2. Amaryllis
“Haha, da‟s nu al de zoveelste keer
dat je eraf valt!”
“Och, wedden dat jij hier binnen de
twee seconden ook op de grond ligt?”
3. “Vergeet het! Ik ben de koningin van
het klimrek, en jij moet mijn nederige
dienaar zijn en alles doen wat ik
vraag!”
4. “O ja, grote meesteres, ik zal u
gehoorzamen, voor eeuwig en altijd!”
Toen Daisy de volgende keer op de
grond viel, maakte ze meteen een
kniebuiging.
5. Dromerig keek ik toe van op de
schommel. Oké, ik was het gewend
dat Aminta vaak een vriendin
meenam van school, en dat geen van
beiden mij dan zag staan.
6. Meestal maakte ik daar ook
helemaal geen punt van, ik keek
liever toe naar hoe zij speelden.
7. Maar als Daisy meekwam, dan was
alles anders.
Ik wist niet waarom, maar steeds weer
voelde ik zo‟n hevige drang om haar
vriendin te zijn…
8. Jammer genoeg kreeg ik amper de
kans om ook maar een woord tegen
haar te zeggen.
Aminta maakte meteen duidelijk dat
de meisjes die ze van school
meebracht hààr vriendinnen waren
en niet de mijne!
9. En toch… soms leek het alsof Daisy
zich probeerde los te trekken uit
Aminta‟s verstikkende
vriendschapsgreep.
Dan draaide ze tijdens het spelen
even haar hoofd in mijn richting, en
glimlachte vriendelijk.
10. Op zo‟n momenten was er maar één
ding dat ik wenste: Daisy‟s beste
vriendin zijn…
11. Ik schrik wakker uit mijn herinnering
wanneer ik twee handen over mijn
lichaam voel kriebelen.
Denkend dat het weer een grap van
Fay is, hou ik mijn kussen al klaar om
het naar haar hoofd te gooien…
12. … maar laat het weer zakken al ik een
klein meisje naast mijn bed zie staan.
“Ayesha? Wat ben je groot
geworden!”
13. “Waarom kom je nooit meer naar
huis, Amaryllis?”, vraagt mijn zusje
met een treurig stemmetje, “Ik mis je
zo, het is saai om als enig kind thuis te
zijn…”
14. “Bovendien ben je niet eens op mijn
verjaardagsfeestje geweest, en ik
hoopte nog wel zo dat je zou komen…”
15. Ik sta even met mijn mond vol tanden.
Hoe leg ik aan een meisje van zeven
uit dat ik niet meer naar huis kàn
komen, gewoon omdat…
16. “Hallo, jij ben vast en zeker Ayesha?”
Oef, op het laatste moment gered
door Fay.
17. Wanneer mijn zusje hevig knikt, gaat
ze verder: “Lust jij soms
pannenkoeken, Ayesha? Dan heb je
geluk, ik heb net een hele stapel
gebakken!”
Ze geeft me een samenzweerderig
knipoogje, terwijl ze achter mijn
juichende zusje de slaapkamer uit
loopt.
18. Maar wanneer Ayesha even later
achter een grote pannenkoek aan
tafel zit, trekt ze me aan mijn arm
mee.
“Hoe is zij hier geraakt?”
19. “En nog meer… hoe dacht je haar weer
naar huis te kunnen brengen?”
20. Ik slik. Daar had ik inderdaad nog
niet aan gedacht. Mijn ouders zullen
me zien komen, ze gaan me vast weer
van vanalles beschuldigen…
21. Ik sta op en loop naar de deur: “Hou
jij haar nog wat bezig? Ik ga naar
buiten, ik heb frisse lucht nodig!”
22. Van zodra ik de deur van het huis
achter me dicht sla, begin ik zo hard
als ik kan te lopen. Pas wanneer ik in
het park een bankje zie staan, hou ik
halt op uit te hijgen.
Dàt deed even deugd, maar daarmee
ben ik nog niet van mijn probleem
af…
23. “Jij ziet er ook niet al te gelukkig uit!”
Mijn hart slaat een paar tellen over,
wanneer ik Kathlijns stem herken. En
ik weet al helemaal niet meer waar
ik het heb, als ze bezorgd naast mij
komt zitten.
“Ik hoop dat je niet zo kijkt omdat de
les van gisteren je zo zwaar op de
maag is blijven liggen??”
24. Ik zucht, lang en diep.
“Vraag me niet hoe het gebeurd is,
maar vanmorgen stond opeens mijn
kleine zusje naast mijn bed. Ze moet
thuis zijn weggelopen om me te
zoeken, maar nu is het natuurlijk de
bedoeling dat ik haar terug naar huis
breng…”
25. Fronsend kijkt Kathlijn me aan: “De
manier waarop je dat zegt, doet me
denken dat je niet echt een goede
band hebt met je thuis?”
Ik zucht opnieuw: “Als ik nu terug
naar huis ga…”
“Laat ook maar,” onderbreekt
Kathlijn me, “Ik merk ook wel dat je
er niet graag over wil vertellen, dus
zal ik er ook niet verder naar vragen.”
26. Ik glimlach dankbaar naar haar,
maar de lach op mijn gezicht wordt
nog groter wanneer Kathlijn verder
gaat:
“Weet je wat? Als je mij het adres
geeft, wil ik haar wel naar huis
brengen! Ik zeg gewoon dat ze me op
straat aansprak omdat ze de weg
kwijt was, enzovoort.”
27. “Als je dat zou willen doen…”
Bijna had ik gezegd: … dan aanbid ik
je voor de rest van mijn leven! , maar
toch hou ik snel mijn mond. Stel je
voor dat ze door krijgt dat ik het écht
meen!
28. Gelukkig interpreteert Kathlijn mijn
afgebroken zin als het niet vinden
van de juiste woorden.
“Dat is dan afgesproken? Breng me
dan maar snel naar je zusje!”
29. Glimlachend kijk ik voor me uit. Tien
minuten geleden had ik nog twee
zware problemen, en ironisch genoeg
heeft het ene probleem het andere
opgelost…
31. Ayesha doet een stap achteruit en
wijst naar mij: “Dit is Kathlijn. Ze
heeft me op straat gevonden en me
naar huis gebracht.”
32. “Ach, hoe kan ik u bedanken,
mevrouw! Je weet maar nooit wat er
kan gebeuren, zo‟n klein meisje
alleen op straat… Wilt u misschien
blijven eten?”
33. “Nee, bedankt!”, wijs ik het voorstel
beleefd af, “Ik moet straks nog
lesgeven, mijn studenten wachten op
me!”
“Ah, u geeft les aan de universiteit!”,
komt Ayesha‟s vader tussen, “Dan
kent u misschien onze dochter
Aminta wel! Ze zit in haar eerste jaar
Biologie, en ze doet het geweldig!”
35. Links op de foto herken ik een meisje
dat ik inderdaad wel eens op de
campus heb zien rondlopen. Maar het
kind naast haar is onmiskenbaar
Amaryllis…
Bijna wil ik meer uitleg vragen over
de foto, maar dan herinner ik me
opeens de vreemde blik waarmee
Amaryllis me aankeek…
36. “Ik ga maar eens door, binnen een
uurtje moet ik lesgeven!”
Opeens bekruipt me een
onbehaaglijk gevoel, ik wil hier zo
snel mogelijk weg.
37. “Kom je nog eens terug op bezoek?”
Het vrolijke, hoge stemmetje van
Ayesha haalt me uit mijn gedachten.
“Op één voorwaarde,” glimlach ik,
“Dat jij niet meer stiekem wegloopt!”
38. Later die avond stap ik vermoeid in
mijn auto. Hoe ik ook probeerde,
vandaag lukte het me niet om mijn
aandacht bij de les te houden.
Ik weet niet hoe het komt, maar
Amaryllis en haar hele situatie
bleven maar door mijn hoofd spoken…
39. Ik voelde het al toen ze voor het eerst
mijn les binnen kwam lopen: met
Amaryllis was iets speciaals aan de
hand. En sindsdien… sinds dat moment
is ze amper uit mijn gedachten
verdwenen…
40. Ik kneep mijn ogen stijf dicht en
schudt mijn hoofd.
Nee Kath, niet aan denken! Je hebt
een vriend, twee kinderen… die hoef
je écht niet op het spel te zetten voor
een paar vreemde gedachten!
41. Woest druk ik op het gaspedaal,
zodat de auto plots vooruit schiet. Ik
wil zo snel mogelijk thuis zijn, iets
doen waardoor ik die gedachten kan
verdringen!
42. Bibberend van de spanning, kruip ik
een halfuur later in bed en vlei me
tegen Dylan aan.
Ik voel dat hij nog wakker is, maar
meer dan een „hmmm‟ laat hij niet
horen…