SlideShare a Scribd company logo
1 of 28
Praktijk uit de wijk
Sociale cohesie, segregatie, veiligheid en burgerschap




                              KPC Groep
                              Kochai Momand
                              Maart 2009




                                                         1
Inhoudsopgave:




Hoofdstukken                            Pagina


   1. Achtergrond en probleemstelling          3-4



   2. Data en operationaliseringen      5-7


   3. Resultaten                        8-17



   4. Conclusie en discussie                   18-21



   5. Literatuurlijst                          22



   6. Bijlagen                                 23-28


           - Interviewleidraad                 23-26

           - Voorbeelden                       27-28




Achtergrond en probleemstelling:
                                                       2
Op 22 maart 2007 maakte minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) een lijst
van veertig Nederlandse probleemwijken bekend die zij aanduidde als krachtwijken. Het doel van de
nieuwe wijkaanpak was om van de veertig aandachtswijken in maximaal tien jaar krachtwijken te
maken, waar de bewoners van de wijken prettig samen kunnen leven. Specifieke aandacht ging uit
naar het verbeteren van maatschappelijke participatie, scholing, wonen, werk, sport en beweging,
zodat de sociale positie van de bewoners vooruitgaat en daarmee de sociale cohesie van de wijk. Zo
heeft minister Vogelaar vorige jaar voor Deventer het zogenaamd charter ondertekend waarin staat op
welke manier de probleemwijk Rivierenwijk in de stad Deventer verbeterd moet worden (Ministerie
van VROM, 2008). Hieruit blijkt dat de aandacht voor probleemwijken en daarmee samenhangend de
verbetering van sociale cohesie hoog op de politieke agenda staat.
    Maar wat is sociale cohesie precies? Onder sociale cohesie wordt de mate van samenhang bedoeld
die samenlevingen vertonen. De leden van een samenleving kunnen een hechte eenheid vormen maar
ze kunnen ook als los zand aan elkaar hangen. Volgens de integratie theorie van Durkheim vertoont
iedere samenleving een bepaalde mate van samenhang, voor zover ze uit bepaalde intermediaire
groeperingen bestaat en bepaalde algemeen gedeelde waarden en normen kent, dat wil zeggen een of
andere cultuur bezit. Naarmate de leden van zo’n samenleving hechter in deze groeperingen zijn
geïntegreerd leven zij de waarden en normen meer na, wat in meer samenhang resulteert (Ultee, Arts
en Flap, 2003). Sociale cohesie kent verschillende dimensies zoals segregatie, of als tegenhanger
daarvan integratie, veiligheid of juist onveiligheid en (actief) burgerschap (Conceptuele kader, 2008)
Over deze begrippen volgt in latere hoofdstukken meer.
    Met vraagstukken omtrent sociale cohesie houden de sociale wetenschappen zich vaak bezig.
Onderzoek naar sociale cohesie is van belang omdat de Nederlandse overheid aan de hand van de
uitkomsten van deze onderzoeken nieuw beleid kan vormen en bestaand beleid kan aanpassen. Naast
de sociale wetenschappen zijn er allerlei organisaties en instellingen die belang hebben bij
kennisvergaring rondom sociale cohesie. KPC Groep wil een bijdrage leveren door meer kennis te
vergaren over het bestrijden of verminderen van segregatie, het bevorderen van sociale cohesie,
veiligheid en vooral burgerschapcompetenties zodat de leefwereld van kinderen verbeterd kan worden.
Door middel van ontwerpgericht onderzoek worden antwoorden en kennis verworven over acties die
echt effectief zijn om sociale integratie te bevorderen en bestaande segregatie tegen te gaan. Hierbij
ligt het speerpunt op het bevorderen van een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun
ouders.
    Dit onderzoek richt zich op de interventies en acties die in verschillende probleemwijken ter
bevordering van sociale cohesie zijn doorgevoerd met als doel om goede voorbeelden uit deze wijken
naar boven te halen en deze naar andere wijken te verspreiden zodat er betere leefwerelden voor
kinderen en jongeren gecreëerd kunnen worden. Daarom luidt de onderzoeksvraag als volgt:


                                                                                                    3
Door welke interventies en acties wordt sociale cohesie binnen probleemwijken in Nederland
bevorderd?


De school als maatschappelijke onderneming kan een belangrijke rol spelen bij de verbetering van
sociale cohesie in wijken. De school heeft als taak om kinderen en jongeren voor te bereiden op een
plaats binnen de samenleving. Daarom is in dit onderzoek sprake van deelvragen die zowel op de
school als de omgeving betrekking hebben. Deze deelvragen zeggen iets over sociale cohesie in het
algemeen maar zijn vaak ook te verdelen onder de onderwerpen segregatie, veiligheid of burgerschap.
De deelvragen zijn als volgt:
    1. Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen, c.q. bestaande segregatie
        tegen te gaan?
    2. Hoe kan weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden?
    3. Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in brede scholen (kunst, cultuur ,
        sport, bewegen, zorg en welzijn, techniek) bijdragen aan een veilig schoolklimaat?
    4. Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders?
    5. Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee
        je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen?
    6. Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met de ouders en de verschillende partijen
        binnen de wijk?
    7. Welke samenwerking, hoe en met welke partners, is nodig om tegemoet te komen aan de eisen
        die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen?


In december 2008 is literatuuronderzoek gedaan naar de onderwerpen segregatie, veiligheid en
burgerschap en de kritische factoren voor interventies op deze onderwerpen. Hier is een conceptuele
kadernotitie van gemaakt. Op basis hiervan is een ontwerpgericht onderzoek uitgevoerd ten aanzien
van interventies op het gebied van segregatie, sociale cohesie, burgerschap en veiligheid in
(Vogelaar)wijken.
    In het volgende hoofdstuk worden de data, methode en operationaliseringen besproken. In
hoofdstuk 3 worden de resultaten van de interviews besproken en in hoofdstuk 4 komen de conclusies
en discussiepunten aan de orde.




                                                                                                    4
Data en operationaliseringen:


Data en methode:
Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van een semi-gestructureerde vragenlijst
aan de hand waarvan open interviews zijn afgenomen. Dit heeft plaatsgevonden in november 2008 en
februari 2009. De interviews zijn afgenomen in veertien wijken, waarvan er vier zijn geselecteerd uit
de 40 vogelaarwijken (zie tabel 1). Deze wijken zijn zo gekozen dat ze over heel Nederland verspreid
zijn, zodat representatieve uitspraken gedaan kunnen worden over soortgelijke wijken in Nederland. In
2008 is in negen wijken één interview gehouden, terwijl in 2009 in vijf wijken gemiddeld vier
(minimaal drie en maximaal zes) interviews zijn afgenomen. Dit brengt het totaal op 30 interviews.
Getracht is om de interventies van verschillende kanten te horen. Daarom zijn onder de respondenten
directeuren,   leerkrachten,    leerlingen,    ouders,   wijkcoördinatoren,   maatschappelijke   werkers,
kinderopvang etcetera.
     Dit onderzoek heeft in verschillende fasen plaats gevonden. In de eerste fase is op basis van
vooronderzoek nagegaan welke kritische factoren een rol spelen bij de problematiek. Dit heeft een
conceptuele kadernotitie opgeleverd die het uitgangspunt vormt voor de voorlopige interviewleidraad.
Deze is beproefd in 2008 bij negen respondenten uit negen verschillende wijken. Zij zijn bevraagd op
interventies ten aanzien van burgerschap, veiligheid en segregatie. Wat was het effect van de
interventie, wat waren succesfactoren en verbeterpunten en wat zijn de randvoorwaarden voor een
dergelijke interventie (zie bijlage 1 vragenlijst). Op basis van de ervaringen is de interviewleidraad
enigszins bijgesteld.
     In de tweede fase in 2009 is de informatie over interventies en praktijkvoorbeelden uit de eerste
fase meegenomen naar vijf wijken. In deze vijf wijken zijn 21 interviews gehouden zoals hierboven
staat beschreven. Naast de informatie uit de interviews zijn er in deze fase ook handreikingen,
instrumenten en beeldmateriaal verzameld van de interventies.
     In de derde fase staat monitoring centraal. De interventies die de wijk al aan het uitvoeren was of
is gaan uitvoeren naar aanleiding van aangedragen voorbeelden van andere wijken worden een half
jaar na het interview opgezocht en verder in de tijd gevolgd door middel van monitoring en evaluatie.
Deze fase vindt plaats in de tweede helft van 2009.


Tabel 1: Aantal interviews per wijk 2008 en 2009
Interviews in 2008
Stad:                                  Wijk:                            Aantal interviews:
Uden                                   ?                                1
Eindhoven                              Woensel west                     1
Alphen aan den Rijn                    Centrum                          1
Zeeland                                Middelburg                       1
Den Bosch                              Graafsewijk                      1
Amsterdam                              Stadsdeel westerpark             1
Vlaardingen                            Babberspolder                    1
Denhaag                                Transvaal                        1

                                                                                                       5
Nijmegen                            Meijhorst                          1
Totaal 2008:                                                           9

Interviews in Vogelaarwijken 2009
Stad:                               Wijk:                              Aantal interviews:
Nijmegen                            Hatert                             4
Arnhem                              Malburgen                          3
Scheidam                            Nieuwland                          6
Den Bosch                           Graafsewijk (geen Vogelaarwijk)    3
Groningen                           Korrewegwijk                       5
Totaal 2009:                                                           21
Alle interviews samen                                                  30


Operationaliseringen:


Sociale cohesie:
Zoals uit het conceptuele kader (2008) blijkt is sociale cohesie geen eenduidig begrip. Het kan zich op
tal van manieren manifesteren, van wederzijdse participatie en samenwerking tussen de bewoners van
een wijk tot wereldwijdse solidariteit in de vorm van gezamenlijke acties tussen verschillende landen
om bijvoorbeeld veiligheid in de wereld te bewerkstelligen. Daarnaast kent sociale cohesie
verschillende definities. In dit onderzoek wordt onder sociale cohesie de verbindingen tussen delen,
elementen of leden van een bepaalde systeem verstaan. Of dat nu een groep, een gemeenschap, een
organisatie, een buurt of wijk is, of dat het de samenleving als geheel is. Het gaat daarbij uitdrukkelijk
om verbindingen die het bij elkaar houden. Verbindingen die ervoor zorgen dat mensen niet ongemerkt
wegzakken in anonimiteit of - positief gesteld- verbindingen die ervoor zorgen dat mensen het gevoel
hebben dat ze er toe doen. Verbindingen ook die saamhorigheid teweeg brengen en die solidariteit en
gemeenschapszin oproepen (Conceptueel kader, 2008).
        Sociale cohesie kan op verschillende niveaus bestudeerd worden, op individueel niveau, op
groepsniveau, op gemeenschapsniveau etc. In dit onderzoek is de aandacht gericht op wijkniveau. Het
doel is om op basis van de onderzochte wijken generaliserende uitspraken te doen over soortgelijke
wijken in heel Nederland. Hierbij wordt niet gesproken van te weinig of te veel sociale cohesie binnen
een wijk, maar wel of binnen wijken sprake is van verbondenheid en betrokkenheid tussen de
bewoners. Sociale cohesie kent verschillende dimensies zoals segregatie of als tegenhanger daarvan
integratie, veiligheid of juist onveiligheid en (actief) burgerschap. Hierbij kan sociale cohesie zowel
als paraplubegrip voor de drie termen gezien worden, als een los begrip op zichzelf. Hieronder worden
de dimensies van sociale cohesie, zoals zojuist genoemd, nader toegelicht.


Segregatie:
Letterlijk betekent segregatie ‘scheiding’ of ‘afzondering’. In een samenleving kan een persoon of een
groep zich afzonderen en samentrekken met anderen die men als gelijkgezinden en lotgenoten
beschouwt, hetgeen de sociale cohesie binnen die groep kan versterken maar de algehele sociale
cohesie van bijvoorbeeld de wijk kan verzwakken. Omdat kinderen en jongeren het aandachtspunt van

                                                                                                        6
dit onderzoek zijn en de school een belangrijke rol speelt in het verbeteren van de leefwereld van
kinderen en jongeren is de respondenten gevraagd of de populatie van de school een afspiegeling is
van de wijk, wat betreft de etniciteit en het opleidingsniveau. Dit is ook de definitie zoals in dit
onderzoek wordt gehanteerd. Tevens is de respondenten gevraagd of er sprake is van segregatie in de
wijk, hoe dit in het verleden was en welke acties zijn ondernomen om segregatie tegen te gaan en
integratie te bevorderen en met welk effect.


Veiligheid:
In de discussie rondom sociale cohesie wordt naast segregatie of integratie vaak de term (on)veiligheid
gebruikt. Daarbij wordt in de literatuur een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de objectieve of
meetbare onveiligheid zoals inbraak in woningen, fietsdiefstal, gebruik van geweld etc. Anderzijds de
subjectieve veiligheid of ook wel veiligheid die met gevoel te maken heeft zoals bijvoorbeeld de angst
om overvallen te worden, het zich niet op gemak voelen in een donkere straat etc. In dit onderzoek is
naar sociale veiligheid gevraagd die zowel betrekking heeft op objectieve als subjectieve veiligheid.
Sociale veiligheid wordt bepaald door de mate van geweldsdelicten, het gevoel van veiligheid dat de
betrokkenen hebben, de tevredenheid van de betrokkenen met het schoolklimaat en het
veiligheidsbeleid en de waardering hiervan door de betrokkenen. Telkens is de respondenten deze
definitie voorgelegd en achterhaald of er sprake is of was van onveiligheid en wat voor acties
ondernomen zijn om veiligheid te vergroten en met welk effect.


Burgerschap:
Bij burgerschap denkt men vaak aan zaken als actief en passief stemrecht, recht op onderwijs, de
verworvenheden van de verzorgingsstaat en het bezit van reisdocumenten. Burgerschap kent dan ook
verschillende dimensies zoals een politiek-juridische dimensie die het meest sprekend tot uitdrukking
komt in de vorm van stemrecht en staatsburgerschap, een economische dimensie die sterk verbonden is
met de antwoorden op vragen als waar komt mijn inkomen vandaan? En aan welke samenleving lever
ik economisch een bijdrage? De dimensie die in dit onderzoek centraal staat is de sociaal culturele
dimensie waarvoor van belang is bij welke gemeenschap men zich betrokken voelt, welke taal men
spreekt en waar men zich thuis voelt. Respondenten is gevraagd of in hun wijk sprake is van de
bereidheid en het vermogen bij de burgers om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een
actieve bijdrage aan te leveren. Ook hier is gevraagd of er acties zijn ondernomen om actief
burgerschap te bevorderen en met welk effect.


Op basis van deze drie onderwerpen en het overkoepelende onderwerp sociale cohesie is informatie
verworven die van belang is voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag en de deelvragen. In het
volgende hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven.



                                                                                                     7
Resultaten:


In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Voordat de bevindingen per
onderwerp (segregatie, veiligheid, burgerschap en sociale cohesie) besproken worden wordt ingegaan
op de definities van de onderwerpen en de mate waarin de respondenten aangeven dat er sprake is van
segregatie, veiligheid en burgerschap.
     De respondenten konden zich in grote lijnen vinden in de voorgestelde definities van de
onderwerpen. Onder segregatie verstond men echter niet altijd hetzelfde als omschreven in de definitie
zoals in dit onderzoek gehanteerd. Verschillende respondenten gaven aan onder segregatie de
scheidslijnen op allerlei gebieden te verstaan gelijk aan etnische lijnen en dus niet alleen of de
populatie van de school een afspiegeling was van de wijk wat betreft opleiding en etniciteit.
     Om een beeld te krijgen van de mate waarin segregatie, veiligheid en actieve burgerschap door de
geïnterviewden in de wijk werd ervaren is in tabel 2 het percentage per onderwerp weergegeven. De
helft van de 30 geïnterviewden ervaart een hoge mate van segregatie in hun wijk terwijl de andere helft
een lage mate van segregatie ervaart. Hetzelfde geldt voor actief burgerschap. Van de drie
onderwerpen wordt onveiligheid het sterkst ervaren. 73,3 procent van de geïnterviewden ervaren
onveiligheid in hun wijk. Uit de interviews kwam naar voren dat het vooral subjectieve veiligheid
betreft. In het algemeen gaven alle geïnterviewden aan dat zowel segregatie, onveiligheid als weinig
burgerschap in vergelijking met het verleden afgenomen zijn. Hiervoor zijn verschillende activiteiten
en acties genoemd die hieronder per onderwerp worden besproken.

Tabel 2: Mate van segregatie, veiligheid en burgerschap volgens 30 geïnterviewden.
                             hoge mate van:               lage mate van:             Totaal:
Segregatie:                  50,0% (15)                   50,0% (15)                 100,0% (30)
Veiligheid:                  26,7% (8)                    73,3% (22)                 100,0% (30)
Burgerschap:                 53,3% (16)                   46,7% (14)                 100,0% (30)


Segregatie:
Wat betreft segregatie is gebleken dat verschillende factoren bijdragen aan een gesegregeerde situatie
in de verschillende wijken, die de benodigde aandacht behoeven. Hier worden enkele factoren
beschreven.
     Taalachterstand is een van de factoren die vaak wordt genoemd door de respondenten als je het
hebt over segregatie. Verschillende etniciteiten hebben bijvoorbeeld de intentie gehad om terug te
keren naar eigen land waardoor zij minder geïnvesteerd hebben om de Nederlandse taal goed te leren
beheersen, hetgeen doorlopende communicatie tussen verschillende culturen in de weg staat. Mensen
zoeken groepen die de eigen taal kunnen spreken en sluiten zich af van andere groepen. De
respondenten gaven aan dat doordat mensen elkaar niet tegen komen ontstaat er angst voor het
onbekende, angst om elkaar te ontmoeten.



                                                                                                     8
Daarnaast is in bepaalde wijken sprake van veel werkloosheid, slechte huisvesting, mensen met
lage opleiding enz. Dit bemoeilijkt volgens de respondenten het contact met mensen die het sociaal
economisch goed hebben.
     Ook op scholen wordt vaak door ouders naar de eigen cultuurgroep gezocht. Allochtone ouders
zien bijvoorbeeld dat andere allochtone ouders hun kind op een bepaalde school in de wijk doen
waardoor zij hun kind op dezelfde school doen. Hierdoor ontstaat een concentratie van allochtonen op
school. Hetzelfde geldt voor autochtone ouders, zij kiezen liever voor een school waar veel autochtone
kinderen zitten dan een school met veel allochtone kinderen. Verder komt naar voren dat islamitische
scholen integratie tegenwerken, doordat mensen deze scholen als gesloten gemeenschappen ervaren.
     In het algemeen ervaren de respondenten dat in hun wijk tussen de ouders meer sprake is van
segregatie dan tussen de kinderen. Bij kinderen is minder sprake van segregatie omdat zij de taal goed
spreken met elkaar spelen, elkaar overal tegenkomen, op school, op straat, in de bus etc. terwijl dat
voor ouders minder geldt.


Interventies en acties segregatie:
Er zijn interessante voorbeelden en bevindingen naar voren gekomen uit de interviews die segregatie
tegen kunnen gaan en integratie kunnen bevorderen. Zo blijkt dat naast het volgen van taallessen
feesten en gebruik van gezamenlijke maaltijden een bindmiddel zijn. Vooral laagdrempelige
ontmoetingsactiviteiten waarbij ook iets te eten of te drinken is zorgen voor onderlinge contacten.
Mensen zijn benieuwd naar het eten van andere culturen waardoor zij in gesprek raken. Dit zorgt niet
alleen voor contact met elkaar maar ook voor kennis over elkaar en wederzijdse begrip. Eén van de
voorbeelden die op dit punt echt succes heeft geboekt zijn de zogenaamde “Meet, Greet, Eat and
Speak” avonden in het Nijmeegse Hatert, waar drie verschillende culturele eetavonden waren
georganiseerd die voor iedereen toegankelijk waren. Over elke cultuur werd kennis overgedragen, er
werd gegeten, gevraagd, gedanst en gezongen (zie bijlage 2). Activiteiten die mensen boeiend vinden
en laagdrempelig zijn binden mensen. Wederzijdse kennis van de taal en cultuur maakt het isolement
kleiner.
     Een ander voorbeeld is het project “Nieuwe buren” in Niewland te Schiedam, waarbij nieuwe
bewoners in de wijk, ongeacht de achtergrond, actief benaderd worden en geïnformeerd worden over
alle voorzieningen in de wijk. Als nieuwe bewoner voelt men zich door dit project welkom en niet
buitengesloten, de angst om met onbekenden in gesprek te gaan wordt weg genomen en men is meteen
op de hoogte van wat er allemaal in de wijk speelt en beschikbaar is. Dit werkt integratie bevorderend.
     Enkele respondenten gaven aan goede ervaringen te hebben met woon- en spreidingsbeleid.
Wanneer de woonbouwvereniging de visie heeft dat zij een maatschappelijke taak heeft, namelijk dat
wijken in Nederland zoveel mogelijk gemengd en verspreid zijn, kunnen zij spreidingsbeleid hanteren
waarmee segregatie tegen wordt gegaan. Echter de komst van nieuwbouw kan segregatie ook
bevorderen. Door nieuwbouw kan een wijk aantrekkelijker, prettiger en veiliger worden om in te
wonen, maar men moet weer opnieuw beginnen met kennis verwerven over elkaar. Dit komt naar
                                                                                                      9
voren in het westelijke deel van Malburgen, Arnhem, waar in de nieuwbouw veel autochtonen met een
iets hogere sociaal economische positie komen te wonen terwijl in de rest van de wijk veel
allochtonen, meestal met lage sociaal economische positie, wonen. Door de komst van nieuwbouw
blijven verschillende culturen gescheiden omdat hun sociaal economische positie van elkaar verschilt.
Men moet dus opnieuw kennis over elkaar verkrijgen. Bovendien kan het trekken van autochtone
inwoners naar scholen in de nieuwbouwwijk een aanzuigende kracht hebben voor andere autochtone
ouders. Daarom is het aan te bevelen eerst aan de achterliggende ongelijkheid te werken en dan pas
integratie te bevorderen.
    Segregatie op scholen kan tegen gegaan worden door bijvoorbeeld een centraal inschrijvingspunt
in te stellen. Ouders moeten daar hun kind inschrijven, er wordt na gegaan in welke wijk de ouders
wonen en welke scholen in die wijk voor hen in aanmerking komen, vervolgens zijn ouders verplicht
hun kind op één van de scholen in de wijk te doen waardoor de zogenoemde witte vlucht tegen gegaan
wordt. De geïnterviewden zijn erg positief over deze regeling. Deze regeling is nog niet helemaal in
werking vandaar dat nog niet over de effecten gesproken kan worden. Verder blijkt dat allochtone
ouders en laag opgeleide autochtone ouders niet bewust bezig zijn met de schoolkeuze voor hun kind.
Volgens de respondenten zou het goed zijn wanneer gemotiveerde allochtone ouders eens naar witte
scholen zouden stappen. Ouders zouden manieren moeten hebben om scholen objectief met elkaar te
kunnen vergelijken.
    Wat zijn effect al heeft laten zien zijn de openwijkscholen en de brede scholen. De afstand tussen
verschillende betrokkenen is kleiner geworden en het is makkelijker om in te springen op wat er leeft
bij de mensen, wat voor een actieve verbintenis tussen school en wijk zorgt. Door peuterspeelzalen en
kinderdagverblijf in de school wordt het aantrekkelijker voor werkende autochtone ouders om hun
kind op de school aan te melden. Ze hoeven voor kinderopvang de wijk niet meer uit. Dit kan
integratie bevorderend werken. Openwijkscholen en brede scholen organiseren allerlei naschoolse
activiteiten zoals sportactiviteiten en culturele activiteiten zoals muziekles en dansles. Deze
activiteiten kunnen voor onderlinge integratie tussen de kinderen zorgen en via de kinderen ook tussen
de ouders. Een knelpunt is echter dat sommige peuterspeelzalen buitenschoolsopvang (BSO) hebben
terwijl openwijkscholen en brede scholen naschoolactiviteiten (NSA) hebben. Er is een cruciaal
verschil tussen beide omdat de BSO onder de wet kinderenopvang valt en NSA niet. Die wet zegt dat
er alleen gediplomeerden mogen werken en is voor ouders bedoeld die allebei werken of op school
zitten. Dat betekent dat het vaak zelf betaald moet worden door de ouders. Bij NSA nemen de kinderen
gratis het hele jaar deel aan allerlei activiteiten. Wat door deze scheiding bewerkstelligd wordt, is
segregatie. Daarom is het noodzakelijk dat hier van bovenaf aandacht aan wordt besteed.
     Voor de ouders blijkt openheid van belang. Ouders moeten de school binnen kunnen komen
wanneer zij willen, waardoor zij zich sterker betrokken kunnen voelen bij de school en de wijk. Bij
gemeenschappelijke vragen kunnen er themabijeenkomst georganiseerd worden. Van belang is dat
ouders een ruimte hebben waar zij zich thuis voelen, een eigen plek in de school zoals een
ouderkamer. Hier kunnen ouders koffie drinken, elkaar ontmoeten, er kunnen signalen opgevangen
                                                                                                   10
worden over de vragen die ouders hebben, waarop themabijeenkomsten en cursussen georganiseerd
kunnen worden die op de behoefte van ouders aansluiten. Vanuit het contact dat met ouders ontstaat
kan duidelijk worden met welke vragen ouders zitten en waar hun belangstelling ligt. Indien gewenst
kunnen    trainingen      aangeboden   worden    om     deel   te   nemen     aan   bijvoorbeeld    een
medezeggenschapsraad.


Veiligheid:
Uit de interviews komt naar voren dat onveiligheid bijna altijd werd ervaren in de wijken. Het ging
daarbij in de meeste gevallen om subjectieve onveiligheid, het gevoel dat het onveilig is in de wijk. Er
werd aangegeven dat subjectieve onveiligheid te maken heeft met vooroordelen die mensen over
bepaalde etnische groepen hebben. Wanneer er een groep jongeren bij de bushalte staan, kan dat voor
sommige mensen tot onveiligheidsgevoelens leiden, sommige mensen, vooral ouderen, kunnen dit als
bedreigend zien. In sommige wijken wordt hier iets aan gedaan door samenwerking met RADAR
(bureau antidiscriminatiewet). Verder vinden mensen dat veiligheid uit de mensen zelf moet komen.
Mensen moeten elkaar kennen, elkaar ontmoeten, elkaar leren vertrouwen en met elkaar omgaan.
Donkere en gevaarlijke plekken zorgen ook voor onveiligheidsgevoelens. In veel wijken zijn deze
plekken beter verlicht. Gevaarlijk en afgebrande plekken zijn weggehaald waardoor mensen zich een
stukje veiliger voelen.


Interventies en acties veiligheid:
In sommige wijken wordt overlast door jongeren ervaren. Dat heeft volgens de respondenten te maken
met de vrije tijd van jongeren. Wanneer zij in hun vrije tijd niks nuttigs te doen hebben trappen ze
rotzooi, hangen samen rond en veroorzaken overlast, wat voor gevoelens van onveiligheid bij de
bewoners zorgt. Daarom kunnen voorzieningen waarmee jongeren hun tijd beter kunnen besteden een
stukje veiligheid bieden. Activiteiten die bij de wensen van jongeren aansluiten zijn bijvoorbeeld sport
activiteiten. In verschillende wijken zijn Cruijff Courts geplaatst die volgens de bewoners echt effect
hebben. Daarnaast zijn in de wijken jongerencentra opgericht waar jongeren naast sportactiviteiten
muziek kunnen luisteren, biljart kunnen spelen, kunnen computeren, voorlichtingsavonden hebben en
informatie over allerlei zaken krijgen. Sommige geïnterviewden hebben echter aangegeven dat
wanneer je lastige jongeren bij elkaar brengt dat dat juist voor nog meer overlast kan zorgen omdat je
precies die mensen bij elkaar brengt die overlast veroorzaken. Op langere termijn kan het positief
werken omdat zij een betere vrije tijdsbesteding krijgen.
    Wat volgens respondenten ook kan helpen is jongeren een stukje verantwoordelijkheidsgevoel
geven. In sommige wijken surveilleren jongeren samen met politie waarbij deze jongeren andere
jongeren aanspreken op zaken die mis lopen. In sommige wijken is het project ‘Jongeren Lossen het
Op” (JOLO) waarbij jongeren van 12 tot 20 jaar worden opgeleid om te bemiddelen in situaties waar
buurtbewoners niet zelf uitkomen. Op deze manier krijgen zij verantwoordelijkheid en het gevoel dat
zij iets waard zijn en een bijdrage leveren aan de maatschappij. Bovendien kunnen deze jongeren,
                                                                                                     11
wanneer zij uit een andere cultuur afkomstig zijn, jongeren uit de eigen cultuur makkelijk aanspreken
omdat zij dezelfde taal en achtergrond hebben. Een ander idee dat uit de interviews naar voren kwam
rondom het vergroten van het verantwoordelijkheidsgevoel van jongeren is het volgende; twee
werkloze jongeren met een bakfiets met gereedschap worden naar oudere mensen gestuurd die hun
tuin niet kunnen opknappen. De jongeren verzorgen en onderhouden de tuin. Op deze manier krijgen
de jongeren maatschappelijke verplichtingen en verdienen ze geld, daarnaast bevordert dit een positief
beeld vanuit ouderen en bewoners in de wijk. Daarnaast is in sommige wijken een
schoolverlatersproject aan de gang waarbij scholen en werkgevende instanties samenwerken om
jeugdige schoolverlaters terug in de schoolbanken te krijgen. De jonge schoolverlaters melden zich op
enig moment bij bijvoorbeeld het CWI voor inschrijving als werkzoekende om een uitkering te kunnen
krijgen. Volgens de projectpartners krijgt het CWI daardoor de jongeren zonder schooldiploma het
beste in beeld. De schoolverlaters worden via het CWI niet aan werk geholpen, maar terug naar school
geleid. Door het terugdringen van schooluitval wordt getracht te voorkomen dat jongeren in de
criminaliteit belanden.
    In veel wijken wordt politie ingezet op signalen die onveiligheid kunnen vergroten. Politie wordt
hierbij vooral in preventieve zin betrokken. Ook dit kan nadelig werken voor het gevoel van veiligheid
omdat door meer inzet van de politie bewoners het gevoel kunnen krijgen dat het echt onveilig is in de
wijk. Waar respondenten positief over zijn is dat iedere wijk een bewonerscommissie heeft
waarbinnen meestal een werkgroep Veiligheid zit. Deze organiseren van tijd tot tijd bijeenkomsten
waarbij niet alleen maatschappelijk werkers maar ook wijkagenten aanwezig zijn zodat de politie
meteen op de hoogte is van wat er allemaal in de wijk speelt en preventief kan handelen.
Buurtbemiddelaar blijken effectief in het vergroten van veiligheid door bij conflicten mensen weer in
contact te brengen met elkaar, wat voorkomt dat een klein conflict groter wordt. Ook zijn er wijkteams
waarin de school en de wijk samenwerken met als doel het vergroten van leefbaarheid en veiligheid in
de wijk. Het politiekeurmerk Veilig wonen kan preventief werken. Op deze wijze krijgt de wijk de
uitstraling van een veilig woongebied. In nieuwbouwprojecten is deze maatregel in de bouw al
meegenomen in de procedure van het vergunningenbeleid. Bij bestaande woningen zijn er diverse
wooncomplexen voorzien van dit veiligheidskeurmerk.
     Wat betreft veiligheid op school moet de school duidelijk maken dat zij goed onderwijs geeft en
ouders uitnodigen om te komen kijken en ervaren hoe de sfeer is. Het accent moet liggen op een goed
pedagogische klimaat en een goede kwaliteit van het onderwijs. De school kan een vindplaats zijn
voor kinderen en problematiek. Als ouders kunnen komen om iets te melden dan moet er als school
ook iets aan gedaan worden. Zo blijkt uit de interviews dat wanneer een directeur bij het in en uitgaan
van de school bij de deur van de school staat hij meer zicht krijgt op wat er allemaal bij de ouders
speelt. Ouders kennen op deze manier het gezicht van de directeur en kunnen voor hun problemen hulp
vragen. Er kunnen door de school thematische bijeenkomsten georganiseerd worden die te maken
hebben met activiteiten gericht op een veilige school in een veilig wijk.

                                                                                                    12
Veel scholen hanteren gedragregels die nagestreefd moeten worden zoals: wij accepteren elkaar
zoals wij zijn, wij zorgen voor een gezellige buurt, als er problemen zijn praten wij erover, etc. Tevens
zijn op sommige scholen convenanten getekend door verschillende betrokkenen om aan veiligheid op
school en in de wijk te werken. Er wordt aan het verbeteren van de sociale competenties van kinderen
gewerkt. Zo hebben brede scholen deelgenomen aan een pilot voor de ontwikkeling van een
leerlingvolgsysteem rondom sociale competentie. Uitgangspunt was dat wanneer leerlingen sociaal
vaardiger zijn ze minder kans hebben het slachtoffer te worden van pesten. Er zijn pestprotocollen
opgesteld, er worden situaties nagespeeld en sociale vaardigheidstrainingen gegeven.
    Tenslotte is in sommige wijken sprake van een schooladoptieplan waarbij elke basisschool
geadopteerd wordt door de politie. Dit betekent in de praktijk dat niet elke school evenveel zorg en
begeleiding nodig heeft van de adoptant. De adoptant werkt aan de opbouw van een vertrouwensband
met de school en de leerlingen. Dit met het doel de schroom weg te nemen zodat signalen van huiselijk
geweld, calamiteiten m.b.t. discriminatie in en rondom de school en gezin snel en voortvarend gemeld
worden bij de adoptant. De politie wil door deze interventie schoolnabij werken.


Burgerschap:
Zoals eerder vermeld wordt actief burgerschap door sommige respondenten gemist terwijl andere
respondenten juist aangeven dat er sprake is van hele actieve burgers. Vaak wordt gezegd dat taal een
beperking vormt voor andere culturen om actief deel te nemen aan allerlei activiteiten in de wijk, om
actief bijdrage te leveren aan de wijk. Een directeur van een basisschool en andere respondenten geven
aan dat mensen vanuit een andere cultuur twee generaties lang geen mogelijkheid is geboden om de
taal te leren en nu, circa twintig jaar later, zijn ze verplicht om een taalcursus te volgen. Er is daarmee
niet alleen vertraging in het leren van de taal, maar ook wat betreft actief burgerschap.


Interventies en acties burgerschap:
Maar hoe kunnen mensen van andere culturen toch betrokken worden? Als knelpunt wordt genoemd
dat als je deze groep per brief uitnodigt om mee te doen aan een bepaalde activiteit of om aanwezig te
zijn bij een bijeenkomst, dan kan het zijn dat zij de brief niet begrijpen of niet kunnen lezen. De
respondenten geven aan dat deze mensen via een tolk te bereiken zijn en dat langsgaan en persoonlijk
uitnodigen beter werkt dan een brief sturen. Uit de interviews komt naar voren dat als je de mensen
kent en meeneemt naar de bijeenkomst, zij veel kunnen vertellen over hun straat, wijk en de
leefbaarheid. Bovendien zijn ze te betrekken bij de wijk door activiteiten die hen interesseren. Een
voorbeeld is het vragen aan allochtone vrouwen om te koken, dat is iets wat zij graag doen en wat zij
vaak erg goed kunnen. Kortom: je moet deze groep mensen op een andere manier bereiken en dan
blijkt dat zij heel actief meedoen met de wijk.
    Verder komt naar voren dat in sommige wijken veel mensen een laag gevoel van eigenwaarde
hebben en een respondent geeft aan dat het dan moeilijk is om een positieve bijdrage te leveren aan de
omgeving. Als je het zelf moeilijk hebt om je hoofd boven water te houden, dan is het moeilijk
                                                                                                        13
aandacht te besteden aan iemand die het ook moeilijk heeft. Als mensen werk hebben, betaald of
vrijwillig, vermindert de lage eigenwaarde en neemt men makkelijker actief deel. Buurtbemiddelaars
kennen iedereen in de wijk en kunnen helpen om burgerschap te bevorderen door samen te werken met
bijvoorbeeld scholen. Er kunnen bijvoorbeeld meer informatie avonden voor ouders georganiseerd
worden over activiteiten in de wijk en dergelijke. Bewonerscommissies en bewonersstichtingen spelen
ook een rol om de deelname van bewoners aan allerlei activiteiten in de wijk te bevorderen.
    Ook door de gemeenten worden acties ondernomen om de bewoners bij hun wijk te betrekken. In
sommige wijken wordt gebruik gemaakt van projecten als Bouwstenen en Wijk participatie coach. Bij
Bouwstenen wordt in een overleg met bewoners gekeken wat er leeft in de wijk. Er wordt gevraagd
wat zij graag willen, hoe het ingericht moet worden en dit wordt meegenomen in verdere beslissingen.
Een Wijkparticipatie coach gaat huis aan huis langs, mensen kunnen met hun een afspraak maken en
hun problemen bespreken zoals financiële moeilijkheden, taalachterstand etc. Daarbij schakelt de
Wijkparticipatie coach de juiste hulpverlening in hetgeen betrokkenheid van de bewoners bevordert.
Ook vanuit de bewoners worden initiatieven genomen. Een voorbeeld daarvan is het Netwerk huiselijk
geweld. Hierbij worden eerst 14 vertrouwens buurt bewoners opgeleid om een luisterend oor te zijn
voor mensen die met huiselijk geweld te maken hebben. Zij kunnen mensen begeleiden naar
professionele hulpverlening. Na lange tijd is gebleken dat een groot deel van de wijk, zowel allochtoon
als autochtoon, erg goed is ingezet en bewoners dus erg actief blijken te kunnen zijn. De geïnterviewde
geeft aan: het vertrouwen winnen van mensen kan alleen door mensen zelf.
    Vanuit het Educatief Beleid van de Gemeente staan een aantal zaken centraal om de verbinding
tussen school en wijk te stimuleren, zoals de Brede Buurtscholen. In het kader van dit beleid zijn er
middelen beschikbaar om een brugfunctionaris aan te stellen. Dit kan naast de Bredeschool
coördinator een aparte functionaris zijn, of gecombineerd worden met de taak van ouderbetrokkenheid
functionaris. Deze brugfunctionaris heeft de taak een duidelijke link te leggen vanuit de school met de
wijk. De bedoeling is dat elke Brede Buurtschool deze brugfunctie invult. Het is nog onzeker of alle
plannen die op stapel staan kunnen worden uitgevoerd. Ook zijn er vouchers beschikbaar gesteld voor
de wijkbewoners. Deze kunnen hiervoor ook plannen indienen. Mogelijk kunnen er vanuit deze
faciliteiten spontaan gezamenlijke plannen van school en buurt worden opgepakt en uitgevoerd
    Wat betreft burgerschap op school wordt actief burgerschap binnen en buiten de school
voorgeleefd op basis van normen en waarden om op die manier samen een actieve bijdrage te leveren
aan de wijk. Daarnaast wordt burgerschap op sommige scholen ook als vak gegeven waarbij leerlingen
informatie krijgen hoe de maatschappij in elkaar zit, hoe de politiek werkt, etc. In veel scholen werkt
een kinderraad of kinderparlement als bevorderend voor de participatie van jongeren op school en in
de wijk. Er wordt van alles door de kinderen bedacht en uitgevoerd. Zo is in sommige wijken een
kickboksvereniging opgericht door jongeren en in andere wijken zijn door de leden van de kinderraad
gele kaarten uitgereikt aan ouders die verkeerd geparkeerd stonden. Door kinderen de ruimte te geven
om na te denken over wat zij graag willen en hoe zij dat het beste voor elkaar kunnen krijgen, raken ze
betrokken bij de wijk. De betrokkenheid van jongeren wordt ook door de oprichting van een
                                                                                                    14
jongerencentrum bevorderd waarbij allerlei activiteiten worden georganiseerd die zowel op school als
op de wijk betrekking hebben. Weer een andere voorbeeld is een maatjesproject waarbij een kind van
groep 5 met een kind van groep 4 maatjes zijn. Zijn voeren in tweetallen activiteiten uit rond een
bepaald thema waarbij het accent ligt op het voeren van gesprekken. Hierdoor wordt de
taalontwikkeling van deze kinderen gestimuleerd, bovendien komen deze twee kinderen in aanraking
met kinderen waar zij normaal gesproken geen contact mee zouden krijgen.
     Ouders kunnen via een ringmodel betrokken worden. Je moet als school/gemeente/politie etc. zelf
de wijk in gaan en één persoon vinden die mee wil doen. Deze kan meteen aan de slag en als hij
enthousiast wordt kent hij vaak nog een paar mensen die mee willen doen en zij kennen op hun beurt
weer mensen enz. Dit ringmodel van blijkt goed te werken als je mensen de tijd geeft, goed faciliteert,
en verantwoordelijkheid geeft. Op deze manier zijn er in Graafsewijk, Den Bosch, bloeiende ICT-
clubs, leesbevorderingsclubs en speel-o-theekclubs ontstaan. Om ouders bij de school te betrekken
kunnen kinderen als succesfactor gezien worden. Als het om hun kind gaat dan komen ouders omdat
ze het beste voor hun kind willen. Daarnaast zijn er in sommige wijken ouder-kind centra waarbij
ouders met hun kind meedoen aan allerlei activiteiten, er zijn actieve schoolraden met ouders.
Sommige geïnterviewden gaven aan dat wanneer naast de school niet alleen welzijn en zorg aanwezig
is in het gebouw maar ook bijvoorbeeld een kapper, een drogist en dergelijke dat ook ouders zal
trekken.
     Uit de interviews kwam naar voren dat de eerste stap om ouders bij de school te betrekken
gezelligheid is. Als ouders naar een school gaan om hun kind in te schrijven dan moet je laten zien dat
het erg leuk is op school want dan blijven zij komen. Wanneer er op een ouderavond iemand niet komt
dan moet je als leerkracht niet lopen schoppen dat hij/zij er niet was, dan moet je echt geïnteresseerd
vragen wat er aan de hand was. Uit de interviews komt naar voren dat ouders niet komen voor uitleg
over bijvoorbeeld actief leren, maar ze komen wel naar kijklessen waarbij zij een uur in de klas kijken
hoe het gaat. Dan moet je dus als school meer kijklessen organiseren. Naast kijklessen wordt ook
geprobeerd ouders te laten kijken naar hun kind. Dit wordt bijvoorbeeld aan de hand van een
voorbeeld gedaan van kinderwerk en video opnames. De ouders wordt zo bijvoorbeeld ook inzichtelijk
gemaakt wat het probleem is in de klas en welke hulp daarvoor nodig is. Ten slotte moet je ouders
serieus nemen, je moet goed luisteren en het gesprek aangaan.



Sociale Cohesie:
Uit bovenstaande blijkt dat of het segregatie is, veiligheid of burgerschap, alle drie de onderdelen
hebben te maken met sociale cohesie in het algemeen. Vandaar dat onder dit kopje de algemene
bevindingen zijn gepresenteerd die met alle drie de onderdelen te maken hebben maar ook alleen met
sociale cohesie in de wijk.


Interventies en acties sociale cohesie:
                                                                                                    15
Voor de bevordering van sociale cohesie in de wijk blijkt dat goede netwerken zeer belangrijk is. Er is
samenwerking nodig tussen verschillende betrokkenen zoals bewoners, scholen, buurtbemiddelaars,
gemeentes, politie, wooncorporatie, kinderopvang, wijkcentrum, zelforganisaties waarbij van belang is
dat deze dezelfde visie hebben. Naast de samenwerking tussen verschillende betrokkenen moet je
gangmakers zien te vinden die acties op gang brengen en de bevlogenheid en betrokkenheid
overdragen. Gangmakers die vervolgens gebruik kunnen maken van de netwerken van mensen om
allerlei activiteiten en acties te bewerkstelligen. Verder blijkt dat iets positiefs veel meer oplevert dan
iets negatiefs, daarom is van belang om de problemen in positieve zin te bespreken, niet zeggen dat wij
aan de onveiligheid van de wijk willen werken, maar wel dat wij de veiligheid van de wijk willen
vergroten.
    Continuïteit in activiteiten is ook zeer belangrijk. Structurele activiteiten hebben veel meer kans
van slagen, worden serieuzer genomen en vinden meer bijval en ondersteuning dan kleine en losse
projecten. Tevens werken teveel overleggen demotiverend, er moet ook echt iets gedaan worden.
Mensen moeten kunnen zien dat er inderdaad acties worden ondernomen, zij moeten het kunnen zien.
Teveel nieuwe gezichten worden door de bewoners niet gewaardeerd, daarom is het verstandig om
bewoners met personen aan de tafel te zetten die zij kennen uit de wijk, in plaats van mensen buiten de
wijk in te vliegen. Bovendien is van belang dat er eerst naar de wensen van de bewoners, jongeren en
ouderen, moet gekeken worden en dan pas acties ondernomen worden in plaats van andersom. Buurt
contactmiddagen, activiteiten in wijkcentrum, vrouwkindcentra, bibliotheken, vouchers voor
wijkinitiatieven blijken effectief te zijn om de sociale cohesie te bevorderen. Er zijn tal van andere
voorbeelden die werken zoals schoolverlaterproject, instellen van gezinscoaches, kwartier maken,
straat in actie, theater avonden, zomerfeest, kleurrijk Hatert, ontwikkeling vissteiger etc. Voor meer
voorbeelden zie bijlage 2.
    Zoals eerder vermeld spreken laagdrempelige activiteiten waarbij ook eten aanwezig is aan. Een
voorbeeld van een activiteit die succes heeft geboekt is huiskamer gesprekken. In een straat is één
iemand gastvrouw, zij nodigde mensen uit uit de straat, een stuk of zes, die zij helemaal niet kende om
bij haar in huis te komen om met elkaar kennis te maken. Het is heel spannend voor mensen, zowel om
die mensen te ontvangen maar ook om daarnaar toe te gaan, op deze manier hebben mensen elkaar
leren kennen, mensen voelden zich veilig, sommigen hebben zelfs drie bijeenkomsten op deze manier
gepland om daarna nog elkaar te zien. Vaak worden dit soort laagdrempelig activiteiten wat negatief
bekeken als alleen maar koffie drinken, terwijl dit soort activiteiten ervoor zorgen dat mensen elkaar
ontmoeten, van elkaar kunnen leren, elkaar kunnen stimuleren om andere dingen en andere mensen te
ontmoeten.
    Kinderen worden vaak als belangrijk bindmiddel genoemd om zowel de sociale cohesie met
anderen kinderen bevorderen als tussen de ouders onderling. Elke ouder heeft emoties bij zijn kind.
Via kinderen kunnen positieve emoties geraakt worden en de drive gecreëerd worden om iets te doen.
In dit onderzoek zijn ook kinderen aan het woord geweest, maar er kwam naar voren dat deze weinig

                                                                                                        16
zicht hebben op wat er allemaal gaand is in de wijk aan interventies of acties. Zij meten of het beter
gaat in de wijk af aan hun thuissituatie bijvoorbeeld.
    In het algemeen blijkt dat de meeste van vogelaars projecten nog niet van start zijn gegaan,
vandaar dat de bevindingen meer betrekking hebben op acties in de wijk en minder op interventies die
volgens vogelaars plannen uitgevoerd gaan worden.
    Tot slotte missen de geïnterviewden de eigen verantwoordelijkheid bij mensen. Mensen moeten
hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Je moet niet wachten tot zij naar jou toe komen, je moet er zelf
naar toe. Kortom je kunt van alles bedenken maar je moet ook intrinsiek gemotiveerd zijn om daaraan
deel te nemen want het gaat om je eigen wijk. Daarom vind een respondent het belangrijk om mensen
meer op hun verantwoordelijkheid te wijzen.




                                                                                                   17
Conclusie en discussie:


In dit onderzoek is de centrale vraag, door welke interventies en acties sociale cohesie binnen
probleemwijken in Nederland wordt bevorderd, beantwoord. Door middel van open interviews is op
basis van drie dimensies van sociale cohesie, namelijk segregatie, veiligheid en burgerschap,
informatie verworven. Naast de centrale vraagstelling zijn er kernvragen te beantwoorden die op zowel
sociale cohesie, segregatie, veiligheid als burgerschap betrekking hebben. Deze worden hieronder
besproken.
    1. Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen, c.q. bestaande segregatie
        tegen te gaan?
Om sociale integratie te bevorderen is het van belang om eerst aan de ongelijkheid op beroepssectoren
te werken en dan pas sociale integratie te bevorderen. Mensen blijven gescheiden leven zolang er een
verschil bestaat in hun sociaal economische posities. Het bieden van verschillende cursussen zoals
taallessen, computerlessen en voorlichtingsbijeenkomsten kunnen helpen en wanneer er toch groepen
mensen zijn die niet bereikt worden kunnen deze op andere manieren betrokken worden zoals via een
tolk. Daarnaast blijkt dat structureel laagdrempelige activiteiten die aansluiten bij de interesses van
mensen integratie bevorderend werken. Zoals feesten waarbij eten en drinken aanwezig is. Woon- en
spreidingsbeleid kunnen een rol spelen bij het bevorderen van integratie. Op schoolniveau kan een
centraal inschrijvingspunt een mogelijkheid bieden om integratie te bevorderen. Door de komst van
brede scholen zijn afstanden tussen verschillende betrokkenen kleiner geworden waardoor er actieve
verbintenis tussen de school en de wijk wordt bewerkstelligd.
    2. Hoe kan weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden?
Om weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen te vergroten moeten er activiteiten zijn
waardoor jongeren hun vrije tijd beter kunnen besteden. Jongerencentrums waarbij allerlei activiteiten
zoals sport, muziek, computeren etc. geregeld worden kunnen de sociale competentie van jongeren
vergroten omdat zij niet alleen met klasgenootjes maar ook andere jongeren uit de wijk in contact
komen. Daarnaast kunnen vanuit de school leerlingvolgsystemen gericht op sociale competenties en
pestprotocollen een effectieve werking hebben. Ook het werken met maatjes uit verschillende groepen
vergroot de sociale competentie en weerbaarheid van kinderen. Jongeren een stukje gevoel van
verantwoordelijkheid geven door hun taken te laten verrichten zoals bij een kinderraad en
kinderparlement kan ook bijdragen.
    3. Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in brede scholen (kunst, cultuur ,
        sport, bewegen, zorg en welzijn, techniek) bijdragen aan een veilig schoolklimaat?
De bijdrage van verbreding van het aanbod in brede scholen aan een veilig schoolklimaat kan het
volgende zijn: school kan een vindplaats zijn voor kinderen en hun problematiek. Door allerlei

                                                                                                    18
naschoolse activiteiten en wijkactiviteiten te koppelen aan lessen kan een veilig schoolklimaat
gecreëerd worden. Projecten als maatjeswerk en schooladoptie door de politie kunnen voor veiligheid
zorgen. Gedragsregels die op scholen worden gehanteerd verminderen het gevoel van onveiligheid op
school. Daarnaast blijkt dat in sommige wijken weinig plekken zijn waar kinderen kunnen spelen
waardoor kinderen zich gaan vervelen en rotzooi gaan trappen. Daarom is het belangrijk dat kinderen
genoeg speelruimte hebben in de wijk.
    4. Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders?
Actief maatschappelijke participatie van jongeren en ouders kan op verschillende manieren bevorderd
worden. Wanneer activiteiten bij de wensen van jongeren en ouderen aansluiten nemen zij actief deel.
Daarnaast is ook bij deze vraag de laagdrempeligheid van belang, laagdrempelige ontmoetingsplekken
of activiteiten kunnen een eerste aanzet geven. Als je in de wijk zowel jongeren als ouderen hun stem
laat horen werkt het motiverend, bewonerstichtingen en bewonerscommissies spelen daarbij een
belangrijk rol. Het indienen van plannen ter bevordering van de leefbaarheid door wijkbewoners en
hierop te laten stemmen door wijkbewoners en vervolgens het uitvoeren van de beste plannen samen
met wijkbewoners is succesvol. Bij een wijkstemdag bevordert gratis lekker eten de opkomst. Verder
kunnen kinderraad, kinderparlement, ouderkamer, huiskamer, wijkcentrums, bouwstenen, wijk
participatie coaches etc. actieve bijdrage van de bewoners bevorderen. Een goede aanpak blijkt het
ringmodel voor ouderparticipatie, waarbij vanuit mensen zelf via via steeds meer mensen worden
betrokken. Inloop op school helpt, evenals het persoonlijk groeten en uitnodigen van ouders bij het in-
en uitgaan van de school bijvoorbeeld. Zoals eerder vermeld kunnen via kinderen de ouders bereikt
worden. Kinderen wordt op school vaak het vak burgerschap aangeboden waarbij informatie wordt
gegeven over bijvoorbeeld de koningin, verschillende partijen in Nederland, stemrecht etc.
    5. Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee
        je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen?
Bij maatschappelijke vraagstukken waarmee een school te maken krijgt en die niet alleen door de
school opgelost kunnen worden, is een samenwerking nodig tussen de school en andere betrokkenen
als ouders, politie, maatschappelijke werk, bewoners en gemeente. Een voorbeeld van samenwerking
is het schooladoptie plan. In het kader van dit beleid zijn er middelen beschikbaar om een
brugfunctionaris aan te stellen. Dit kan naast de Bredeschool coördinator een aparte functionaris zijn,
of gecombineerd worden met de taak van ouderbetrokkenheid functionaris. Deze brugfunctionaris
heeft de taak een duidelijke link te leggen vanuit de school met de wijk. Vanuit de brede school
worden de lijnen met samenwerkende partners korter. Het preventieve karakter van bijvoorbeeld de
inzet van een politieagent gekoppeld aan de school kan ook bijdragen.
    6. Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met de ouders en de verschillende partijen
        binnen de wijk?
Voor de samenwerking met ouders en de verschillende partijen binnen de wijk is op te merken dat
ouders via kinderen heel goed te betrekken zijn. Ouders moeten serieus genomen worden, je moet echt
naar ouders luisteren. Het gezellig laten zijn op school voor ouders, een open houding hebben, je
                                                                                                    19
gezicht laten zien bij in- en uitgaan van de school, een laagdrempelige ontmoetingsplek in de school
voor ouders zijn zaken die bijdragen. Om samen te werken in de wijk is het geven van
verantwoordelijkheid aan jongeren of ouders van belang. Het moet bij hun interesse aansluiten, je
moet hun de ruimte geven, de faciliteiten geven. Een effectieve samenwerking kenmerkt zich door
korte lijnen en een preventief karakter. Bekende gezichten uit de wijk zijn effectiever dan mensen die
van buiten de wijk plannen op komen pakken.
    7. Welke samenwerking, hoe en met welke partners, is nodig om tegemoet te komen aan de eisen
        die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen?
Voor de samenwerking met partners om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding
anno 2010 stellen kan een spel en opvoedwinkel een rol spelen. In de spel en opvoedwinkel wordt
ingegaan op situaties die zich voordoen of waarover terloops aan de koffietafel verteld wordt. Er
worden verschillende thema’s besproken die over het kind gaan, ouders hoeven er niet zich voor in te
schrijven en kunnen deelnemen aan deze thema’s. Problemen kunnen hier worden gesignaleerd en
mensen kunnen begeleid worden naar de juiste hulp indien nodig. Eenzelfde informele, gezellige
laagdrempelige ontmoetingsplek vormt jongerenwerk als kinderen ouder zijn. Ook hier kunnen veel
signalen worden opgepakt en doorgegeven. Op sommige scholen worden opvoedcursussen gegeven.


Bovengenoemde acties/interventies samen met voorbeelden uit het vorige hoofdstuk, de resultaten,
kunnen sociale cohesie in verschillende vogelaarwijken bevorderen. De interventies moeten
laagdrempelig van aard zijn en in zekere zin continuïteit kennen. De interventies moeten aansluiten bij
de interesses van zowel jongeren als ouderen. Voor de interventies zijn gangmakers en goed
functionerend netwerken nodig.


Discussiepunten:
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van semigestructureerde open interviews om het verhaal van de
respondent centraal te stellen zodat zoveel mogelijk informatie vergaard zou worden vanuit de
respondent. Een open interview kent voor- en nadelen. Aan de ene kant is de geïnterviewde vrij in wat
hij/zij te vertellen heeft zodat de interviewde zoveel mogelijk informatie krijgt over hoe naar een
bepaalde zaak wordt gekeken. Aan de andere kant kan het betekenen dat de interviewer niet precies te
horen krijgt wat hij wilt weten. Er wordt daarbij van de interviewer verwacht om goed op alle details te
letten en bij relevante opmerkingen door te vragen en af te bakenen. Dit lukt over het algemeen goed,
maar wisselend over de interviews.
    De definitie van segregatie is in dit onderzoek dat de school een afspiegeling is van de populatie
in de wijk wat betreft opleiding en etniciteit, terwijl door sommige geïnterviewden segregatie werd
gezien als scheidslijnen tussen verschillende culturen. Een ‘ja’ op de vraag of er sprake is van
segregatie volgens de definitie zoals in dit onderzoek gehanteerd, geeft aan dat er geen sprake is van
segregatie. Terwijl volgens de definitie van geïnterviewden een ‘ja’ betekent dat er wel sprake is van

                                                                                                     20
segregatie. Daarom is een nee op de definitie van onderzoek en een ja op de definitie van
geïnterviewden meegenomen als wel sprake van segregatie.
    Een knelpunt in het onderzoek was dat de periode waarin de interviews zijn afgenomen niet
gunstig was. Dit ten eerste omdat de Vogelaarplannen in de meeste wijken nog niet worden
uitgevoerd, ten tweede omdat scholen in de maand februari een week vakantie hadden waardoor de al
krappe tijd nog meer onder druk kwam te staan. Ook de respondenten hadden tijdsdruk. Soms werden
de afspraken afgebeld vlak van te voren of hadden ze al zoveel aandacht in het kader van Vogelaarwijk
zijn dat ze geen tijd hadden.
    Een andere knelpunt is dat de kernvragen van te voren vast lagen. Gaande weg het onderzoek
krijgt de onderzoeker een beter zicht op de stand van zaken waardoor meer effectieve en relevante
vragen gesteld kunnen worden. Dit bemoeilijkt ook het beantwoorden van de kernvragen. Voor een
vervolgonderzoek zou het interessant zijn om eerst de Vogelaarplannen goed te bestuderen en
vervolgens aan de hand van die plannen vragen op te stellen, zodat direct aangesloten kan worden op
de geplande interventies en deze goed gevolgd kunnen worden.
    Ondanks de genoemde beperkingen zijn er veel waardevolle, interessante voorbeelden, acties en
andere bevindingen naar voren gekomen die zowel op maatschappelijk als wetenschappelijke vlak een
bijdrage leveren en verdere aandacht behoeven.




                                                                                                  21
Literatuurlijst:


Bron, J (2006). Een basis voor burgerschap; Een inhoudelijke verkenning voor het funderend
    onderwijs. SLO, Enschede.
Groot, W. en Maassen van den brink, H (2002). Onderwijs en sociale cohesie: een economisch
    perspectief. In: Onderwijsraad, Rondom onderwijs (studie). Den Haag.
Hermans, C.A.M. (red.) (2003): De school als gemeenschap; Participerend organiseren van identiteit.
    Budel.
Inspectie van het Onderwijs (2005). Onderwijsverslag 2003/2004. De Meern.
Inspectie van het Onderwijs (2008). De staat van het onderwijs; Onderwijsverslag 2006/2007. Utrecht.
Leenders, H en Veugelers, W. (2004). Waardevormend onderwijs en burgerschap; Een pleidooi voor
    een kritisch democratisch burgerschap. In: Pädagogik. Jrg. 24, nr.4.
MOCW (2005). Voorstel van wet en memorie van toelichting; W2624K-2. Den Haag.
Onderwijsraad (2002). Samen leren leven; Verkenning. Den Haag.
Rekers, M en Oorschot N. van (2008). Achtergronden en definitie van segregatie. Intern stuk, april
     2008. KPC Groep, ’s-Hertogenbosch
RMO (2004). Sociale veiligheid organiseren. Den Haag.
Schuyt, C.J.M. (2001) Het onderbroken ritme, opvoeding, onderwijs, en sociale cohesie in een
     gefragmenteerde samenleving. Amsterdam.
Ultee, W., W. Arts en H. Flap (2003) Sociologie: Vragen, uitspraken, bevindingen. Groningen:
    Wolters-Noordhoff.
Veugelers, W. (2003). Waarden en normen in het onderwijs: zingeving en sociale betrokkenheid.
    Universiteit voor Humanistiek, Utrecht.
Wit, C. de (2008). Sociale cohesie integraal. Voorlopige conceptversie, eind augustus 2008. KPC
    Groep, ‘s-Hertogenbosch
WRR (1992). Eigentijds burgerschap. Den Haag.


Geraadpleegde websites:


Geraadpleegd op 01-02-2009; http://www.vrom.nl/pagina.html?
     id=35346&term=vogelaars+wijken+doel
Geraadpleegd op 29-01-09
     http://www.hetccv.nl/Nieuws/2008/02/Deventer--Eerste-plan-probleemwijk-klaar.html




                                                                                                  22
Bijlage 1: Interviewleidraad

Registratieformulier 2009                                                                                            versie
21-01-09


Gegevens geïnterviewde(n):                                                                         interviewer:
Naam:                                                                                              datum:
Functie:
School/wijk:


DEEL 1
Interventies verkennen
- Besteed niet meer dan een uur aan dit onderdeel (alle 4 deelgebieden).
- Niet elk vakje hoeft ingevuld, maar hoe meer nuttige informatie, hoe beter.
- Beperk je tot de kern.
- Je kunt zelf de ruimte vergroten om meerder interventies te beschrijven en daarvan de knelpunten, succesfactoren enz.
aan te geven.


Algemene kernvraagstukken:
     5.5. Welke samenwerking (hoe en met welke partners) is nodig om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding
en begeleiding anno 2010 stellen?
     5.6. Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met ouders (en de verschillende partijen binnen de wijk)?
     5.8. Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee je als school te
maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen?


A Segregatie
Kernvraagstuk:    5.10. Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen, c.q. bestaande segregatie
tegen te gaan?


In dit onderzoek naar segregatie verstaan wij onder segregatie
of populatie van de school een afspiegeling is van de wijk (wat
betreft de etniciteit en wat betreft het opleidingsniveau). Doet u
dit ook?
Is er sprake van segregatie?
Was er sprake van segregatie?
Interventies/ Acties segregatie
Beschrijving
Wat zijn bij actie ….            Knel-/verbeterpunten
                                 Succesfactoren
                                 Randvoorwaarden
                                 Effecten
B Veiligheid (zie bijlage voor kritische factoren bij de interventies)
Kernvraagstuk:    5.1. Hoe kunnen we weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden?
                  5.2. Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in brede scholen (kunst, cultuur, sport,
                  bewegen, zorg/welzijn, techniek, multimedia) bijdragen aan een veilig(er) schoolklimaat.


In dit onderzoek naar veiligheid kijken we naar sociale
veiligheid. Dit wordt bepaald door de mate van
                                                                                                                              23
geweldsdelicten, het gevoel van veiligheid dat de betrokkenen
hebben, de tevredenheid van de betrokkenen met het
schoolklimaat en het veiligheidsbeleid en de waardering
hiervan door de betrokkenen. Valt dit voor u ook onder
veiligheid?
Is er sprake van onveiligheid?
Was er sprake van onveiligheid?
Interventies/ Acties veiligheid
Beschrijving
Wat zijn bij actie ….             Knel-/verbeterpunten
                                  Succesfactoren
                                  Randvoorwaarden
                                  Effecten




                                                                24
C Burgerschap (zie bijlage voor kritische factoren bij de interventies)
Kernvraagstuk:    5.11. Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren (en hun ouders)?


In dit onderzoek naar aandacht voor burgerschap verstaan wij
onder burgerschap de bereidheid en het vermogen deel uit te
maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan
te leveren. Doet u dit ook?
Is er sprake van te weinig burgerschap?
Was er sprake van te weinig burgerschap?
Interventies/ Acties burgerschap
Beschrijving
Wat zijn bij actie ….           Knel-/verbeterpunten
                                Succesfactoren
                                Randvoorwaarden
                                Effecten



D Sociale cohesie rest (voor interventies rondom sociale cohesie die niet onder segregatie, burgerschap en veiligheid
vallen)


Interventies/ Acties sociale cohesie rest
Beschrijving
Wat zijn bij actie ….           Knel-/verbeterpunten
                                Succesfactoren
                                Randvoorwaarden
                                Effecten




                                                                                                                        25
DEEL 2
Voorbeelden uitwisselen en volgen
- Zorg dat je een half uur bewaart voor dit deel, ook al doe je dan het vorige deel te kort.
- Denk aan materiaal voor de weblog.


Inbreng ideeën vanuit project                                       Te denken valt aan:
Suggesties doen voor interventies die aansluiten bij de             Bij de deur van de school gaan staan, hondenbarbeque, ouderkamer, opzomer
respondent vanuit eerdere bevindingen in het project.               elkaar in contact brengen (dag van de dialoog), buurtbemiddelaar, inloop op sc
                                                                    gratis naschoolse activiteiten, ouders opvangen, ook emotioneel, met partners
                                                                    normen en waarden hebben, toepassen herstelrecht.
Tips / verbeteringen vanuit respondent
Heeft u betere ideeën of tips (wellicht al bij deel 1 genoemde
interventies, dan daarnaar verwijzen)?
Laten zien voorbeelden
Kunt u me daar iets van laten zien, of kan ik iemand vragen
naar zijn ervaringen hiermee?
Volgen interventie
Ik zou graag over ong. 6 maanden nog eens langskomen om
te kijken hoe die interventie (aangedragen of eigen) werkt. Kan
ik daarvoor contact met u opnemen?



Overige opmerkingen/bevindingen




Bijlage 2: Voorbeelden

    1. Meet, create, Greet, eat en speak avonden:
     Ik heb Meet, create, Greet, eat en speak avonden georganiseerd. Het was mijn initiatief om alle betrokkenen,
     bewoners of je nu zwart of wit was om deze mensen bij elkaar te brengen. Er zaten dus iedereen bij van groente
     boer tot politie agenten, directeuren van scholen etc. en ze hadden maar een gemeenschappelijkheid, namelijk
     Hatert. Daarbij heb ik een viergangen diner georganiseerd, met Turks, Marokkaans en Moluks eten. Ik heb zich
     voorgesteld, gezegd wat een openwijk school is, wie er allemaal aanwezig waren, over eten gehad door wie het
     gemaakt is etc. Daarna hebben zij soep gehad, daarna kwam ik weer met mijn verhaal waarbij ik steeds mensen
     aansprak iets over hun vertelde zodat mensen zich betrokken voelde, mensen in verbinding gebracht van hoe mooi
     die culturen zijn, hoe mooi het is wat in Hatert allemaal gebeurt waar jij een deel van uitmaakt etc, na het voorgerecht
     was de stemming zo hoog, er was oor verdovend lawaai. Een vrouw bijvoorbeeld met een hoofddoek die niet zo lang
     in de wijk woont verteld iets over het land DAFUR in AFRIKA de wijk waar zij vandaan was gekomen. Dat er in die
     dorp heel slecht ging, dat er vrouwen werd verkracht, woningen in vuur gestoken, kinderen zijn vermoord etc.
     Iedereen werd heel erg emotioneel ervan en ik attendeerde daarbij mensen door te zeggen dat kijk mensen dit mooi
     dingen maar ook dit soort trieste dingen wonen in onze wij en wij weten er helemaal niks van elkaar. Dus je moet
     gangmakers zien te vinden maar ook emoties aan kunnen raken. Op het einde van de feest hebben wij allemaal een
     Molukse liedje gezongen, GANDUNG E wat vaak aan het einde van Molukse feesten wordt gezongen. Op een
     gegeven moment zong iedereen mee. Iedereen vond dit party helemaal geweldig.

    2. Bij de deur staan:
     ’s morgens om 10 voor half negen en ’s middags om drie uur lossen ze veel zaken op. Dan staan ze buiten met
    verschillende directieleden en je weet wat er waar speelt en wie er problemen heeft met huisvesting en wie er net een
    baby heeft, dat hoor je allemaal op het moment dat je er bent. Ze komen niet aankloppen om te vertellen dat ze
                                                                                                                                 26
zwanger zijn, als je in je kamertje zit hoor je het niet. Alle ouders zijn makkelijk te bereiken, maar niet voor iedereen.
    Het ligt eraan wie de ouder benadert.

    3. Jeugdmonitor:
     De gemeente is gestart met een jeugdmonitor: een CtC-onderzoek (CtC = Communities that Care) om de huidige
    stand van zaken op het gebied van veiligheid in kaart te brengen. Op grond van de resultaten zal vervolgens een
    preventieve aanpak worden gestart om de veiligheid in de gemeente te versterken

    4. Schoolverlaterproject:
     Hierbij worden de kinderen gestimuleerd om terug te gaan naar school. Voor meer details zie interview Brede Bosche
school De kameleon (2008).

   5. Instellen van gezincoaches:
    De oprichting van een centrum voor jeugd en gezin waar zij leiding aan geeft.
    Een van de interventies is het instellen van gezinscoaches voor gezinnen waar meerdere hulpverleners zich mee
bemoeien. Nu is er sprake van één iemand.
    Het samenbrengen van tienermoeders is een voorbeeld van de activiteiten van het CJG.

    6. Zomerfeest:
     De school organiseert jaarlijks het zomerfeest. Alle wijkbewoners kunnen daarin participeren. Iedereen kan loodjes
    kopen voor het feest. Het is een kinderfeest, maar ook wordt er een rommelmarkt georganiseerd. Dit is het enige
    moment om de wijk bij de school te betrekken. Er zijn ontwikkelingen voor een Multi Functionele Accommodatie
    (MFA), waarin ook nog 3 andere scholen gehuisvest moeten worden, naast de ouderkamer, Centrum voor Jeugd en
    Gezin, de kinderopvang, peuterspeelzaal , de ouderensoos etc. Behalve de Taaltuin is de optie dat ook basisschool
    De Wieken (PC) en Ababil (Isl.) onder één dak komen van het MFA. Het bestuur van de Taaltuin (Primo) heeft het
    plan afgewezen. Het is dan ook nog volop in discussie hoe dit zich verder zal gaan ontwikkelingen. Ook de directie
    van de Taaltuin is er geen voorstander van. Juist in het kader van de ontwikkeling van een Brede Buurtschool is het
    van belang een relatie te leggen met de bewoners en kleinschaligheid is daarvoor juist kansrijk.


    7. Kwartier maken:
    Mensen met psychiatrische beperkingen wonen in de wijk, worden begeleid door begeleiders van de RIBW
    ( regionale instelling begeleid wonen). Het project kwartiermaker probeert een verbinding te leggen tussen deze groep
    bewoners en de wijk.

    8. Straat in actie:
    Is een regeling waarbij iedereen voor feest op straat van alles kunnen huren.

    9. Kleurrijk Hatert:
    Een voorbeeld van de acties is kleurrijk Hatert dat een jaar of tien aan de gang is, waarbij op het marktterrein in Hatert
    een grote braderie, rommelmarkt, infomarkt en multiculturele manifestatie wordt georganiseerd. Tevens treden er
    gedurende de gehele dag diversen groepen en artiesten op. Het overgrote deel van de winkels in het winkelcentrum
    zijn op deze dag geopend. De winkeliersvereniging organiseert diverse attracties in en rond het winkelcentrum. Deze
    actie heeft als doel om de banden van de diverse culturen onderling te verstevigen en verbeteren in een kleurrijk
    multicultureel evenement. Op deze manier willen wij niet alleen elkaars cultuur begrijpen, maar ook elkaars
    gedachten.

    10. Haagse Hopjes:
    Containers op de pleinen met uitgifte van speelmateriaal. Hier moet je een pasje voor hebben. Nadat vader of moeder
    de eerste keer mee zijn gegaan en hun handtekening hebben gezet op het pasje kan het kind met het pasje zelf
    speelgoed lenen. Dus dan leen je een step en dan geef je die weer terug als je weggaat en dan krijg je je pasje weer.
    Dit is een fantastische manier van pleinen actief maken. Zo’n initiatief begint vanuit iets wat heel goed is: kinderen
    vervelen zich, dan lopen ze een balletje te trappen tegen een deur, dat is vervelend, dan wordt er geklaagd over die
    bal en dat wordt positief omgedraaid naar wat kunnen we ervoor doen? Dus er gebeurt iets positief. Vervolgens zie je
    dat de uitvoerders niet in staat zijn om het op een vrolijke, vriendelijke manier te blijven doen zodat het altijd gezellig
    en leuk is. Er worden Melkert-baners ingezet, vaak geen pedagogen. Dan wordt het dus afhankelijk van de mensen
    die het uitvoeren of er een gezellige sfeer ontstaat op zo’n plein. En op een gegeven moment komt er een sfeer: kijk
    een hoe ik me uitsloof en dan krijg ik stank voor dank.

    11. De dag van de dialoog:
    Het thema van dit jaar was “Dit ben ik en dat ben jij!. We hebben met de bewoners uit de wijk over verschillende
    onderwerpen gesproken. De allochtone wijkbewoners hechten wel aan oude tradities. Je komt er via dit soort
    activiteiten, als school achter dat mensen zeker willen delen en elkaar graag willen begrijpen. Voor alle culturen geldt
    dat vrouwen onderling veel aan elkaar willen vertellen: over tradities,normen en waarden. Bijvoorbeeld dat vrouwen
    tijdens vrouwendag geen hoofddoek hoeven te dragen wanneer zij met elkaar zijn, samen kunnen dansen en dat zij
    zich dan de gehele dag vrij voelen. Dus op vrouwendag kan dit wel. Op andere dagen niet.



                                                                                                                                  27
28

More Related Content

Similar to Rapport Praktijk uit de wijk

Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0
Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0
Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0Bouwen is communiceren
 
Enquete doe-democratie voor Kabinetsstandpunt
Enquete doe-democratie voor KabinetsstandpuntEnquete doe-democratie voor Kabinetsstandpunt
Enquete doe-democratie voor KabinetsstandpuntBart Litjens
 
Rapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijken
Rapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijkenRapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijken
Rapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijkenswaipnew
 
Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...
Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...
Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...Vereniging Vlaamse Jeugddiensten
 
Onderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijsOnderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijsBart Litjens
 
Rapport 1001 krachten gebundeld
Rapport 1001 krachten gebundeldRapport 1001 krachten gebundeld
Rapport 1001 krachten gebundeldGerda Sordam
 
Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017
Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017
Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017Bart Litjens
 
Kindvriendelijke steden en gemeenten
Kindvriendelijke steden en gemeentenKindvriendelijke steden en gemeenten
Kindvriendelijke steden en gemeentenAmbrassade
 
Rapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijn
Rapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijnRapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijn
Rapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijnWijkraad Leidsche Rijn
 
Presentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraad
Presentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraadPresentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraad
Presentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraadBianca den Outer
 
Co-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijk
Co-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijkCo-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijk
Co-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijkTwittercrisis
 
Cocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoek
Cocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoekCocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoek
Cocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoekTwittercrisis
 
jaarboek zorgalliantienu 2010
jaarboek zorgalliantienu 2010jaarboek zorgalliantienu 2010
jaarboek zorgalliantienu 2010Anne Herckenrath
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911AndereTijden
 
Sessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussie
Sessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussieSessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussie
Sessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussieVereniging Vlaamse Jeugddiensten
 
Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008
Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008
Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008Karine Van Daele
 
V_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineel
V_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineelV_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineel
V_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineelPiet Quataert
 

Similar to Rapport Praktijk uit de wijk (20)

Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0
Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0
Jaarverslag 2012, Project Aanpak Eenzaamheid Hatert 2.0
 
Rapport Noorderstroom
Rapport NoorderstroomRapport Noorderstroom
Rapport Noorderstroom
 
Enquete doe-democratie voor Kabinetsstandpunt
Enquete doe-democratie voor KabinetsstandpuntEnquete doe-democratie voor Kabinetsstandpunt
Enquete doe-democratie voor Kabinetsstandpunt
 
Rapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijken
Rapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijkenRapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijken
Rapport de-aanhouder-wint-samenwerken-aan-veilige-krachtwijken
 
Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...
Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...
Sessie 37 Het label en de toolkit kindvriendelijke steden en gemeenten - de b...
 
Voortgangsbericht hatert 2.0 april 2013
Voortgangsbericht hatert 2.0 april 2013Voortgangsbericht hatert 2.0 april 2013
Voortgangsbericht hatert 2.0 april 2013
 
Onderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijsOnderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijs
 
Rapport 1001 krachten gebundeld
Rapport 1001 krachten gebundeldRapport 1001 krachten gebundeld
Rapport 1001 krachten gebundeld
 
Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017
Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017
Onderzoek sociaal domein - Gemeente Zederik - 28 augustus 2017
 
Kindvriendelijke steden en gemeenten
Kindvriendelijke steden en gemeentenKindvriendelijke steden en gemeenten
Kindvriendelijke steden en gemeenten
 
Rapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijn
Rapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijnRapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijn
Rapport wijkraadpleging 2013 leidsche rijn
 
Presentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraad
Presentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraadPresentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraad
Presentatie over sturing in sociaal domein door gemeenteraad
 
Co-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijk
Co-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijkCo-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijk
Co-creatie 2.0 Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijk
 
Cocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoek
Cocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoekCocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoek
Cocreatie 2.0 en virtueel buurtonderzoek
 
jaarboek zorgalliantienu 2010
jaarboek zorgalliantienu 2010jaarboek zorgalliantienu 2010
jaarboek zorgalliantienu 2010
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
 
Sessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussie
Sessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussieSessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussie
Sessie 46 Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk: uitwisseling en discussie
 
Rapport ouderenbehoeftenonderzoek
Rapport ouderenbehoeftenonderzoekRapport ouderenbehoeftenonderzoek
Rapport ouderenbehoeftenonderzoek
 
Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008
Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008
Studie Kinderopvang Oostende-Westhoek 2008
 
V_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineel
V_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineelV_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineel
V_2012_09_13_Streekpact_overlegtafel_regiocoordinatoren_origineel
 

Rapport Praktijk uit de wijk

  • 1. Praktijk uit de wijk Sociale cohesie, segregatie, veiligheid en burgerschap KPC Groep Kochai Momand Maart 2009 1
  • 2. Inhoudsopgave: Hoofdstukken Pagina 1. Achtergrond en probleemstelling 3-4 2. Data en operationaliseringen 5-7 3. Resultaten 8-17 4. Conclusie en discussie 18-21 5. Literatuurlijst 22 6. Bijlagen 23-28 - Interviewleidraad 23-26 - Voorbeelden 27-28 Achtergrond en probleemstelling: 2
  • 3. Op 22 maart 2007 maakte minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) een lijst van veertig Nederlandse probleemwijken bekend die zij aanduidde als krachtwijken. Het doel van de nieuwe wijkaanpak was om van de veertig aandachtswijken in maximaal tien jaar krachtwijken te maken, waar de bewoners van de wijken prettig samen kunnen leven. Specifieke aandacht ging uit naar het verbeteren van maatschappelijke participatie, scholing, wonen, werk, sport en beweging, zodat de sociale positie van de bewoners vooruitgaat en daarmee de sociale cohesie van de wijk. Zo heeft minister Vogelaar vorige jaar voor Deventer het zogenaamd charter ondertekend waarin staat op welke manier de probleemwijk Rivierenwijk in de stad Deventer verbeterd moet worden (Ministerie van VROM, 2008). Hieruit blijkt dat de aandacht voor probleemwijken en daarmee samenhangend de verbetering van sociale cohesie hoog op de politieke agenda staat. Maar wat is sociale cohesie precies? Onder sociale cohesie wordt de mate van samenhang bedoeld die samenlevingen vertonen. De leden van een samenleving kunnen een hechte eenheid vormen maar ze kunnen ook als los zand aan elkaar hangen. Volgens de integratie theorie van Durkheim vertoont iedere samenleving een bepaalde mate van samenhang, voor zover ze uit bepaalde intermediaire groeperingen bestaat en bepaalde algemeen gedeelde waarden en normen kent, dat wil zeggen een of andere cultuur bezit. Naarmate de leden van zo’n samenleving hechter in deze groeperingen zijn geïntegreerd leven zij de waarden en normen meer na, wat in meer samenhang resulteert (Ultee, Arts en Flap, 2003). Sociale cohesie kent verschillende dimensies zoals segregatie, of als tegenhanger daarvan integratie, veiligheid of juist onveiligheid en (actief) burgerschap (Conceptuele kader, 2008) Over deze begrippen volgt in latere hoofdstukken meer. Met vraagstukken omtrent sociale cohesie houden de sociale wetenschappen zich vaak bezig. Onderzoek naar sociale cohesie is van belang omdat de Nederlandse overheid aan de hand van de uitkomsten van deze onderzoeken nieuw beleid kan vormen en bestaand beleid kan aanpassen. Naast de sociale wetenschappen zijn er allerlei organisaties en instellingen die belang hebben bij kennisvergaring rondom sociale cohesie. KPC Groep wil een bijdrage leveren door meer kennis te vergaren over het bestrijden of verminderen van segregatie, het bevorderen van sociale cohesie, veiligheid en vooral burgerschapcompetenties zodat de leefwereld van kinderen verbeterd kan worden. Door middel van ontwerpgericht onderzoek worden antwoorden en kennis verworven over acties die echt effectief zijn om sociale integratie te bevorderen en bestaande segregatie tegen te gaan. Hierbij ligt het speerpunt op het bevorderen van een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders. Dit onderzoek richt zich op de interventies en acties die in verschillende probleemwijken ter bevordering van sociale cohesie zijn doorgevoerd met als doel om goede voorbeelden uit deze wijken naar boven te halen en deze naar andere wijken te verspreiden zodat er betere leefwerelden voor kinderen en jongeren gecreëerd kunnen worden. Daarom luidt de onderzoeksvraag als volgt: 3
  • 4. Door welke interventies en acties wordt sociale cohesie binnen probleemwijken in Nederland bevorderd? De school als maatschappelijke onderneming kan een belangrijke rol spelen bij de verbetering van sociale cohesie in wijken. De school heeft als taak om kinderen en jongeren voor te bereiden op een plaats binnen de samenleving. Daarom is in dit onderzoek sprake van deelvragen die zowel op de school als de omgeving betrekking hebben. Deze deelvragen zeggen iets over sociale cohesie in het algemeen maar zijn vaak ook te verdelen onder de onderwerpen segregatie, veiligheid of burgerschap. De deelvragen zijn als volgt: 1. Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen, c.q. bestaande segregatie tegen te gaan? 2. Hoe kan weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden? 3. Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in brede scholen (kunst, cultuur , sport, bewegen, zorg en welzijn, techniek) bijdragen aan een veilig schoolklimaat? 4. Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders? 5. Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen? 6. Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met de ouders en de verschillende partijen binnen de wijk? 7. Welke samenwerking, hoe en met welke partners, is nodig om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen? In december 2008 is literatuuronderzoek gedaan naar de onderwerpen segregatie, veiligheid en burgerschap en de kritische factoren voor interventies op deze onderwerpen. Hier is een conceptuele kadernotitie van gemaakt. Op basis hiervan is een ontwerpgericht onderzoek uitgevoerd ten aanzien van interventies op het gebied van segregatie, sociale cohesie, burgerschap en veiligheid in (Vogelaar)wijken. In het volgende hoofdstuk worden de data, methode en operationaliseringen besproken. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de interviews besproken en in hoofdstuk 4 komen de conclusies en discussiepunten aan de orde. 4
  • 5. Data en operationaliseringen: Data en methode: Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van een semi-gestructureerde vragenlijst aan de hand waarvan open interviews zijn afgenomen. Dit heeft plaatsgevonden in november 2008 en februari 2009. De interviews zijn afgenomen in veertien wijken, waarvan er vier zijn geselecteerd uit de 40 vogelaarwijken (zie tabel 1). Deze wijken zijn zo gekozen dat ze over heel Nederland verspreid zijn, zodat representatieve uitspraken gedaan kunnen worden over soortgelijke wijken in Nederland. In 2008 is in negen wijken één interview gehouden, terwijl in 2009 in vijf wijken gemiddeld vier (minimaal drie en maximaal zes) interviews zijn afgenomen. Dit brengt het totaal op 30 interviews. Getracht is om de interventies van verschillende kanten te horen. Daarom zijn onder de respondenten directeuren, leerkrachten, leerlingen, ouders, wijkcoördinatoren, maatschappelijke werkers, kinderopvang etcetera. Dit onderzoek heeft in verschillende fasen plaats gevonden. In de eerste fase is op basis van vooronderzoek nagegaan welke kritische factoren een rol spelen bij de problematiek. Dit heeft een conceptuele kadernotitie opgeleverd die het uitgangspunt vormt voor de voorlopige interviewleidraad. Deze is beproefd in 2008 bij negen respondenten uit negen verschillende wijken. Zij zijn bevraagd op interventies ten aanzien van burgerschap, veiligheid en segregatie. Wat was het effect van de interventie, wat waren succesfactoren en verbeterpunten en wat zijn de randvoorwaarden voor een dergelijke interventie (zie bijlage 1 vragenlijst). Op basis van de ervaringen is de interviewleidraad enigszins bijgesteld. In de tweede fase in 2009 is de informatie over interventies en praktijkvoorbeelden uit de eerste fase meegenomen naar vijf wijken. In deze vijf wijken zijn 21 interviews gehouden zoals hierboven staat beschreven. Naast de informatie uit de interviews zijn er in deze fase ook handreikingen, instrumenten en beeldmateriaal verzameld van de interventies. In de derde fase staat monitoring centraal. De interventies die de wijk al aan het uitvoeren was of is gaan uitvoeren naar aanleiding van aangedragen voorbeelden van andere wijken worden een half jaar na het interview opgezocht en verder in de tijd gevolgd door middel van monitoring en evaluatie. Deze fase vindt plaats in de tweede helft van 2009. Tabel 1: Aantal interviews per wijk 2008 en 2009 Interviews in 2008 Stad: Wijk: Aantal interviews: Uden ? 1 Eindhoven Woensel west 1 Alphen aan den Rijn Centrum 1 Zeeland Middelburg 1 Den Bosch Graafsewijk 1 Amsterdam Stadsdeel westerpark 1 Vlaardingen Babberspolder 1 Denhaag Transvaal 1 5
  • 6. Nijmegen Meijhorst 1 Totaal 2008: 9 Interviews in Vogelaarwijken 2009 Stad: Wijk: Aantal interviews: Nijmegen Hatert 4 Arnhem Malburgen 3 Scheidam Nieuwland 6 Den Bosch Graafsewijk (geen Vogelaarwijk) 3 Groningen Korrewegwijk 5 Totaal 2009: 21 Alle interviews samen 30 Operationaliseringen: Sociale cohesie: Zoals uit het conceptuele kader (2008) blijkt is sociale cohesie geen eenduidig begrip. Het kan zich op tal van manieren manifesteren, van wederzijdse participatie en samenwerking tussen de bewoners van een wijk tot wereldwijdse solidariteit in de vorm van gezamenlijke acties tussen verschillende landen om bijvoorbeeld veiligheid in de wereld te bewerkstelligen. Daarnaast kent sociale cohesie verschillende definities. In dit onderzoek wordt onder sociale cohesie de verbindingen tussen delen, elementen of leden van een bepaalde systeem verstaan. Of dat nu een groep, een gemeenschap, een organisatie, een buurt of wijk is, of dat het de samenleving als geheel is. Het gaat daarbij uitdrukkelijk om verbindingen die het bij elkaar houden. Verbindingen die ervoor zorgen dat mensen niet ongemerkt wegzakken in anonimiteit of - positief gesteld- verbindingen die ervoor zorgen dat mensen het gevoel hebben dat ze er toe doen. Verbindingen ook die saamhorigheid teweeg brengen en die solidariteit en gemeenschapszin oproepen (Conceptueel kader, 2008). Sociale cohesie kan op verschillende niveaus bestudeerd worden, op individueel niveau, op groepsniveau, op gemeenschapsniveau etc. In dit onderzoek is de aandacht gericht op wijkniveau. Het doel is om op basis van de onderzochte wijken generaliserende uitspraken te doen over soortgelijke wijken in heel Nederland. Hierbij wordt niet gesproken van te weinig of te veel sociale cohesie binnen een wijk, maar wel of binnen wijken sprake is van verbondenheid en betrokkenheid tussen de bewoners. Sociale cohesie kent verschillende dimensies zoals segregatie of als tegenhanger daarvan integratie, veiligheid of juist onveiligheid en (actief) burgerschap. Hierbij kan sociale cohesie zowel als paraplubegrip voor de drie termen gezien worden, als een los begrip op zichzelf. Hieronder worden de dimensies van sociale cohesie, zoals zojuist genoemd, nader toegelicht. Segregatie: Letterlijk betekent segregatie ‘scheiding’ of ‘afzondering’. In een samenleving kan een persoon of een groep zich afzonderen en samentrekken met anderen die men als gelijkgezinden en lotgenoten beschouwt, hetgeen de sociale cohesie binnen die groep kan versterken maar de algehele sociale cohesie van bijvoorbeeld de wijk kan verzwakken. Omdat kinderen en jongeren het aandachtspunt van 6
  • 7. dit onderzoek zijn en de school een belangrijke rol speelt in het verbeteren van de leefwereld van kinderen en jongeren is de respondenten gevraagd of de populatie van de school een afspiegeling is van de wijk, wat betreft de etniciteit en het opleidingsniveau. Dit is ook de definitie zoals in dit onderzoek wordt gehanteerd. Tevens is de respondenten gevraagd of er sprake is van segregatie in de wijk, hoe dit in het verleden was en welke acties zijn ondernomen om segregatie tegen te gaan en integratie te bevorderen en met welk effect. Veiligheid: In de discussie rondom sociale cohesie wordt naast segregatie of integratie vaak de term (on)veiligheid gebruikt. Daarbij wordt in de literatuur een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de objectieve of meetbare onveiligheid zoals inbraak in woningen, fietsdiefstal, gebruik van geweld etc. Anderzijds de subjectieve veiligheid of ook wel veiligheid die met gevoel te maken heeft zoals bijvoorbeeld de angst om overvallen te worden, het zich niet op gemak voelen in een donkere straat etc. In dit onderzoek is naar sociale veiligheid gevraagd die zowel betrekking heeft op objectieve als subjectieve veiligheid. Sociale veiligheid wordt bepaald door de mate van geweldsdelicten, het gevoel van veiligheid dat de betrokkenen hebben, de tevredenheid van de betrokkenen met het schoolklimaat en het veiligheidsbeleid en de waardering hiervan door de betrokkenen. Telkens is de respondenten deze definitie voorgelegd en achterhaald of er sprake is of was van onveiligheid en wat voor acties ondernomen zijn om veiligheid te vergroten en met welk effect. Burgerschap: Bij burgerschap denkt men vaak aan zaken als actief en passief stemrecht, recht op onderwijs, de verworvenheden van de verzorgingsstaat en het bezit van reisdocumenten. Burgerschap kent dan ook verschillende dimensies zoals een politiek-juridische dimensie die het meest sprekend tot uitdrukking komt in de vorm van stemrecht en staatsburgerschap, een economische dimensie die sterk verbonden is met de antwoorden op vragen als waar komt mijn inkomen vandaan? En aan welke samenleving lever ik economisch een bijdrage? De dimensie die in dit onderzoek centraal staat is de sociaal culturele dimensie waarvoor van belang is bij welke gemeenschap men zich betrokken voelt, welke taal men spreekt en waar men zich thuis voelt. Respondenten is gevraagd of in hun wijk sprake is van de bereidheid en het vermogen bij de burgers om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Ook hier is gevraagd of er acties zijn ondernomen om actief burgerschap te bevorderen en met welk effect. Op basis van deze drie onderwerpen en het overkoepelende onderwerp sociale cohesie is informatie verworven die van belang is voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag en de deelvragen. In het volgende hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven. 7
  • 8. Resultaten: In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Voordat de bevindingen per onderwerp (segregatie, veiligheid, burgerschap en sociale cohesie) besproken worden wordt ingegaan op de definities van de onderwerpen en de mate waarin de respondenten aangeven dat er sprake is van segregatie, veiligheid en burgerschap. De respondenten konden zich in grote lijnen vinden in de voorgestelde definities van de onderwerpen. Onder segregatie verstond men echter niet altijd hetzelfde als omschreven in de definitie zoals in dit onderzoek gehanteerd. Verschillende respondenten gaven aan onder segregatie de scheidslijnen op allerlei gebieden te verstaan gelijk aan etnische lijnen en dus niet alleen of de populatie van de school een afspiegeling was van de wijk wat betreft opleiding en etniciteit. Om een beeld te krijgen van de mate waarin segregatie, veiligheid en actieve burgerschap door de geïnterviewden in de wijk werd ervaren is in tabel 2 het percentage per onderwerp weergegeven. De helft van de 30 geïnterviewden ervaart een hoge mate van segregatie in hun wijk terwijl de andere helft een lage mate van segregatie ervaart. Hetzelfde geldt voor actief burgerschap. Van de drie onderwerpen wordt onveiligheid het sterkst ervaren. 73,3 procent van de geïnterviewden ervaren onveiligheid in hun wijk. Uit de interviews kwam naar voren dat het vooral subjectieve veiligheid betreft. In het algemeen gaven alle geïnterviewden aan dat zowel segregatie, onveiligheid als weinig burgerschap in vergelijking met het verleden afgenomen zijn. Hiervoor zijn verschillende activiteiten en acties genoemd die hieronder per onderwerp worden besproken. Tabel 2: Mate van segregatie, veiligheid en burgerschap volgens 30 geïnterviewden. hoge mate van: lage mate van: Totaal: Segregatie: 50,0% (15) 50,0% (15) 100,0% (30) Veiligheid: 26,7% (8) 73,3% (22) 100,0% (30) Burgerschap: 53,3% (16) 46,7% (14) 100,0% (30) Segregatie: Wat betreft segregatie is gebleken dat verschillende factoren bijdragen aan een gesegregeerde situatie in de verschillende wijken, die de benodigde aandacht behoeven. Hier worden enkele factoren beschreven. Taalachterstand is een van de factoren die vaak wordt genoemd door de respondenten als je het hebt over segregatie. Verschillende etniciteiten hebben bijvoorbeeld de intentie gehad om terug te keren naar eigen land waardoor zij minder geïnvesteerd hebben om de Nederlandse taal goed te leren beheersen, hetgeen doorlopende communicatie tussen verschillende culturen in de weg staat. Mensen zoeken groepen die de eigen taal kunnen spreken en sluiten zich af van andere groepen. De respondenten gaven aan dat doordat mensen elkaar niet tegen komen ontstaat er angst voor het onbekende, angst om elkaar te ontmoeten. 8
  • 9. Daarnaast is in bepaalde wijken sprake van veel werkloosheid, slechte huisvesting, mensen met lage opleiding enz. Dit bemoeilijkt volgens de respondenten het contact met mensen die het sociaal economisch goed hebben. Ook op scholen wordt vaak door ouders naar de eigen cultuurgroep gezocht. Allochtone ouders zien bijvoorbeeld dat andere allochtone ouders hun kind op een bepaalde school in de wijk doen waardoor zij hun kind op dezelfde school doen. Hierdoor ontstaat een concentratie van allochtonen op school. Hetzelfde geldt voor autochtone ouders, zij kiezen liever voor een school waar veel autochtone kinderen zitten dan een school met veel allochtone kinderen. Verder komt naar voren dat islamitische scholen integratie tegenwerken, doordat mensen deze scholen als gesloten gemeenschappen ervaren. In het algemeen ervaren de respondenten dat in hun wijk tussen de ouders meer sprake is van segregatie dan tussen de kinderen. Bij kinderen is minder sprake van segregatie omdat zij de taal goed spreken met elkaar spelen, elkaar overal tegenkomen, op school, op straat, in de bus etc. terwijl dat voor ouders minder geldt. Interventies en acties segregatie: Er zijn interessante voorbeelden en bevindingen naar voren gekomen uit de interviews die segregatie tegen kunnen gaan en integratie kunnen bevorderen. Zo blijkt dat naast het volgen van taallessen feesten en gebruik van gezamenlijke maaltijden een bindmiddel zijn. Vooral laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten waarbij ook iets te eten of te drinken is zorgen voor onderlinge contacten. Mensen zijn benieuwd naar het eten van andere culturen waardoor zij in gesprek raken. Dit zorgt niet alleen voor contact met elkaar maar ook voor kennis over elkaar en wederzijdse begrip. Eén van de voorbeelden die op dit punt echt succes heeft geboekt zijn de zogenaamde “Meet, Greet, Eat and Speak” avonden in het Nijmeegse Hatert, waar drie verschillende culturele eetavonden waren georganiseerd die voor iedereen toegankelijk waren. Over elke cultuur werd kennis overgedragen, er werd gegeten, gevraagd, gedanst en gezongen (zie bijlage 2). Activiteiten die mensen boeiend vinden en laagdrempelig zijn binden mensen. Wederzijdse kennis van de taal en cultuur maakt het isolement kleiner. Een ander voorbeeld is het project “Nieuwe buren” in Niewland te Schiedam, waarbij nieuwe bewoners in de wijk, ongeacht de achtergrond, actief benaderd worden en geïnformeerd worden over alle voorzieningen in de wijk. Als nieuwe bewoner voelt men zich door dit project welkom en niet buitengesloten, de angst om met onbekenden in gesprek te gaan wordt weg genomen en men is meteen op de hoogte van wat er allemaal in de wijk speelt en beschikbaar is. Dit werkt integratie bevorderend. Enkele respondenten gaven aan goede ervaringen te hebben met woon- en spreidingsbeleid. Wanneer de woonbouwvereniging de visie heeft dat zij een maatschappelijke taak heeft, namelijk dat wijken in Nederland zoveel mogelijk gemengd en verspreid zijn, kunnen zij spreidingsbeleid hanteren waarmee segregatie tegen wordt gegaan. Echter de komst van nieuwbouw kan segregatie ook bevorderen. Door nieuwbouw kan een wijk aantrekkelijker, prettiger en veiliger worden om in te wonen, maar men moet weer opnieuw beginnen met kennis verwerven over elkaar. Dit komt naar 9
  • 10. voren in het westelijke deel van Malburgen, Arnhem, waar in de nieuwbouw veel autochtonen met een iets hogere sociaal economische positie komen te wonen terwijl in de rest van de wijk veel allochtonen, meestal met lage sociaal economische positie, wonen. Door de komst van nieuwbouw blijven verschillende culturen gescheiden omdat hun sociaal economische positie van elkaar verschilt. Men moet dus opnieuw kennis over elkaar verkrijgen. Bovendien kan het trekken van autochtone inwoners naar scholen in de nieuwbouwwijk een aanzuigende kracht hebben voor andere autochtone ouders. Daarom is het aan te bevelen eerst aan de achterliggende ongelijkheid te werken en dan pas integratie te bevorderen. Segregatie op scholen kan tegen gegaan worden door bijvoorbeeld een centraal inschrijvingspunt in te stellen. Ouders moeten daar hun kind inschrijven, er wordt na gegaan in welke wijk de ouders wonen en welke scholen in die wijk voor hen in aanmerking komen, vervolgens zijn ouders verplicht hun kind op één van de scholen in de wijk te doen waardoor de zogenoemde witte vlucht tegen gegaan wordt. De geïnterviewden zijn erg positief over deze regeling. Deze regeling is nog niet helemaal in werking vandaar dat nog niet over de effecten gesproken kan worden. Verder blijkt dat allochtone ouders en laag opgeleide autochtone ouders niet bewust bezig zijn met de schoolkeuze voor hun kind. Volgens de respondenten zou het goed zijn wanneer gemotiveerde allochtone ouders eens naar witte scholen zouden stappen. Ouders zouden manieren moeten hebben om scholen objectief met elkaar te kunnen vergelijken. Wat zijn effect al heeft laten zien zijn de openwijkscholen en de brede scholen. De afstand tussen verschillende betrokkenen is kleiner geworden en het is makkelijker om in te springen op wat er leeft bij de mensen, wat voor een actieve verbintenis tussen school en wijk zorgt. Door peuterspeelzalen en kinderdagverblijf in de school wordt het aantrekkelijker voor werkende autochtone ouders om hun kind op de school aan te melden. Ze hoeven voor kinderopvang de wijk niet meer uit. Dit kan integratie bevorderend werken. Openwijkscholen en brede scholen organiseren allerlei naschoolse activiteiten zoals sportactiviteiten en culturele activiteiten zoals muziekles en dansles. Deze activiteiten kunnen voor onderlinge integratie tussen de kinderen zorgen en via de kinderen ook tussen de ouders. Een knelpunt is echter dat sommige peuterspeelzalen buitenschoolsopvang (BSO) hebben terwijl openwijkscholen en brede scholen naschoolactiviteiten (NSA) hebben. Er is een cruciaal verschil tussen beide omdat de BSO onder de wet kinderenopvang valt en NSA niet. Die wet zegt dat er alleen gediplomeerden mogen werken en is voor ouders bedoeld die allebei werken of op school zitten. Dat betekent dat het vaak zelf betaald moet worden door de ouders. Bij NSA nemen de kinderen gratis het hele jaar deel aan allerlei activiteiten. Wat door deze scheiding bewerkstelligd wordt, is segregatie. Daarom is het noodzakelijk dat hier van bovenaf aandacht aan wordt besteed. Voor de ouders blijkt openheid van belang. Ouders moeten de school binnen kunnen komen wanneer zij willen, waardoor zij zich sterker betrokken kunnen voelen bij de school en de wijk. Bij gemeenschappelijke vragen kunnen er themabijeenkomst georganiseerd worden. Van belang is dat ouders een ruimte hebben waar zij zich thuis voelen, een eigen plek in de school zoals een ouderkamer. Hier kunnen ouders koffie drinken, elkaar ontmoeten, er kunnen signalen opgevangen 10
  • 11. worden over de vragen die ouders hebben, waarop themabijeenkomsten en cursussen georganiseerd kunnen worden die op de behoefte van ouders aansluiten. Vanuit het contact dat met ouders ontstaat kan duidelijk worden met welke vragen ouders zitten en waar hun belangstelling ligt. Indien gewenst kunnen trainingen aangeboden worden om deel te nemen aan bijvoorbeeld een medezeggenschapsraad. Veiligheid: Uit de interviews komt naar voren dat onveiligheid bijna altijd werd ervaren in de wijken. Het ging daarbij in de meeste gevallen om subjectieve onveiligheid, het gevoel dat het onveilig is in de wijk. Er werd aangegeven dat subjectieve onveiligheid te maken heeft met vooroordelen die mensen over bepaalde etnische groepen hebben. Wanneer er een groep jongeren bij de bushalte staan, kan dat voor sommige mensen tot onveiligheidsgevoelens leiden, sommige mensen, vooral ouderen, kunnen dit als bedreigend zien. In sommige wijken wordt hier iets aan gedaan door samenwerking met RADAR (bureau antidiscriminatiewet). Verder vinden mensen dat veiligheid uit de mensen zelf moet komen. Mensen moeten elkaar kennen, elkaar ontmoeten, elkaar leren vertrouwen en met elkaar omgaan. Donkere en gevaarlijke plekken zorgen ook voor onveiligheidsgevoelens. In veel wijken zijn deze plekken beter verlicht. Gevaarlijk en afgebrande plekken zijn weggehaald waardoor mensen zich een stukje veiliger voelen. Interventies en acties veiligheid: In sommige wijken wordt overlast door jongeren ervaren. Dat heeft volgens de respondenten te maken met de vrije tijd van jongeren. Wanneer zij in hun vrije tijd niks nuttigs te doen hebben trappen ze rotzooi, hangen samen rond en veroorzaken overlast, wat voor gevoelens van onveiligheid bij de bewoners zorgt. Daarom kunnen voorzieningen waarmee jongeren hun tijd beter kunnen besteden een stukje veiligheid bieden. Activiteiten die bij de wensen van jongeren aansluiten zijn bijvoorbeeld sport activiteiten. In verschillende wijken zijn Cruijff Courts geplaatst die volgens de bewoners echt effect hebben. Daarnaast zijn in de wijken jongerencentra opgericht waar jongeren naast sportactiviteiten muziek kunnen luisteren, biljart kunnen spelen, kunnen computeren, voorlichtingsavonden hebben en informatie over allerlei zaken krijgen. Sommige geïnterviewden hebben echter aangegeven dat wanneer je lastige jongeren bij elkaar brengt dat dat juist voor nog meer overlast kan zorgen omdat je precies die mensen bij elkaar brengt die overlast veroorzaken. Op langere termijn kan het positief werken omdat zij een betere vrije tijdsbesteding krijgen. Wat volgens respondenten ook kan helpen is jongeren een stukje verantwoordelijkheidsgevoel geven. In sommige wijken surveilleren jongeren samen met politie waarbij deze jongeren andere jongeren aanspreken op zaken die mis lopen. In sommige wijken is het project ‘Jongeren Lossen het Op” (JOLO) waarbij jongeren van 12 tot 20 jaar worden opgeleid om te bemiddelen in situaties waar buurtbewoners niet zelf uitkomen. Op deze manier krijgen zij verantwoordelijkheid en het gevoel dat zij iets waard zijn en een bijdrage leveren aan de maatschappij. Bovendien kunnen deze jongeren, 11
  • 12. wanneer zij uit een andere cultuur afkomstig zijn, jongeren uit de eigen cultuur makkelijk aanspreken omdat zij dezelfde taal en achtergrond hebben. Een ander idee dat uit de interviews naar voren kwam rondom het vergroten van het verantwoordelijkheidsgevoel van jongeren is het volgende; twee werkloze jongeren met een bakfiets met gereedschap worden naar oudere mensen gestuurd die hun tuin niet kunnen opknappen. De jongeren verzorgen en onderhouden de tuin. Op deze manier krijgen de jongeren maatschappelijke verplichtingen en verdienen ze geld, daarnaast bevordert dit een positief beeld vanuit ouderen en bewoners in de wijk. Daarnaast is in sommige wijken een schoolverlatersproject aan de gang waarbij scholen en werkgevende instanties samenwerken om jeugdige schoolverlaters terug in de schoolbanken te krijgen. De jonge schoolverlaters melden zich op enig moment bij bijvoorbeeld het CWI voor inschrijving als werkzoekende om een uitkering te kunnen krijgen. Volgens de projectpartners krijgt het CWI daardoor de jongeren zonder schooldiploma het beste in beeld. De schoolverlaters worden via het CWI niet aan werk geholpen, maar terug naar school geleid. Door het terugdringen van schooluitval wordt getracht te voorkomen dat jongeren in de criminaliteit belanden. In veel wijken wordt politie ingezet op signalen die onveiligheid kunnen vergroten. Politie wordt hierbij vooral in preventieve zin betrokken. Ook dit kan nadelig werken voor het gevoel van veiligheid omdat door meer inzet van de politie bewoners het gevoel kunnen krijgen dat het echt onveilig is in de wijk. Waar respondenten positief over zijn is dat iedere wijk een bewonerscommissie heeft waarbinnen meestal een werkgroep Veiligheid zit. Deze organiseren van tijd tot tijd bijeenkomsten waarbij niet alleen maatschappelijk werkers maar ook wijkagenten aanwezig zijn zodat de politie meteen op de hoogte is van wat er allemaal in de wijk speelt en preventief kan handelen. Buurtbemiddelaar blijken effectief in het vergroten van veiligheid door bij conflicten mensen weer in contact te brengen met elkaar, wat voorkomt dat een klein conflict groter wordt. Ook zijn er wijkteams waarin de school en de wijk samenwerken met als doel het vergroten van leefbaarheid en veiligheid in de wijk. Het politiekeurmerk Veilig wonen kan preventief werken. Op deze wijze krijgt de wijk de uitstraling van een veilig woongebied. In nieuwbouwprojecten is deze maatregel in de bouw al meegenomen in de procedure van het vergunningenbeleid. Bij bestaande woningen zijn er diverse wooncomplexen voorzien van dit veiligheidskeurmerk. Wat betreft veiligheid op school moet de school duidelijk maken dat zij goed onderwijs geeft en ouders uitnodigen om te komen kijken en ervaren hoe de sfeer is. Het accent moet liggen op een goed pedagogische klimaat en een goede kwaliteit van het onderwijs. De school kan een vindplaats zijn voor kinderen en problematiek. Als ouders kunnen komen om iets te melden dan moet er als school ook iets aan gedaan worden. Zo blijkt uit de interviews dat wanneer een directeur bij het in en uitgaan van de school bij de deur van de school staat hij meer zicht krijgt op wat er allemaal bij de ouders speelt. Ouders kennen op deze manier het gezicht van de directeur en kunnen voor hun problemen hulp vragen. Er kunnen door de school thematische bijeenkomsten georganiseerd worden die te maken hebben met activiteiten gericht op een veilige school in een veilig wijk. 12
  • 13. Veel scholen hanteren gedragregels die nagestreefd moeten worden zoals: wij accepteren elkaar zoals wij zijn, wij zorgen voor een gezellige buurt, als er problemen zijn praten wij erover, etc. Tevens zijn op sommige scholen convenanten getekend door verschillende betrokkenen om aan veiligheid op school en in de wijk te werken. Er wordt aan het verbeteren van de sociale competenties van kinderen gewerkt. Zo hebben brede scholen deelgenomen aan een pilot voor de ontwikkeling van een leerlingvolgsysteem rondom sociale competentie. Uitgangspunt was dat wanneer leerlingen sociaal vaardiger zijn ze minder kans hebben het slachtoffer te worden van pesten. Er zijn pestprotocollen opgesteld, er worden situaties nagespeeld en sociale vaardigheidstrainingen gegeven. Tenslotte is in sommige wijken sprake van een schooladoptieplan waarbij elke basisschool geadopteerd wordt door de politie. Dit betekent in de praktijk dat niet elke school evenveel zorg en begeleiding nodig heeft van de adoptant. De adoptant werkt aan de opbouw van een vertrouwensband met de school en de leerlingen. Dit met het doel de schroom weg te nemen zodat signalen van huiselijk geweld, calamiteiten m.b.t. discriminatie in en rondom de school en gezin snel en voortvarend gemeld worden bij de adoptant. De politie wil door deze interventie schoolnabij werken. Burgerschap: Zoals eerder vermeld wordt actief burgerschap door sommige respondenten gemist terwijl andere respondenten juist aangeven dat er sprake is van hele actieve burgers. Vaak wordt gezegd dat taal een beperking vormt voor andere culturen om actief deel te nemen aan allerlei activiteiten in de wijk, om actief bijdrage te leveren aan de wijk. Een directeur van een basisschool en andere respondenten geven aan dat mensen vanuit een andere cultuur twee generaties lang geen mogelijkheid is geboden om de taal te leren en nu, circa twintig jaar later, zijn ze verplicht om een taalcursus te volgen. Er is daarmee niet alleen vertraging in het leren van de taal, maar ook wat betreft actief burgerschap. Interventies en acties burgerschap: Maar hoe kunnen mensen van andere culturen toch betrokken worden? Als knelpunt wordt genoemd dat als je deze groep per brief uitnodigt om mee te doen aan een bepaalde activiteit of om aanwezig te zijn bij een bijeenkomst, dan kan het zijn dat zij de brief niet begrijpen of niet kunnen lezen. De respondenten geven aan dat deze mensen via een tolk te bereiken zijn en dat langsgaan en persoonlijk uitnodigen beter werkt dan een brief sturen. Uit de interviews komt naar voren dat als je de mensen kent en meeneemt naar de bijeenkomst, zij veel kunnen vertellen over hun straat, wijk en de leefbaarheid. Bovendien zijn ze te betrekken bij de wijk door activiteiten die hen interesseren. Een voorbeeld is het vragen aan allochtone vrouwen om te koken, dat is iets wat zij graag doen en wat zij vaak erg goed kunnen. Kortom: je moet deze groep mensen op een andere manier bereiken en dan blijkt dat zij heel actief meedoen met de wijk. Verder komt naar voren dat in sommige wijken veel mensen een laag gevoel van eigenwaarde hebben en een respondent geeft aan dat het dan moeilijk is om een positieve bijdrage te leveren aan de omgeving. Als je het zelf moeilijk hebt om je hoofd boven water te houden, dan is het moeilijk 13
  • 14. aandacht te besteden aan iemand die het ook moeilijk heeft. Als mensen werk hebben, betaald of vrijwillig, vermindert de lage eigenwaarde en neemt men makkelijker actief deel. Buurtbemiddelaars kennen iedereen in de wijk en kunnen helpen om burgerschap te bevorderen door samen te werken met bijvoorbeeld scholen. Er kunnen bijvoorbeeld meer informatie avonden voor ouders georganiseerd worden over activiteiten in de wijk en dergelijke. Bewonerscommissies en bewonersstichtingen spelen ook een rol om de deelname van bewoners aan allerlei activiteiten in de wijk te bevorderen. Ook door de gemeenten worden acties ondernomen om de bewoners bij hun wijk te betrekken. In sommige wijken wordt gebruik gemaakt van projecten als Bouwstenen en Wijk participatie coach. Bij Bouwstenen wordt in een overleg met bewoners gekeken wat er leeft in de wijk. Er wordt gevraagd wat zij graag willen, hoe het ingericht moet worden en dit wordt meegenomen in verdere beslissingen. Een Wijkparticipatie coach gaat huis aan huis langs, mensen kunnen met hun een afspraak maken en hun problemen bespreken zoals financiële moeilijkheden, taalachterstand etc. Daarbij schakelt de Wijkparticipatie coach de juiste hulpverlening in hetgeen betrokkenheid van de bewoners bevordert. Ook vanuit de bewoners worden initiatieven genomen. Een voorbeeld daarvan is het Netwerk huiselijk geweld. Hierbij worden eerst 14 vertrouwens buurt bewoners opgeleid om een luisterend oor te zijn voor mensen die met huiselijk geweld te maken hebben. Zij kunnen mensen begeleiden naar professionele hulpverlening. Na lange tijd is gebleken dat een groot deel van de wijk, zowel allochtoon als autochtoon, erg goed is ingezet en bewoners dus erg actief blijken te kunnen zijn. De geïnterviewde geeft aan: het vertrouwen winnen van mensen kan alleen door mensen zelf. Vanuit het Educatief Beleid van de Gemeente staan een aantal zaken centraal om de verbinding tussen school en wijk te stimuleren, zoals de Brede Buurtscholen. In het kader van dit beleid zijn er middelen beschikbaar om een brugfunctionaris aan te stellen. Dit kan naast de Bredeschool coördinator een aparte functionaris zijn, of gecombineerd worden met de taak van ouderbetrokkenheid functionaris. Deze brugfunctionaris heeft de taak een duidelijke link te leggen vanuit de school met de wijk. De bedoeling is dat elke Brede Buurtschool deze brugfunctie invult. Het is nog onzeker of alle plannen die op stapel staan kunnen worden uitgevoerd. Ook zijn er vouchers beschikbaar gesteld voor de wijkbewoners. Deze kunnen hiervoor ook plannen indienen. Mogelijk kunnen er vanuit deze faciliteiten spontaan gezamenlijke plannen van school en buurt worden opgepakt en uitgevoerd Wat betreft burgerschap op school wordt actief burgerschap binnen en buiten de school voorgeleefd op basis van normen en waarden om op die manier samen een actieve bijdrage te leveren aan de wijk. Daarnaast wordt burgerschap op sommige scholen ook als vak gegeven waarbij leerlingen informatie krijgen hoe de maatschappij in elkaar zit, hoe de politiek werkt, etc. In veel scholen werkt een kinderraad of kinderparlement als bevorderend voor de participatie van jongeren op school en in de wijk. Er wordt van alles door de kinderen bedacht en uitgevoerd. Zo is in sommige wijken een kickboksvereniging opgericht door jongeren en in andere wijken zijn door de leden van de kinderraad gele kaarten uitgereikt aan ouders die verkeerd geparkeerd stonden. Door kinderen de ruimte te geven om na te denken over wat zij graag willen en hoe zij dat het beste voor elkaar kunnen krijgen, raken ze betrokken bij de wijk. De betrokkenheid van jongeren wordt ook door de oprichting van een 14
  • 15. jongerencentrum bevorderd waarbij allerlei activiteiten worden georganiseerd die zowel op school als op de wijk betrekking hebben. Weer een andere voorbeeld is een maatjesproject waarbij een kind van groep 5 met een kind van groep 4 maatjes zijn. Zijn voeren in tweetallen activiteiten uit rond een bepaald thema waarbij het accent ligt op het voeren van gesprekken. Hierdoor wordt de taalontwikkeling van deze kinderen gestimuleerd, bovendien komen deze twee kinderen in aanraking met kinderen waar zij normaal gesproken geen contact mee zouden krijgen. Ouders kunnen via een ringmodel betrokken worden. Je moet als school/gemeente/politie etc. zelf de wijk in gaan en één persoon vinden die mee wil doen. Deze kan meteen aan de slag en als hij enthousiast wordt kent hij vaak nog een paar mensen die mee willen doen en zij kennen op hun beurt weer mensen enz. Dit ringmodel van blijkt goed te werken als je mensen de tijd geeft, goed faciliteert, en verantwoordelijkheid geeft. Op deze manier zijn er in Graafsewijk, Den Bosch, bloeiende ICT- clubs, leesbevorderingsclubs en speel-o-theekclubs ontstaan. Om ouders bij de school te betrekken kunnen kinderen als succesfactor gezien worden. Als het om hun kind gaat dan komen ouders omdat ze het beste voor hun kind willen. Daarnaast zijn er in sommige wijken ouder-kind centra waarbij ouders met hun kind meedoen aan allerlei activiteiten, er zijn actieve schoolraden met ouders. Sommige geïnterviewden gaven aan dat wanneer naast de school niet alleen welzijn en zorg aanwezig is in het gebouw maar ook bijvoorbeeld een kapper, een drogist en dergelijke dat ook ouders zal trekken. Uit de interviews kwam naar voren dat de eerste stap om ouders bij de school te betrekken gezelligheid is. Als ouders naar een school gaan om hun kind in te schrijven dan moet je laten zien dat het erg leuk is op school want dan blijven zij komen. Wanneer er op een ouderavond iemand niet komt dan moet je als leerkracht niet lopen schoppen dat hij/zij er niet was, dan moet je echt geïnteresseerd vragen wat er aan de hand was. Uit de interviews komt naar voren dat ouders niet komen voor uitleg over bijvoorbeeld actief leren, maar ze komen wel naar kijklessen waarbij zij een uur in de klas kijken hoe het gaat. Dan moet je dus als school meer kijklessen organiseren. Naast kijklessen wordt ook geprobeerd ouders te laten kijken naar hun kind. Dit wordt bijvoorbeeld aan de hand van een voorbeeld gedaan van kinderwerk en video opnames. De ouders wordt zo bijvoorbeeld ook inzichtelijk gemaakt wat het probleem is in de klas en welke hulp daarvoor nodig is. Ten slotte moet je ouders serieus nemen, je moet goed luisteren en het gesprek aangaan. Sociale Cohesie: Uit bovenstaande blijkt dat of het segregatie is, veiligheid of burgerschap, alle drie de onderdelen hebben te maken met sociale cohesie in het algemeen. Vandaar dat onder dit kopje de algemene bevindingen zijn gepresenteerd die met alle drie de onderdelen te maken hebben maar ook alleen met sociale cohesie in de wijk. Interventies en acties sociale cohesie: 15
  • 16. Voor de bevordering van sociale cohesie in de wijk blijkt dat goede netwerken zeer belangrijk is. Er is samenwerking nodig tussen verschillende betrokkenen zoals bewoners, scholen, buurtbemiddelaars, gemeentes, politie, wooncorporatie, kinderopvang, wijkcentrum, zelforganisaties waarbij van belang is dat deze dezelfde visie hebben. Naast de samenwerking tussen verschillende betrokkenen moet je gangmakers zien te vinden die acties op gang brengen en de bevlogenheid en betrokkenheid overdragen. Gangmakers die vervolgens gebruik kunnen maken van de netwerken van mensen om allerlei activiteiten en acties te bewerkstelligen. Verder blijkt dat iets positiefs veel meer oplevert dan iets negatiefs, daarom is van belang om de problemen in positieve zin te bespreken, niet zeggen dat wij aan de onveiligheid van de wijk willen werken, maar wel dat wij de veiligheid van de wijk willen vergroten. Continuïteit in activiteiten is ook zeer belangrijk. Structurele activiteiten hebben veel meer kans van slagen, worden serieuzer genomen en vinden meer bijval en ondersteuning dan kleine en losse projecten. Tevens werken teveel overleggen demotiverend, er moet ook echt iets gedaan worden. Mensen moeten kunnen zien dat er inderdaad acties worden ondernomen, zij moeten het kunnen zien. Teveel nieuwe gezichten worden door de bewoners niet gewaardeerd, daarom is het verstandig om bewoners met personen aan de tafel te zetten die zij kennen uit de wijk, in plaats van mensen buiten de wijk in te vliegen. Bovendien is van belang dat er eerst naar de wensen van de bewoners, jongeren en ouderen, moet gekeken worden en dan pas acties ondernomen worden in plaats van andersom. Buurt contactmiddagen, activiteiten in wijkcentrum, vrouwkindcentra, bibliotheken, vouchers voor wijkinitiatieven blijken effectief te zijn om de sociale cohesie te bevorderen. Er zijn tal van andere voorbeelden die werken zoals schoolverlaterproject, instellen van gezinscoaches, kwartier maken, straat in actie, theater avonden, zomerfeest, kleurrijk Hatert, ontwikkeling vissteiger etc. Voor meer voorbeelden zie bijlage 2. Zoals eerder vermeld spreken laagdrempelige activiteiten waarbij ook eten aanwezig is aan. Een voorbeeld van een activiteit die succes heeft geboekt is huiskamer gesprekken. In een straat is één iemand gastvrouw, zij nodigde mensen uit uit de straat, een stuk of zes, die zij helemaal niet kende om bij haar in huis te komen om met elkaar kennis te maken. Het is heel spannend voor mensen, zowel om die mensen te ontvangen maar ook om daarnaar toe te gaan, op deze manier hebben mensen elkaar leren kennen, mensen voelden zich veilig, sommigen hebben zelfs drie bijeenkomsten op deze manier gepland om daarna nog elkaar te zien. Vaak worden dit soort laagdrempelig activiteiten wat negatief bekeken als alleen maar koffie drinken, terwijl dit soort activiteiten ervoor zorgen dat mensen elkaar ontmoeten, van elkaar kunnen leren, elkaar kunnen stimuleren om andere dingen en andere mensen te ontmoeten. Kinderen worden vaak als belangrijk bindmiddel genoemd om zowel de sociale cohesie met anderen kinderen bevorderen als tussen de ouders onderling. Elke ouder heeft emoties bij zijn kind. Via kinderen kunnen positieve emoties geraakt worden en de drive gecreëerd worden om iets te doen. In dit onderzoek zijn ook kinderen aan het woord geweest, maar er kwam naar voren dat deze weinig 16
  • 17. zicht hebben op wat er allemaal gaand is in de wijk aan interventies of acties. Zij meten of het beter gaat in de wijk af aan hun thuissituatie bijvoorbeeld. In het algemeen blijkt dat de meeste van vogelaars projecten nog niet van start zijn gegaan, vandaar dat de bevindingen meer betrekking hebben op acties in de wijk en minder op interventies die volgens vogelaars plannen uitgevoerd gaan worden. Tot slotte missen de geïnterviewden de eigen verantwoordelijkheid bij mensen. Mensen moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Je moet niet wachten tot zij naar jou toe komen, je moet er zelf naar toe. Kortom je kunt van alles bedenken maar je moet ook intrinsiek gemotiveerd zijn om daaraan deel te nemen want het gaat om je eigen wijk. Daarom vind een respondent het belangrijk om mensen meer op hun verantwoordelijkheid te wijzen. 17
  • 18. Conclusie en discussie: In dit onderzoek is de centrale vraag, door welke interventies en acties sociale cohesie binnen probleemwijken in Nederland wordt bevorderd, beantwoord. Door middel van open interviews is op basis van drie dimensies van sociale cohesie, namelijk segregatie, veiligheid en burgerschap, informatie verworven. Naast de centrale vraagstelling zijn er kernvragen te beantwoorden die op zowel sociale cohesie, segregatie, veiligheid als burgerschap betrekking hebben. Deze worden hieronder besproken. 1. Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen, c.q. bestaande segregatie tegen te gaan? Om sociale integratie te bevorderen is het van belang om eerst aan de ongelijkheid op beroepssectoren te werken en dan pas sociale integratie te bevorderen. Mensen blijven gescheiden leven zolang er een verschil bestaat in hun sociaal economische posities. Het bieden van verschillende cursussen zoals taallessen, computerlessen en voorlichtingsbijeenkomsten kunnen helpen en wanneer er toch groepen mensen zijn die niet bereikt worden kunnen deze op andere manieren betrokken worden zoals via een tolk. Daarnaast blijkt dat structureel laagdrempelige activiteiten die aansluiten bij de interesses van mensen integratie bevorderend werken. Zoals feesten waarbij eten en drinken aanwezig is. Woon- en spreidingsbeleid kunnen een rol spelen bij het bevorderen van integratie. Op schoolniveau kan een centraal inschrijvingspunt een mogelijkheid bieden om integratie te bevorderen. Door de komst van brede scholen zijn afstanden tussen verschillende betrokkenen kleiner geworden waardoor er actieve verbintenis tussen de school en de wijk wordt bewerkstelligd. 2. Hoe kan weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden? Om weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen te vergroten moeten er activiteiten zijn waardoor jongeren hun vrije tijd beter kunnen besteden. Jongerencentrums waarbij allerlei activiteiten zoals sport, muziek, computeren etc. geregeld worden kunnen de sociale competentie van jongeren vergroten omdat zij niet alleen met klasgenootjes maar ook andere jongeren uit de wijk in contact komen. Daarnaast kunnen vanuit de school leerlingvolgsystemen gericht op sociale competenties en pestprotocollen een effectieve werking hebben. Ook het werken met maatjes uit verschillende groepen vergroot de sociale competentie en weerbaarheid van kinderen. Jongeren een stukje gevoel van verantwoordelijkheid geven door hun taken te laten verrichten zoals bij een kinderraad en kinderparlement kan ook bijdragen. 3. Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in brede scholen (kunst, cultuur , sport, bewegen, zorg en welzijn, techniek) bijdragen aan een veilig schoolklimaat? De bijdrage van verbreding van het aanbod in brede scholen aan een veilig schoolklimaat kan het volgende zijn: school kan een vindplaats zijn voor kinderen en hun problematiek. Door allerlei 18
  • 19. naschoolse activiteiten en wijkactiviteiten te koppelen aan lessen kan een veilig schoolklimaat gecreëerd worden. Projecten als maatjeswerk en schooladoptie door de politie kunnen voor veiligheid zorgen. Gedragsregels die op scholen worden gehanteerd verminderen het gevoel van onveiligheid op school. Daarnaast blijkt dat in sommige wijken weinig plekken zijn waar kinderen kunnen spelen waardoor kinderen zich gaan vervelen en rotzooi gaan trappen. Daarom is het belangrijk dat kinderen genoeg speelruimte hebben in de wijk. 4. Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren en hun ouders? Actief maatschappelijke participatie van jongeren en ouders kan op verschillende manieren bevorderd worden. Wanneer activiteiten bij de wensen van jongeren en ouderen aansluiten nemen zij actief deel. Daarnaast is ook bij deze vraag de laagdrempeligheid van belang, laagdrempelige ontmoetingsplekken of activiteiten kunnen een eerste aanzet geven. Als je in de wijk zowel jongeren als ouderen hun stem laat horen werkt het motiverend, bewonerstichtingen en bewonerscommissies spelen daarbij een belangrijk rol. Het indienen van plannen ter bevordering van de leefbaarheid door wijkbewoners en hierop te laten stemmen door wijkbewoners en vervolgens het uitvoeren van de beste plannen samen met wijkbewoners is succesvol. Bij een wijkstemdag bevordert gratis lekker eten de opkomst. Verder kunnen kinderraad, kinderparlement, ouderkamer, huiskamer, wijkcentrums, bouwstenen, wijk participatie coaches etc. actieve bijdrage van de bewoners bevorderen. Een goede aanpak blijkt het ringmodel voor ouderparticipatie, waarbij vanuit mensen zelf via via steeds meer mensen worden betrokken. Inloop op school helpt, evenals het persoonlijk groeten en uitnodigen van ouders bij het in- en uitgaan van de school bijvoorbeeld. Zoals eerder vermeld kunnen via kinderen de ouders bereikt worden. Kinderen wordt op school vaak het vak burgerschap aangeboden waarbij informatie wordt gegeven over bijvoorbeeld de koningin, verschillende partijen in Nederland, stemrecht etc. 5. Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen? Bij maatschappelijke vraagstukken waarmee een school te maken krijgt en die niet alleen door de school opgelost kunnen worden, is een samenwerking nodig tussen de school en andere betrokkenen als ouders, politie, maatschappelijke werk, bewoners en gemeente. Een voorbeeld van samenwerking is het schooladoptie plan. In het kader van dit beleid zijn er middelen beschikbaar om een brugfunctionaris aan te stellen. Dit kan naast de Bredeschool coördinator een aparte functionaris zijn, of gecombineerd worden met de taak van ouderbetrokkenheid functionaris. Deze brugfunctionaris heeft de taak een duidelijke link te leggen vanuit de school met de wijk. Vanuit de brede school worden de lijnen met samenwerkende partners korter. Het preventieve karakter van bijvoorbeeld de inzet van een politieagent gekoppeld aan de school kan ook bijdragen. 6. Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met de ouders en de verschillende partijen binnen de wijk? Voor de samenwerking met ouders en de verschillende partijen binnen de wijk is op te merken dat ouders via kinderen heel goed te betrekken zijn. Ouders moeten serieus genomen worden, je moet echt naar ouders luisteren. Het gezellig laten zijn op school voor ouders, een open houding hebben, je 19
  • 20. gezicht laten zien bij in- en uitgaan van de school, een laagdrempelige ontmoetingsplek in de school voor ouders zijn zaken die bijdragen. Om samen te werken in de wijk is het geven van verantwoordelijkheid aan jongeren of ouders van belang. Het moet bij hun interesse aansluiten, je moet hun de ruimte geven, de faciliteiten geven. Een effectieve samenwerking kenmerkt zich door korte lijnen en een preventief karakter. Bekende gezichten uit de wijk zijn effectiever dan mensen die van buiten de wijk plannen op komen pakken. 7. Welke samenwerking, hoe en met welke partners, is nodig om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen? Voor de samenwerking met partners om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen kan een spel en opvoedwinkel een rol spelen. In de spel en opvoedwinkel wordt ingegaan op situaties die zich voordoen of waarover terloops aan de koffietafel verteld wordt. Er worden verschillende thema’s besproken die over het kind gaan, ouders hoeven er niet zich voor in te schrijven en kunnen deelnemen aan deze thema’s. Problemen kunnen hier worden gesignaleerd en mensen kunnen begeleid worden naar de juiste hulp indien nodig. Eenzelfde informele, gezellige laagdrempelige ontmoetingsplek vormt jongerenwerk als kinderen ouder zijn. Ook hier kunnen veel signalen worden opgepakt en doorgegeven. Op sommige scholen worden opvoedcursussen gegeven. Bovengenoemde acties/interventies samen met voorbeelden uit het vorige hoofdstuk, de resultaten, kunnen sociale cohesie in verschillende vogelaarwijken bevorderen. De interventies moeten laagdrempelig van aard zijn en in zekere zin continuïteit kennen. De interventies moeten aansluiten bij de interesses van zowel jongeren als ouderen. Voor de interventies zijn gangmakers en goed functionerend netwerken nodig. Discussiepunten: In dit onderzoek is gebruik gemaakt van semigestructureerde open interviews om het verhaal van de respondent centraal te stellen zodat zoveel mogelijk informatie vergaard zou worden vanuit de respondent. Een open interview kent voor- en nadelen. Aan de ene kant is de geïnterviewde vrij in wat hij/zij te vertellen heeft zodat de interviewde zoveel mogelijk informatie krijgt over hoe naar een bepaalde zaak wordt gekeken. Aan de andere kant kan het betekenen dat de interviewer niet precies te horen krijgt wat hij wilt weten. Er wordt daarbij van de interviewer verwacht om goed op alle details te letten en bij relevante opmerkingen door te vragen en af te bakenen. Dit lukt over het algemeen goed, maar wisselend over de interviews. De definitie van segregatie is in dit onderzoek dat de school een afspiegeling is van de populatie in de wijk wat betreft opleiding en etniciteit, terwijl door sommige geïnterviewden segregatie werd gezien als scheidslijnen tussen verschillende culturen. Een ‘ja’ op de vraag of er sprake is van segregatie volgens de definitie zoals in dit onderzoek gehanteerd, geeft aan dat er geen sprake is van segregatie. Terwijl volgens de definitie van geïnterviewden een ‘ja’ betekent dat er wel sprake is van 20
  • 21. segregatie. Daarom is een nee op de definitie van onderzoek en een ja op de definitie van geïnterviewden meegenomen als wel sprake van segregatie. Een knelpunt in het onderzoek was dat de periode waarin de interviews zijn afgenomen niet gunstig was. Dit ten eerste omdat de Vogelaarplannen in de meeste wijken nog niet worden uitgevoerd, ten tweede omdat scholen in de maand februari een week vakantie hadden waardoor de al krappe tijd nog meer onder druk kwam te staan. Ook de respondenten hadden tijdsdruk. Soms werden de afspraken afgebeld vlak van te voren of hadden ze al zoveel aandacht in het kader van Vogelaarwijk zijn dat ze geen tijd hadden. Een andere knelpunt is dat de kernvragen van te voren vast lagen. Gaande weg het onderzoek krijgt de onderzoeker een beter zicht op de stand van zaken waardoor meer effectieve en relevante vragen gesteld kunnen worden. Dit bemoeilijkt ook het beantwoorden van de kernvragen. Voor een vervolgonderzoek zou het interessant zijn om eerst de Vogelaarplannen goed te bestuderen en vervolgens aan de hand van die plannen vragen op te stellen, zodat direct aangesloten kan worden op de geplande interventies en deze goed gevolgd kunnen worden. Ondanks de genoemde beperkingen zijn er veel waardevolle, interessante voorbeelden, acties en andere bevindingen naar voren gekomen die zowel op maatschappelijk als wetenschappelijke vlak een bijdrage leveren en verdere aandacht behoeven. 21
  • 22. Literatuurlijst: Bron, J (2006). Een basis voor burgerschap; Een inhoudelijke verkenning voor het funderend onderwijs. SLO, Enschede. Groot, W. en Maassen van den brink, H (2002). Onderwijs en sociale cohesie: een economisch perspectief. In: Onderwijsraad, Rondom onderwijs (studie). Den Haag. Hermans, C.A.M. (red.) (2003): De school als gemeenschap; Participerend organiseren van identiteit. Budel. Inspectie van het Onderwijs (2005). Onderwijsverslag 2003/2004. De Meern. Inspectie van het Onderwijs (2008). De staat van het onderwijs; Onderwijsverslag 2006/2007. Utrecht. Leenders, H en Veugelers, W. (2004). Waardevormend onderwijs en burgerschap; Een pleidooi voor een kritisch democratisch burgerschap. In: Pädagogik. Jrg. 24, nr.4. MOCW (2005). Voorstel van wet en memorie van toelichting; W2624K-2. Den Haag. Onderwijsraad (2002). Samen leren leven; Verkenning. Den Haag. Rekers, M en Oorschot N. van (2008). Achtergronden en definitie van segregatie. Intern stuk, april 2008. KPC Groep, ’s-Hertogenbosch RMO (2004). Sociale veiligheid organiseren. Den Haag. Schuyt, C.J.M. (2001) Het onderbroken ritme, opvoeding, onderwijs, en sociale cohesie in een gefragmenteerde samenleving. Amsterdam. Ultee, W., W. Arts en H. Flap (2003) Sociologie: Vragen, uitspraken, bevindingen. Groningen: Wolters-Noordhoff. Veugelers, W. (2003). Waarden en normen in het onderwijs: zingeving en sociale betrokkenheid. Universiteit voor Humanistiek, Utrecht. Wit, C. de (2008). Sociale cohesie integraal. Voorlopige conceptversie, eind augustus 2008. KPC Groep, ‘s-Hertogenbosch WRR (1992). Eigentijds burgerschap. Den Haag. Geraadpleegde websites: Geraadpleegd op 01-02-2009; http://www.vrom.nl/pagina.html? id=35346&term=vogelaars+wijken+doel Geraadpleegd op 29-01-09 http://www.hetccv.nl/Nieuws/2008/02/Deventer--Eerste-plan-probleemwijk-klaar.html 22
  • 23. Bijlage 1: Interviewleidraad Registratieformulier 2009 versie 21-01-09 Gegevens geïnterviewde(n): interviewer: Naam: datum: Functie: School/wijk: DEEL 1 Interventies verkennen - Besteed niet meer dan een uur aan dit onderdeel (alle 4 deelgebieden). - Niet elk vakje hoeft ingevuld, maar hoe meer nuttige informatie, hoe beter. - Beperk je tot de kern. - Je kunt zelf de ruimte vergroten om meerder interventies te beschrijven en daarvan de knelpunten, succesfactoren enz. aan te geven. Algemene kernvraagstukken: 5.5. Welke samenwerking (hoe en met welke partners) is nodig om tegemoet te komen aan de eisen die opvoeding en begeleiding anno 2010 stellen? 5.6. Hoe ontwikkel je een effectieve samenwerking met ouders (en de verschillende partijen binnen de wijk)? 5.8. Hoe vorm je effectieve ketens voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken waarmee je als school te maken krijgt en die je niet alleen kunt oplossen? A Segregatie Kernvraagstuk: 5.10. Welke acties zijn echt effectief om sociale integratie te bevorderen, c.q. bestaande segregatie tegen te gaan? In dit onderzoek naar segregatie verstaan wij onder segregatie of populatie van de school een afspiegeling is van de wijk (wat betreft de etniciteit en wat betreft het opleidingsniveau). Doet u dit ook? Is er sprake van segregatie? Was er sprake van segregatie? Interventies/ Acties segregatie Beschrijving Wat zijn bij actie …. Knel-/verbeterpunten Succesfactoren Randvoorwaarden Effecten B Veiligheid (zie bijlage voor kritische factoren bij de interventies) Kernvraagstuk: 5.1. Hoe kunnen we weerbaarheid en sociale competentie van leerlingen vergroot worden? 5.2. Op welke wijze kan verbreding van het aanbod bijvoorbeeld in brede scholen (kunst, cultuur, sport, bewegen, zorg/welzijn, techniek, multimedia) bijdragen aan een veilig(er) schoolklimaat. In dit onderzoek naar veiligheid kijken we naar sociale veiligheid. Dit wordt bepaald door de mate van 23
  • 24. geweldsdelicten, het gevoel van veiligheid dat de betrokkenen hebben, de tevredenheid van de betrokkenen met het schoolklimaat en het veiligheidsbeleid en de waardering hiervan door de betrokkenen. Valt dit voor u ook onder veiligheid? Is er sprake van onveiligheid? Was er sprake van onveiligheid? Interventies/ Acties veiligheid Beschrijving Wat zijn bij actie …. Knel-/verbeterpunten Succesfactoren Randvoorwaarden Effecten 24
  • 25. C Burgerschap (zie bijlage voor kritische factoren bij de interventies) Kernvraagstuk: 5.11. Hoe bevorder je een actieve maatschappelijke participatie van jongeren (en hun ouders)? In dit onderzoek naar aandacht voor burgerschap verstaan wij onder burgerschap de bereidheid en het vermogen deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Doet u dit ook? Is er sprake van te weinig burgerschap? Was er sprake van te weinig burgerschap? Interventies/ Acties burgerschap Beschrijving Wat zijn bij actie …. Knel-/verbeterpunten Succesfactoren Randvoorwaarden Effecten D Sociale cohesie rest (voor interventies rondom sociale cohesie die niet onder segregatie, burgerschap en veiligheid vallen) Interventies/ Acties sociale cohesie rest Beschrijving Wat zijn bij actie …. Knel-/verbeterpunten Succesfactoren Randvoorwaarden Effecten 25
  • 26. DEEL 2 Voorbeelden uitwisselen en volgen - Zorg dat je een half uur bewaart voor dit deel, ook al doe je dan het vorige deel te kort. - Denk aan materiaal voor de weblog. Inbreng ideeën vanuit project Te denken valt aan: Suggesties doen voor interventies die aansluiten bij de Bij de deur van de school gaan staan, hondenbarbeque, ouderkamer, opzomer respondent vanuit eerdere bevindingen in het project. elkaar in contact brengen (dag van de dialoog), buurtbemiddelaar, inloop op sc gratis naschoolse activiteiten, ouders opvangen, ook emotioneel, met partners normen en waarden hebben, toepassen herstelrecht. Tips / verbeteringen vanuit respondent Heeft u betere ideeën of tips (wellicht al bij deel 1 genoemde interventies, dan daarnaar verwijzen)? Laten zien voorbeelden Kunt u me daar iets van laten zien, of kan ik iemand vragen naar zijn ervaringen hiermee? Volgen interventie Ik zou graag over ong. 6 maanden nog eens langskomen om te kijken hoe die interventie (aangedragen of eigen) werkt. Kan ik daarvoor contact met u opnemen? Overige opmerkingen/bevindingen Bijlage 2: Voorbeelden 1. Meet, create, Greet, eat en speak avonden: Ik heb Meet, create, Greet, eat en speak avonden georganiseerd. Het was mijn initiatief om alle betrokkenen, bewoners of je nu zwart of wit was om deze mensen bij elkaar te brengen. Er zaten dus iedereen bij van groente boer tot politie agenten, directeuren van scholen etc. en ze hadden maar een gemeenschappelijkheid, namelijk Hatert. Daarbij heb ik een viergangen diner georganiseerd, met Turks, Marokkaans en Moluks eten. Ik heb zich voorgesteld, gezegd wat een openwijk school is, wie er allemaal aanwezig waren, over eten gehad door wie het gemaakt is etc. Daarna hebben zij soep gehad, daarna kwam ik weer met mijn verhaal waarbij ik steeds mensen aansprak iets over hun vertelde zodat mensen zich betrokken voelde, mensen in verbinding gebracht van hoe mooi die culturen zijn, hoe mooi het is wat in Hatert allemaal gebeurt waar jij een deel van uitmaakt etc, na het voorgerecht was de stemming zo hoog, er was oor verdovend lawaai. Een vrouw bijvoorbeeld met een hoofddoek die niet zo lang in de wijk woont verteld iets over het land DAFUR in AFRIKA de wijk waar zij vandaan was gekomen. Dat er in die dorp heel slecht ging, dat er vrouwen werd verkracht, woningen in vuur gestoken, kinderen zijn vermoord etc. Iedereen werd heel erg emotioneel ervan en ik attendeerde daarbij mensen door te zeggen dat kijk mensen dit mooi dingen maar ook dit soort trieste dingen wonen in onze wij en wij weten er helemaal niks van elkaar. Dus je moet gangmakers zien te vinden maar ook emoties aan kunnen raken. Op het einde van de feest hebben wij allemaal een Molukse liedje gezongen, GANDUNG E wat vaak aan het einde van Molukse feesten wordt gezongen. Op een gegeven moment zong iedereen mee. Iedereen vond dit party helemaal geweldig. 2. Bij de deur staan: ’s morgens om 10 voor half negen en ’s middags om drie uur lossen ze veel zaken op. Dan staan ze buiten met verschillende directieleden en je weet wat er waar speelt en wie er problemen heeft met huisvesting en wie er net een baby heeft, dat hoor je allemaal op het moment dat je er bent. Ze komen niet aankloppen om te vertellen dat ze 26
  • 27. zwanger zijn, als je in je kamertje zit hoor je het niet. Alle ouders zijn makkelijk te bereiken, maar niet voor iedereen. Het ligt eraan wie de ouder benadert. 3. Jeugdmonitor: De gemeente is gestart met een jeugdmonitor: een CtC-onderzoek (CtC = Communities that Care) om de huidige stand van zaken op het gebied van veiligheid in kaart te brengen. Op grond van de resultaten zal vervolgens een preventieve aanpak worden gestart om de veiligheid in de gemeente te versterken 4. Schoolverlaterproject: Hierbij worden de kinderen gestimuleerd om terug te gaan naar school. Voor meer details zie interview Brede Bosche school De kameleon (2008). 5. Instellen van gezincoaches: De oprichting van een centrum voor jeugd en gezin waar zij leiding aan geeft. Een van de interventies is het instellen van gezinscoaches voor gezinnen waar meerdere hulpverleners zich mee bemoeien. Nu is er sprake van één iemand. Het samenbrengen van tienermoeders is een voorbeeld van de activiteiten van het CJG. 6. Zomerfeest: De school organiseert jaarlijks het zomerfeest. Alle wijkbewoners kunnen daarin participeren. Iedereen kan loodjes kopen voor het feest. Het is een kinderfeest, maar ook wordt er een rommelmarkt georganiseerd. Dit is het enige moment om de wijk bij de school te betrekken. Er zijn ontwikkelingen voor een Multi Functionele Accommodatie (MFA), waarin ook nog 3 andere scholen gehuisvest moeten worden, naast de ouderkamer, Centrum voor Jeugd en Gezin, de kinderopvang, peuterspeelzaal , de ouderensoos etc. Behalve de Taaltuin is de optie dat ook basisschool De Wieken (PC) en Ababil (Isl.) onder één dak komen van het MFA. Het bestuur van de Taaltuin (Primo) heeft het plan afgewezen. Het is dan ook nog volop in discussie hoe dit zich verder zal gaan ontwikkelingen. Ook de directie van de Taaltuin is er geen voorstander van. Juist in het kader van de ontwikkeling van een Brede Buurtschool is het van belang een relatie te leggen met de bewoners en kleinschaligheid is daarvoor juist kansrijk. 7. Kwartier maken: Mensen met psychiatrische beperkingen wonen in de wijk, worden begeleid door begeleiders van de RIBW ( regionale instelling begeleid wonen). Het project kwartiermaker probeert een verbinding te leggen tussen deze groep bewoners en de wijk. 8. Straat in actie: Is een regeling waarbij iedereen voor feest op straat van alles kunnen huren. 9. Kleurrijk Hatert: Een voorbeeld van de acties is kleurrijk Hatert dat een jaar of tien aan de gang is, waarbij op het marktterrein in Hatert een grote braderie, rommelmarkt, infomarkt en multiculturele manifestatie wordt georganiseerd. Tevens treden er gedurende de gehele dag diversen groepen en artiesten op. Het overgrote deel van de winkels in het winkelcentrum zijn op deze dag geopend. De winkeliersvereniging organiseert diverse attracties in en rond het winkelcentrum. Deze actie heeft als doel om de banden van de diverse culturen onderling te verstevigen en verbeteren in een kleurrijk multicultureel evenement. Op deze manier willen wij niet alleen elkaars cultuur begrijpen, maar ook elkaars gedachten. 10. Haagse Hopjes: Containers op de pleinen met uitgifte van speelmateriaal. Hier moet je een pasje voor hebben. Nadat vader of moeder de eerste keer mee zijn gegaan en hun handtekening hebben gezet op het pasje kan het kind met het pasje zelf speelgoed lenen. Dus dan leen je een step en dan geef je die weer terug als je weggaat en dan krijg je je pasje weer. Dit is een fantastische manier van pleinen actief maken. Zo’n initiatief begint vanuit iets wat heel goed is: kinderen vervelen zich, dan lopen ze een balletje te trappen tegen een deur, dat is vervelend, dan wordt er geklaagd over die bal en dat wordt positief omgedraaid naar wat kunnen we ervoor doen? Dus er gebeurt iets positief. Vervolgens zie je dat de uitvoerders niet in staat zijn om het op een vrolijke, vriendelijke manier te blijven doen zodat het altijd gezellig en leuk is. Er worden Melkert-baners ingezet, vaak geen pedagogen. Dan wordt het dus afhankelijk van de mensen die het uitvoeren of er een gezellige sfeer ontstaat op zo’n plein. En op een gegeven moment komt er een sfeer: kijk een hoe ik me uitsloof en dan krijg ik stank voor dank. 11. De dag van de dialoog: Het thema van dit jaar was “Dit ben ik en dat ben jij!. We hebben met de bewoners uit de wijk over verschillende onderwerpen gesproken. De allochtone wijkbewoners hechten wel aan oude tradities. Je komt er via dit soort activiteiten, als school achter dat mensen zeker willen delen en elkaar graag willen begrijpen. Voor alle culturen geldt dat vrouwen onderling veel aan elkaar willen vertellen: over tradities,normen en waarden. Bijvoorbeeld dat vrouwen tijdens vrouwendag geen hoofddoek hoeven te dragen wanneer zij met elkaar zijn, samen kunnen dansen en dat zij zich dan de gehele dag vrij voelen. Dus op vrouwendag kan dit wel. Op andere dagen niet. 27
  • 28. 28