1. les les
1 Gevoelens uitbeelden 1
groep 4
groep 4
Je hebt een mooie vaas Je cavia is doodgegaan.
8 laten vallen. 9
Inhoud De les
De leerlingen leren dat er ver- Introductie
schillende soorten gevoelens U kunt de les beginnen met het voorlezen van een gedichtje over gevoelens, bijvoor-
zijn, hele fijne maar ook hele beeld De Wees Vrolijk-Automaat, uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd
vervelende. Gevoelens geven is, Hans Andreus, blz. 26.
aan hoe iemand zich op een
Je valt en er zit een gat in je Je wordt door andere kinderen
bepaald moment voelt. In deze Aan de slag nieuwe broek. uitgelachen.
les komen de gevoelens blij,
verdrietig, prettig, opgewon- O P D R A C H T 1 De gevoelensautomaat
lesblad 1a
den, moe en boos aan de orde.
Naar aanleiding van het gedicht De Wees Vrolijk-Automaat maakt de klas een gevoe-
lensautomaat.
Doel Voorbereiding:
1 Gebruik een kartonnen doos als basis. Maak twee gaten in de doos, een zodat de
• De leerlingen leren dat je leerlingen een kaartje uit de automaat kunnen trekken, en een waar een muntje
vaak aan iemands gezicht en in gestopt kan worden.
Je krijgt een nieuwe fiets. Je gaat voor het eerst naar een
lichaam kunt zien hoe hij zich 2 Schrijf op een A4 de zes gevoelens BLIJ, VERDRIETIG, PRETTIG, OPGEWONDEN,
nieuwe school.
voelt. Gevoelens geven aan MOE en BOOS. Kopieer het op groen karton en knip er kaartjes van.
hoe iemand zich op een 3 Laat vervolgens een paar leerlingen de doos versieren met kleurtjes of glitters.
bepaald moment voelt. 4 Stop de kaartjes in de doos en deel muntjes uit in de klas. Laat een leerling een
• De leerlingen leren de begrip- muntje in de automaat stoppen en een kaartje trekken. De leerling probeert het
pen BLIJ, VERDRIETIG, gevoel dat op het kaartje staat zo goed mogelijk uit te beelden, met zoveel
PRETTIG, OPGEWONDEN, MOE mogelijk expressie.
en BOOS en kunnen deze 5 De andere leerlingen raden welk gevoel er wordt uitgebeeld.
gevoelens uitbeelden. 6 Bespreek met de klas waaraan zij konden zien om welk gevoel het ging.
OPDRACHT 2 Situaties roepen gevoelens op
Je bent je knuffel kwijt. Je hebt een heel stuk tegen de
Materiaal wind in gefietst.
In deze opdracht leren de leerlingen dat verschillende situaties verschillende
• Boek Als je goed om je heen gevoelens kunnen oproepen. Bij deze opdracht horen twee soorten kaartjes: rode
kijkt zie je dat alles gekleurd is kaartjes en groene kaartjes. Rode kaartjes omschrijven een situatie. Op de groene
• Emotiekaartjes BLIJ, kaartjes staat een gevoel.
VERDRIETIG, PRETTIG, 1 Kopieer lesblad 1a en 1b op rood karton en knip de kaartjes met situaties uit.
OPGEWONDEN, MOE en BOOS 2 Maak voor elke leerling een setje groene kartonnetjes met de gevoelens BLIJ,
• Kartonnen doos VERDRIETIG, PRETTIG, OPGEWONDEN, MOE en BOOS (zie opdracht 1).
• Viltstiften, verf, glitters 3 Lees een van de rode kaartjes voor of laat het voorlezen door het PAD-kind van
• Munten de dag. Vraag wie van de leerlingen een groen kaartje heeft met een gevoel dat
Je gaat verhuizen. Je hebt een voetbalwedstrijd
• Rood en groen karton bij deze situatie kan horen. Laat de leerling het gevoel uitbeelden en vraag aan
verloren.
• Lesblad 1a en 1b de andere leerlingen welk gevoel er wordt uitgebeeld.
• De gevoelsthermometer 4 Soms reageren leerlingen met verschillende gevoelens op één situatie.
Bespreek daarom elke situatie na met de leerlingen.
2. les les
Extra
1 U kunt een gevoelsthermometer maken en in de klas ophangen. De gevoelsthermo-
1
groep 4
groep 4
meter is een instrument om de intensiteit van gevoelens te meten. De thermometer
is verdeeld in twee kleuren: geel staat voor fijne gevoelens en blauw voor nare gevoe-
lens. U kunt met de leerlingen bespreken of een gevoel fijn of naar is, maar vooral
ook hoe sterk dat gevoel is (heel sterk, sterk, een beetje sterk, niet erg sterk).
Je krijgt een zusje of broertje. Iemand vertelt een grapje.
10 11
Op bladzijde 32 van de docentenhandleiding staat meer informatie over het gebruik
van de gevoelsthermometer in de klas.
Tip
• U kunt enkele voorbeelden
geven van situaties in de klas
waarbij er duidelijke emoties
zijn, bijvoorbeeld blijdschap
of verdriet. Laat de leerlingen
Je krijgt een zoen. Je krijgt een groot cadeau.
verwoorden hoe ze zich in
zo'n situatie voelen.
• Benadruk dat één situatie
lesblad 1b
verschillende gevoelens kan
oproepen. Wat voor de één
prettig is, kan voor iemand
anders verdrietig zijn.
Belangrijk Je hebt de avondvierdaagse Je gaat logeren.
gelopen.
In elke PAD-les wordt een
PAD-kind van de dag gekozen.
Aan het eind van de les worden
aan het PAD-kind complimenten
gegeven.
Kijk op bladzijde 23 van de
docentenhandleiding voor meer
informatie en achtergrond over
deze werkwijze.
Je hebt ruzie met je vriendje. Je hebt de hele weg naar
school gerend.
Je krijgt een compliment over Het regent en je kunt
je nieuwe schoenen. niet buiten spelen.
3. les les
2 Ruzies bijleggen 2
groep 4
groep 4
1
12 13
Inhoud De les
Vrienden maken samen vaak Introductie
veel plezier, maar hebben ook U kunt aan het begin van de les vertellen dat alle mensen, zelfs goede vrienden, wel
wel eens ruzie. In deze les eens ruzie maken. Ruzie kan heel erg lijken. Soms lijkt het alsof het nooit meer goed
leren de leerlingen op welke komt, maar meestal valt dat mee en word je weer vrienden met elkaar. Deze les gaat
manieren zij een ruzie met een over de verschillende manieren die er zijn om een ruzie bij te leggen. Om de les te
vriendje weer goed kunnen starten kunt u een verhaaltje over een ruzie voorlezen, bijvoorbeeld uit Jip en Janneke:
maken. Het kindje lijkt op een varkentje of Jip wil geen thee meer (Annie M.G. Schmidt, 2002).
lesblad 2a
Aan de slag
Doel Marit en Koen maken ruzie
O P D R A C H T 1 Manieren om een ruzie bij te leggen
• De leerlingen verzinnen
manieren om een ruzie bij Deze opdracht gaat over ruzie maken en het weer goed maken.
te leggen. 1 Laat lesblad 2a aan de klas zien.
• De leerlingen weten dat zij Tekening 1 U kunt de volgende vragen stellen:
een ruzie kunnen bijleggen Wat gebeurt er op het plaatje? (Antwoord: Koen heeft ruzie met Marit over speelgoed.)
door bijvoorbeeld ‘het spijt Hoe voelen deze kinderen zich? Hoe kun je dat zien?
me’ te zeggen. 2 Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van een ruzie die zij hebben mee- 2
gemaakt. Vraag ook naar de reden van de ruzie. Verzin samen zoveel mogelijk
redenen om ruzie te maken.
Materiaal 3 Tekening 2 Stel de leerlingen dezelfde vragen:
Wat gebeurt er op het plaatje? (Antwoord: Koen en Marit maken het weer goed.)
• Schoolbord en krijt Hoe voelen deze kinderen zich? Hoe kun je dat zien?
• Eventueel flap-over of 4 Vraag de leerlingen op welke manier zij ruzies oplossen. Verzin samen zoveel
overheadprojector mogelijk verschillende manieren om het goed te maken.
• Lesblad 2a en 2b U kunt denken aan:
• Boek Jip en Janneke van - Je kunt een grapje maken of een complimentje.
Annie M.G. Schmidt - Je kunt de ander vragen met je te spelen.
- Je kunt iets aardigs zeggen, bijvoorbeeld: ‘Sorry’, of:
‘Ik heb het niet zo bedoeld’, of: ‘Zullen we weer vriendjes zijn?’
- Je kunt iets lekkers met elkaar delen.
- Je kunt een aardig briefje schrijven.
Marit en Koen maken het weer goed
4. les les
O P D R A C H T 2 De ruzie wordt bijgelegd
2 ruzie sc 2
groep 4
groep 4
U speelt samen met het PAD-kind van de dag een rollenspel waarbij een ruzie wordt
bijgelegd. ver h rijven
O
1 Verzin eerst met het PAD-kind waar de ruzie over gaat. U kunt de situatie van
tekening 1 van lesblad 2a als uitgangspunt nemen: Koen heeft ruzie met Marit om
speelgoed. 15
14
2 Verzin samen een manier om de ruzie bij te leggen. Denk ook aan de voorbeel- Mijn naam is ____________________________________________________
den uit opdracht 1 van deze les.
Belangrijk 3 Speel de situatie samen na en bespreek het rollenspel daarna met de klas. Vraag Ik heb een keer ruzie gehad met ________________________________
bijvoorbeeld of de leerlingen duidelijk konden zien wat er aan de hand was,
Op bladzijde 19 van de docen- waar de ruzie over ging en hoe het weer goed werd gemaakt. We hadden ruzie omdat__________________________________________
tenhandleiding kunt u meer 4 U kunt eventueel nog meer rollenspellen doen met andere situaties en oplossingen.
lezen over de achtergrond en ________________________________________________________________
de aanpak van rollenspellen in O P D R A C H T 3 De ruzie wordt niet bijgelegd
de klas. ________________________________________________________________
Soms wordt een ruzie niet direct bijgelegd. Daar gaat deze opdracht over.
1 U kunt de klas eerst uitleggen dat het soms moeilijk is om het na een ruzie weer
Tip goed te maken. Je doet je best, maar de ander is er nog niet aan toe om de ruzie Ik voelde me ____________________________________________________
lesblad 2b
bij te leggen. Je kunt daar heel verdrietig of teleurgesteld van worden. Vertel bij-
• U kunt uitleggen dat ‘het spijt voorbeeld dat je dan kunt zeggen dat je ‘straks wel weer vriendjes wilt zijn’. ________________________________________________________________
me’ of ‘sorry’ ook ‘je veront- Vraag de klas of ze weten wat je nog meer kunt zeggen.
schuldigingen aanbieden’ 2 Speel samen met het PAD-kind van de dag een rollenspel waarbij de ruzie niet ________________________________________________________________
genoemd wordt. wordt bijgelegd. U kunt de ruzie om dezelfde reden als op tekening 1 van lesblad
• U kunt het oplossen van een 2a kiezen, maar nu is Koen of Marit zo boos dat hij of zij het niet goed wil maken. Toen hebben we de ruzie weer goed gemaakt. Dat deden we zo:
ruzie ook uitleggen met het 3 Vertel tijdens het spelen hardop wat u in uw rol denkt. Dat kan ongeveer zo
Stoplichtmodel. (Kijk voor uit- gaan: Volgens mij wil Koen het nog niet goedmaken. Wat moet ik nu doen? Zal ik ________________________________________________________________
leg van dit model op bladzijde maar gewoon weglopen? Nee, ik kan beter zeggen dat ik nu wegloop, maar straks wel
36 van de docentenhandlei- vriendjes wil zijn. ________________________________________________________________
ding). Een ruzie bijleggen 4 Bespreek het rollenspel na. U kunt de leerlingen vragen wat ze van uw oplossing
hoort bij het oranje licht van vinden. Vraag of ze andere manieren weten. ________________________________________________________________
het stoplicht: ‘Wat kan ik in 5 U kunt een aantal leerlingen een paar andere manieren om een ruzie bij te leg-
deze situatie doen?’ gen laten uitbeelden.
O P D R A C H T 4 Schrijven over ruzie
De leerlingen schrijven een verhaaltje over een keer dat zij het na een ruzie met een
vriendje weer goed hebben gemaakt. Het mag ook getekend worden.
1 Vraag de leerlingen eerst om goed na te denken over een keer dat ze ruzie heb-
ben gehad met een vriendje. Hoe hebben ze de ruzie toen weer goed gemaakt?
2 Het PAD-kind van de dag deelt lesblad 2b uit.
3 De leerlingen maken de zinnetjes op het lesblad af.
4 Bespreek de opdracht na door een paar leerlingen kort hun verhaal te laten
vertellen.
Je mag er een tekening bij maken.
5. les les
3 Bang en veilig (1) 3
groep 4
groep 4
16 17
Inhoud De les
Gevoelens kunnen veranderen Introductie
in tegenovergestelde gevoe- U kunt de leerlingen vertellen dat deze les gaat over twee nieuwe gevoelens. Het ene
lens, bijvoorbeeld ‘je bang gevoel is BANG of ANGSTIG. Leg uit dat BANG en ANGSTIG hetzelfde is. Laat een leer-
voelen’ tegenover ‘je veilig ling vervolgens uitbeelden hoe BANG eruit ziet. Eventueel kunt u het zelf voordoen.
voelen’ of ‘blij zijn’ tegenover Vertel dat het andere woord VEILIG is. Vraag of iemand weet wat veilig is en kan
‘verdrietig zijn’. In deze les laten zien hoe VEILIG eruit ziet. Als hier geen reactie op komt, kunt u het emotiekaar-
1
oefenen de leerlingen met tje VEILIG laten zien.
tegenovergestelde gevoelens.
lesblad 3a
Aan de slag
Doel O P D R A C H T 1 Liedje Een beetje eng Koen is bang
• De leerlingen begrijpen dat In deze opdracht praten de leerlingen over ‘bang zijn’ aan de hand van een liedje.
gevoelens kunnen verande- 1 Kies een liedje dat over het gevoel BANG gaat en zing het met de klas.
ren. Bijvoorbeeld: Een beetje eng, uit: Ik wil alles horen, van Trix Gijsel en Nico Smit.
• De leerlingen kennen de Dit liedje gaat over een kind dat hoogtevrees heeft en daarom een beetje bang is.
begrippen BANG en VEILIG. 2 U kunt het liedje bespreken met de volgende vragen:
• De leerlingen weten dat bang - Waar is het kind uit het liedje bang voor? (Antwoord: het heeft hoogtevrees.)
hetzelfde is als angstig. - Zijn jullie zelf ook wel eens bang? Waarvoor dan? Schrijf eventueel de
antwoorden op het bord.
- Wat gebeurt er met je als je bang bent? (Mogelijke antwoorden: wegkruipen,
Materiaal huilen, klamme handen, ogen dichtdoen, andere kant opkijken.)
3 Doe met z’n allen voor hoe iemand eruit ziet die bang is.
• Emotiekaartjes BANG en
VEILIG O P D R A C H T 2 Bang en veilig
• Lesblad 3a en 3b
• Viltstiften De leerlingen leren dat BANG en VEILIG twee tegenovergestelde gevoelens zijn.
• Schoolbord en krijt 1 Laat lesblad 3a aan de klas zien.
• Boek Ik wil alles horen van Tekening 1 U kunt de volgende vragen stellen:
Trix Gijsel en Nico Smit - Wat zie je op het plaatje? (Antwoord: Koen is erg bang.)
- Hoe zie je dat?
2 Vraag de leerlingen of ze andere voorbeelden kunnen geven van hoe je ziet dat
iemand bang is. Laat het eventueel ook uitbeelden. 2
3 Tekening 2 Stel de leerlingen dezelfde vragen:
- Wat zie je op het plaatje? (Antwoord: Koen voelt zich veilig.)
- Hoe zie je dat?
4 Vraag of de leerlingen dit gevoel kunnen omschrijven.
Koen voelt zich veilig
6. les les
O P D R A C H T 3 De droom van Chantal
1
3 3
groep 4
groep 4
In deze opdracht leest u een verhaal voor over een meisje dat verschillende gevoelens
heeft. Gebruik hierbij de emotiekaartjes BANG en VEILIG.
1 Laat lesblad 3b aan de klas zien. Lees het volgende verhaal voor. Laat bij de ver-
schillende stukjes tekst steeds de tekening zien die erbij hoort.
Tekening 1 Chantal ligt in bed, ze gaat slapen. Haar moeder is nog even welterusten 19
18
komen zeggen en doet het licht uit. Chantal ligt lekker, ze voelt zich veilig.
Tekening 2 Chantal valt in slaap, ze begint te dromen. Maar het is helemaal geen
fijne droom! Ze droomt over grote vleermuizen die haar kamer komen binnenvliegen,
en over een slang die over haar bed kronkelt. Het is heel eng. Chantal wordt met een
schok wakker. Haar rug is drijfnat van het zweet en ze is heel erg bang. Ze kijkt om
zich heen: Waar zijn die vleermuizen gebleven? Chantal roept hard om haar mama.
Tekening 3 Haar moeder komt snel aangerend en vraagt geschrokken wat er is.
Chantal vertelt over de vleermuizen. Haar moeder legt uit dat ze een nachtmerrie heeft Chantal ligt in bed en voelt zich veilig.
gehad. ‘De vleermuizen zijn niet echt in de kamer’, zegt ze, en ze doet het licht aan om
het te laten zien. Ze gaat op het bed zitten en slaat een arm om Chantal heen. ‘Nu is
alles weer goed, het was maar een droom’, zegt ze. Chantal is niet meer bang, ze voelt
zich weer veilig. Tevreden valt ze weer in slaap.
lesblad 3b
2 Bespreek het verhaal met de leerlingen. U kunt vragen stellen als:
- Wat gebeurt er met Chantals gevoelens? (Antwoord: ze veranderen; eerst voelt ze
zich veilig, daarna bang en dan weer veilig.)
- Waardoor veranderen haar gevoelens? (Antwoord: doordat ze een nachtmerrie
heeft wordt ze bang; als haar moeder haar troost voelt ze zich weer veilig.)
3 Vraag aan de leerlingen of ze zelf wel eens een nachtmerrie hebben gehad en
waar die over ging.
2
Chantal heeft een nachtmerrie en wordt heel bang.
3
Chantals moeder komt haar troosten en ze voelt zich weer veilig.