1. God heeft een brede rug. De zoektocht van een religieus agnost.
Jan Verachtert
Garant, 2009
Het is moeilijk om als jonge snaak een boek te bespreken dat geschreven is door een man met
heel wat levenservaring. Doorheen heel het boek voel je dat Jan Verachtert heel veel stadia
heeft doorlopen in zijn worsteling met het goddelijke en de joods-christelijke traditie. Op een
open, directe en eerlijke manier vind je het verslag van zijn denk- en leefwerk dat uiteindelijk
in religieus agnosticisme is beland: religieus, agnost en zoekend.
Zijn boeiend essay start met een leeswijzer. Het typeert ook de verdere schrijfstijl van het
boek: op een persoonlijke maar toch zo objectief mogelijke manier zijn inzichten verwoorden
voor een breder publiek en daarbij wetenschappelijk, deducerend tewerk gaan. Hier en daar
doorspekt met stukjes biografie. Doorheen heel het verdere lezen voel je de continue
bezorgdheid voor het goed verstaan. En het goed verstaan is in deze materie heel belangrijk.
Na de leeswijzer komt een overzicht van de begrippen belangrijk voor het welverstaan van het
boek. Geen makkelijke bladzijden om doorheen te worstelen. Toch heel interressant en
leerrijk omdat hij haarfijn een aantal begrippen scherp probeert te stellen: religie, postchristen,
monotheïsme,... Je zou deze bladzijden kunnen overslaan, maar voor een goede lezing lijken
ze me noodzakelijk.
Over het woord agnosticisme vind je onder andere de volgende definitie: een
zingevingssysteem, volgens hetwelk ons menselijk brein niet in staat mag geacht worden
definitieve uitspraken te doen over het transcendente. Zeg maar gemakshalve: over ‘God’.
(p28) Deze omschrijving toont dat je niet zomaar iets over ‘God’ kan zeggen. Dat hebben
agnosten gemeen met atheïsten.
Maar ‘religieus’ agnosticisme gaat dan weer verder dan de kritiek van de atheïsten en
veronderstelt een zoeken naar het Mysterie, zonder dat te willen benoemen. Het houdt het
geloof in dat er zo’n mysterie is en dat je het ook kan ervaren. Zo staat een religieus agnost
ook heel dicht bij gelovigen, wat dat woord vandaag dan ook nog mag betekenen.
Na de uitgebreide inleiding wordt het boek gelukkig wat concreter. Het handelt dan
over spiritualiteit, ethiek en religiositeit (vieringsmomenten) in agnostisch perspectief, meer
bepaald over de voorwaarden daartoe en de praktische uitwerking ervan.. Hoe verder je in het
boek vordert hoe meer voorbeelden en concrete praxis aan bod komen. Je landt goed op het
einde.
2. Een samenvatting van de inhoud wil ik verder niet geven omdat ik het veel belangrijker vind
om even stil te staan bij de verschillende vragen die gesteld worden en die ons als christelijke
basisbeweging zouden moeten uitdagen:
- Wat doen we in onze bewegingen met agnosten, atheïsten of andere
levensbeschouwingen? Of willen we liever vasthouden aan onze eigen club?
- Durven we ons eigen godsgeloof in twijfel trekken?
- Hoe komt het dat ook de nieuwe liturgieprojecten (De Vleugel, De brug, De Lier,…)
weinig kinderen, jongeren, jongvolwassenen trekken? Ook daar is er een probleem van
opvolging, net als in de Kerk.
- Hoe zien wij de toekomst van het ‘vieren’ en wat zijn dan de voorwaarden om te
vieren?
- Wat is de plaats van de Bijbel in onze gemeenschappen? Is elke passage goed genoeg
of maken we een selectie?
- Hoe staan we tegenover transreligieus vieren? Hoe kunnen we met onze eigen
identiteit en vanuit onze eigen traditie toch andere religieus voelende mensen
ontmoeten in vierings- en verdichtingsmomenten? En met welke symbolen geven we
die viering dan gestalte?
Het boek mag gerust gelezen worden als reflectie op ons handelen in de basisbeweging, mede
omdat de auteur zelf actief is in De Vleugel. Als religieus agnost kan er daar gevierd worden
‘rondom de leegte’, met heel veel openheid, teksten uit alle wijsheidstradities en de filosofie,
maar vooral ook stilte en meditatie.
Over de toekomst is hij hoopvol, of zoals hij zelf zegt: een bedachtzaam optimist. Want de
mensheid wordt geroepen tot steeds grotere verfijning van de samenlevingsverbanden, en dat
zal in niet onbelangrijke mate het resultaat zijn van de steeds beschaafdere interpretaties die
zij als invulling geeft aan ‘het transcendente’. (p194)
Het boek heeft me verschillende malen tot reflectie aangezet. Vooral over mijn eigen
godsgeloof, over het vrijzinnig christendom en de toekomst van onze vieringsplekken. Naast
een degelijke uitleg en onderbouwde visie ontwaarde ik een blijvende passie om te zoeken
naar vormen van religieus samenkomen in de 21ste eeuw.
Toch schiet het voor mij op één punt wat tekort. De jeugd wordt een aantal keer vermeld,
maar er wordt niet dieper op ingegaan.
Toch is dit volgens mij een erg belangrijke zaak voor de toekomst. Het zal van het
allergrootste belang zijn om niet alleen jongeren, maar ook (jonge) gezinnen uit te dagen om
zinvolle vieringen mee te helpen dragen en vormgeven. In onze maatschappij engageren
mensen zich niet zo snel meer. Het zullen projecten van hoop en zin moeten zijn om mensen
over de streep te trekken.
De maatschappij hebben we wat tegen ons: het neoliberale kapitalisme zit diep ingebakken bij
onze kinderen en generaties van gezinnen. Het heeft ons hele denken en handelen
gepenetreerd. Het zal voor elke groep aan de basis dan ook een gigantische uitdaging worden
om deze mensen los te laten komen van oppervlakkig consumentisme. Onze gemeenschappen
3. zullen experimenten moeten zijn waar mensen leren en ondervinden dat er meer grond is
onder ons bestaan dan het louter ‘afkopen van geluk’.
Voor mij is een project als ‘O de vie’ -waar onder andere Remi Verwimp nog één van de
aanstekers van was- ontzettend belangrijk voor onze toekomst. (www.odevie.net)
Kwaliteitsvolle rituelen aanbieden in samenspraak met mensen op een drempel in hun leven
kan hen doen dorsten naar meer. En het kan hun ook doen ervaren wat het is om met mensen
samen te zoeken in het vieren van ons bestaan. Enkel door met concrete modellen naar buiten
te komen die overdacht en volwassen genoeg zijn kunnen er nog nieuwe mensen
aangesproken worden. De religieuze nood is hoog maar ons aanbod is nog veel te klein. Als ik
iets geleerd heb uit dit boek is dat we moeten losbreken uit onze eigen beweging. We moeten
op zoek naar andere invalshoeken en overtuigingen die ons zullen bevragen en verder helpen.