SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 30
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“ Schijf model” )
3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
Met terugleggen Zonder terugleggen
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat
door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal
keer dat Rutger een knikker pakt.
Bereken P(Z=3)
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat
door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal
keer dat Rutger een knikker pakt.
Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat
door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal
keer dat Rutger een knikker pakt.
Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat
door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal
keer dat Rutger een knikker pakt.
Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat
door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal
keer dat Rutger een knikker pakt.
Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
5
3
æ
èç
ö
ø÷ i(
4
10
)3
i(
6
10
)2
=
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat
door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal
keer dat Rutger een knikker pakt.
Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
5
3
æ
èç
ö
ø÷ i(
4
10
)3
i(
6
10
)2
» 0,230
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door
tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat
Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
5
3
æ
èç
ö
ø÷ i(
4
10
)3
i(
6
10
)2
» 0,230
P(Y=3)= P(rrrgg)=
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door
tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat
Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
5
3
æ
èç
ö
ø÷ i(
4
10
)3
i(
6
10
)2
» 0,230
P(Y=3)= P(rrrgg)=
4
3
æ
èç
ö
ø÷ i
6
2
æ
èç
ö
ø÷
10
5
æ
èç
ö
ø÷
» 0,238
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door
tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat
Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
5
3
æ
èç
ö
ø÷ i(
4
10
)3
i(
6
10
)2
» 0,230
P(Y=3)= P(rrrgg)=
4
3
æ
èç
ö
ø÷ i
6
2
æ
èç
ö
ø÷
10
5
æ
èç
ö
ø÷
» 0,238
P(Z=3)=P(rrg)=
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door
tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat
Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
5
3
æ
èç
ö
ø÷ i(
4
10
)3
i(
6
10
)2
» 0,230
P(Y=3)= P(rrrgg)=
4
3
æ
èç
ö
ø÷ i
6
2
æ
èç
ö
ø÷
10
5
æ
èç
ö
ø÷
» 0,238
P(Z=3)=P(rrg)=
4
10
i
3
9
i
6
7
4va h6 Samenvatting
1. Kansen bij verschillende “schijven”
2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )
Met terugleggen 3. “Vaasmodel”
4. Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. De schijven hiernaast
worden gedraaid. Bereken
de kans op 3 keer het getal 1
op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene
knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5
knikkers uit de vaas. X= het aantal rode
knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3)
Zonder terugleggen
op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen
5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode
knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3)
op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder
terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door
tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat
Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3)
P(1 1 1) =
1
4
i
2
5
i
1
3
=
1
30
» 0,033
P(X=3) = P(rrrgg)=
5
3
æ
èç
ö
ø÷ i(
4
10
)3
i(
6
10
)2
» 0,230
P(Y=3)= P(rrrgg)=
4
3
æ
èç
ö
ø÷ i
6
2
æ
èç
ö
ø÷
10
5
æ
èç
ö
ø÷
» 0,238
P(Z=3)=P(rrg)= 4
10
i
3
9
i
6
8
» 0,1
4va h6 Samenvatting • Kansen bij verschillende “schijven”
• Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )• “Vaasmodel”
• Voorwaardelijke kansen
• Product, som en complement regel• Toevalsvariabelen en kanshistogram
• Hoeveel keer pakken tot succes
op 1. Op het ATC Hilversum doen 48% van de
leerlingen havo, 12% doet gymnasium en de
rest doet vwo. Uit de school worden 7
leerlingen geselecteerd voor een debat team.
Bereken de kans dat meer dan 2 van de
geselecteerde leerlingen geen havo volgt.
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6
4vasamenvattingh6

Mais conteúdo relacionado

Mais de Muhtadi Al-Awwadi

Mais de Muhtadi Al-Awwadi (20)

3v snijpunten lineaire
3v snijpunten lineaire3v snijpunten lineaire
3v snijpunten lineaire
 
4vaproductsomencomplementregel
4vaproductsomencomplementregel4vaproductsomencomplementregel
4vaproductsomencomplementregel
 
Oppervlakte driehoeken
Oppervlakte driehoekenOppervlakte driehoeken
Oppervlakte driehoeken
 
2vvergrotingsfactork
2vvergrotingsfactork2vvergrotingsfactork
2vvergrotingsfactork
 
4vatoepassingenmachtenenwortels
4vatoepassingenmachtenenwortels4vatoepassingenmachtenenwortels
4vatoepassingenmachtenenwortels
 
3vexponetielegroeideel1
3vexponetielegroeideel13vexponetielegroeideel1
3vexponetielegroeideel1
 
Boxplot1.1
Boxplot1.1Boxplot1.1
Boxplot1.1
 
perspectief tekenen Balk onder de horizon
perspectief tekenen Balk onder de horizonperspectief tekenen Balk onder de horizon
perspectief tekenen Balk onder de horizon
 
2vsamenvattingkwadratischeformules
2vsamenvattingkwadratischeformules2vsamenvattingkwadratischeformules
2vsamenvattingkwadratischeformules
 
2vsamenvattinghaakjeswegwerken
2vsamenvattinghaakjeswegwerken2vsamenvattinghaakjeswegwerken
2vsamenvattinghaakjeswegwerken
 
2vsamenvattingwortelsherleiden
2vsamenvattingwortelsherleiden2vsamenvattingwortelsherleiden
2vsamenvattingwortelsherleiden
 
1vsamenvattingherleiden
1vsamenvattingherleiden1vsamenvattingherleiden
1vsamenvattingherleiden
 
1vrekenregelsennegatievegetallen
1vrekenregelsennegatievegetallen1vrekenregelsennegatievegetallen
1vrekenregelsennegatievegetallen
 
V4ax^n
V4ax^nV4ax^n
V4ax^n
 
4vaexponetielegroeideel1
4vaexponetielegroeideel14vaexponetielegroeideel1
4vaexponetielegroeideel1
 
Oefening assenstelsel
Oefening assenstelselOefening assenstelsel
Oefening assenstelsel
 
4vamachtenenwortels
4vamachtenenwortels4vamachtenenwortels
4vamachtenenwortels
 
4vaherleidenenmachten
4vaherleidenenmachten4vaherleidenenmachten
4vaherleidenenmachten
 
3vherhalinggelijkvormigheid1.1
3vherhalinggelijkvormigheid1.13vherhalinggelijkvormigheid1.1
3vherhalinggelijkvormigheid1.1
 
Oppervlakte eenheden
Oppervlakte eenhedenOppervlakte eenheden
Oppervlakte eenheden
 

4vasamenvattingh6

  • 1. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“ Schijf model” ) 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes Met terugleggen Zonder terugleggen
  • 2. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3)
  • 3. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3) P(1 1 1) =
  • 4. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033
  • 5. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)=
  • 6. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)= 5 3 æ èç ö ø÷ i( 4 10 )3 i( 6 10 )2 =
  • 7. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)= 5 3 æ èç ö ø÷ i( 4 10 )3 i( 6 10 )2 » 0,230
  • 8. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)= 5 3 æ èç ö ø÷ i( 4 10 )3 i( 6 10 )2 » 0,230 P(Y=3)= P(rrrgg)=
  • 9. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)= 5 3 æ èç ö ø÷ i( 4 10 )3 i( 6 10 )2 » 0,230 P(Y=3)= P(rrrgg)= 4 3 æ èç ö ø÷ i 6 2 æ èç ö ø÷ 10 5 æ èç ö ø÷ » 0,238
  • 10. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)= 5 3 æ èç ö ø÷ i( 4 10 )3 i( 6 10 )2 » 0,230 P(Y=3)= P(rrrgg)= 4 3 æ èç ö ø÷ i 6 2 æ èç ö ø÷ 10 5 æ èç ö ø÷ » 0,238 P(Z=3)=P(rrg)=
  • 11. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt.Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)= 5 3 æ èç ö ø÷ i( 4 10 )3 i( 6 10 )2 » 0,230 P(Y=3)= P(rrrgg)= 4 3 æ èç ö ø÷ i 6 2 æ èç ö ø÷ 10 5 æ èç ö ø÷ » 0,238 P(Z=3)=P(rrg)= 4 10 i 3 9 i 6 7
  • 12. 4va h6 Samenvatting 1. Kansen bij verschillende “schijven” 2. Kans draaien met één schijf (“Schijf model” ) Met terugleggen 3. “Vaasmodel” 4. Hoeveel keer pakken tot succes op 1. De schijven hiernaast worden gedraaid. Bereken de kans op 3 keer het getal 1 op 2. In een vaas zitten 4 rode en 6 groene knikkers. Alexander pakt met terugleggen 5 knikkers uit de vaas. X= het aantal rode knikkers dat Alexander pakt. Bereken P(X=3) Zonder terugleggen op 3. Zie vraag 2. Tom pakt zonder terugleggen 5 knikkers uit de vaas. Y=het aantal rode knikkers dat Tom pakt. Bereken P(Y=3) op 4. Zie vraag 2. Rutger pakt zonder terugleggen knikkers uit de vaas, hij gaat door tot dat hij groen pakt. Z= het aantal keer dat Rutger een knikker pakt. Bereken P(Z=3) P(1 1 1) = 1 4 i 2 5 i 1 3 = 1 30 » 0,033 P(X=3) = P(rrrgg)= 5 3 æ èç ö ø÷ i( 4 10 )3 i( 6 10 )2 » 0,230 P(Y=3)= P(rrrgg)= 4 3 æ èç ö ø÷ i 6 2 æ èç ö ø÷ 10 5 æ èç ö ø÷ » 0,238 P(Z=3)=P(rrg)= 4 10 i 3 9 i 6 8 » 0,1
  • 13. 4va h6 Samenvatting • Kansen bij verschillende “schijven” • Kans draaien met één schijf (“Schijf model” )• “Vaasmodel” • Voorwaardelijke kansen • Product, som en complement regel• Toevalsvariabelen en kanshistogram • Hoeveel keer pakken tot succes op 1. Op het ATC Hilversum doen 48% van de leerlingen havo, 12% doet gymnasium en de rest doet vwo. Uit de school worden 7 leerlingen geselecteerd voor een debat team. Bereken de kans dat meer dan 2 van de geselecteerde leerlingen geen havo volgt.