten komen ze er wel snel achter dat ik gewoon capabel ben. Ik maak ook vaak een grapje ofzo, beetje een ijsbreker. Of dat ik laat merken dat ik er ook mee oké mee ben. Dan zeggen ze van ‘Doe effe niet zo bijde- hand’ en dan zeg ik ‘Huh welke hand?’, dan zie je ze zo ‘Oohhhh” maar dan zit ik zelf lekker te lachen. Dan geef je hen ook het gevoel van ‘ Joh je kunt niks fout doen. Het is niet erg, maak je niet druk, ik ben echt niet gekwetst als je iets onhandigs zegt’. Bijvoorbeeld ook een vriendin die vroeg aan een ander van ‘ Jo, Eef is binnen- kort jarig, wat zal ik voor d’r verjaardag geven?’ Toen zei die ander van ‘Doe anders een arm- band ofzo’ ‘Een armband?!’ ‘ Ja dat is toch hartstikke leuk, een armband?’ ‘Eef een arm- band?!’ ‘Ohhh, ja dat kan helemaal niet!’. Maar toen dacht ik zó chill dat mensen er niet meer over nadenken! Soort van bewijs dat ik echt word gezien als mijzelf. Zie jij nog mogelijkheden of heb jij nog tips om diversiteit meer zichtbaar en toegankelijker te maken? Nou, je weet gewoon dat mensen vragen hebben. Je kan mensen ook niet verwijten dat ze vragen hebben, maar ik heb altijd het idee dat als ik het al een keer heb verteld hoe het een beetje werkt en hoe het gaat, dan is het daarna zó oké. Bijvoorbeeld iemand met autis- me: vertel gewoon wat je hebt. Leg het uit, jij bent nu in staat om je eigen ambassadeur van je eigen beperking te zijn. Je bent het visite­ kaartje van jezelf en je bent ambassadeur van je eigen beperking, dus je kan letterlijk alles vertellen wat je zou willen vertellen. Ik kan ver- tellen over mijzelf, daarmee zorg ik dat het echt niet zielig is. Want ik wil niet zielig gevonden worden, dus ik ga echt niet voor de klas staan en zielig zeggen *zielige toon* ‘ Jaaa toen ik geboren werd...’ Weet je wel? Dus het bespreekbaar maken van de beperking? Ja en ik denk bijvoorbeeld ook, maar dat is dan los van school, dat bijvoorbeeld het jeugd- journaal iemand moet laten presenteren met een beperking, want dan komen jonge kinderen daarmee al in aanraking met het jeugdjournaal. Hoe vet is het dat je dan een presentator hebt die even wat anders is. Hoe eerder je ermee begint, hoe normaler het gaat worden. hoofdstuk 9 JONG-LEREN MET VERSCHIL
  • 32. AUTEUR Peter Hendriks FOTO Henne Arnolt Verschuren Over spelen en vechten met taal in het gesprek over diversiteit en inclusie 10 ONGEMAK­ KELIJKE TAAL ‘In de afgelopen jaren ging het debat over diversiteit en inclusie minstens zo vaak over het gemis aan gepaste taal om het er met elkaar over te kunnen hebben. Mensen hebben het gevoel op eieren te moeten lopen en men vraagt zich af of men bepaalde dingen nog wel kan benoe- men en vooral hoe dan? Kun je nog over Marokkaanse criminele jongeren spreken, over seksisme tegen vrouwen, over homo’s als we steeds meer vragen stellen bij het categoriseren van groepen? Wanhopig werden sommigen ervan: moeten we het nu hebben over invaliden, gehandi- capten, mensen met een beperking, fysiek uitgedaagden, mensen met een rugzakje… (!)?? Samen met een collega deed ik onderzoek naar de relatie tussen diversiteit en ethiek en daarin kwamen we veel taalongemak tegen; ook bij onszelf’ – Kanne, M. & Hendriks, P. 2019 Het is een fenomeen geworden: zie de taalgidsen die uit­ gegeven worden voor personeel van gemeenten, voor musea, verpleging… met regels over hoe we iets of iemand moeten benoemen. Moeten we dat wel willen, vragen velen zich af: regels over wat mag en wat niet mag. Het toegeno- men taalongemak vertelt ons iets over veranderingen in de samenleving en eigenlijk hebben we nog geen passende taal om hier woorden aan te geven.
  • 33. 33 hoofdstuk 10 JONG-LEREN MET VERSCHIL Geen woorden, (alleen) maar daden Ook in het taalgebruik lijkt de polarisatie in de samenleving toe te slaan, de ene helft vraagt om meer empathie en respect en de andere helft stelt dat niemand hun het ‘vrije woord’ mag ontnemen en verwijt de ander vooral het ‘cultiveren van slachtofferschap’. Judith Butler (1997) verdiept zich in ‘Opgefokte taal’ (Excitable Speech) in de discussie over vrije meningsuiting. ‘Zeggen wat je denkt’ is in de afgelopen jaren een beladen begrip geworden. De veelgeprezen vrijheid van meningsuiting stuit in de praktijk namelijk op grenzen. Woorden zouden volgens sommigen geen fysieke schade tot gevolg heb- ben of iemand belemmeren in de uitoefening van vrijheden. Dit wordt door Butler bestreden. Zij stelt: spreken en doen zijn niet te scheiden. Woorden kunnen nu eenmaal kwetsen en heb- ben dan tastbare gevolgen. Zij onderzoekt wat woorden tot daden maakt. ‘Woorden zijn niet alleen uitdrukkingen van ideeën. Het zijn ook sociale acties.’ Taal kan mensen net zo verwonden als een kogel. Dat lijkt me van belang, zeker in een tijd waarin steeds meer mensen hun expliciete steun uitspreken voor etnische discriminatie, zoals tijdens de verkiezingen van maart 2021 bleek. De filosoof John Stuart Mill beziet het vanuit een wat ander perspectief: jouw vrijheid stopt waar die een ander schaadt. Dat betekent volgens zijn redenering niet dat de vrijheid van meningsuiting gebukt moet gaan onder het recht niet gekwetst te worden. Niet gekwetst worden is geen recht. Woorden hebben nu eenmaal geen fysieke schade tot gevolg, noch belemmeren ze iemand in de uitoefening van zijn of haar vrijheden. Kortom, zolang er geen fysiek geweld mee is gemoeid, of aantoonbare fysieke schade, is er geen probleem. Kort gezegd, een andere opvat- ting zou schade ‘subjectiveren’. Framing Framing in taal is in de afgelopen decennia aan de orde van de dag: in de media, in de politiek en de commercie. Wie een frame gebruikt, probeert via woorden, en de beelden en gevoelens die ze oproepen, de manier waarop anderen naar de werkelijkheid kijken te beïnvloeden. Het frame wordt een bril waardoor we bepaalde informatie wel zien en andere juist niet. We doen het alle- maal en kunnen er soms om lachen, zoals in het voorbeeld van de Spoorwegen die het opeens systematisch niet meer hadden over vertragin- gen, maar over het later vertrekken van de treinen. Volgens sommigen is dat echter minder JE WEET EIGENLIJK NIET EENS MEER HOE JE EEN GESPREK MOET VOEREN MET IEMAND DIE ANDERS IS DAN JIJ. JE VINDT HET STEEDS LASTIGER OM MET ECHT ANDEREN IN GESPREK TE GAAN, JE LEERT NIET EEN VOORSTELLING TE HEBBEN VAN DIENS LEEFWERELD. JE VERLIEST BINDING, HET BESEF DAT JE SAMEN MET DIE ANDER BURGER BENT IN DEZELFDE SAMENLEVING – Ghorashi, 2019 ” “ Twee homomannen worden bruut mishandeld omdat ze hand in hand lopen. De volgende dag gaat het in de Nederlandse dagbladen over ‘Marokkaanse straatterreur’. Volgens Judith Butler is hier iets grondig mis: de verworven vrijheden van homoseksuelen worden misbruikt om een andere minderheid uit te sluiten. Hetzelfde gebeurde volgens haar na de massa-aanranding tijdens een Oud en Nieuw in Keulen – plotseling was progressief én conservatief Europa in rep en roer over de bedreiging van vrouwenrechten. ‘We moeten ervoor waken dat de vrijheden van homo’s en vrouwen voor het karretje worden gespannen van conservatieve politieke agenda’s om Europa wit te houden’, aldus Butler. >
  • 34. 34 onschuldig en leidt het tot de verdenking van het verbloemen van problemen en de realiteit. Debatten over gevoelige woordkeuzes laten zien waar er pijn zit. En ze brengen ons in contact met dilemma’s. Als we over groepen praten, spitst het dilemma zich vaak toe op vragen over in- en uitsluiting. Enerzijds is er de behoefte om een groep te beschermen door achterstelling bespreekbaar te maken, anderzijds is er het besef dat je mensen juist door ze te labelen buiten de orde van het normale plaatst. Mensen zijn voortdurend bezig met ‘talking in and out of place’, ze zijn dus bezig met anderen of zichzelf te zeggen er wel of niet bij te horen. In de beleefde gevoelens van in- en uitsluiting op verschillende plekken speelt taal een sleutel- rol. Veel discussies over taal gaan in feite over democratische vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting. Daarbij komt de vraag op of de vrijheid van meningsuiting begrenst dient te worden ten gunste van het recht om niet ge- kwetst te worden. Een desk-search naar de publicaties (2018-2020) over taalongemak in de media levert een waaier op van thema’s die inzicht geven in de debatten over gevoelige woordkeuzes. Zo gaat het niet alleen over wat gezegd kan worden en hoe, maar ook over wat soms niet gezegd wordt, of bijvoorbeeld het gebruik van terugkerende metaforen. Zo is de metafoor van migranten als water niet nieuw. In het migratiedebat lees en hoor je regelmatig hoe we ‘overspoeld’ worden door een tsunami van migranten, door ‘migratiegolven’ en ‘migra- tiestromen’. De impliciete (en soms ook explicie- te) conclusie is daarbij: we moeten de kraan dichtdraaien en dammen opwerpen. Charlotte Laarman promoveerde in 2013 aan de Universi- teit Leiden met een proefschrift over framing in het migratiedebat. Ze beschrijft de verschillende metaforen die tussen 1945 en 2005 in Nederland veel gebruikt werden. De watermetafoor kwam volgens haar vooral veel voor in het debat over Surinamers en Antillianen. Ze beschrijft hoe de metafoor een gevoel van dreiging creëert, zonder de omvang of aard van de dreiging te benoemen: “De watermetafoor appelleerde aan de Nederlandse angst voor het wassende water. Door migranten te beschrijven als golven en stromen in plaats van als mensen, ging het niet over de noden en de rechten van de individuele migrant.” Dit fenomeen wordt ook wel aangeduid als ‘dehumanisering’. Het recht om te kwetsen Opvallend is dat dominant verwezen wordt naar enerzijds de actualiteit met daarin veranderende machtsverhoudingen, maar ook naar debatten over hoe vrijheden (de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst) zich verhouden tot het recht om niet gediscrimineerd te worden (het anti-discriminatie beginsel). Het gaat in veel artikelen over wie de definitiemacht heeft, maar ook wie eigenlijk bepaalt wat leuk is, of wat satire is. Humor wordt soms beschouwd als ventiel in de moderne, complexe diverse samen- leving, maar tegelijk wordt erkend dat humor ook juist kan verdelen en polariseren. Kwetsen kan een middel zijn om taboes te doorbreken, maar heiligt dit doel de middelen? Nicolaas Veul maakte voor de VPRO een persoonlijke documentaire ‘Pisnicht, the Movie’, met als aanleiding de discussie die ontstond nadat Youp van ‘t Hek het woord ‘pisnicht’ gebruikte in zijn show en NRC-column en er in Veronica Inside ook homograppen werden gemaakt. ‘Minderheden moeten niet zeuren’, klonk het toen daar kritiek op kwam. ‘Homo’ roepen of een homograpje maken: het gebeurt veel en het lijkt redelijk normaal. Maar ben je een zeikerd als je iets van deze grappen zegt? En waarom? Nicolaas Veul krijgt het verwijt de humorpolitie te zijn en reageert als volgt: “Ik ben niet van de humorpolitie, integendeel. Net als de meeste homo’s heb ik veel zelfspot. Het gaat ook echt niet om één of twee grappen, maar om de optelsom, om de cultuur van alleen maar negativiteit. Ik verbied niets, ik roep alleen op tot empathie. Kun je invoelen wat je een ander aandoet met die continue platte stereotypen? En ben je bereid om eens een ander woord te kiezen?”
  • 35. 35 Het vrije woord is natuurlijk niet absoluut. Het is per definitie ingeperkt. Het vrije woord is dus een relatief begrip, het is niet per se emancipatoir van karakter. Het kan ook de uitdrukking van een machtsrelatie zijn, zoals een werkgever die tegen zijn secretaresse voortdurend seksuele toespelingen maakt. De roep om de vrije expres- sie te beschermen klonk tevens in de profeet Mohammed cartoon kwesties. Ook daarin werd betoogd dat spot taboedoorbrekend is, eman­ ciperend en grensverleggend. De vrijheid van meningsuiting impliceert nu eenmaal het wet­ telijke recht om te beledigen en te kwetsen. Het is tegelijkertijd echter niet erg ethisch om dat wat een ander dierbaar is af te kraken, opzettelijk te kwetsen en belachelijk te maken. Met andere woorden, het wettelijke recht op beledigen dat de vrijheid van meningsuiting met zich meebrengt moeten we niet verwarren met een moreel recht op beledigen. Dit betekent dus dat we wettelijk maximale ruimte moeten creëren en ook behouden voor dat wat we persoonlijk en moreel zoveel mogelijk moeten ontmoedigen. Dit is een paradox en die schuurt behoorlijk. Woorden doen ertoe, zo concludeerde ook het Nationaal Museum Wereldculturen al in de gelijknamige onderzoekspublicatie in 2018. Het is onmogelijk om de vele noodzakelijke gesprekken over moeilijke thema’s zoals racisme, klimaat, sociale ongelijkheid, vlucht en migratie, kolonia- lisme, slavernijverleden, LHBTIQ+ rechten, genderrollen, beperkingen en toegankelijkheid te voeren zonder ons bewust te zijn van de taal die we gebruiken en de spanningen (en emoties) die deze oproept. Het idee dat sommige woorden niet meer van deze tijd zijn, en zelfs racistisch, vindt veel weerklank bij een breed en uiteenlo- pend publiek, van academici en journalisten tot andere burgers. Zo is de naam negerzoen (nu chocozoen) in 2005 aangepast omdat deze als discriminerend of racistisch kan worden ervaren. ‘Ingrijpen’ in taal is in de ogen van sommigen echter slechts een politiek correcte daad, een overgevoeligheid, of een belachelijk sentiment. Volgens anderen is het een poging de geschiedenis te herschrijven. Woorden reprodu- ceren stereotypen. Diversiteit brengt enige span- ning met zich mee, omdat ze de comfortzones en dagelijkse routines ter discussie stelt. We voelen ons geconfronteerd als Nederlanders met ons zelfbeeld dat we graag schetsen als progressief en tolerant en waarmee we ook met ons vingertje wijzen naar anderen. Maar opeens zijn er dan ook weer de ‘black lives matter’ acties, die dat zelfbeeld weer onderuithalen. De scherpste maatschappelijke discussies van het afgelopen jaar gaan allemaal over hetzelfde: machtsongelijkheid. Met de #MeToo beweging kwamen over de hele wereld steeds meer verhalen naar buiten over machtsmisbruik en seksueel geweld, in de media, sport, kerken, politieke partijen, ngo’s en vrijwel alle andere instituten. Ver voor #MeToo discussieerden we al jarenlang in december in de Zwarte Pietendis- cussie over wie eigenlijk bepaalt hoe we met de grenzen van onze tradities omgaan. Iedereen die het feest viert, zou je denken. Maar daarin blijkt de ene stem toch nog steeds zwaarder te wegen dan de andere. Wie heeft grap- en woordmacht? Wie heeft ‘definitiemacht’: wie bepaalt waar we over praten en hoe? Dat verschuift. Dat is duidelijk. Kleine minderheden worden groot. Toch hebben al deze debatten wel wat met elkaar gemeen. Ze gaan allemaal over de grenzen van het toelaatbare: de vraag of alle stemmen gehoord moeten worden, en zo niet, wat de criteria zijn voor begrenzing. En in al die gevallen worden de grenzen getrokken door de hoofdstuk 10 JONG-LEREN MET VERSCHIL KWETSEN KAN EEN MIDDEL ZIJN OM TABOES TE DOOR­ BREKEN, MAAR HEILIGT DIT DOEL DE MIDDELEN? ” “ >
  • 36. 36 samenleving zelf, in de gedaante van grote bedrijven, media, universiteiten, programma­ makers, werkgevers, de buurman, en onszelf. Niet zo vreemd dat het debat hierover verhit is: het gaat over de machtsverhoudingen binnen de samenleving – een strijd waar niemand aan ontkomt. Woorden kunnen we zien als gestolde stukjes geschiedenis, als de vertolkers van bestaande patronen en machtsverhoudingen. Meer bewust- zijn van wat taal allemaal herbergt zou ons ook in het (hoger) onderwijs sieren. Met taal kunnen we machtsverhoudingen bevestigen of juist ontkrachten. Het is geen overbodige luxe ons taalgebruik meer genderneutraal te maken als we ongelijkheid tussen mannen en vrouwen willen reduceren. Natuurlijk herschrijven we de geschiedenis, dat doen we voortdurend (ook die van onszelf!). Taal bepaalt voor een groot deel hoe je naar de wereld kijkt en betekenis geeft aan wat je in die wereld ziet. Daarmee is taal niet alleen een middel om een boodschap over te brengen, maar het is veel meer dan dat. Tommy Wieringa had het in zijn column van 27 maart (NRC) over de vraag: kan ik in deze tijd nog vrijuit spreken? Hij herhaalde het advies van rapper Typhoon en dat doe ik hier nog maar eens: ‘Wees moedig in je ongemak’. REFERENTIES: Excitable Speech. A Politics of the Performative. Judith Butler (1997). Uitg.: Routledge, New York/ London. Kanne, M. & Hendriks, P. (2019). Diversiteit als ethisch vraagstuk. Uitg.: Hogeschool Utrecht. www.filosofie.nl/judith-butler-taal-kan-mensen- net-zo-verwonden-als-een-kogel/ Words Matter by NMVW - issuu www.grenzeloos.org/content/over-het-taboe- en-het-vrije-woord Dat Zwarte Cross capituleerde is jammer: laat de satire niet sneuvelen | Trouw Ghorashi, H., 2019 in: www.zorgwelzijn.nl/exclu- sie-is-natuurlijker-dan-inclusie/ www.vpro.nl/programmas/pisnicht-the-movie. html www.nrc.nl/nieuws/2018/06/29/geen-mensen- maar-stromen-en-golven-komen-eraan- a1608417 www.trouw.nl/home/debat-over-gevoelige- woorden-laat-de-pijn-zien~a282c231/ www.brainwash.nl/bijdrage/kleine-minderheden- worden-groot www.sevendays.nl/nieuws/musea-komen-met- gevoelige-woorden-boekje www.nrc.nl/nieuws/2008/03/21/woorden-zijn- daden-11512132-a772031 www.nrc.nl/nieuws/2018/12/28/op-zoek-naar-de- gedachtenpolitie-a3127201
  • 37. 37
  • 38. 38 April 2020, begin van de eerste lockdown De mevrouw ploft neer in het vier-stoelen compartimentje naast mij. Ook zo’n open compartimentje dus. We gaan op weg naar Amsterdam, en ik reis door naar Castricum. Ze eet een wrap, stalt haar spullen uit en begint een telefoongesprek. Op luide toon. Ik zoek op mijn telefoon dat stukje over hoogsensitiviteit waar een vriendin het vanochtend over had en begin te lezen. Ineens timmert mevrouw driftig op het raamtafeltje. Ze heeft het tegen mij! Misschien al de hele tijd? Op dezelfde luide toon blaft ze: “wat is dit voor kanaal waar we nu langsrijden?” “Het Amsterdam-Rijnkanaal”, denk ik. Dat roept een hele reeks luide vragen op: “waar komt dit kanaal dan precies binnen in Amsterdam? Hoezo is dit het Amsterdam-Rijnkanaal, waar komt dit dan in de Rijn? Hoe loopt de Rijn dan?” Ze kent wel de Maas en de Waal, en weet dat het er drie zijn, dus dat de Rijn erbij hoort, maar waar loopt die dan precies? Ik probeer er tussendoor te komen, maar ze blijft maar vragen op me afvuren. Ze betrekt Leidse Rijn, de Kromme Rijn, de Vecht die naar Amelis- weerd loopt, de Schippersbrug in Utrecht erbij, en herhaalt steeds maar of ik weet langs welke plaatsen de Rijn nu toch loopt. Als ze even ademhaalt pers ik “Arnhem” ertussen. “Arnhem ja! En ook Nijmegen? En waar dan toch bij Utrecht?” Ze heeft het echt allemaal al gehad, in klas 2 vroeger in Suriname, maar dit is nu toch wel heel wat anders, hè. Dit is een lesje in praktische kennis wat we nu krijgen! “Heb jij dan geen smartphone”, vraagt ze ineens beschuldigend. “ Jawel”, zeg ik bedremmeld. “Nou, zoek het dan eens op!” Braaf zoek ik het op. De hele coupé leeft mee, begrijp ik uit het gegniffel. Iemand schraapt zijn keel. Opnieuw scandeert ze hard, plaatsnamen ditmaal: “Arnhem, Wageningen, Culemborg, Everdingen, Wijk bij Duurstede.” Elke naam herhaalt ze daarbij een paar keer. Ook hoest ze uit- voerig en er verschijnt een zakdoek. Daarin begint ze uitbundig HET LESJE PRAKTISCHE KENNIS 11 AUTEUR Hanke Drop