SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 90
Baixar para ler offline
POSTGRADUAAT MANAGEMENT & COMMUNICATIE




DE AUTORITAIRE PERSOONLIJKHEID



         ACADEMIEJAAR 2008-2009



              EVA BAETEN
            EVI DHOLLANDER
            LAETITIA GERARD
            JOCHEN GOEKINT
           GERT-JAN JEDDENS
              GERT MAES



       DOCENT: WILLY MUSSCHOOT



                                         1
Inhoudsopgave
Inleiding .................................................................................................. 5

Hoofdstuk 1: De Autoritaire Persoonlijkheid............................................ 6

  1     De auteurs van The Authoritarian Personality ........................................ 6

  2     Situering van The Authoritarian Personality ........................................... 7

  3     Bespreking van het onderzoek ............................................................. 8

  4     Vier schalen....................................................................................... 8

  5     Negen kenmerken van de ‘Implicit Anti-Democratic Trend scale’ ............ 10

      5.1    Methodologie ............................................................................. 12

      5.2    De concrete beschrijving van een autoritaire persoonlijkheid ............ 12

      5.3    De autoritaire reactie .................................................................. 15

      De autoritaire persoonlijkheid ............................................................... 16

      5.4    Ontwikkeling tot een autoritaire persoonlijkheid ............................. 18

  6     Kritiek op The Authoritarian Personality .............................................. 19

  7     Vervolgonderzoek............................................................................. 26

Hoofdstuk 2: De Autoritaire Volgers ...................................................... 28

  1     Situering ......................................................................................... 28

  2     Linker en rechter autoritaire volgers ................................................... 29

  3     RWA scale ....................................................................................... 30

      3.1    Authoritarian submission of autoritaire onderwerping ...................... 30

      3.1    Authoritarian aggression of autoritaire agressie .............................. 31

      3.2    Conventionalisme ....................................................................... 33

      3.3    Sociale discriminatie ................................................................... 33

  4     Autoritaire volgers en niet-autoritaire volgers ...................................... 34

      4.1    Right-wing van laag niveau .......................................................... 35

      4.2    Right-wing van hoog niveau ......................................................... 36

  5     RWA en SDO ................................................................................... 37

  6     Belang van hiërarchie ....................................................................... 37


                                                                                                            2
Hoofdstuk 3: Rechts-Autoritarisme vs. Links-Autoritarisme, een case:
Hitler vs Stalin ....................................................................................... 40

  1    Inleiding ......................................................................................... 40

  2    De jeugd van Stalin .......................................................................... 40

  3    De jeugd van Hitler .......................................................................... 44

  4    Bepalende factoren tijdens de jeugd ................................................... 50

Hoofdstuk 4: De Autoritaire Leider in de Organisatie............................. 51

  5    De neurotische organisatie ................................................................ 51

  6    Schadelijke interactie........................................................................ 59

      6.1     Schadelijke interactiepatronen binnen de familie ............................ 60

      6.2     Relatie autoritair/ondergeschikte .................................................. 61

Hoofdstuk 5: Autoritair Leiderschap in Film en Theater ......................... 64

  1    Verfilming van het Stanford experiment .............................................. 64

      1.1     Het Stanford experiment ............................................................. 64

      1.1.1     Het experiment in het kort ........................................................ 64

      1.1.2     Maatregelen voor het bereiken van het beoogde psychologisch effect
                64

      1.1.3     De eerste barsten .................................................................... 66

      1.1.4     De uitbraak ............................................................................. 68

      1.1.5     Typologie ................................................................................ 69

      1.1.6     Abu Ghraib.............................................................................. 69

      1.1.7     Stopzetting van het experiment ................................................. 70

      1.2     Das Experiment .......................................................................... 71

  2    Verfilming van ‘The Third Wave’ experiment ........................................ 73

      2.1     The Third wave........................................................................... 73

      2.2     Die Welle ................................................................................... 74

      2.2.1     Inhoud ................................................................................... 74

      2.2.2     Bespreking .............................................................................. 75


                                                                                                            3
2.2.3    Opmerkelijke cameratechnieken ................................................ 77

      2.2.4    Is een dictatuur nog mogelijk?................................................... 78

  3    Arturo Ui ......................................................................................... 80

Bibliografie ............................................................................................ 84

Bijlage: Het experiment van Milgram..................................................... 86

  Methode van het experiment ................................................................... 86

  Resultaten ............................................................................................ 88

  Reacties ............................................................................................... 89

  Variaties ............................................................................................... 89




                                                                                                            4
Inleiding


We willen in deze paper eerst even teruggrijpen naar de 18e eeuwse filosoof
Immanuel kant (1724-1804) die in één van zijn bekende papers de vraag stelde
“wat is verlichting?”. Volgens Kant was een gebrek aan individuele autonomie
gewijd aan de luiheid en lafheid. Dit veroorzaakte de algemene aanvaarding van
de regels van de Kerk en de adel. Kant stelde dat het comfortabeler was om
afhankelijk en niet autonoom te zijn. Dit maakte het mogelijk voor iemand,
stelde Kant, om de druk te ontwijken dat een individu zijn eigen geest moet
gebruiken. Kant vermeldde eigenlijk voor de eerste keer het principe van de
autoritaire reactie.

Individuen    werden     zo      aangepast   aan    hun      afhankelijke   staat      dat   die
afhankelijkheid bijna een deel begon uit te maken van hun natuur, ging Kant
verder. Deze individuen begonnen zelfs                 te   houden van hun staat van
afhankelijkheid. Het gevolg van deze staat van afhankelijkheid, besloot Kant,
was het onvermogen om te rebelleren tegen onrechtmatige controle. Kant
voegde zelfs toe, wanneer de banden van deze afhankelijkheid verlicht werden,
deze individuen geen gebruik zouden maken van het voordeel dat hen geboden
werd door hun nieuwe vrijheid. Dit idee van psychologische afhankelijkheid van
autoriteit werd verder vervolgd en ontwikkeld door verschillende filosofen van de
19e eeuw zoals Hegel, Marx en Simmel.

Aan het begin van de twintigste eeuw kwam systematisch onderzoek naar de
specifieke    psychologische        dimensies      van      vrijwillige   onderwerping       en
afhankelijkheid in opgang. Massapsychologie toonde aan dat mensen zich in
groep anders gedroegen dan dat ze deden in kleine groepen of alleen. Mensen in
groepen leken minder rationeel, emotioneler en passiever, met als gevolg dat ze
gemakkelijk    gecontroleerd       werden.      Deze      bevindingen     waren   de     eerste
empirische contributies tot een psychologische verklaring van hoe onrechtmatige
sociale   controle     werkte.    De   studies     rond     massapsychologie      beschrijven
mechanismen die mensen dwingt om andere posities en vormen van gedrag op
te nemen en uiteindelijk zich vrijwillig te onderwerpen aan leiders. Deze ideeën
hebben uiteindelijk geleid tot een psychologisch concept van de autoritaire
persoonlijkheid. (Oesterreich, 2005, pp. 275-297)


                                                                                              5
Het uitgangspunt voor deze paper over de autoritaire persoonlijkheid vormt het
boek The Authoritarian Personality. Dit boek werd voor het eerst uitgegeven in
de jaren ’50. De jaren erna werd het meerdere keren opnieuw gepubliceerd maar
nooit echt herwerkt. Om het boek toegankelijker te maken voor de lezers werd
het in 1982 heruitgegeven in een verkorte versie (Adorno, Frenkel-Brunswik,
Levinson, & Sanford, 1982). Het doel was het boek in te korten zonder dat het
aan inhoud moest inboeten. The Authoritarian Personality is een mijlpaal in de
sociale psychologie. De studie beschrijft zaken van groot politiek belang en had
grote politieke en maatschappelijke impact. The Authoritarian Personality stond
aan de basis van tal van verdere studies.




Hoofdstuk 1: De Autoritaire Persoonlijkheid

1 De auteurs van The Authoritarian Personality


De studie van de autoritaire persoonlijkheid werd verricht door verschillende
onderzoekers, waarbij we de belangrijkste kort zullen situeren. Eerst en vooral
hebben we Theodor Adorno. Hij was een van de belangrijkste leden van het New
                                        Samen     met   Else     Frenkel-Brunswik,   een
Institute   for   Social   Research.
vooraanstaand kinderpsycholoog kwam hij naar Amerika, om te ontsnappen aan
het fascisme in Europa. R. Nevit Sanford was hoogleraar psychologie aan de
universiteit van Californië. Daniël Levinson ten slotte verrichte, ten tijde van de
studie onderzoek als student en werd later net als Levinson hoogleraar
psychologie aan de universiteit van Yale. Deze onderzoekers en tevens auteurs
van het boek werden in hun studie bijgestaan door Max Horkheimer. Horkheimer
had al onderzoek verricht naar het hebben van vooroordelen bij individuen en
leidde   het   Departement     of   Scientific   Research   of   the   American   Jewish
Committee. Ook kregen ze hulp van Samuel Flowerman, die Horkeimer later
opvolgde in zijn functie als hoofd van dit comité (Roiser, 2002).

The Authoritarian Personality werd met groot enthousiasme onthaald omwille van
de grote bijdrage die het had op het gebied van de sociale psychologie, die zich
in de jaren ’50 bezig hield met de zorg een verdraagzamere naoorlogse wereld te


                                                                                      6
creëren. Deze studie vormde het basiswerk voor later onderzoek. Vijf jaar later
waren er al 65 afgeleide studies verricht en zelfs tot op de dag van vandaag
vloeien er onderzoeken voort uit dit immens belangrijke werk. De keerzijde van
de medaille is dat er grote kritiek is geuit op Adorno’s autoritaire persoonlijkheid.
Tot   op   vandaag   worden   er   discussies   gevoerd   met   betrekking   tot   de
wetenschappelijke relevantie ervan. Op de belangrijkste kritiek wordt verderop in
deze paper dieper ingegaan.




2 Situering van The Authoritarian Personality


Het onderzoek naar de kenmerken van een autoritaire persoonlijkheid heeft zijn
wortels in de theorieën van Marx en Freud en vertrekt vanuit een aantal
gevoerde onderzoeken in Duitsland en Frankrijk. Een studie verricht door het
Frankfurt Institute of Social Research in de jaren ’20, onderzocht al de politieke,
culturele en sociale houdingen van arbeiders en bedienden in Duitsland. Uit deze
studie bleek dat slechts een minderheid van de ondervraagden autoritaire
eigenschappen vertoonde.

Latere studies in de jaren ’30 hebben dan weer gewezen op de link tussen het
autoritaire systeem en de familiestructuren van de samenleving. De auteurs
wezen       erop     dat      individuele       en    psychologisch       autoritaire
persoonlijkheidskenmerken een voorspeller zijn voor het ontstaan en het
voorkomen van fascisme als politieke strekking. Dit werd niet gezien als een
typisch Duits fenomeen, maar meer als een algemeen kenmerk van de moderne
industriële samenleving.

Nadat de Nazi’s dit instituut in Frankfurt sloten, vluchtten vele onderzoekers naar
Amerika om daar hun studie verder te zetten. Uit een andere studie in de jaren
’30 bleek dat een derde van een groep Amerikaanse arbeiders antisemitische
trekken vertoonden, maar door een politieke verbod werd deze studie niet
gepubliceerd.




                                                                                   7
Na   de   Tweede    Wereldoorlog    konden    onderzoekers    terug    gemakkelijker
onderzoek verrichten en samenwerken. Uit zo een samenwerkingsverband is The
Authoritarian Personality uiteindelijk ontstaan.




3 Bespreking van het onderzoek


Het onderzoeksteam onderwierp 2000 respondenten aan een vragenlijst over
persoonlijkheid en attitude en besloten dat het ‘niet moeilijk’ was om
onderzoekspersonen te vinden waarvan bleek dat ze het fascisme zouden
aanvaarden indien dit een sociaal aanvaarde en respectabele ideologie zou zijn
(Adorno, Frenkel-Brunswik, Levinson, & Sanford, 1982).




4 Vier schalen


Er werden vier schalen ontworpen. Drie van deze schalen waren ontwikkeld om
antisemitisme (AS), etnocentrisme (E), politiek en economische conservatisme
(PEC) te meten. De vierde schaal moest dan het potentieel voor fascisme meten.

De eerste schaal, de AS-schaal wordt besproken in hoofdstuk 3 van het boek
(Adorno et al, 1982). Een van de meest duidelijke antidemocratische vormen in
de sociale ideologie is prejudice of bevooroordeeldheid. In deze context vormt
antisemitisme een goed uitgangspunt voor sociaalpsychologisch onderzoek.
Georganiseerd antisemitisme vormt een grote dreiging voor de democratie in een
samenleving. Vanuit psychologisch oogpunt is antisemitisme zeer belangrijk en
verhelderend    omdat     de   onderliggende       psychologische     oorzaken   van
antisemitisme en fascisme sterk op elkaar lijken.

De tweede schaal, de E-schaal meet etnocentrisme en wordt beschreven in
hoofdstuk 4 van het boek (Adorno et al, 1982). Met deze schaal wilden de
onderzoekers het probleem van bevooroordeeldheid plaatsen in een algemeen,
globaal kader. De term prejudice of bevooroordeeldheid is niet helemaal passend
in de context van het onderzoek omdat het verschillende meningen en

                                                                                  8
connotaties met zich meedraagt. Dit kan leiden tot onduidelijkheden en
vertekeningen in het onderzoek.

De term etnocentrisme is in deze context meer van toepassing. In zijn
oorspronkelijke en algemene betekenis, staat etnocentrisme voor culturele
bekrompenheid; de neiging van het individu om “etnically centered” te zijn; om
consequent te zijn in zijn aanvaarding van de in cultuur “gelijken” en de
verwerping     van   de     “ongelijken”.     Deze        oorspronkelijke        betekenis    van
etnocentrisme verschilt in verschillende aspecten van de manier waarop
bevooroordeeldheid of prejudice vaak begrepen wordt. Bevooroordeeldheid wordt
over het algemeen begrepen als een gevoel van voorkeur of afkeer tegenover
een bepaalde groep; etnocentrisme echter heeft eerder te maken met het
persoonlijke raamwerk van de manier waarop we naar “vreemden” kijken.
Etnocentrisme    slaat    meer      op   de   groep       in   zijn    geheel,   waar   het   bij
bevooroordeeldheid        meestal     gaat    over        specifieke     rassenverschillen     of
minderheden. Bij theorieën over etnocentrisme staan de psychologische aspecten
van de groepsrelaties centraal. De groep waartoe een individu behoort of graag
wil bijhoren wordt de ingroup genoemd, de ondergeschikte groep of minderheid
wordt outgroup genoemd.

Na de verrichtte metingen met deze schaal schreven de auteurs het volgende in
hun besluit (Adorno et al, 1982, p.150):‘Ethnocentrism is based on a pervasive
and   rigid   ingroup-outgroup       distinction;    it    involves     stereotyped     negative
imaginary and hostile attitudes regarding outgroups, stereotyped positive
imaginary and submissive attitudes regarding ingroups, and a hierarchical,
authoritarian view of group interaction in which ingroups are rightly dominant,
outgroups subordinate.’

De derde schaal of PEC-schaal mat het politiek en economische conservatisme.
De items op de PEC- schaal boden zichzelf aan om prejudice te meten, maar de
correlaties met de twee vorige schalen waren toch niet hoog genoeg. Het
probleem was dat de items op deze schaal te expliciet waren op ideologisch
niveau. Ze werden te sterk en te snel met bevooroordeeldheid geassocieerd op
een te logische en bijna vanzelfsprekende manier.

De onderzoekers werden geconfronteerd met de noodzaak items te vinden die
gecorreleerd waren met de AS- en E-schaal, maar die niet rechtstreeks

                                                                                               9
geassocieerd werden met politieke, economische of sociale zaken. Ze gingen dus
zoeken in het al verzamelde materiaal, voornamelijk in de discussies van de
onderzoekspersonen over zichzelf, hun familie, geslacht, inter-persoonlijke
relaties, morele en persoonlijke waarden. Op die manier kwamen ze uiteindelijk
tot de F-schaal.

Deze laatste schaal was de sleutel tot het meten van autoritarisme en was meer
gericht op persoonlijkheidskenmerken dan op houding en gedragingen. Deze
schaal, de F-schaal of de ‘California F-scale’ werd ook wel de ‘Impliciet Anti-
Democratic Trends scale’ genoemd. Dit impliciete slaat dus op het feit dat deze
items niet vanzelfsprekend geassocieerd worden met autoritarisme. Deze schaal
bevat negen items. Elk item is een persoonlijkheidstrend, in meer of mindere
mate die zich weerspiegelde zowel in etnocentrisme als in verschillende
psychologische gerelateerde opinies en attitudes.




5 Negen kenmerken van de ‘Implicit Anti-Democratic Trend scale’


De negen kenmerken van een autoritaire persoonlijkheid, die gemeten werden
met de F-schaal vindt u hieronder, telkens met een korte uitleg erbij.

Negen componenten van autoritaire persoonlijkheid (Adorno, Frenkel-
Brunswik, Levinson, & Sanford, 1982, p. 157)
                                  Zich   vastklampen     aan       de     conventionele
Conventionalisme              •
                                  waarden van de middenklasse.
                                  Een    onderdanige    en     onkritische     houding
autoritaire                   •
                                  aannemen ten aanzien van de geïdealiseerde
onderwerping
                                  morele autoriteiten van de ingroup.
                                  De neiging op de uitkijk te staan voor, en op te
autoritaire agressie          •
                                  passen voor mensen die de conventionele
                                  waarden     schenden       en         deze   mensen
                                  veroordelen, verwerpen en straffen.
                                  Zich   verzetten   tegen   het    subjectieve,   het
Anti-intraceptie              •
                                  imaginaire en het irrationele.



                                                                                    10
Het geloof in de mystieke gedetermineerdheid
 Bijgeloof                 en •
                                     van het individueel noodlot;
 stereotypering
                                     de neiging om te denken in rigide categorieën.
                                 •
                                     Volledig in beslag genomen worden door de
 Macht                           •
                                     dimensies:      dominantie-onderwerping,        sterk-
                                     zwak, leider-volger;
                                     zich identificeren met krachtige en machtige
                                 •
                                     figuren;
                                     het overbenadrukken van de conventionele
                                 •
                                     kenmerken van het ego;
                                     het overdreven willen handhaven van macht,
                                 •
                                     kracht en hevigheid.
                           en 1. Een           algemene       vijandigheid     tegenover,
 Destructiviteit
                                     kwaadsprekerij over en belastering van het
 cynisme
                                     menselijk wezen.
                                 2. De geaardheid te geloven dat er wilde en
 Projectiviteit
                                     gevaarlijke dingen gebeuren in de wereld;
                                 3. de    projectie    naar    de   omgeving    toe    van
                                     onbewuste, emotionele impulsen.
                                     Een overdreven zorg met alles wat te maken
 Seks                            •
                                     heeft met het geslacht.



Deze variabelen werden verondersteld een soort structuur of syndroom van een
individu    weer   te   geven,   die     hem    of    haar    ontvankelijk   maakt    voor
antidemocratische propaganda. Men kan dus zeggen dan de F-schaal trachtte de
potentiële antidemocratische persoonlijkheid te meten. Dit wil niet zeggen dat
alle persoonlijkheidskenmerken in deze schaal zijn opgenomen, maar dat de
schaal een behoorlijke sample is van de manieren waarop deze persoonlijkheid
zich uit.




                                                                                        11
5.1      Methodologie



Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van Likert-schalen. De respondenten
moesten voor elk item aanduiden op een schaal van +3 tot -3 in welke mate ze
al dan niet akkoord gingen met een bepaalde stelling. De scores werden
vervolgens omgezet op een schaal van 1 tot 7. Hiervan werd een gemiddelde
berekend waarbij 7 stond voor de sterkste autoritaire persoonlijkheid en 1 voor
de minst autoritaire. De respondenten die dus gelijke gemiddelde scores hadden,
moesten niet noodzakelijk op elk item hetzelfde antwoorden. Met deze schaal
kon dus dezelfde score op verschillende manieren bereikt worden. Dit maakt net
deze studie zo uniek en vooruitstrevend.

In de initiële studie werden, zoals boven al werd vermeld, 2000 mensen uit
Californië aan de vragenlijst onderworpen die de vier verschillende schalen
bevatte. Uit deze 2000 mensen werden 80 individuen gefilterd die hoog of laag
scoorden op de E-schaal. Deze mensen werden onderworpen aan een interview
waarin    er   gedetailleerde     vragen      werden    gesteld    over    hun     opvoeding,
familierelaties en hun professionele ambities. Eveneens moeste zij de Thematic
Apperception Test (TAT) afleggen. Gebaseerd op al deze gegevens werden de
mensen die gelijke patronen vertoonden in hun resultaten en bepaalde
karakteristieken     hadden     zoals   uit    de   interviews    bleek,   geclusterd.    Hier
concentreerde de studie zich dus op het autoritaire persoonlijkheidstype.




5.2      De concrete beschrijving van een autoritaire persoonlijkheid



Het   autoritaire    type    scoorde      volgens    Adorno      hoog   op      antisemitisme,
etnocentrische      en    conservatieve       gedragingen,    ondanks      de    verschillende
inhoudelijke invullingen die deze termen kregen. Eveneens scoorden deze types
hoog op de F-schaal zelf. De autoritaire persoonlijkheidstypes hadden de neiging
bevooroordeeld te zijn tegenover de Joden, kwamen op voor hun vaderland,
stonden        vijandig       tegenover         buitenlanders,       vreemdelingen         en


                                                                                           12
minderheidsgroepen     zoals    bijvoorbeeld   ‘negers’   en   religieuze   sektes   en
antwoorden zeer conservatief op vragen over welzijnszorg en vakbonden (Adorno
et al, 1982, hoofdstukken 3,4 & 5).

Men stelde dat de combinatie van al deze karakteristieken wees op de autoritaire
persoonlijkheid, een sterk bevooroordeeld individu dat antidemocratisch en
potentieel fascistisch was. Het autoritaire type is, gebaseerd op de resultaten,
psychologisch ongezond en opgegroeid in een streng gezin. Zulke autoritaire
individuen kunnen, onder bepaalde economische omstandigheden, fascistische
eigenschappen vertonen zoals dit ook het geval was in het vooroorlogse Europa
en tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De studie waarschuwde er ons dus voor dat het menselijk potentieel dat kan
zorgen voor een heropleving van het fascisme aanwezig was in het Amerika van
de jaren ’50 en dat waarschijnlijk nu nog steeds is.

Hoe wordt autoritarisme nu vandaag gedefinieerd? Oesterreich definieerde
autoritarisme in functie van een tendens waar individuen op zoek gaan naar
geborgenheid en veiligheid. De autoritaire reactie is volgens hem:

      “Een basispatroon van menselijke reacties op stressvolle en onzekere
      situaties die angst en onzekerheid veroorzaken. Dit kadert in een zoektocht
      naar veiligheid en onderdak. Diegene die steun verzorgt, wordt dit, door
      een proces waar psychologisch een autoriteit wordt geattribueerd aan de
      steunverlener. Daarom kan een mechanisme waarbij men steun en
      onderdak zoekt onder gespannen omstandigheden, een autoritaire reactie
      genoemd worden.”

Socialisatie ligt in onderhandeling met de basisreactie om te vechten in onzekere
situaties. Wanneer individuen zich ontwikkelen, leren ze de autoritaire reactie
negeren door zelf eigen strategieën te ontwikkelen om het hoofd te bieden aan
de realiteit. Een onvermogen om zulke strategieën te ontwikkelen geeft neiging
tot   de   ontwikkeling   van    een   autoritaire    persoonlijkheid.      Autoritaire
persoonlijkheden neigen in bepaalde situaties te verschuiven naar gedrag, waar
zij diegene die hen zekerheid en comfort biedt, zal dicteren en controleren. Zij
zijn zelf niet in staat om voor zichzelf te zorgen.

Andere voorbeelden van het basisautoritaire respons zijn:

                                                                                     13
verwerpen van het nieuwe en het ongewone,
   •
       rigide hechten aan normen en waardesystemen,
   •
       een angstig en inflexibel antwoord op nieuwe situaties,
   •
       onderdrukte vijandelijkheid en passieve agressiviteit.
   •

Oesterreich wil verder een nieuw kader creëren waarin autoritarisme bekeken
wordt in de context van een theoretische benadering. Hij wil de condities
beschrijven   en   toelichten,    waarbinnen       personen    autonome   individuen   of
autoritaire persoonlijkheden worden.

Het concept autoritarisme, zoals het gebruikt wordt in de sociale wetenschappen,
werd ontwikkeld om het succes van het Duitse nazisme te verklaren binnen een
socio-psychologische kader. Tussen 1929 en 1933, steeg het aantal Duitsers die
stemden voor de NSDAP van minder dan een miljoen naar 17 miljoen. De
economische crisis van deze periode en de voortdurende pauperisatie van
miljoenen mensen, gaven geen neiging tot een socialistische revolutie zoals vele
intellectuelen hadden voorspeld, maar bracht het rechts-extremisten aan de
macht. Zelfs de traditionele linkse werkersklasse neigde meer en meer naar de
Nationaal-socialisten.

Reich (1933, Horkheimer, Fromm, and Marcuse (1936), en Adorno et al. (1950),
de pioniers in het onderzoek naar autoritarisme, verklaarden het onverwachte
succes van de Nationaal-socialisten als een effect van autoritaire socialisatie.
Concreet houdt dit in dat individuen in crisissituaties socialiseren op een
autoritaire manier. Ze onderwerpen zich aan autoriteit en positioneren zichzelf
aan    de   rechterkant   in     het   politieke   spectrum.    Het   concept   van    dit
persoonlijkheidstype werd bekend onder het label ‘autoritaire persoonlijkheid’.
Vanwege hun afhankelijkheid van autoriteit, werden autoritairen vatbaar geacht
om zich over te gegeven aan de verleidingen die hen geboden werden door het
fascisme om zo macht, grootheid en roem te delen. Autoritairen werden dus
verleide mensen die hun inherente belangen volgden, maar die opgaven door
zich te onderwerpen aan de heersende autoriteit.(Oesterreich, 2005, pp. 275-
297)

Oesterreich stelt dat de autoritaire persoonlijkheid ontstaat vanuit een niet
kunnen omgaan met autoritaire reacties. Dit omschreef hij als de ‘Flight into



                                                                                       14
Security’ of de vlucht naar de veiligheid. Daarom beschrijven we eerst de
autoritaire reactie.




5.3     De autoritaire reactie



Autoriteit is een fenomeen dat zich binnen een individu bevindt en niet buiten. In
ambigue situaties welke afschrikwekkend lijken, oriënteren mensen zich naar
individuen die hen veiligheid bieden. Normaal zijn dit de mensen die macht lijken
te hebben, de middelen hebben om onderdak te geven, om de problemen van
mensen op te lossen, en die zelf hulp aanbieden. Zulke kwaliteiten trekken
automatisch mensen aan die op zoek zijn naar iemand die hun problemen oplost
en hun gevoelens van angst en onzekerheid vermindert. Dit wordt de vlucht naar
veiligheid genoemd, een autoritaire reactie, een basisreactie van alle menselijke
wezens en misschien van alle hogere levensvormen. Freud en Milgram, die
gelijkaardige concepten ontwikkelden om submissief gedrag te verklaren,
dachten dat dit gedrag aangeboren was. Maar het kan ook dat het verworven
wordt wanneer kinderen leren omgaan met de realiteit. Het idee dat dreiging,
angst en onzekerheid tot autoritarisme leiden is ook gesterkt door recentelijk
onderzoek naar autoritarisme.

Algemeen     bieden      hoofdzakelijk    de   ouders     of     andere   personen      die
verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van het kind, de veiligheid. De
autoritaire reactie beschermt het kind tegen de risico’s en de bedreigingen van
een wereld waar het nog niet mee kan omgaan. Gedurende de opvoeding leert
een individu om de autoritaire reactie te overwinnen en formuleert het individu
eigen strategieën om met de realiteit om te gaan. Maar in conflicten die de eigen
mogelijkheden overschrijden kan een autoritaire reactie opduiken, zelfs bij
volwassenen.

Autoritaire reacties vinden plaats wanneer cognitieve omgangsstrategieën falen
en individuen zich overbelast voelen. De idee van een autoritaire reactie
vertoonde een gelijkenis met de benadering aangebracht door Lavine et al. Zij
namen een activatiemodel van dreiging en autoritarisme waar, waarin zij
aantoonden     dat     dreiging   een    verschillend   effect    heeft   op   sterk-   en


                                                                                        15
laagautoritairen. Sterkautoritairen voelen zich bedreigd en sluiten hun geest af.
Deze benadering is gelijkaardig aan de idee dat de autoritaire reactie
functioneert als een mechanisme om angst en vrees af te schermen, hoewel zelfs
niet-autoritairen op een autoritaire manier zullen reageren, wanneer de situatie
hen emotioneel overbelast.

De autoritaire persoonlijkheid



De autoritaire persoonlijkheid is het resultaat van het niet adequaat leren
omgaan     met       autoritaire   reacties.   Autoritarisme   is   een    persoon’s
gewoongemaakte reactieve neiging om te vluchten naar onderdak of naar
diegene die steun biedt in kritische en bedreigende situaties. Maar autoritairen
worden door meer gekarakteriseerd dan enkel door een zich oriënteren naar
autoriteit. De vastgestelde neiging om onderdak te zoeken wordt vergezeld door
secundaire persoonlijkheidskarakteristieken die opduiken in het verloop van
socialisatie. Ten eerste is er de oriëntatie naar autoriteit. Deze heeft een invloed
op de ontwikkeling van een persoon. Het individu identificeert zich met de
autoriteiten en internaliseert hun normen en hun waardesystemen. Deze
geïnternaliseerde normen en algemene oriëntaties worden dan eveneens
beschermend. De autoritaire reactie begint vertrouwd te voelen door een
rigoureus oriënteren in de richting van deze normen.

Kirscht en Dillehay (1967) wezen al op het gegeven dat het zeer moeilijk is om
theoretisch te voorspellen wat de te verwachten reacties van autoritaire
personen zijn: of men mag verwachten dat iemand meer openlijk agressief door
rede of algemene vijandigheid reageert of minder door rede van submissiviteit en
conventionaliteit.

De vlucht naar veiligheid sluit een open agressieve reactie uit. Agressief gedrag
houdt altijd een persoonlijk risico in. Deze risico’s zijn precies wat de autoritaire
reactie probeert te vermijden. Hoewel de autoritaire reactie, in het algemeen,
niet agressief is, kan het beschouwd worden als vijandig, welke overeenkomt
met de oudere theorie rond autoritarisme.

De omschrijving door Rokeach (1960) van het begrip ‘closed-mindedness’ is een
goede beschrijving van de emotionele defensie naar alles nieuw toe. Een andere


                                                                                  16
kan gezien worden in de benadering van Tajfel naar identiteit en eigenwaarde,
uitwijzende dat een gebrek aan identiteit en zelfwaarde tot afwijzing van anderen
leidt.

Er zijn twee situaties waarin een openlijke agressieve reactie kan ontstaan bij
een autoritaire persoonlijkheid. Ten eerste, wanneer hun autoriteiten het
bevelen, kan een autoritair individu agressief worden. In dit geval is de agressie
een      deel   van    de    algemene   submissieve       attitude   van   de     autoritaire
persoonlijkheid. Ten tweede, wanneer autoriteiten geen hulp kunnen bieden
omdat zij zelf onder zware aanval liggen. Altemeyer beschreef, dat een aanval op
de leidende autoriteiten een sterke emotionele reactie bij de autoritaire
persoonlijkheden tot gevolg kan hebben, deze reacties kunnen mogelijk agressief
worden. Hoewel deze twee voorbeelden agressief gedrag kunnen uitlokken, is
openlijke agressie niet typisch voor autoritair gedrag, dat meer submissief, rigide
en afkeer opwekt.

Wat zien we nu al terug komen in deze discussie, welke beschrijvingen werden al
aangereikt?

   1. Autoritaire persoonlijkheden weren alles af dat nieuw en onbekend is, dat
         onzekerheid    en    onveiligheid   zou    creëren.     Wanneer   geen    afdoende
         omgangsstrategie is ontwikkeld, is het gevolg angst. ‘Closed-mindedness’
         is een mechanisme waarmee deze negatieve gevoelens worden geweerd.
   2. Autoritaire persoonlijkheden worden gekarakteriseerd door rigide gedrag.
         Verandering vermijden en dingen doen op een manier die ze goed kennen
         is een strategie om risico’s te verkleinen.
   3. Submissie ten opzichte van autoriteiten en conformiteit naar gestelde
         waarden lijken het individu direct te beschermen van de bedreigingen een
         gecompliceerde       wereld    waar       autoritaire    persoonlijkheden      mee
         geconfronteerd worden. Ten slotte zijn autoritairen vijandig omdat hun
         gevoel dat zij onvoldoende in staat zijn om met de realiteit om te gaan
         een sterke onzekerheid bij hen veroorzaakt tijdens sociale contacten. Ze
         kijken naar andere mensen met een sterke vijandelijkheid en ze zijn blij
         wanneer die falen.




                                                                                          17
5.4     Ontwikkeling tot een autoritaire persoonlijkheid



Nu    vanwaar   komt     de    ontwikkeling       van    een      kind   tot    een   autoritaire
persoonlijkheid? In de volgende alinea’s zullen we ons hier dieper over buigen.
De studie van Oesterreich toont absoluut geen verband tussen emotioneel koud
en repressief ouderlijk gedrag en autoritarisme. In plaats daarvan toont het wel
een correlatie tussen overbeschermend, controlerend ouderlijk gedrag en
bijgevolg een gebrek aan onafhankelijkheid van het kind. Deze resultaten
bevestigen de idee van een autoritaire reactie, want overbescherming en
controle verhinderen het kind om voor zichzelf individuele oplossingen te
ontwikkelen waar het kind in staat zal zijn om onzekere en stressvolle situaties
te overwinnen. Een gebrek aan onafhankelijkheid voorkomt de ontwikkeling van
de capaciteit van een kind om, om te gaan met situaties en leidt tot een
versterking van de afhankelijkheid van autoriteit. Voorwaarden van socialisatie
die een sterke emotionele verbondenheid creëren van ouders zijn factoren die
leiden tot een autoritaire ontwikkeling.

Kinderen die verplicht worden om op zeer jonge leeftijd de emotionele banden
met     hun     ouders        te      verbreken         kunnen       sterk      problematische
persoonlijkheidsstructuren         ontwikkelen,    maar     zij    zullen      geen   autoritaire
persoonlijkheden worden.

In de moderne industriële samenleving, wordt een individu in twee richtingen
beïnvloedt. Een individu wordt onafhankelijker, zelfstandig en kritisch, maar
tegelijk wordt het individu meer geisoleerd, alleen en bang. Deze opmerking
werd gemaakt door Fromm in 1941, en werd bevestigd door een gelijkaardige
verklaring van Milgram (1974).




                                                                                              18
6 Kritiek op The Authoritarian Personality
Vanaf de jaren ’50 werd het onderzoek naar de autoritaire persoonlijkheid aan
dodelijke kritieken blootgesteld. Maar eveneens werd de studie sterk verdedigd
door aanhangers, die het belang inzagen van voortdurend psychologisch
onderzoek om een heropleving van het fascisme te vermijden.

De eerste kritieken op de studie waren zeer mild en benadrukten de fouten in het
methodologisch kader van het onderzoek. Zo kwam het gebruik van de Likert-
schaal onder vuur te liggen samen met het gegeven dat de F-schaal iets impliciet
mat, iets wat eventueel in de toekomst nog kon gebeuren. Eveneens werd er
door de onderzoekers te veel aandacht geschonken aan de respondenten die
hoog en laag scoorden en te weinig naar de minder extreem scorende
respondenten.

Scherpere kritiek kwam er op het persoonlijkheidsaspect van het onderzoek. De
studie van autoritaire persoonlijkheid wordt verondersteld persoonlijkheid én
attitude te meten. Toch leunt het onderzoek het sterkst aan bij persoonlijkheid
omdat het de focus legt op opvoeding en gebeurtenissen uit de kindertijd. De
nadruk ligt veel minder op de gevolgen die dit soort bevooroordeeld gedrag heeft
op de omgeving. Hierbij moet vermeld worden dat slechts één schaal, de F-
schaal persoonlijkheidskenmerken benadrukte en dat de andere schalen gericht
waren op het meten van attitude en gedrag.

Vooral het idee dat er iets bestond als ‘left-authoritarism’ heeft het originele
onderzoek   sterk   uitgedaagd   en   heeft   de   agenda   van   veel   van   het
vervolgonderzoek bepaald. Links-autoritaire personen zijn mensen die dwepen
met een revolutionaire leider of zelf een bepaalde autoriteit omver willen werpen.
Ze zijn erop gericht het establishment van de macht te verdrijven en hun eigen
gedachtegoed op te dringen. De kritiek van left-authoritarism werd voornamelijk
geuit door E.A. Shills (Shills, 1954). Shills, een politiek wetenschapper schreef
het hoofdstuk ‘Authoritarianism, Right and Left’ in het boek van Christie en
Jahoda ‘Studies in the Scope and Method of the Authoritarian Personality’. Shills
herorganiseerde de bestaande politieke categorieën, waarbij hij extreemlinks en
extreemrechts in essentie als gelijke en als zeer ondemocratisch beschouwde. Dit


                                                                               19
was in tegenstelling tot het oorspronkelijke onderzoek van Adorno et al. (1950),
waar enkel extreemrechts als autoritair werd aanschouwd.

Hoewel de kritiek van Shills niet wetenschappelijk onderbouwd was, heeft dit dus
geleid tot verscheidene studies waarin werd gezocht naar gelijkenissen tussen
fascisten (extreemrechts) en communisten (extreemlinks). Roger Brown (Brown,
1986) concludeerde het volgende:

“It has not been demonstrated that fascist en communist resemble one another
in authoritarianism or in any other dimension of ideology. No one has thus far
shown that there is an authoritarian of the left. Still the impression exist that
such a type exists and that some Communists belong to it.”

Naast het onderzoek naar ‘left-authoritarisme’ kunnen we in de jaren ’50 ook
kritieken uit sociologische hoek waarnemen. De psychoanalytische theorie
waarrond het meeste onderzoek is gebeurd op het gebied van autoritarisme,
zoals het gebruikt wordt in de studies van Adorno en zijn medewerkers, is voor
Stewart en Hoult(1959) niet voldoende. De psychoanalytische benadering heeft
de bruikbaarheid van autoritarisme als concept gelimiteerd als een sociologisch
concept. Het faalt niet alleen om adequaat subculturele variaties in autoritaire
persoonlijkheden op te sporen, maar het is ook moeilijk om empirisch te testen,
het is gebaseerd op een variabel gemeenschappelijk kenmerk verbonden aan
bepaalde autoritairen.

Stewart en Hoult stellen een sociaal-psychologische theorie voor om de
psychoanalytische theorie te vervangen die tot dan toe gebruikt werd. Zij
schuiven, de vraag naar bewijs en de nood voor vergelijking van de
psychoanalytische benadering van het onderwerp even aan de kant. Hun theorie
stelt dat de graad van zogenaamd autoritarisme gemanifesteerd wordt bij een
bepaald individu, gemiddeld, negatief gecorreleerd is met het aantal sociale
rollen die hij beheerst. Zoals algemeen verstaan, wordt met ‘role-playing’ een
relatie gelegd tussen open gedrag en een bepaalde positie. ‘Role-taking’
omschrijven zij als de mogelijkheid waarover iemand beschikt om zich in de
plaats van iemand anders te plaatsen. Zodat hij een inzicht kan krijgen in het
vermoedelijke gedrag van de andere persoon in een bepaalde situatie. Ze
spreken dus over een vorm van altruïsme dat dus negatief gecorreleerd zou zijn
met een mate van autoritarisme.

                                                                              20
De theorie is meer gebaseerd op gemiddelden dan dat het zich richt naar de
algemeenheid, de theorie probeert enkel die persoonlijkheidskarakteristieken te
verklaren die als autoritair worden beschouwd. Het probeert niet om de
Machiavellaanse politieke manipulator of de autocratische ondernemer te
verklaren. Beiden oefenen een autoriteit uit op een verhoogde manier. Maar het
uitoefenen van deze autoritait gebeurt daarom niet noodzakelijk op een
autoritaire manier. Dit toch conform de beperkte manier waarop de term
gedefinieerd is, naar het concept, door onderzoek en in de paper van Stewart en
Hoult. Eén implicatie van de theorie of de hypothese die door de theorie wordt
voorgesteld, is de manier van ontwikkeling van de autoritaire. Hij is een persoon,
die als kind, adolescent en jonge volwassene de volgende sequentie doorliep:

          Hij is opgegroeid, of leeft in een sociaal milieu dat zijn perspectief
      -
          beperkt zodat hij weinig kansen heeft om zijn empathie te ontwikkelen.
          Hij kan hierdoor slechts een aantal rollen aannemen en is slecht
      -
          geplaatst om nieuwe ‘role-playing’ op te nemen.
          Hij wordt geconfronteerd met een groot aantal mislukkingen in het
      -
          opnemen van nieuwe rollen en bijgevolg neigt hij meer te vertrouwen
          op   de   rollen   die   het   meest     geaccepteerd   worden   door   de
          referentiegroep die het belangrijkst is voor hem.
          Hij is niet in staat om andere rollen op te nemen, van anderen die zich
      -
          niet in zijn referentiegroep bevinden.
          Hij is niet in staat om deze andere te begrijpen of er sympathie voor op
      -
          te brengen.
          Hij neigt tot het verwerpen van zulke groepen, stelt zich vijandig op ten
      -
          opzichte van de leden, hij rationaliseert zijn mislukkingen door de
          schuld te projecteren op de out-groep en zijn leden.

Deze sequentie kan de volgende vraag opwerpen:”Is het niet mogelijk dat een
beperktheid in het beheersen van rollen eerder een product is van autoritarisme,
dan omgekeerd?” Stewart en Hoult leveren het bewijs dat autoritarisme eerder
voorkomt bij personen die opgegroeid zijn in een milieu dat de ontwikkeling van
het role-taking beperkt.

De F-schaal die ontwikkeld is door Adorno en zijn groep op Berkeley is
onderworpen aan noemenswaardige kritiek. Thomas Cohn stelt bijvoorbeeld dat


                                                                                  21
de schaal in een bepaalde mate het vermogen tot role-taking meet, die in grote
mate een hoedanigheid van intelligentie is.

Ook op de psychoanalytische benadering zijn er kritieken. Eerst moeten de
theoretische tekortkomingen vermeld worden die gewijd kunnen worden aan de
psychoanalytische benadering. Deze is theoretisch zeer vaag. Autoritarisme
wordt gedefinieerd als een syndroom, een combinatie van verschillende
persoonlijkheidseigenschappen waarvan de verbondenheid nooit theoretisch
werd verduidelijkt. Het hielp niet dat dit concept voor verschillende decennia
gebuikt is als een ideologisch wapen en een poging om verschillende politieke
vijanden te vernederen als autoritair. Masling poneerde in 1954 al dat autoritaire
persoonlijkheid altijd bij de ander lijkt voor te komen en nooit bij iemand zelf.
Het negatieve aspect leidde regelmatig tot een associatie met verschillende
negatieve karakteristieken. De autoritaire persoonlijkheid werd omschreven als
neurotisch,     antidemocratisch,      bevooroordeeld,    etnocentrisch,     agressief,
conventioneel, laf, rigide, angstig, dogmatisch, dom, demagogisch, dominant,
over-aangepast, despotisch, submissief, geremd, etcetera. Het is overduidelijk
dat   een   menselijk   wezen    die   gekarakteriseerd   word     door   zoveel    sterk
verschillende aspecten, niet kan bestaan, stelt Oesterreich.

Het grootste probleem van de traditionele theorie over autoritarisme is de
mislukking om gedrag te voorspellen. Zoals reeds betoogd werd door Oesterreich
wordt de autoritaire persoonlijkheid door de psychoanalytische theorie als een
persoonlijkheidssyndroom beschouwd, niet als een karaktertrek. Daarom worden
verschillende    vormen    van      gedrag   zoals   submissief,    agressief,     rigide,
conventioneel of bevoordeeld gedrag genoemd onder één overkoepelende
structuur van de persoonlijkheid. Dit concept maakt het zeer moeilijk om te
bepalen of waargenomen gedrag veroorzaakt wordt door een autoritaire
dispositie of door andere factoren. Agressie, submissie of conformiteit kan
volledig ongerelateerd tot autoritarisme bestaan. Wanneer gedrag voorspeld zou
moeten worden moet er een verband gecreëerd worden tussen al deze
verschillende vormen van gedrag en het concept van autoritarisme.

Bewijs suggereert dat bevooroordeeld of etnocentrisch gedrag niet automatisch
relateert naar autoritarisme. Pettigrew (1958) vond dat blanke Zuid-Afrikanen,
meer bevooroordeeld zijn tegen zwarte mensen, dan Amerikanen, maar dat ze


                                                                                       22
niet autoritairder zijn dan Amerikanen. Een gelijkaardige studie tussen personen
in het noorden en het zuiden van de VS bracht gelijkaardige resultaten aan het
licht. Deze bevindingen brengen naar voor, dat bevooroordeeldheid meer vorm
wordt gegeven door situationele factoren, zoals verschillende culturele normen,
geschiedenis,    en   socio-economische    omstandigheden         dan   door    autoritaire
persoonlijkheidskarakteristieken.

De zwaarste uitdaging voor het concept komt van studies die bewijzen dat
gedrag normaal beschouwd als autoritair kan opgewekt worden door situationele
factoren. Bewijs hiervan is geleverd door studies van menselijk gedrag onder
extreem stressvolle situaties, zoals in een       gevecht, in de gevangenis of in
concentratiekampen.      Maar   er    bestaat   ook   veel   bewijsmateriaal      uit   het
psychologische onderzoek. Als eerste moeten hiervoor de experimenten van
Milgram genoemd worden. Een hoog percentage van Milgram’s studieobjecten
volgden de instructies van hun testleider om verschillende zware elektrische
schokken toe te dienen aan studenten in een valse leeromgeving.

Deze   vorm     van   gedrag,   het   gehoorzamen     van    de   instructies    van    een
autoriteitspersoon om andere mensen te straffen, is beschouwd als zeer typisch
voor de autoritaire persoonlijkheid. Toch bestond de testgroep van Milgram niet
uit personen die beschouwd werden als autoritair. De test gebeurde op een groep
die gemiddeld was opgebouwd. Zelfs niet-autoritairen gedroegen zich op een
gehoorzame manier. Het gegeven dat deze vorm van gedrag sterker was binnen
een groep van autoritairen toont aan dat minstens een klein deel van de
reikwijdte van waargenomen gedrag kan toegewezen worden aan autoritarisme.
De experimenten van Milgram leiden tot de conclusie dat onderdanig gedrag in
stresssituaties en ambiguïteit algemeen gedrag is en niet beperkt is tot
autoritaire persoonlijkheden.

Oesterreich zal een aantal kritieken op autoritarisme bundelen. Hij zal een aantal
revisies van het concept bespreken. Deze zijn bijzonder interessant in het kader
van deze paper omdat ze een overzicht geven van het wetenschappelijke debat
dat gevoerd werd rond autoritarisme.

Een goed voorbeeld van een eerste type revisie is de benadering van Rokeach
(1960). Hij probeerde een algemeen autoritarisme, vrij van conservatieve
ideologie dat door hem dogmatisme werd genoemd, te meten. Zijn theorie

                                                                                        23
gebruikte   instrumenten van waargenomen en cognitieve                         psychologie      om
autoritarisme (dogmatisme) als een bepaalde vorm van cognitief functioneren
(closed-mindedness)         te    definiëren.   Ondanks      zijn   moderne     psychologische
benadering, die duidelijker is dan de psychoanalytische, was zijn theorie
empirisch niet succesvoller dan het traditionele concept van autoritarisme, omdat
zijn schaal om dogmatisme te meten (de D-schaal) dezelfde fouten vertoonde als
de klassieke F-schaal, zoals die door Adorno werd geïntroduceerd.

Altmeyer probeerde het concept te behouden door te focussen op drie centrale
elementen    van      het        autoritarisme-syndroom-onderdanigheid,              agressie    en
conventionalisme.     Zijn        schaal   om   autoritarisme       is   ook   een    traditionele
attitudeschaal maar het loste het probleem van een attitude schaal op, waar hij
niet in staat was om onafhankelijk persoonlijkheidskarakteristieken te meten
door het concept te definiëren als ‘right-wing autoritarisme’ en de schaal als een
maatstaaf   van    ‘right-wing        autoritarisme?????.      Oesterreich      vindt    dit    niet
overtuigend omdat hij enkel het traditionele autoritarisme concept een andere
naam geeft. Autoritarisme als ‘right-wing autoritarisme’ omschrijven gaat een
van de oudste problemen in het onderzoek uit de weg, namelijk dat enkel de
politieke rechtervleugel autoritair lijkt. Wetenschappelijke problemen kunnen niet
opgelost worden met een simpele herdefinitie.

De pogingen van Altemeyers poging om het concept tot drie dimensies te
herleiden    (zoals     autoritarisme,          submissie,      autoritaire      agressie        en
conventionalisme) lijken vruchtbaarder. Deze concentratie gaat veel van de
theoretische inconsistentie van de psychoanalytische benadering uit de weg.
Altemeyer kon aantonen dat wanneer het concept beperkt wordt tot minder
persoonlijkheidskarakteristieken, het succesvoller is in empirische termen.

Anderen probeerden het concept te vernauwen tot één centrale dimensie.
Rubenowitz (1963) probeerde om rigiditeit, autoritarisme, dogmatisme en
politiek conservatisme onder één categorie te plaatsen met name algemene
inflexibiliteit. Ray (1976) beperkte autoritarisme tot directiviteit, Eysenick (1954)
tot ‘toughmindedness’ en Christie en Geis (1970) tot de neiging om menselijke
noden te manipuleren als een mechanisme om regels te beveiligen. Ray’s
benadering maakt specifiek niet veel verschil als men denkt aan het fenomeen
van autoritarisme als een primair fenomeen van menselijke ‘nonage’. De pioniers


                                                                                                 24
van de Frankfurt school en de Stanford onderzoeksgroep had niks minder in
gedachten toen zij het idee van de autoritaire persoonlijkheid ontwikkelden, dan
de beschrijving van een dominant directief persoonlijkheidstype. Oesterreich stelt
dat Ray zo ver terug naar de basis van de ontwikkeling gaat, waardoor er van
een categorie geen sprake meer is.

Duckitt biedt in plaats van een persoonlijkheidsaanpak een meer sociaal-
psychologische    benadering.      Hiermee     conceptualiseert   hij   autoritarisme   in
termen van de individuele identificatie met sociale groepen waartoe iemand
behoort. Autoritarisme is de intensiteit van de groepsidentificatie van een
individu en hun engagement aan de cohesie van een groep. Dit idee definieert
autoritarisme als het tegengesteld van liberalisme: ‘autoritarisme als de ene
extreme van een bipolaire schaal in het geloof dat persoonlijke noden en
waarden verlaten zouden worden voor de cohesie van de groep en zijn vereiste.’

Hoewel Duckitt zeer veel empirisch bewijs verzamelde, geeft zijn benadering
spijtig genoeg geen antwoord op de vraag welke vorm van het perspectief van
de oudere theorie van autoritarisme centraal lijkt te staan. Waarom identifiëren
individuen zich met een bepaalde sociale groep? En waarom identifiëren
bepaalde groepen zich sterker dan anderen? Deze vragen leiden naar een soort
psychodynamische benadering die Duckitt wil vermijden.

Feldman ontwikkelde een gelijkaardige benadering aan die van Duckitt. Hij begon
met dezelfde kritiek van de individualistische benadering als Duckitt (2003) en
baseert autoritarisme op een waardedimensie. Deze dimensie strekt van sociale
conformiteit tot persoonlijke autonomie. Mensen die zichzelf oriënteren naar
sociale conformiteit zijn meer autoritair volgens deze benadering. Autoritarisme
omschrijven als een geloofssysteem maakt het eenvoudiger om een schaal, die
autoritarisme    meet,   op   te    stellen.    Deze   schalen    kunnen     even   goed
attitudeschalen zijn. Maar opdat het idee nuttig zou zijn, zouden deze schalen
onafhankelijk meetschalen van autoritaire attitudes moeten zijn en mogen ze
niet enkel een conservatieve ideologie meten. Deze schalen geboden door
Feldman meten duidelijk een conservatieve ideologie,gesterkt door een ‘law and
order’ mentaliteit, sociale conformiteit, respect voor traditionele waarden en
normen, en zo verder. Hoge correlaties met Altemeyers RWA schaal waren te
verwachten en werden zoals verwacht dan ook gevonden.


                                                                                        25
Oesterreich spoort aan om de bevindingen rond situationalisme zeker in
overweging te nemen. Hij gaat deels akkoord met de inzichten die Duckitt en
Feldman bieden, maar volgens hem laten ze de centrale vraag van het onderzoek
naar autoritarisme onbeantwoord, welke volgens zijn mening de vraag is die door
Kant    gesteld    werd:    ‘Waarom     onderwerpen       individuen   zich   vrijwillig   aan
onrechtmatige controle, waarbij zij een staat van ‘nonage’ prefereren dan één
van verlichting en van individuele autonomie?’

Zo komen we tot een laatste punt van kritiek. In The Authoritarian Personality
wordt verder onderzoek aangemoedigd en gestuurd in de richting van hoe
autoritaire   persoonlijkheidskenmerken zich concreet op individueel niveau
kunnen vertalen in een fascistische samenleving. Naar dit aspect zijn meerdere
onderzoeken gevoerd. Maar tot op vandaag heeft nog geen enkele studie
hierover uitsluitsel kunnen geven.




7 Vervolgonderzoek


In een review van de publicaties, gemaakt om het 40-jarige bestaan van The
Authoritarian Personality te vieren, schreef Meloen (1991) dat er wel 1000
vervolgonderzoeken zijn verschenen tussen 1950 en 1989 die gebruik maakten
van de F-schaal. De studies kenden een piek op het einde van de jaren ’50 en
vielen sterk terug in de jaren ’60. Toch bleef het aantal vervolgstudies
aanhouden. Een echte heropleving kwam er echter na de jaren ’80, na het
antiliberale bewind van de Amerikaanse president Reagan. Deze onderzoeken
vallen uiteen in verschillende groepen met verschillende thema’s.

In een eerste groep van studies wordt er onderzocht welke patronen van
politieke ideologieën er zijn ontstaan in samenlevingen waar het bestaand
autoritaire regime is omvergeworpen door een staatsgreep. Een tweede groep
van studies blijft verder onderzoek verrichten met betrekking tot het potentieel
van het fascisme in moderne samenlevingen. Hierbij wordt er nog steeds gebruik
gemaakt van de ontwikkelde F-schaal uit The Autoritarian Personality en er wordt
ook gebruik gemaakt van enkele nieuw ontwikkelde schalen. Een derde groep
van    studies    richt   zich   dan   op   autoritaire   kenmerken    van    een    bepaald

                                                                                           26
staatssysteem   of   overheid   en   is   minder   gericht   op   individuele
persoonlijkheidskenmerken.




                                                                          27
Hoofdstuk 2: De Autoritaire Volgers

1 Situering


Authoritarianism autoritisme ontstaat wanneer er een band tot stand komt
tussen de autoritaire leiders en de volgers. Dit gebeurt wanneer de volgers te
veel vertouwen aan de leider geven en hem te veel zaken toevertrouwen. Ze
geven de autoritaire persoonlijkheid te veel vrijheid om te doen wat deze
persoon wil. Dit zal vaak gebeuren op een ondemocratische, tirannieke en
brutale manier. Een andere definitie integreerde autoritarisme en relaties tussen
verschillende groepen. Volgens deze definitie kan het fenomeen gezien worden
als conceptie dat een groep heeft over de relatie tussen de groep en de
individuele leden.

Als we een korte analyse maken van de eerste definitie kunnen we er een zeer
belangrijk aspect uithalen: de volgers. Zonder het geven van vertrouwen en
vrijheid aan de autoritaire persoon kan deze zijn macht ook niet tot stand laten
komen en verder uitbreiden. Het opkomen van dictators heeft vaak een
oorsprong bij een ontevredenheid bij het volk. Een charismatisch persoon die het
volk weet te bespelen zal dan ook vaak de macht in de schoot geworpen krijgen
en pas later zal men beseffen dat het verkeerd loopt, op een moment dat
openlijk verzet bijna onmogelijk wordt.

Volgens de tweede definitie is een individu autoritair tot een bepaalde hoogte.
Die hoogte wordt bepaald door de mate waarin de persoon gelooft dat de
belangen van de groep groter zijn dan de individuele belangen. Aansluitend op
deze definitie gaat men ervan uit dat de groepsleden personen die niet tot de
eigen groep behoren zullen discrimineren.

Bepaalde mensen zijn echter vatbaarder voor het volgen van een autoritaire
leider en zullen hem eindeloos krediet geven, ook al beseffen ze dat wetten
worden overtreden. In de volgende pagina’s wordt besproken hoe het profiel van
een volger er, in theorie, uitziet en hoe hij zich gedraagt in bepaalde situaties.




                                                                                     28
2 Linker en rechter autoritaire volgers


Er zijn verschillende soorten van autoritaire persoonlijkheden en volgers. We
maken hier een onderscheid tussen de linker en de rechter vleugel. Beiden zijn
het volgers van een autoritair persoon of een autoritair persoon, maar de
achterliggende gedachte voor het volgen verschilt grondig.

De autoriteit van de rechter vleugel is niet noodzakelijk gerelateerd met een
conservatief politieke gedachtegoed. Als we het extreem bekijken is het
daarentegen iemand die bijdraagt aan het tot stand komen van autoritaire
persoonlijkheid in de maatschappij, die anderen aanvalt in de naam van de
autoriteit en zich volledig aan de regels van de autoriteit zal onderwerpen. De
mate van autoritair zijn is een deel van de persoonlijkheid van de volger, zoals
een persoon een verlegen, vrolijk of stil type kan zijn. Indien men in de positie
van volger terecht gekomen is zal men enerzijds de autoriteit in zijn geheel
volgen (bijvoorbeeld een geheel regime) of anderzijds een autoritair persoon die
zich heeft opgeworpen tot de absolute top de hiërarchie en zich daar alleen
bevindt (bijvoorbeeld Hitler of Kim Jong-il, de Noord-Koreaanse dictator)

Volgers van de linker vleugel zijn dan weer personen die dwepen met een
revolutionaire leider of zelf een bepaalde autoriteit omver willen werpen. Ze zijn
erop gericht het establishment van de macht te verdrijven en hun eigen
gedachtegoed op te dringen (bijvoorbeeld Stalin).

In onze huidige westerse maatschappij is het heel moeilijker geworden om
personen te vinden die zich in deze linker vleugel bevinden én dan nog eens hun
intenties ten uitvoer brengen. Men zal, indien men moeite doet, hier en daar nog
enkele dergelijke personen vinden. Rechts autoritairen zijn daarentegen veel
gemakkelijker te vinden, ook in onze westerse maatschappij. Wanneer verder in
het stuk over autoritaire personen en volgers zal gesproken wordt gaat dit
hoofdzakelijk over deze rechter vleugel (RWA).        Indien het over een links
autoritaire volger gaat zal dit duidelijk worden aangegeven.

De attitude van autoritaire volgers tegenover de overheid kan best omschreven
worden als ‘Daddy and mommy know best” mentaliteit. Ze gaan er niet vanuit
dat de wetten en de sociale standaarden voor de autoriteiten gelden, maar


                                                                               29
geloven daarentegen wel dat de autoriteiten zich boven de wet bevinden en dus
kunnen beslissen welke wetten voor hen gelden en welke ze liever niet volgen. In
een    democratie   staat    echter   niemand    boven   de    wet,   maar    autoritaire
persoonlijkheden hebben het er niet moeilijk mee om deze principes én wetten
opzij te schuiven of te manipuleren. De autoritaire volgers zullen deze acties dan
ook niet in vraag stellen.




3 RWA scale


Met deze schaal, de Right-Wing Authoritairian scale, kan men meten op welk
niveau een persoon zich bevindt op het vlak van autoritair volgen. Deze schaal is
opgebouwd uit een aantal aspecten die verder worden besproken. Onderzoekers
kwamen reeds verscheidene malen tot de vaststelling dat personen met een
hoge score op de RWA-schaal vatbaarder waren voor het volgen van een
charismatisch persoon. Personen met een hoge score op de RWA-schaal bezitten
zelf   een   autoritaire    persoonlijkheid   met,   naast    het   kenmerk    van   het
gemakkelijker volgen van een charismatisch persoon, het kenmerk van het
uitsluiten van personen die geen lid zijn van hun groep en het toewijzen van
kwaadaardige motieven aan hen. Ondanks het niet conservatief zijn op het vlak
van het politieke      gedachtegoed houden ze wel gemakkelijker vast aan
traditionele waarden, tonen ze een lage tolerantie tegenover ambiguïteit, ze
hebben dus liever één duidelijke uitleg, die niet voor interpretatie vatbaar is.

Iemand met een hoog RWA-niveau heeft over het algemeen een aantal
kenmerken die sterk aanwezig zijn. Ze worden besproken in de volgende punten.




3.1     Authoritarian submission of autoritaire onderwerping

= A high degree of submissiveness to the authorities who are perceived to be
established and legitimate in the society in which one lives.

Iedereen onderwerpt zich aan een autoriteit. We zullen allemaal een aantal
regels volgen om te verkomen dat het leven een chaos wordt. We kunnen dit het
beste aantonen met de verkeersregels. Als de mensen het zouden nalaten deze

                                                                                      30
regels te volgen zou het verkeer één grote chaos zijn en schoten de bedragen
voor een autoverzekering de hoogte in. Mensen volgen dus meestal een
autoriteit tot op een bepaalde hoogte.

Er zijn echter ook personen die een autoriteit zullen blijven volgen, ook al
overschrijdt deze de normen, is ze oneerlijk, corrupt, unfair en zelf kwaadaardig
en wreed. We moeten echter wel temperen en zeggen dat het niet zo is dat elke
persoon die hoog scoort op de RWA-schaal ook automatisch een autoritair
persoon zal volgen. Het is wel zo dat personen met een hoge score op de RWA-
schaal zich bij bijvoorbeeld morele kwesties meestal anders zullen opstellen dan
een persoon met een lage score. We kunnen dit illustreren met volgend
voorbeeld:

Als we de vraag voorleggen of een persoon eten mag stelen als hij of zij geen
andere mogelijkheden heeft om aan eten te geraken, dan zal een persoon met
een hoge score eerder een antwoord geven waarbij het erop neer komt dat men
te allen tijde de wet moet naleven. Bij personen met een lage score zullen de
antwoorden eerder variëren. Om het aan te tonen met een recent voorbeeld:
mensen met een hoger autoritair niveau op basis van de vragenlijst steunden de
oorlog in Irak veel langer of bleven ze steunen, ook nadat bekend raakte dat er
geen massavernietigingswapens aanwezig waren. De steun aan de autoriteit is
echter niet steeds onvoorwaardelijk.




3.1    Authoritarian aggression of autoritaire agressie

=A general aggressiveness directed against deviants, outgroups, and other
people that are perceived to be targets according to established authorities.

Wanneer gezegd wordt dat autoritaire volgers agressief zijn, wordt niet bedoeld
dat ze een bar binnen gaan om een potje te vechten. Volgende punten werden
via onderzoek bevestigd:

Eerst en vooral gaan autoritaire volgers, zeker in de USA, vaker naar de kerk dan
dat ze naar bars gaan. Ten tweede zullen ze er alles aan doen om een gelijke
strijd te vermijden. Ze zullen dan wel zelf aanvallen als ze vinden en geloven dat
recht en macht (en spierkracht) aan hun kant staan. Recht betekent voor hen


                                                                                31
dat de vijandigheden die ze uitvoeren gesteund worden door de gevestigde
autoriteit of ondersteund worden door de autoriteiten. Macht betekent voor hen
dat ze een groot fysiek voordeel hebben op hun doelwit. Dit kan zowel op vlak
van wapens als op vlak van het aantal personen. Denk maar aan de Waffen S.S.
Het is opvallend hoeveel van deze autoritaire agressies op laffe manier gebeuren
na het vallen van de avond. Deze acties worden vaak uitgevoerd door cowards
die er achteraf alles aan zullen doen om hun verantwoordelijkheid te ontlopen.
De typische slachtoffers van autoritaire agressie zijn vrouwen, kinderen,
personen die zich in een positie bevinden waarin ze zich zeer moeilijk kunnen
verdedigen of groepen die de slagkracht niet hebben om zich te verdedigen
tegen de zwaarder bewapende knokploegen. Niet alleen worden deze weerloze
slachtoffers aangevallen op een laffe manier, de aanvallers voelen zich ook op
moreel vlak beter dan de personen die ze aanvallen in een ongelijke strijd.

Verder ondervond men in het onderzoek dat rechts autoritaire volgers dan weer
voorstander zijn van langere en zwaardere straffen voor misdadigers. Dit zou zo
zijn doordat autoritaire volgers geloven dat de misdaden zwaarder zijn dan wat
de gewone mens gelooft. Daarnaast zou het hen persoonlijk goed doen voelen
wanneer ze een common criminal zouden kunnen straffen. Ze vinden deze
mensen verwerpelijk en walgelijk.

De persoon die het onderzoek uitvoerde suggereerde dat ‘authoritarian followers
have a little volcano of hostility bubbling away inside them looking for a (safe,
approved) way to erupt’. Deze stelling zou ook nog worden bevestigd door
enkele andere onderzoeken die door dezelfde persoon werden uitgevoerd.

We mogen er echter niet vanuit gaan dat autoritaire volgers altijd anderen
aanvallen als ze denken dat de autoritaire overheid het goedkeurt. Angst van
tegenagressie of het geloof dat dergelijke acties verboden zijn en bestraft zullen
worden, houden mensen vaak tegen om te handelen tegen personen die zich
volgens hen niet gedragen zoals voorgeschreven door de autoritaire leiders. Men
kan echter wel gemakkelijk situaties vinden waar bij autoritaire volgers hun potje
kan overkoken. Daarnaast moeten we nog rekening houden met de gradaties
waarin men een follower kan zijn. Dit kan op een zeer laag niveau, maar ook op
een zeer hoog niveau




                                                                               32
3.2    Conventionalisme



= A high degree of adherence to the traditions and social norms that are
perceived to be endorsed by society and its established authorities.

Onder conventionalisme verstaan we het naleven van sociale conventies. Men zal
zich gedragen naar de normen die heersen in een samenleving en enkel
gedragingen uitvoeren die door de maatschappij en de autoriteiten als
aanvaardbaar worden gezien. Daarnaast vindt men zelf ook dat de andere
personen zich naar deze normen en waarden zouden moeten gedragen.




3.3    Sociale discriminatie

Sociale discriminatie wordt omschreven als de tendens om leden van de eigen
groep positief te benaderen en mensen die niet tot de groep behoren negatief te
benaderen. Dit komt duidelijk naar voor in de film Die Welle. Leden die niet tot
die welle behoren worden onder druk gezet of op een agressieve manier
benaderd, tegenover leden die daarentegen wel tot die welle behoorden. Als we
even terugkeren naar de definities van authoritarianism, dan zien we dat dit
kenmerk in één van de definities werd aangehaald. De groepsleden van een
bepaalde groep zullen, zonder dat er enige vorm van aanzet geweest is door de
autoriteit, leden uit andere groepen niet aanvaarden of discrimineren. Indien één
of meerdere van de groepsleden wordt aangevallen, mentaal of fysiek, zal de
groep deze persoon vaak in bescherming nemen. Men zal er dus altijd voor
zorgen dat de groepsbelangen niet worden geschaad, de persoonlijke belangen
krijgen daarbij slechts een beperkte aandacht.

Indien persoonlijke belangen een rol beginnen spelen kunnen we te maken
krijgen met enerzijds het verlaten van de groep, of anderzijds het proberen te
versterken van de eigen positie binnen de groep. Daarbij zal men proberen
andere groepsleden voor zich te winnen om de eigen positie te verbeteren. Het
beste voorbeeld hierbij kunnen we vinden begin de 20ste eeuw in Rusland. De
communistische partij werd verdeeld door een verschillende visie op de
toekomst. Dit zorgde voor twee verschillende kampen binnen deze groep.
Enerzijds de Mensjevieken (letterlijk: de meerderheid) en anderzijds de

                                                                              33
Bolsjevieken (letter: de minderheid). De rivaliteit en het streven naar macht
groeiden zeer sterk binnen deze groep zodat er een onoverbrugbare tweespalt
ontstond. Deze tweespalt zorgden ervoor dat agressie ontstond tussen de twee
groepen en de ene groep hun toenmalige groepsgenoten deporteerden en
vermoordden.




4 Autoritaire volgers en niet-autoritaire volgers


De auteur van het boek The Authoritarians voerde een experiment uit op een
universiteit om na te gaan hoe de gedragingen verschillen tussen personen met
een hoog en een laag niveau van autoritarisme in bepaalde maatschappelijke
situaties. De verschillen worden duidelijk door de uitleg van het experiment.

De setting van het onderzoek was een eerder gesofistikeerde simulatie van de
toekomst van onze aarde, the Global Change Game. Het spel werd gespeeld op
een grote kaart van de wereld met 50 tot 70 spelers. De spelers werden daarbij
gesplitst in verschillende regio’s, naar analogie met het echte inwonersaantal van
die regio. De regio India bestond dus uit meer mensen dan de regio Noord-
Amerika. Het spel werd twee keer gespeeld, één keer met right-wing followers
van een laag niveau, een tweede keer met right-wing followers van een hoog
niveau. De groepen werden samengesteld uit studenten op basis van voordien
ingevulde formulieren bij het inschrijven van het spel.

Na de uitleg van het spel konden deelnemers door op te staan zichzelf als leider
van een regio uitroepen, zij zouden ondermeer de bankrekening beheren. Deze
personen vormden de elite van hun regio en de hele wereld. Het geld dat ze
beheerden kon gebruikt worden voor het aankopen van fabrieken, hospitalen,
legers, … Daarnaast konden ze ook reizen maken om contracten af te sluiten met
andere elites. Aan het einde zou echter ook een prijs worden uitgereikt voor de
rijkste persoon, dit zorgde ervoor dat de elite geld in eigen zak konden steken
om zo de rijkste te worden.




                                                                                34
4.1    Right-wing van laag niveau

Eenmaal het spel van de volgers van een laag niveau begonnen was, belegde de
elite een top waarbij afgesproken werd dit steeds te doen in geval van
problemen. Er werd dus meteen een wereldwijde organisatie opgezet om het
hoofd te bieden aan problemen.

Verder begonnen de regio’s met het oplossen van de specifieke problemen eigen
aan deze regio, wapens werden omgesmeed tot ploegen om het land te
bewerken en het aantal legers in de wereld was minimaal. Er werd geen oorlog
gevoerd en er waren geen bedreigingen aan het adres van andere regio’s. Na
ongeveer een uur in het spel (dat ongeveer 2,5 uur duurt) werd door de
spelleiding aangekondigd dat er een gat zat in de ozonlaag. De elite belegde een
top en besloot te investeren in technologie om de ozonlaag te herstellen. Zo
werden nog een aantal problemen aangebracht. De derde wereld landen werden
geconfronteerd met grotere armoede en 300 miljoen mensen stierven. Europa
bood hulp aan, maar Noord-Amerika weigerde. Uiteindelijke groeide de populatie
tot 8,7 miljoen mensen en de meeste onder hen hadden voedsel en medische
voorzieningen. Het   geld   voor deze   voorzieningen werd gehaald uit het
demilitariseren, het drijven van handel waarbij beide partijen profijt maakten en
het beperken van het geld dat in eigen zak werd gestoken door de elite.

Het spel verliep beter dan in een situatie waarbij de deelnemers wel gemengd en
we dus met mensen met een laag, gemiddeld en hoog niveau van autoritair
volgen te maken kregen. Dit is ondermeer zo door het beeld dat de mensen met
een laag niveau van autoritair volgen hebben. Ze dachten tijdens het spel niet
volgens “wij tegen hen”. Er heerst daarentegen een grotere interesse in het
samenwerken en in het milieu dan bij mensen van een hoger niveau of een
gemende groep. De algemene gedachte tijdens het spel was de volgende: Let’s
work together and clean up this mess. Het was de eerste keer dat de spelleiders
dergelijke samenwerking zagen tijdens de uitvoering van het spel.




                                                                              35
4.2      Right-wing van hoog niveau

De avond nadien vond het spel nog maal plaats, deze keer met personen die
volgens de vragenlijst bij het inschrijvingsformulier eerder van het hoge niveau
waren op vlak van het autoritaire volgen. Ook bij hen werd dezelfde procedure
gevolgd. Een aantal personen konden zichzelf weer opwerpen als elite (enkel
jongens stapten naar voor). Zij kregen dezelfde opdrachten als de voorgaande
groep.

Bij aanvang van het spel verdubbelde de elite van het Midden-Oosten de olieprijs
en kocht het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (ooit de Sovjet Unie) een
groot aantal legers en vielen ze Noord-Amerika binnen. Deze hadden echter een
tekort aan gewone troepen en reageerden met een kernaanval. Uiteindelijk
werden alle mensen op aarde gedood. Op dit moment grepen de spelleiders in en
gaven ze de groep de kans op een tweede toekomst. Het GOS bleef echter het
leger uitbouwen en viel later China binnen, met 400 miljoen doden tot gevolg.
Als gevolg werden de Verenigde Naties samengeroepen, maar een akkoord bleef
uit. Bij het uitbreken van de ozoncrisis werd geen verdere top belegd, enkel
Europa ondernam stappen tegen het gat in de ozonlaag. Uiteindelijk werden
arme regio’s nog armer en gingen elites allianties smeden om zichzelf en hun
macht te beschermen, dit terwijl het GOS weer dreigde met een nucleaire oorlog
en Afrika en Azië op instorten stonden.

Uiteindelijk eindigde de autoritaire wereld in een ramp. De elite stak twee keer
zoveel geld in eigen zak als de autoritairen van een laag niveau. Ze waren veel
meer etnocentrisch en enkel het eigen volk telde. Ze ging als het ware te werk
volgens deze slogan: Care about your own, we are not all in this together. In de
vragenlijst stelden de meeste volgers van een hoog niveau dat ze inzaten met
het milieu. Als het puntje bij het paaltje kwam kozen ze uiteindelijk toch voor het
geld en de macht.




                                                                                36
5 RWA en SDO


Naast de right-wing authoritairians als volgers kent men ook de SDO, de social
dominance orientation. Mensen met een hoog niveau van SDO zouden zich
eerder richten op een hoge sociale status, prestige en competitie. Men kan
stellen dat er links liggen tussen het gedrag van een hoge SDO met het
Machiavellianism (Het doel heiligt de middelen, Il Principe), vooroordelen en een
gebrek aan empathie. Op basis van deze kenmerken kunnen we besluiten dat ze
een eerder exploita      tive, uitbuitende, mentaliteit hebben. De vraag is nu of
leiders met een hoge SDO en volgers met een hoog niveau van RWA beslissingen
nemen die meer onethisch zijn mensen met een laag of gemiddeld niveau. Men
voerde enkele studies uit om te kunnen antwoorden op die vraag.

Het onderzoek gebeurde op basis van diades, twee personen en dus de kleinst
mogelijke groep. Wanneer men een persoon met een hoog niveau van SDO en
een persoon met een hoog RWA niveau samen zet, dan zal de beslissing over
ethische discussies het meeste afhangen van wie de eigenlijke leiderschap heeft.
Indien de leider de persoon was met hoge SDO en de volger de persoon met het
hoge RWA niveau, dan werd bij beslissingen eerder de keuze gemaakt waarbij
financiële winsten verkozen werden boven maatschappelijke en milieukwesties in
tegenstelling tot situaties waarbij de persoon met een hoog niveau van RWA de
leiding had boven de persoon met een hoog SDO.




6 Belang van hiërarchie


Het autoritaire leiderschap wordt bepaald door de hiërarchie die heerst binnen
een organisatie. Zoals de logica ons zegt, hebben leden die hoger staan de
mogelijkheid om orders te geven aan leden op een lager niveau. De leden van
een organisatie zijn zich ten volle bewust van de hiërarchie binnen een
organisatie en gaan er ook meestal vanuit dat deze nodig is om de organisatie
efficiënt te laten verlopen. De personen in de positie van volger, op basis van
vorige principes, gaan de hiërarchie meestal in acht nemen en bevelen of
opdrachten uitvoeren die hen door de meerdere(n) werden opgelegd. Over het

                                                                              37
algemeen is het wel zo dat de volgers een zone of acceptance, zone van
aanvaardbaarheid, hebben over welke opdrachten ze willen uitvoeren. Deze zone
van aanvaardbaarheid kan echter gemakkelijk, door invloed van gezag en
autoriteit, zeer breed worden, dit bleek uit onderzoek.

Hier komen we bij het punt waar we de experimenten van Milgram er kunnen bij
halen. In één van zijn bekende experimenten (zie bijlage) liet hij een
proefpersoon vragen stellen aan een zogenaamde tweede proefpersoon (in
werkelijkheid echter een acteur), in een andere ruimte. Bij een verkeerd
antwoord moest een stroomschok van oplopende sterkte worden toegediend,
zogenaamd om onderzoek te doen naar leren onder druk. Het onderzoek ging in
werkelijkheid over de invloed van autoriteit, en of de autoriteit van een
onderzoeker iemand er toe         konaan zetten om zijn morele           grenzen te
overschrijden.   De   conclusie   was   schokkend:    zo'n   80   procent   van   de
proefpersonen ging door tot een dodelijk niveau van stroomsterkte. De
proefpersoon wist echter niet dat er in werkelijkheid geen stroomschokken
werden toegediend: de acteur (zgn. tweede proefpersoon) simuleerde pijn.
Milgram beschrijft 19 variaties van het experiment. In het algemeen ondervond
hij dat als de nabijheid van het slachtoffer werd verhoogd, de naleving van de
opdrachten minder werd, en als de nabijheid van het gezag steeg, de naleving
langer aanhield. Zo ontvingen de deelnemers in één variatie de instructies
slechts telefonisch. Dit zorgde voor een sterk verminderde naleving ten opzichte
van de situatie waarbij het gezag werkelijk aanwezig was. Een aantal deelnemers
bedroog het gezag zelfs door te beweren dat ze doorgingen met het experiment
terwijl ze eigenlijk gestopt waren.

Een persoon die zich in de ondergeschikte positie bevindt zal bij het uitvoeren
van instructies van hogerhand de eigen morele overtuigingen over boord gooien.
De volgers gaan er dan wel vanuit dat de verantwoordelijkheid niet meer bij hen
ligt, maar wel de persoon die de opdracht gaf. Volgens Bamard (1938, p.170)
ontlopen veel mensen zo hun verantwoordelijkheid. Ze creëren een fiction of
superior authority. Mentaal praten de mensen dus hun daden goed door ervan
uit te gaan dat ze enkel orders van hogerhand uitvoeren. Het basisprincipe
hierbij is het geloof dat de autoriteit wel een goede reden zal hebben om de
instructies te geven, ook al verstaat de volger deze instructies niet.



                                                                                  38
Op basis van dit experiment kunnen we de lijn doortrekken naar een volledige
maatschappij, zoals bijvoorbeeld het Duitsland van voor en tijdens de Tweede
Wereldoorlog. De hiërarchische oversten hebben telkens een direct invloed op
hun onderdanen. Zo wordt een ketting gecreëerd waarbij tot bijna op de basis
een directe invloed bestaat van oversten op hun onderdanen, zelfs in die mate
dat mensen van een gelijke positie dissidenten aangeven bij hun directe
oversten.




                                                                          39
Hoofdstuk 3: Rechts-Autoritarisme vs. Links-
Autoritarisme, een case: Hitler vs Stalin

1 Inleiding
De twee meest gekende voorbeelden van autoritairen uit de laatste honderd jaar
van de geschiedenis, zijn Hitler en Stalin. Hierin is Hitler een voorbeeld van een
autoritair leider die rechtse autoritaire volgers kent. Stalin daarentegen is een
voorbeeld van een revolutionair leider die linkse autoritaire volgers kent (cfr.
supra).

Wie waren nu deze twee mannen die een onuitwisbare stempel op de Europese
geschiedenis zouden drukken? De één werd tien jaar later geboren dan de
andere: Stalin werd geboren als Josef Vissarionovich Dzhugashvil op 21
december 1879 te Gori in Georgië, Hitler werd geboren op 20 april 1889 als Adolf
Hitler in het dorpje Braunau aan de Inn in Oostenrijk, net over de Duitse grens.
Geen van beiden behoorden ze tot de traditionale klasse. Hun carrière was alleen
mogelijk in de nieuwe wereld die ontstaan was door de ineenstorting van de
oude orde in Europa ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog. Hun denkbeelden
werden gevormd door de werled waarin ze opgroeiden: Stalin richtte zich tot het
marxisme, Hitler richtte zich tot een combinatie van sociaal-darwinisme en
racisme. Dit waren negentiende-eeuwse stelsels waarvan de invloed zijn
hoogtepunt bereikte rond de eeuwisseling: namelijk in het laatste decennium van
de 19de en het eerste van de 20ste eeuw (Alan Bullock, 2001). Door de jeugdjaren
van beide dictators te bestuderen trachten we te achterhalen welke factoren een
mogelijke     invloed    hebben      gehad      tot   het   vormen     van     beide    autoritaire
persoonlijkheden.


2 De jeugd van Stalin
Stalin kwam uit een niet al te rijk arbeidersgezin en beide ouders waren niet
hoog geschoold. Beide ouders werden als lijfeigenen1 geboren. Pas in 1864
konden     ze    zichzelf    officieel   vrij   verklaren.     Zijn   vader,     Vissarion,     was


1
  Lijfeigenschap is de situatie waarbij iemands lichaam wordt beschouwd als het eigendom van de
heer (landsheer, heerser) van een bepaald gebied. Het is een vorm van horigheid die de slavernij
dicht benadert. Het verschil met slavernij is dat lijfeigenen een gezin konden stichten, een stukje
land mochten bebouwen om hun gezin te voeden en niet zonder hun gezin en hun land konden
worden verkocht.

                                                                                                 40
schoenmaker van beroep. Bij het verhuizen naar de kleine stad Gori leerde hij
Jekaterina Geladze kennen met wie hij later trouwde. Twee kinderen stierven bij
de geboorte voordat Stalin ter wereld kwam. Het gezin woonde in een uit één
kamer bestaand bakstenen huisje met een klein zolderkamertje (Alan Bullock,
2001).

Stalin’s vader was een ruwe, gewelddadige man die aan de drank was en
hierdoor zijn vrouw en kind sloeg en maar met moeite de kost verdiende. Het
gevolg hiervan was dat de jongen bittere wrok koesterde tegen de manier
waarop zijn vader hem behandelde, maar zijn geest werd er niet door gebroken.
In tegenstelling tot de haat die hij had voor zijn vader, had hij een grote
bewondering voor zijn moeder. Ze was een wilskrachtige en vrome vrouw die
haar man trotseerde en die door het overlijden van haar eerdere twee zonen,
haar enige overgebleven zoon koesterde en goed verzorgde.

Toen zijn vader naar Tiflis trok om in een schoenfabriek te gaan werken nam
Jekaterina een job als huishoudster en trok ze in het huis van een orthodoxe
priester. Met hulp van deze priester kreeg Jekaterina Stalin binnen in de school
van een orthodoxe kerk. Stalin was toen acht jaar en een niet al te grote jongen
met duidelijke Georgische gelaatstrekken. Hij had een geteisterde huid vanwege
een bijna dodelijke aanval van pokken op vijfjarige leeftijd en als gevolg hiervan
bleef zijn gezicht pokdalig. Het bleef niet enkel bij de dodelijke aanval van
pokken. Zo kende Stalin in zijn jonge leven ook enkele bloedvergiftigingen, werd
hij overreden door een wagen en door erfelijke trekken raakte zijn linkerarm
misvormd (deze was stijf en een aantal centimeters korter dan zijn rechterarm).
Maar deze fysieke misvormingen en problemen belette Stalin er niet van te
pesten in plaats van gepest te worden tijdens zijn jonge jaren. Dit waren al de
eerste kenmerken van wat later een zeer assertief man zou worden.

Ondanks een éénmalige actie van zijn vader om Stalin op zijn tienjarige leeftijd
mee te nemen naar de schoenfabriek, slaagde Jekaterina erin Stalin terug te
halen naar school om zijn opleiding af te werken. Jekaterina was vastbesloten
dat haar zoon priester zou worden. Deze vastberadenheid in ambitie en
verwachtingen die ze richtte op het succes van haar zoon, had ook een effect op
de   persoonlijkheid   van   Stalin.   De   moeilijke   verhouding   met   zijn   vader
ontwikkelde bij Stalin een hart van steen en een haat jegens elke vorm van


                                                                                    41
gezag. Zijn moeder daarentegen creëerde bij hem het vertrouwen dat hij een
bijzonder iemand was die tot grootse dingen in staat zou zijn. Deze combinatie
zou later een machtige erfenis blijken (Alan Bullock, 2001).

Een belangrijk gegeven is dat ten tijde dat Stalin op de parochieschool zat in
Gori, er als gevolg van het russificatiebeleid van de tsaristische regering, het
onderwijs niet langer in het Georgisch gegeven werd en abrupt vervangen werd
door het Russisch. Dit leidde tot botsingen waarbij Stalin één van de leidende
rebellen was. Stalin hield hier zijn grote interesse voor Georgische literatuur aan
over (Alan Bullock, 2001). Zo kon Stalin in een boekenwinkel in Gori aan boeken
geraken die door de schoolautoriteiten verboden waren. Voornamelijk waren dit
werken van Georgische schrijvers en één van deze werken maakte een blijvende
indruk op hem en was gebasseerd op een waargebeurde episode in 1840. Het
werk was getiteld “de vadermoordenaar” en was het verhaal van een
Kaukastische Robin Hood, genaamd Koba. Stalin was zo gek op dit karakter dat
hij zijn vrienden dwong om hem zo te noemen. Het ging zelfs zo ver dat Stalin
zichzelf had voorgenomen een tweede Koba te worden, net zo’n beroemde
strijder en held.

Robert Tucker, een Amerikaanse biograaf van Stalin, schreef hierover het
volgende (Robert Tucker, 1990, p. 4):

  De theorie houdt in dat de wrede behandeling die Stalin kreeg van zijn vader,
  vooral de afranselingen die de jongen en zijn moeder in zijn bijzijn kregen, de
  fundamentele onzekerheid veroorzaakte, het gevoel geïsoleerd te zijn in een
  vijandige wereld, wat tot de ontwikkeling van een neurotische persoonlijkheid
  in een kind kan leiden. Op zoek naar vaste grond waarop men innerlijke
  zekerheid kan bouwen, zou iemand die in zijn jeugd zo’n zekerheid had
  ervaren, er heel goed toe kunnen komen deze zekerheid te zoeken in het
  vormen van een geïdealiseerd zelfbeeld en dat vervolgens aan te nemen als
  zijn ware identiteit. ‘Vanaf dat ogenblik wordt zijn energie in toenemende
  mate aangewend om te proberen het geïdealiseerde zelfbeeld door daden te
  bewijzen en de bevestiging ervan door anderen te verkrijgen.’ In het geval van
  Stalin klopt dit met het feit dat hij zich eerst identificeerde met de
  Kaukasische, vogelvrijverklaarde held Koba, wiens naam hij aannam, en later
  met Lenin, de revolutionaire held, die hij als model koos voor zijn eigen


                                                                                42
’revolutionaire persona’ door middel van de naam Stalin, ‘man van staal’,
  waarin Lenins eigen pseudoniem weerklonk.

Nadat Stalin klaar was met de basisschool in Gori, die hij vrij makkelijk had
weten te doorlopen, ging hij naar het Orthodox Theologisch Seminarium van
Tiflis. Zijn resultaten van het toelatingsexamen waren zo goed dat hij
ingeschreven werd als inwonende leerling voor wie alles betaald werd. De
verhuis van een kleine stad op het open platte land naar de hoofdstad van de
Kaukasische republiek was een belangrijk keerpunt. Zo leerde hij onder andere
vele nieuwe culturen kennen.

Het Orthodox Theologisch Seminarium waar Stalin terechtkwam was een
seminarie met een zeer streng regime. Zo mochten er geen kranten gelezen
worden en veel boeken, van onder andere Tolstoy en Dostoyevsky, waren ook uit
den boze. Deze regels hebben er ook voor gezorgd dat Stalin vaak in de
problemen kwam omdat hij veel van de boeken die uitgebannen waren wel las.
Als tegenreactie bespioneerden de monniken hun leerlingen, luisterden hen af,
doorzochten hun kleren en kasten en verklikten hen bij de rector. De monniken
vreesden namelijk dat hun pupillen zouden rebelleren tegen hen. Maar het
verplichten van de jongens om op zondagen en kerkelijke feestdagen de drie of
vier uur durende kerkdiensten staand bij te wonen, creëerde het omgekeerde
effect en lokte een krachtige antigodsdienstige reactie uit. Dit werd nog meer
aangewakkerd door het officiële russificatiebeleid dat het seminarie tot een
bolwerk van Georgisch nationalisme maakte, broeinesten van revolutionairen.

In 1894, zoals sommige getuigen zeggen, ging Stalin bij een Marxistische
jongerengroep, die begeleid werd door een van de oudere studenten. Maar zelfs
tegen deze rebellerende jongerengroep rebelleerde hij. Hij richtte namelijk zijn
eigen splinterfractie op die hij domineerde en waarin hij een verdeel en heers
tactiek in toepaste. Deze tactiek zou hij in zijn latere bestaan als potentaat nog
heel handig weten te gebruiken. Wel beschrijft Bullock dat het verblijf in het
seminari een grote invloed heeft gehad op Stalin (Alan Bullock, 2001, p. 13):

  Degenen die Stalin in Gori hadden gekend als een levendige en spontane
  jongen, constateerden nadat hij een jaar of twee het seminarie had bezocht,
  een opvallende verandering in hem: hij werd teruggetrokken en zwijgzaam, hij



                                                                                43
gaf er de voorkeur aan er alleen op uit te trekken al dan niet met een boek
     toonde zich snel beledigd, zelfs als van een belediging geen sprake was.

In 1898 werd de voorloper van de latere Communistische Partij gesticht, de
Russische Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Wel bleken de idealen die Stalin
voor ogen had te megalomaan. Stalin werd dan ook door de leider van de partij
geadviseerd om tot bezinning te komen en zijn school af te maken, wat Stalin
uiteindelijk nog maar één jaar volhield. Het was in de lente van 1899 dat Stalin
het seminarie verliet, nadat hij maar vijf jaar van de zesjarige studie had
volbracht. Waarom en hoe deze gebeurtenis zich heeft kunnen voltrekken is tot
op de dag van vandaag onduidelijk gebleven. Wat wel bekend is dat hij in zijn
laatste studiejaar steeds meer onvrede toonde over de gang van zaken aldaar.
Volgens zijn vroegere docenten toonde Stalin tijdens de lessen die hij volgde
geen enkel respect voor de leraren en was hij daarbij ook nog eens een slechte
leerling. Hij leerde zijn gevoelens verbergen met een bedrevenheid in het
veinzen die hem tot een tweede natuur werd. Vijf jaar lang leerde hij niet alleen
te    overleven,   maar   bestudeerde   hij   uit   de   eerste   hand   een   gesloten
gemeenschap waarin op de naleving van de regels werd toegezien door een
systeem van spionage, verklikkerij en angst: de les was niet aan hem verspild
(Alan Bullock, 2001, p13).




3 De jeugd van Hitler
In Waldviertel, een arme afgelegen streek ten noorden van de Donau, woonde
een boerenbevolking die afgesneden was van de stromingen in het leven van
Oostenrijk. Temidden van deze plattelandsbevolking, met haar veelvuldig
onderlinge huwelijken, leefde de familie Hitler. Adolf’s vader, Alois Schicklgruber,
geboren in 1837, was de onechtelijke zoon van Maria Anna Schicklgruber en een
onbekende vader (Alan Bullock, 1983). Het is zelfs misschien te veronderstellen
dat de grootvader van Hitler een Jood is geweest, omdat zijn grootmoeder als
kokkin werkte in een rijk Joods gezin. Maar het is nooit helemaal duidelijk
geworden wie nu de echte grootvader van Hitler is geweest.




                                                                                    44
In 1876, op 39-jarige leeftijd, werd de naam van Alois Schicklgruber veranderd
in Alois Hitler, naar zijn oom Hiedler. Door een administratieve fout werd het
Hitler.

In 1885, na talloze affaires en twee beëindigde huwelijken, trouwde Alois Hitler,
toen 48 jaar oud, met de zwangere Klara Pölzl, 24 jaar jonger. Zij was de
kleindochter van zijn oom Hiedler. Hiervoor moest Alois speciale toestemming
vragen van de bisschop, aangezien zij eigenlijk zijn nicht was.

Alois Hitler was niet echt een sympathiek persoon. Hij was autoritair en
egoïstisch en hield weinig rekening met de gevoelens van zijn veel jongere
vrouw. Maar dit gold voor veel mannen van zijn tijd die zich hadden opgewerkt.
Zo bekleedde Alois Hitler de positie van douanebeamte bij de Habsburgse
Keizerlijke Douandienst (Alan Bullock, 1983).

Klara Pölzl had voor de geboorte van Adolf Hitler, op 20 april 1889 in het dorpje
Braunau am Inn in Oostenrijk, al drie andere kinderen gebaard, die alle drie in
hun kinderjaren vroegtijdig waren overleden. Tot zijn vijfde jaar, toen Adolf er
een broertje bij kreeg, kreeg Adolf alle aandacht van zijn moeder. Er zijn geen
overtuigende bewijzen dat hij erg jaloers was toen er aan deze periode een einde
kwam (Alan Bullock, 2001, p6). Toen Adolf zes jaar was ging hij voor de eerste
maal naar school, een basisschool in de buurt van Linz in het noordoosten van
Oostenrijk. In dat jaar vonden er voor Hitler twee belangrijke gebeurtenissen
plaats, zo ging hij voor het eerst naar de basisschool, waarmee de meest
zorgeloze tijd van zijn leven afgelopen was, en ging zijn vader met pensioen. Dit
had tot gevolg dat er opeens veel meer controle op Adolf’s jonge leventje kwam,
wat niet echt gewaardeerd werd door hem.

Adolf’s oudere broer Alois die toen dertien was, was meestal het mikpunt van zijn
vaders bevelen en agressie. Na menige klappen en andere vormen van agressie
van de vader die gericht waren tegen de jonge Alois, had deze er op zijn
veertiende genoeg van en ging uit huis. Nu was het de beurt aan de zevenjarige
Adolf om geterroriseerd te worden. Aangezien vader Alois werkzaam was
geweest als een hoge ambtenaar voor de gemeente en naar wie geluisterd moest
worden,verwachtte hij hierdoor ook dat iedereen hem gehoorzaamde. Binnen
deze periode verhuisde de familie ook veel waardoor Adolf telkenmale moets
veranderen van school (Alan Bullock, 1983).

                                                                              45
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid
De Autoritaire Persoonlijkheid

Mais conteúdo relacionado

Destaque

AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfmarketingartwork
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024Neil Kimberley
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)contently
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024Albert Qian
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsKurio // The Social Media Age(ncy)
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Search Engine Journal
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summarySpeakerHub
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Tessa Mero
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentLily Ray
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best PracticesVit Horky
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementMindGenius
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...RachelPearson36
 
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Applitools
 
12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at Work12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at WorkGetSmarter
 

Destaque (20)

AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
 
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
 
12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at Work12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at Work
 
ChatGPT webinar slides
ChatGPT webinar slidesChatGPT webinar slides
ChatGPT webinar slides
 
More than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike Routes
More than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike RoutesMore than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike Routes
More than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike Routes
 

De Autoritaire Persoonlijkheid

  • 1. POSTGRADUAAT MANAGEMENT & COMMUNICATIE DE AUTORITAIRE PERSOONLIJKHEID ACADEMIEJAAR 2008-2009 EVA BAETEN EVI DHOLLANDER LAETITIA GERARD JOCHEN GOEKINT GERT-JAN JEDDENS GERT MAES DOCENT: WILLY MUSSCHOOT 1
  • 2. Inhoudsopgave Inleiding .................................................................................................. 5 Hoofdstuk 1: De Autoritaire Persoonlijkheid............................................ 6 1 De auteurs van The Authoritarian Personality ........................................ 6 2 Situering van The Authoritarian Personality ........................................... 7 3 Bespreking van het onderzoek ............................................................. 8 4 Vier schalen....................................................................................... 8 5 Negen kenmerken van de ‘Implicit Anti-Democratic Trend scale’ ............ 10 5.1 Methodologie ............................................................................. 12 5.2 De concrete beschrijving van een autoritaire persoonlijkheid ............ 12 5.3 De autoritaire reactie .................................................................. 15 De autoritaire persoonlijkheid ............................................................... 16 5.4 Ontwikkeling tot een autoritaire persoonlijkheid ............................. 18 6 Kritiek op The Authoritarian Personality .............................................. 19 7 Vervolgonderzoek............................................................................. 26 Hoofdstuk 2: De Autoritaire Volgers ...................................................... 28 1 Situering ......................................................................................... 28 2 Linker en rechter autoritaire volgers ................................................... 29 3 RWA scale ....................................................................................... 30 3.1 Authoritarian submission of autoritaire onderwerping ...................... 30 3.1 Authoritarian aggression of autoritaire agressie .............................. 31 3.2 Conventionalisme ....................................................................... 33 3.3 Sociale discriminatie ................................................................... 33 4 Autoritaire volgers en niet-autoritaire volgers ...................................... 34 4.1 Right-wing van laag niveau .......................................................... 35 4.2 Right-wing van hoog niveau ......................................................... 36 5 RWA en SDO ................................................................................... 37 6 Belang van hiërarchie ....................................................................... 37 2
  • 3. Hoofdstuk 3: Rechts-Autoritarisme vs. Links-Autoritarisme, een case: Hitler vs Stalin ....................................................................................... 40 1 Inleiding ......................................................................................... 40 2 De jeugd van Stalin .......................................................................... 40 3 De jeugd van Hitler .......................................................................... 44 4 Bepalende factoren tijdens de jeugd ................................................... 50 Hoofdstuk 4: De Autoritaire Leider in de Organisatie............................. 51 5 De neurotische organisatie ................................................................ 51 6 Schadelijke interactie........................................................................ 59 6.1 Schadelijke interactiepatronen binnen de familie ............................ 60 6.2 Relatie autoritair/ondergeschikte .................................................. 61 Hoofdstuk 5: Autoritair Leiderschap in Film en Theater ......................... 64 1 Verfilming van het Stanford experiment .............................................. 64 1.1 Het Stanford experiment ............................................................. 64 1.1.1 Het experiment in het kort ........................................................ 64 1.1.2 Maatregelen voor het bereiken van het beoogde psychologisch effect 64 1.1.3 De eerste barsten .................................................................... 66 1.1.4 De uitbraak ............................................................................. 68 1.1.5 Typologie ................................................................................ 69 1.1.6 Abu Ghraib.............................................................................. 69 1.1.7 Stopzetting van het experiment ................................................. 70 1.2 Das Experiment .......................................................................... 71 2 Verfilming van ‘The Third Wave’ experiment ........................................ 73 2.1 The Third wave........................................................................... 73 2.2 Die Welle ................................................................................... 74 2.2.1 Inhoud ................................................................................... 74 2.2.2 Bespreking .............................................................................. 75 3
  • 4. 2.2.3 Opmerkelijke cameratechnieken ................................................ 77 2.2.4 Is een dictatuur nog mogelijk?................................................... 78 3 Arturo Ui ......................................................................................... 80 Bibliografie ............................................................................................ 84 Bijlage: Het experiment van Milgram..................................................... 86 Methode van het experiment ................................................................... 86 Resultaten ............................................................................................ 88 Reacties ............................................................................................... 89 Variaties ............................................................................................... 89 4
  • 5. Inleiding We willen in deze paper eerst even teruggrijpen naar de 18e eeuwse filosoof Immanuel kant (1724-1804) die in één van zijn bekende papers de vraag stelde “wat is verlichting?”. Volgens Kant was een gebrek aan individuele autonomie gewijd aan de luiheid en lafheid. Dit veroorzaakte de algemene aanvaarding van de regels van de Kerk en de adel. Kant stelde dat het comfortabeler was om afhankelijk en niet autonoom te zijn. Dit maakte het mogelijk voor iemand, stelde Kant, om de druk te ontwijken dat een individu zijn eigen geest moet gebruiken. Kant vermeldde eigenlijk voor de eerste keer het principe van de autoritaire reactie. Individuen werden zo aangepast aan hun afhankelijke staat dat die afhankelijkheid bijna een deel begon uit te maken van hun natuur, ging Kant verder. Deze individuen begonnen zelfs te houden van hun staat van afhankelijkheid. Het gevolg van deze staat van afhankelijkheid, besloot Kant, was het onvermogen om te rebelleren tegen onrechtmatige controle. Kant voegde zelfs toe, wanneer de banden van deze afhankelijkheid verlicht werden, deze individuen geen gebruik zouden maken van het voordeel dat hen geboden werd door hun nieuwe vrijheid. Dit idee van psychologische afhankelijkheid van autoriteit werd verder vervolgd en ontwikkeld door verschillende filosofen van de 19e eeuw zoals Hegel, Marx en Simmel. Aan het begin van de twintigste eeuw kwam systematisch onderzoek naar de specifieke psychologische dimensies van vrijwillige onderwerping en afhankelijkheid in opgang. Massapsychologie toonde aan dat mensen zich in groep anders gedroegen dan dat ze deden in kleine groepen of alleen. Mensen in groepen leken minder rationeel, emotioneler en passiever, met als gevolg dat ze gemakkelijk gecontroleerd werden. Deze bevindingen waren de eerste empirische contributies tot een psychologische verklaring van hoe onrechtmatige sociale controle werkte. De studies rond massapsychologie beschrijven mechanismen die mensen dwingt om andere posities en vormen van gedrag op te nemen en uiteindelijk zich vrijwillig te onderwerpen aan leiders. Deze ideeën hebben uiteindelijk geleid tot een psychologisch concept van de autoritaire persoonlijkheid. (Oesterreich, 2005, pp. 275-297) 5
  • 6. Het uitgangspunt voor deze paper over de autoritaire persoonlijkheid vormt het boek The Authoritarian Personality. Dit boek werd voor het eerst uitgegeven in de jaren ’50. De jaren erna werd het meerdere keren opnieuw gepubliceerd maar nooit echt herwerkt. Om het boek toegankelijker te maken voor de lezers werd het in 1982 heruitgegeven in een verkorte versie (Adorno, Frenkel-Brunswik, Levinson, & Sanford, 1982). Het doel was het boek in te korten zonder dat het aan inhoud moest inboeten. The Authoritarian Personality is een mijlpaal in de sociale psychologie. De studie beschrijft zaken van groot politiek belang en had grote politieke en maatschappelijke impact. The Authoritarian Personality stond aan de basis van tal van verdere studies. Hoofdstuk 1: De Autoritaire Persoonlijkheid 1 De auteurs van The Authoritarian Personality De studie van de autoritaire persoonlijkheid werd verricht door verschillende onderzoekers, waarbij we de belangrijkste kort zullen situeren. Eerst en vooral hebben we Theodor Adorno. Hij was een van de belangrijkste leden van het New Samen met Else Frenkel-Brunswik, een Institute for Social Research. vooraanstaand kinderpsycholoog kwam hij naar Amerika, om te ontsnappen aan het fascisme in Europa. R. Nevit Sanford was hoogleraar psychologie aan de universiteit van Californië. Daniël Levinson ten slotte verrichte, ten tijde van de studie onderzoek als student en werd later net als Levinson hoogleraar psychologie aan de universiteit van Yale. Deze onderzoekers en tevens auteurs van het boek werden in hun studie bijgestaan door Max Horkheimer. Horkheimer had al onderzoek verricht naar het hebben van vooroordelen bij individuen en leidde het Departement of Scientific Research of the American Jewish Committee. Ook kregen ze hulp van Samuel Flowerman, die Horkeimer later opvolgde in zijn functie als hoofd van dit comité (Roiser, 2002). The Authoritarian Personality werd met groot enthousiasme onthaald omwille van de grote bijdrage die het had op het gebied van de sociale psychologie, die zich in de jaren ’50 bezig hield met de zorg een verdraagzamere naoorlogse wereld te 6
  • 7. creëren. Deze studie vormde het basiswerk voor later onderzoek. Vijf jaar later waren er al 65 afgeleide studies verricht en zelfs tot op de dag van vandaag vloeien er onderzoeken voort uit dit immens belangrijke werk. De keerzijde van de medaille is dat er grote kritiek is geuit op Adorno’s autoritaire persoonlijkheid. Tot op vandaag worden er discussies gevoerd met betrekking tot de wetenschappelijke relevantie ervan. Op de belangrijkste kritiek wordt verderop in deze paper dieper ingegaan. 2 Situering van The Authoritarian Personality Het onderzoek naar de kenmerken van een autoritaire persoonlijkheid heeft zijn wortels in de theorieën van Marx en Freud en vertrekt vanuit een aantal gevoerde onderzoeken in Duitsland en Frankrijk. Een studie verricht door het Frankfurt Institute of Social Research in de jaren ’20, onderzocht al de politieke, culturele en sociale houdingen van arbeiders en bedienden in Duitsland. Uit deze studie bleek dat slechts een minderheid van de ondervraagden autoritaire eigenschappen vertoonde. Latere studies in de jaren ’30 hebben dan weer gewezen op de link tussen het autoritaire systeem en de familiestructuren van de samenleving. De auteurs wezen erop dat individuele en psychologisch autoritaire persoonlijkheidskenmerken een voorspeller zijn voor het ontstaan en het voorkomen van fascisme als politieke strekking. Dit werd niet gezien als een typisch Duits fenomeen, maar meer als een algemeen kenmerk van de moderne industriële samenleving. Nadat de Nazi’s dit instituut in Frankfurt sloten, vluchtten vele onderzoekers naar Amerika om daar hun studie verder te zetten. Uit een andere studie in de jaren ’30 bleek dat een derde van een groep Amerikaanse arbeiders antisemitische trekken vertoonden, maar door een politieke verbod werd deze studie niet gepubliceerd. 7
  • 8. Na de Tweede Wereldoorlog konden onderzoekers terug gemakkelijker onderzoek verrichten en samenwerken. Uit zo een samenwerkingsverband is The Authoritarian Personality uiteindelijk ontstaan. 3 Bespreking van het onderzoek Het onderzoeksteam onderwierp 2000 respondenten aan een vragenlijst over persoonlijkheid en attitude en besloten dat het ‘niet moeilijk’ was om onderzoekspersonen te vinden waarvan bleek dat ze het fascisme zouden aanvaarden indien dit een sociaal aanvaarde en respectabele ideologie zou zijn (Adorno, Frenkel-Brunswik, Levinson, & Sanford, 1982). 4 Vier schalen Er werden vier schalen ontworpen. Drie van deze schalen waren ontwikkeld om antisemitisme (AS), etnocentrisme (E), politiek en economische conservatisme (PEC) te meten. De vierde schaal moest dan het potentieel voor fascisme meten. De eerste schaal, de AS-schaal wordt besproken in hoofdstuk 3 van het boek (Adorno et al, 1982). Een van de meest duidelijke antidemocratische vormen in de sociale ideologie is prejudice of bevooroordeeldheid. In deze context vormt antisemitisme een goed uitgangspunt voor sociaalpsychologisch onderzoek. Georganiseerd antisemitisme vormt een grote dreiging voor de democratie in een samenleving. Vanuit psychologisch oogpunt is antisemitisme zeer belangrijk en verhelderend omdat de onderliggende psychologische oorzaken van antisemitisme en fascisme sterk op elkaar lijken. De tweede schaal, de E-schaal meet etnocentrisme en wordt beschreven in hoofdstuk 4 van het boek (Adorno et al, 1982). Met deze schaal wilden de onderzoekers het probleem van bevooroordeeldheid plaatsen in een algemeen, globaal kader. De term prejudice of bevooroordeeldheid is niet helemaal passend in de context van het onderzoek omdat het verschillende meningen en 8
  • 9. connotaties met zich meedraagt. Dit kan leiden tot onduidelijkheden en vertekeningen in het onderzoek. De term etnocentrisme is in deze context meer van toepassing. In zijn oorspronkelijke en algemene betekenis, staat etnocentrisme voor culturele bekrompenheid; de neiging van het individu om “etnically centered” te zijn; om consequent te zijn in zijn aanvaarding van de in cultuur “gelijken” en de verwerping van de “ongelijken”. Deze oorspronkelijke betekenis van etnocentrisme verschilt in verschillende aspecten van de manier waarop bevooroordeeldheid of prejudice vaak begrepen wordt. Bevooroordeeldheid wordt over het algemeen begrepen als een gevoel van voorkeur of afkeer tegenover een bepaalde groep; etnocentrisme echter heeft eerder te maken met het persoonlijke raamwerk van de manier waarop we naar “vreemden” kijken. Etnocentrisme slaat meer op de groep in zijn geheel, waar het bij bevooroordeeldheid meestal gaat over specifieke rassenverschillen of minderheden. Bij theorieën over etnocentrisme staan de psychologische aspecten van de groepsrelaties centraal. De groep waartoe een individu behoort of graag wil bijhoren wordt de ingroup genoemd, de ondergeschikte groep of minderheid wordt outgroup genoemd. Na de verrichtte metingen met deze schaal schreven de auteurs het volgende in hun besluit (Adorno et al, 1982, p.150):‘Ethnocentrism is based on a pervasive and rigid ingroup-outgroup distinction; it involves stereotyped negative imaginary and hostile attitudes regarding outgroups, stereotyped positive imaginary and submissive attitudes regarding ingroups, and a hierarchical, authoritarian view of group interaction in which ingroups are rightly dominant, outgroups subordinate.’ De derde schaal of PEC-schaal mat het politiek en economische conservatisme. De items op de PEC- schaal boden zichzelf aan om prejudice te meten, maar de correlaties met de twee vorige schalen waren toch niet hoog genoeg. Het probleem was dat de items op deze schaal te expliciet waren op ideologisch niveau. Ze werden te sterk en te snel met bevooroordeeldheid geassocieerd op een te logische en bijna vanzelfsprekende manier. De onderzoekers werden geconfronteerd met de noodzaak items te vinden die gecorreleerd waren met de AS- en E-schaal, maar die niet rechtstreeks 9
  • 10. geassocieerd werden met politieke, economische of sociale zaken. Ze gingen dus zoeken in het al verzamelde materiaal, voornamelijk in de discussies van de onderzoekspersonen over zichzelf, hun familie, geslacht, inter-persoonlijke relaties, morele en persoonlijke waarden. Op die manier kwamen ze uiteindelijk tot de F-schaal. Deze laatste schaal was de sleutel tot het meten van autoritarisme en was meer gericht op persoonlijkheidskenmerken dan op houding en gedragingen. Deze schaal, de F-schaal of de ‘California F-scale’ werd ook wel de ‘Impliciet Anti- Democratic Trends scale’ genoemd. Dit impliciete slaat dus op het feit dat deze items niet vanzelfsprekend geassocieerd worden met autoritarisme. Deze schaal bevat negen items. Elk item is een persoonlijkheidstrend, in meer of mindere mate die zich weerspiegelde zowel in etnocentrisme als in verschillende psychologische gerelateerde opinies en attitudes. 5 Negen kenmerken van de ‘Implicit Anti-Democratic Trend scale’ De negen kenmerken van een autoritaire persoonlijkheid, die gemeten werden met de F-schaal vindt u hieronder, telkens met een korte uitleg erbij. Negen componenten van autoritaire persoonlijkheid (Adorno, Frenkel- Brunswik, Levinson, & Sanford, 1982, p. 157) Zich vastklampen aan de conventionele Conventionalisme • waarden van de middenklasse. Een onderdanige en onkritische houding autoritaire • aannemen ten aanzien van de geïdealiseerde onderwerping morele autoriteiten van de ingroup. De neiging op de uitkijk te staan voor, en op te autoritaire agressie • passen voor mensen die de conventionele waarden schenden en deze mensen veroordelen, verwerpen en straffen. Zich verzetten tegen het subjectieve, het Anti-intraceptie • imaginaire en het irrationele. 10
  • 11. Het geloof in de mystieke gedetermineerdheid Bijgeloof en • van het individueel noodlot; stereotypering de neiging om te denken in rigide categorieën. • Volledig in beslag genomen worden door de Macht • dimensies: dominantie-onderwerping, sterk- zwak, leider-volger; zich identificeren met krachtige en machtige • figuren; het overbenadrukken van de conventionele • kenmerken van het ego; het overdreven willen handhaven van macht, • kracht en hevigheid. en 1. Een algemene vijandigheid tegenover, Destructiviteit kwaadsprekerij over en belastering van het cynisme menselijk wezen. 2. De geaardheid te geloven dat er wilde en Projectiviteit gevaarlijke dingen gebeuren in de wereld; 3. de projectie naar de omgeving toe van onbewuste, emotionele impulsen. Een overdreven zorg met alles wat te maken Seks • heeft met het geslacht. Deze variabelen werden verondersteld een soort structuur of syndroom van een individu weer te geven, die hem of haar ontvankelijk maakt voor antidemocratische propaganda. Men kan dus zeggen dan de F-schaal trachtte de potentiële antidemocratische persoonlijkheid te meten. Dit wil niet zeggen dat alle persoonlijkheidskenmerken in deze schaal zijn opgenomen, maar dat de schaal een behoorlijke sample is van de manieren waarop deze persoonlijkheid zich uit. 11
  • 12. 5.1 Methodologie Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van Likert-schalen. De respondenten moesten voor elk item aanduiden op een schaal van +3 tot -3 in welke mate ze al dan niet akkoord gingen met een bepaalde stelling. De scores werden vervolgens omgezet op een schaal van 1 tot 7. Hiervan werd een gemiddelde berekend waarbij 7 stond voor de sterkste autoritaire persoonlijkheid en 1 voor de minst autoritaire. De respondenten die dus gelijke gemiddelde scores hadden, moesten niet noodzakelijk op elk item hetzelfde antwoorden. Met deze schaal kon dus dezelfde score op verschillende manieren bereikt worden. Dit maakt net deze studie zo uniek en vooruitstrevend. In de initiële studie werden, zoals boven al werd vermeld, 2000 mensen uit Californië aan de vragenlijst onderworpen die de vier verschillende schalen bevatte. Uit deze 2000 mensen werden 80 individuen gefilterd die hoog of laag scoorden op de E-schaal. Deze mensen werden onderworpen aan een interview waarin er gedetailleerde vragen werden gesteld over hun opvoeding, familierelaties en hun professionele ambities. Eveneens moeste zij de Thematic Apperception Test (TAT) afleggen. Gebaseerd op al deze gegevens werden de mensen die gelijke patronen vertoonden in hun resultaten en bepaalde karakteristieken hadden zoals uit de interviews bleek, geclusterd. Hier concentreerde de studie zich dus op het autoritaire persoonlijkheidstype. 5.2 De concrete beschrijving van een autoritaire persoonlijkheid Het autoritaire type scoorde volgens Adorno hoog op antisemitisme, etnocentrische en conservatieve gedragingen, ondanks de verschillende inhoudelijke invullingen die deze termen kregen. Eveneens scoorden deze types hoog op de F-schaal zelf. De autoritaire persoonlijkheidstypes hadden de neiging bevooroordeeld te zijn tegenover de Joden, kwamen op voor hun vaderland, stonden vijandig tegenover buitenlanders, vreemdelingen en 12
  • 13. minderheidsgroepen zoals bijvoorbeeld ‘negers’ en religieuze sektes en antwoorden zeer conservatief op vragen over welzijnszorg en vakbonden (Adorno et al, 1982, hoofdstukken 3,4 & 5). Men stelde dat de combinatie van al deze karakteristieken wees op de autoritaire persoonlijkheid, een sterk bevooroordeeld individu dat antidemocratisch en potentieel fascistisch was. Het autoritaire type is, gebaseerd op de resultaten, psychologisch ongezond en opgegroeid in een streng gezin. Zulke autoritaire individuen kunnen, onder bepaalde economische omstandigheden, fascistische eigenschappen vertonen zoals dit ook het geval was in het vooroorlogse Europa en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De studie waarschuwde er ons dus voor dat het menselijk potentieel dat kan zorgen voor een heropleving van het fascisme aanwezig was in het Amerika van de jaren ’50 en dat waarschijnlijk nu nog steeds is. Hoe wordt autoritarisme nu vandaag gedefinieerd? Oesterreich definieerde autoritarisme in functie van een tendens waar individuen op zoek gaan naar geborgenheid en veiligheid. De autoritaire reactie is volgens hem: “Een basispatroon van menselijke reacties op stressvolle en onzekere situaties die angst en onzekerheid veroorzaken. Dit kadert in een zoektocht naar veiligheid en onderdak. Diegene die steun verzorgt, wordt dit, door een proces waar psychologisch een autoriteit wordt geattribueerd aan de steunverlener. Daarom kan een mechanisme waarbij men steun en onderdak zoekt onder gespannen omstandigheden, een autoritaire reactie genoemd worden.” Socialisatie ligt in onderhandeling met de basisreactie om te vechten in onzekere situaties. Wanneer individuen zich ontwikkelen, leren ze de autoritaire reactie negeren door zelf eigen strategieën te ontwikkelen om het hoofd te bieden aan de realiteit. Een onvermogen om zulke strategieën te ontwikkelen geeft neiging tot de ontwikkeling van een autoritaire persoonlijkheid. Autoritaire persoonlijkheden neigen in bepaalde situaties te verschuiven naar gedrag, waar zij diegene die hen zekerheid en comfort biedt, zal dicteren en controleren. Zij zijn zelf niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Andere voorbeelden van het basisautoritaire respons zijn: 13
  • 14. verwerpen van het nieuwe en het ongewone, • rigide hechten aan normen en waardesystemen, • een angstig en inflexibel antwoord op nieuwe situaties, • onderdrukte vijandelijkheid en passieve agressiviteit. • Oesterreich wil verder een nieuw kader creëren waarin autoritarisme bekeken wordt in de context van een theoretische benadering. Hij wil de condities beschrijven en toelichten, waarbinnen personen autonome individuen of autoritaire persoonlijkheden worden. Het concept autoritarisme, zoals het gebruikt wordt in de sociale wetenschappen, werd ontwikkeld om het succes van het Duitse nazisme te verklaren binnen een socio-psychologische kader. Tussen 1929 en 1933, steeg het aantal Duitsers die stemden voor de NSDAP van minder dan een miljoen naar 17 miljoen. De economische crisis van deze periode en de voortdurende pauperisatie van miljoenen mensen, gaven geen neiging tot een socialistische revolutie zoals vele intellectuelen hadden voorspeld, maar bracht het rechts-extremisten aan de macht. Zelfs de traditionele linkse werkersklasse neigde meer en meer naar de Nationaal-socialisten. Reich (1933, Horkheimer, Fromm, and Marcuse (1936), en Adorno et al. (1950), de pioniers in het onderzoek naar autoritarisme, verklaarden het onverwachte succes van de Nationaal-socialisten als een effect van autoritaire socialisatie. Concreet houdt dit in dat individuen in crisissituaties socialiseren op een autoritaire manier. Ze onderwerpen zich aan autoriteit en positioneren zichzelf aan de rechterkant in het politieke spectrum. Het concept van dit persoonlijkheidstype werd bekend onder het label ‘autoritaire persoonlijkheid’. Vanwege hun afhankelijkheid van autoriteit, werden autoritairen vatbaar geacht om zich over te gegeven aan de verleidingen die hen geboden werden door het fascisme om zo macht, grootheid en roem te delen. Autoritairen werden dus verleide mensen die hun inherente belangen volgden, maar die opgaven door zich te onderwerpen aan de heersende autoriteit.(Oesterreich, 2005, pp. 275- 297) Oesterreich stelt dat de autoritaire persoonlijkheid ontstaat vanuit een niet kunnen omgaan met autoritaire reacties. Dit omschreef hij als de ‘Flight into 14
  • 15. Security’ of de vlucht naar de veiligheid. Daarom beschrijven we eerst de autoritaire reactie. 5.3 De autoritaire reactie Autoriteit is een fenomeen dat zich binnen een individu bevindt en niet buiten. In ambigue situaties welke afschrikwekkend lijken, oriënteren mensen zich naar individuen die hen veiligheid bieden. Normaal zijn dit de mensen die macht lijken te hebben, de middelen hebben om onderdak te geven, om de problemen van mensen op te lossen, en die zelf hulp aanbieden. Zulke kwaliteiten trekken automatisch mensen aan die op zoek zijn naar iemand die hun problemen oplost en hun gevoelens van angst en onzekerheid vermindert. Dit wordt de vlucht naar veiligheid genoemd, een autoritaire reactie, een basisreactie van alle menselijke wezens en misschien van alle hogere levensvormen. Freud en Milgram, die gelijkaardige concepten ontwikkelden om submissief gedrag te verklaren, dachten dat dit gedrag aangeboren was. Maar het kan ook dat het verworven wordt wanneer kinderen leren omgaan met de realiteit. Het idee dat dreiging, angst en onzekerheid tot autoritarisme leiden is ook gesterkt door recentelijk onderzoek naar autoritarisme. Algemeen bieden hoofdzakelijk de ouders of andere personen die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van het kind, de veiligheid. De autoritaire reactie beschermt het kind tegen de risico’s en de bedreigingen van een wereld waar het nog niet mee kan omgaan. Gedurende de opvoeding leert een individu om de autoritaire reactie te overwinnen en formuleert het individu eigen strategieën om met de realiteit om te gaan. Maar in conflicten die de eigen mogelijkheden overschrijden kan een autoritaire reactie opduiken, zelfs bij volwassenen. Autoritaire reacties vinden plaats wanneer cognitieve omgangsstrategieën falen en individuen zich overbelast voelen. De idee van een autoritaire reactie vertoonde een gelijkenis met de benadering aangebracht door Lavine et al. Zij namen een activatiemodel van dreiging en autoritarisme waar, waarin zij aantoonden dat dreiging een verschillend effect heeft op sterk- en 15
  • 16. laagautoritairen. Sterkautoritairen voelen zich bedreigd en sluiten hun geest af. Deze benadering is gelijkaardig aan de idee dat de autoritaire reactie functioneert als een mechanisme om angst en vrees af te schermen, hoewel zelfs niet-autoritairen op een autoritaire manier zullen reageren, wanneer de situatie hen emotioneel overbelast. De autoritaire persoonlijkheid De autoritaire persoonlijkheid is het resultaat van het niet adequaat leren omgaan met autoritaire reacties. Autoritarisme is een persoon’s gewoongemaakte reactieve neiging om te vluchten naar onderdak of naar diegene die steun biedt in kritische en bedreigende situaties. Maar autoritairen worden door meer gekarakteriseerd dan enkel door een zich oriënteren naar autoriteit. De vastgestelde neiging om onderdak te zoeken wordt vergezeld door secundaire persoonlijkheidskarakteristieken die opduiken in het verloop van socialisatie. Ten eerste is er de oriëntatie naar autoriteit. Deze heeft een invloed op de ontwikkeling van een persoon. Het individu identificeert zich met de autoriteiten en internaliseert hun normen en hun waardesystemen. Deze geïnternaliseerde normen en algemene oriëntaties worden dan eveneens beschermend. De autoritaire reactie begint vertrouwd te voelen door een rigoureus oriënteren in de richting van deze normen. Kirscht en Dillehay (1967) wezen al op het gegeven dat het zeer moeilijk is om theoretisch te voorspellen wat de te verwachten reacties van autoritaire personen zijn: of men mag verwachten dat iemand meer openlijk agressief door rede of algemene vijandigheid reageert of minder door rede van submissiviteit en conventionaliteit. De vlucht naar veiligheid sluit een open agressieve reactie uit. Agressief gedrag houdt altijd een persoonlijk risico in. Deze risico’s zijn precies wat de autoritaire reactie probeert te vermijden. Hoewel de autoritaire reactie, in het algemeen, niet agressief is, kan het beschouwd worden als vijandig, welke overeenkomt met de oudere theorie rond autoritarisme. De omschrijving door Rokeach (1960) van het begrip ‘closed-mindedness’ is een goede beschrijving van de emotionele defensie naar alles nieuw toe. Een andere 16
  • 17. kan gezien worden in de benadering van Tajfel naar identiteit en eigenwaarde, uitwijzende dat een gebrek aan identiteit en zelfwaarde tot afwijzing van anderen leidt. Er zijn twee situaties waarin een openlijke agressieve reactie kan ontstaan bij een autoritaire persoonlijkheid. Ten eerste, wanneer hun autoriteiten het bevelen, kan een autoritair individu agressief worden. In dit geval is de agressie een deel van de algemene submissieve attitude van de autoritaire persoonlijkheid. Ten tweede, wanneer autoriteiten geen hulp kunnen bieden omdat zij zelf onder zware aanval liggen. Altemeyer beschreef, dat een aanval op de leidende autoriteiten een sterke emotionele reactie bij de autoritaire persoonlijkheden tot gevolg kan hebben, deze reacties kunnen mogelijk agressief worden. Hoewel deze twee voorbeelden agressief gedrag kunnen uitlokken, is openlijke agressie niet typisch voor autoritair gedrag, dat meer submissief, rigide en afkeer opwekt. Wat zien we nu al terug komen in deze discussie, welke beschrijvingen werden al aangereikt? 1. Autoritaire persoonlijkheden weren alles af dat nieuw en onbekend is, dat onzekerheid en onveiligheid zou creëren. Wanneer geen afdoende omgangsstrategie is ontwikkeld, is het gevolg angst. ‘Closed-mindedness’ is een mechanisme waarmee deze negatieve gevoelens worden geweerd. 2. Autoritaire persoonlijkheden worden gekarakteriseerd door rigide gedrag. Verandering vermijden en dingen doen op een manier die ze goed kennen is een strategie om risico’s te verkleinen. 3. Submissie ten opzichte van autoriteiten en conformiteit naar gestelde waarden lijken het individu direct te beschermen van de bedreigingen een gecompliceerde wereld waar autoritaire persoonlijkheden mee geconfronteerd worden. Ten slotte zijn autoritairen vijandig omdat hun gevoel dat zij onvoldoende in staat zijn om met de realiteit om te gaan een sterke onzekerheid bij hen veroorzaakt tijdens sociale contacten. Ze kijken naar andere mensen met een sterke vijandelijkheid en ze zijn blij wanneer die falen. 17
  • 18. 5.4 Ontwikkeling tot een autoritaire persoonlijkheid Nu vanwaar komt de ontwikkeling van een kind tot een autoritaire persoonlijkheid? In de volgende alinea’s zullen we ons hier dieper over buigen. De studie van Oesterreich toont absoluut geen verband tussen emotioneel koud en repressief ouderlijk gedrag en autoritarisme. In plaats daarvan toont het wel een correlatie tussen overbeschermend, controlerend ouderlijk gedrag en bijgevolg een gebrek aan onafhankelijkheid van het kind. Deze resultaten bevestigen de idee van een autoritaire reactie, want overbescherming en controle verhinderen het kind om voor zichzelf individuele oplossingen te ontwikkelen waar het kind in staat zal zijn om onzekere en stressvolle situaties te overwinnen. Een gebrek aan onafhankelijkheid voorkomt de ontwikkeling van de capaciteit van een kind om, om te gaan met situaties en leidt tot een versterking van de afhankelijkheid van autoriteit. Voorwaarden van socialisatie die een sterke emotionele verbondenheid creëren van ouders zijn factoren die leiden tot een autoritaire ontwikkeling. Kinderen die verplicht worden om op zeer jonge leeftijd de emotionele banden met hun ouders te verbreken kunnen sterk problematische persoonlijkheidsstructuren ontwikkelen, maar zij zullen geen autoritaire persoonlijkheden worden. In de moderne industriële samenleving, wordt een individu in twee richtingen beïnvloedt. Een individu wordt onafhankelijker, zelfstandig en kritisch, maar tegelijk wordt het individu meer geisoleerd, alleen en bang. Deze opmerking werd gemaakt door Fromm in 1941, en werd bevestigd door een gelijkaardige verklaring van Milgram (1974). 18
  • 19. 6 Kritiek op The Authoritarian Personality Vanaf de jaren ’50 werd het onderzoek naar de autoritaire persoonlijkheid aan dodelijke kritieken blootgesteld. Maar eveneens werd de studie sterk verdedigd door aanhangers, die het belang inzagen van voortdurend psychologisch onderzoek om een heropleving van het fascisme te vermijden. De eerste kritieken op de studie waren zeer mild en benadrukten de fouten in het methodologisch kader van het onderzoek. Zo kwam het gebruik van de Likert- schaal onder vuur te liggen samen met het gegeven dat de F-schaal iets impliciet mat, iets wat eventueel in de toekomst nog kon gebeuren. Eveneens werd er door de onderzoekers te veel aandacht geschonken aan de respondenten die hoog en laag scoorden en te weinig naar de minder extreem scorende respondenten. Scherpere kritiek kwam er op het persoonlijkheidsaspect van het onderzoek. De studie van autoritaire persoonlijkheid wordt verondersteld persoonlijkheid én attitude te meten. Toch leunt het onderzoek het sterkst aan bij persoonlijkheid omdat het de focus legt op opvoeding en gebeurtenissen uit de kindertijd. De nadruk ligt veel minder op de gevolgen die dit soort bevooroordeeld gedrag heeft op de omgeving. Hierbij moet vermeld worden dat slechts één schaal, de F- schaal persoonlijkheidskenmerken benadrukte en dat de andere schalen gericht waren op het meten van attitude en gedrag. Vooral het idee dat er iets bestond als ‘left-authoritarism’ heeft het originele onderzoek sterk uitgedaagd en heeft de agenda van veel van het vervolgonderzoek bepaald. Links-autoritaire personen zijn mensen die dwepen met een revolutionaire leider of zelf een bepaalde autoriteit omver willen werpen. Ze zijn erop gericht het establishment van de macht te verdrijven en hun eigen gedachtegoed op te dringen. De kritiek van left-authoritarism werd voornamelijk geuit door E.A. Shills (Shills, 1954). Shills, een politiek wetenschapper schreef het hoofdstuk ‘Authoritarianism, Right and Left’ in het boek van Christie en Jahoda ‘Studies in the Scope and Method of the Authoritarian Personality’. Shills herorganiseerde de bestaande politieke categorieën, waarbij hij extreemlinks en extreemrechts in essentie als gelijke en als zeer ondemocratisch beschouwde. Dit 19
  • 20. was in tegenstelling tot het oorspronkelijke onderzoek van Adorno et al. (1950), waar enkel extreemrechts als autoritair werd aanschouwd. Hoewel de kritiek van Shills niet wetenschappelijk onderbouwd was, heeft dit dus geleid tot verscheidene studies waarin werd gezocht naar gelijkenissen tussen fascisten (extreemrechts) en communisten (extreemlinks). Roger Brown (Brown, 1986) concludeerde het volgende: “It has not been demonstrated that fascist en communist resemble one another in authoritarianism or in any other dimension of ideology. No one has thus far shown that there is an authoritarian of the left. Still the impression exist that such a type exists and that some Communists belong to it.” Naast het onderzoek naar ‘left-authoritarisme’ kunnen we in de jaren ’50 ook kritieken uit sociologische hoek waarnemen. De psychoanalytische theorie waarrond het meeste onderzoek is gebeurd op het gebied van autoritarisme, zoals het gebruikt wordt in de studies van Adorno en zijn medewerkers, is voor Stewart en Hoult(1959) niet voldoende. De psychoanalytische benadering heeft de bruikbaarheid van autoritarisme als concept gelimiteerd als een sociologisch concept. Het faalt niet alleen om adequaat subculturele variaties in autoritaire persoonlijkheden op te sporen, maar het is ook moeilijk om empirisch te testen, het is gebaseerd op een variabel gemeenschappelijk kenmerk verbonden aan bepaalde autoritairen. Stewart en Hoult stellen een sociaal-psychologische theorie voor om de psychoanalytische theorie te vervangen die tot dan toe gebruikt werd. Zij schuiven, de vraag naar bewijs en de nood voor vergelijking van de psychoanalytische benadering van het onderwerp even aan de kant. Hun theorie stelt dat de graad van zogenaamd autoritarisme gemanifesteerd wordt bij een bepaald individu, gemiddeld, negatief gecorreleerd is met het aantal sociale rollen die hij beheerst. Zoals algemeen verstaan, wordt met ‘role-playing’ een relatie gelegd tussen open gedrag en een bepaalde positie. ‘Role-taking’ omschrijven zij als de mogelijkheid waarover iemand beschikt om zich in de plaats van iemand anders te plaatsen. Zodat hij een inzicht kan krijgen in het vermoedelijke gedrag van de andere persoon in een bepaalde situatie. Ze spreken dus over een vorm van altruïsme dat dus negatief gecorreleerd zou zijn met een mate van autoritarisme. 20
  • 21. De theorie is meer gebaseerd op gemiddelden dan dat het zich richt naar de algemeenheid, de theorie probeert enkel die persoonlijkheidskarakteristieken te verklaren die als autoritair worden beschouwd. Het probeert niet om de Machiavellaanse politieke manipulator of de autocratische ondernemer te verklaren. Beiden oefenen een autoriteit uit op een verhoogde manier. Maar het uitoefenen van deze autoritait gebeurt daarom niet noodzakelijk op een autoritaire manier. Dit toch conform de beperkte manier waarop de term gedefinieerd is, naar het concept, door onderzoek en in de paper van Stewart en Hoult. Eén implicatie van de theorie of de hypothese die door de theorie wordt voorgesteld, is de manier van ontwikkeling van de autoritaire. Hij is een persoon, die als kind, adolescent en jonge volwassene de volgende sequentie doorliep: Hij is opgegroeid, of leeft in een sociaal milieu dat zijn perspectief - beperkt zodat hij weinig kansen heeft om zijn empathie te ontwikkelen. Hij kan hierdoor slechts een aantal rollen aannemen en is slecht - geplaatst om nieuwe ‘role-playing’ op te nemen. Hij wordt geconfronteerd met een groot aantal mislukkingen in het - opnemen van nieuwe rollen en bijgevolg neigt hij meer te vertrouwen op de rollen die het meest geaccepteerd worden door de referentiegroep die het belangrijkst is voor hem. Hij is niet in staat om andere rollen op te nemen, van anderen die zich - niet in zijn referentiegroep bevinden. Hij is niet in staat om deze andere te begrijpen of er sympathie voor op - te brengen. Hij neigt tot het verwerpen van zulke groepen, stelt zich vijandig op ten - opzichte van de leden, hij rationaliseert zijn mislukkingen door de schuld te projecteren op de out-groep en zijn leden. Deze sequentie kan de volgende vraag opwerpen:”Is het niet mogelijk dat een beperktheid in het beheersen van rollen eerder een product is van autoritarisme, dan omgekeerd?” Stewart en Hoult leveren het bewijs dat autoritarisme eerder voorkomt bij personen die opgegroeid zijn in een milieu dat de ontwikkeling van het role-taking beperkt. De F-schaal die ontwikkeld is door Adorno en zijn groep op Berkeley is onderworpen aan noemenswaardige kritiek. Thomas Cohn stelt bijvoorbeeld dat 21
  • 22. de schaal in een bepaalde mate het vermogen tot role-taking meet, die in grote mate een hoedanigheid van intelligentie is. Ook op de psychoanalytische benadering zijn er kritieken. Eerst moeten de theoretische tekortkomingen vermeld worden die gewijd kunnen worden aan de psychoanalytische benadering. Deze is theoretisch zeer vaag. Autoritarisme wordt gedefinieerd als een syndroom, een combinatie van verschillende persoonlijkheidseigenschappen waarvan de verbondenheid nooit theoretisch werd verduidelijkt. Het hielp niet dat dit concept voor verschillende decennia gebuikt is als een ideologisch wapen en een poging om verschillende politieke vijanden te vernederen als autoritair. Masling poneerde in 1954 al dat autoritaire persoonlijkheid altijd bij de ander lijkt voor te komen en nooit bij iemand zelf. Het negatieve aspect leidde regelmatig tot een associatie met verschillende negatieve karakteristieken. De autoritaire persoonlijkheid werd omschreven als neurotisch, antidemocratisch, bevooroordeeld, etnocentrisch, agressief, conventioneel, laf, rigide, angstig, dogmatisch, dom, demagogisch, dominant, over-aangepast, despotisch, submissief, geremd, etcetera. Het is overduidelijk dat een menselijk wezen die gekarakteriseerd word door zoveel sterk verschillende aspecten, niet kan bestaan, stelt Oesterreich. Het grootste probleem van de traditionele theorie over autoritarisme is de mislukking om gedrag te voorspellen. Zoals reeds betoogd werd door Oesterreich wordt de autoritaire persoonlijkheid door de psychoanalytische theorie als een persoonlijkheidssyndroom beschouwd, niet als een karaktertrek. Daarom worden verschillende vormen van gedrag zoals submissief, agressief, rigide, conventioneel of bevoordeeld gedrag genoemd onder één overkoepelende structuur van de persoonlijkheid. Dit concept maakt het zeer moeilijk om te bepalen of waargenomen gedrag veroorzaakt wordt door een autoritaire dispositie of door andere factoren. Agressie, submissie of conformiteit kan volledig ongerelateerd tot autoritarisme bestaan. Wanneer gedrag voorspeld zou moeten worden moet er een verband gecreëerd worden tussen al deze verschillende vormen van gedrag en het concept van autoritarisme. Bewijs suggereert dat bevooroordeeld of etnocentrisch gedrag niet automatisch relateert naar autoritarisme. Pettigrew (1958) vond dat blanke Zuid-Afrikanen, meer bevooroordeeld zijn tegen zwarte mensen, dan Amerikanen, maar dat ze 22
  • 23. niet autoritairder zijn dan Amerikanen. Een gelijkaardige studie tussen personen in het noorden en het zuiden van de VS bracht gelijkaardige resultaten aan het licht. Deze bevindingen brengen naar voor, dat bevooroordeeldheid meer vorm wordt gegeven door situationele factoren, zoals verschillende culturele normen, geschiedenis, en socio-economische omstandigheden dan door autoritaire persoonlijkheidskarakteristieken. De zwaarste uitdaging voor het concept komt van studies die bewijzen dat gedrag normaal beschouwd als autoritair kan opgewekt worden door situationele factoren. Bewijs hiervan is geleverd door studies van menselijk gedrag onder extreem stressvolle situaties, zoals in een gevecht, in de gevangenis of in concentratiekampen. Maar er bestaat ook veel bewijsmateriaal uit het psychologische onderzoek. Als eerste moeten hiervoor de experimenten van Milgram genoemd worden. Een hoog percentage van Milgram’s studieobjecten volgden de instructies van hun testleider om verschillende zware elektrische schokken toe te dienen aan studenten in een valse leeromgeving. Deze vorm van gedrag, het gehoorzamen van de instructies van een autoriteitspersoon om andere mensen te straffen, is beschouwd als zeer typisch voor de autoritaire persoonlijkheid. Toch bestond de testgroep van Milgram niet uit personen die beschouwd werden als autoritair. De test gebeurde op een groep die gemiddeld was opgebouwd. Zelfs niet-autoritairen gedroegen zich op een gehoorzame manier. Het gegeven dat deze vorm van gedrag sterker was binnen een groep van autoritairen toont aan dat minstens een klein deel van de reikwijdte van waargenomen gedrag kan toegewezen worden aan autoritarisme. De experimenten van Milgram leiden tot de conclusie dat onderdanig gedrag in stresssituaties en ambiguïteit algemeen gedrag is en niet beperkt is tot autoritaire persoonlijkheden. Oesterreich zal een aantal kritieken op autoritarisme bundelen. Hij zal een aantal revisies van het concept bespreken. Deze zijn bijzonder interessant in het kader van deze paper omdat ze een overzicht geven van het wetenschappelijke debat dat gevoerd werd rond autoritarisme. Een goed voorbeeld van een eerste type revisie is de benadering van Rokeach (1960). Hij probeerde een algemeen autoritarisme, vrij van conservatieve ideologie dat door hem dogmatisme werd genoemd, te meten. Zijn theorie 23
  • 24. gebruikte instrumenten van waargenomen en cognitieve psychologie om autoritarisme (dogmatisme) als een bepaalde vorm van cognitief functioneren (closed-mindedness) te definiëren. Ondanks zijn moderne psychologische benadering, die duidelijker is dan de psychoanalytische, was zijn theorie empirisch niet succesvoller dan het traditionele concept van autoritarisme, omdat zijn schaal om dogmatisme te meten (de D-schaal) dezelfde fouten vertoonde als de klassieke F-schaal, zoals die door Adorno werd geïntroduceerd. Altmeyer probeerde het concept te behouden door te focussen op drie centrale elementen van het autoritarisme-syndroom-onderdanigheid, agressie en conventionalisme. Zijn schaal om autoritarisme is ook een traditionele attitudeschaal maar het loste het probleem van een attitude schaal op, waar hij niet in staat was om onafhankelijk persoonlijkheidskarakteristieken te meten door het concept te definiëren als ‘right-wing autoritarisme’ en de schaal als een maatstaaf van ‘right-wing autoritarisme?????. Oesterreich vindt dit niet overtuigend omdat hij enkel het traditionele autoritarisme concept een andere naam geeft. Autoritarisme als ‘right-wing autoritarisme’ omschrijven gaat een van de oudste problemen in het onderzoek uit de weg, namelijk dat enkel de politieke rechtervleugel autoritair lijkt. Wetenschappelijke problemen kunnen niet opgelost worden met een simpele herdefinitie. De pogingen van Altemeyers poging om het concept tot drie dimensies te herleiden (zoals autoritarisme, submissie, autoritaire agressie en conventionalisme) lijken vruchtbaarder. Deze concentratie gaat veel van de theoretische inconsistentie van de psychoanalytische benadering uit de weg. Altemeyer kon aantonen dat wanneer het concept beperkt wordt tot minder persoonlijkheidskarakteristieken, het succesvoller is in empirische termen. Anderen probeerden het concept te vernauwen tot één centrale dimensie. Rubenowitz (1963) probeerde om rigiditeit, autoritarisme, dogmatisme en politiek conservatisme onder één categorie te plaatsen met name algemene inflexibiliteit. Ray (1976) beperkte autoritarisme tot directiviteit, Eysenick (1954) tot ‘toughmindedness’ en Christie en Geis (1970) tot de neiging om menselijke noden te manipuleren als een mechanisme om regels te beveiligen. Ray’s benadering maakt specifiek niet veel verschil als men denkt aan het fenomeen van autoritarisme als een primair fenomeen van menselijke ‘nonage’. De pioniers 24
  • 25. van de Frankfurt school en de Stanford onderzoeksgroep had niks minder in gedachten toen zij het idee van de autoritaire persoonlijkheid ontwikkelden, dan de beschrijving van een dominant directief persoonlijkheidstype. Oesterreich stelt dat Ray zo ver terug naar de basis van de ontwikkeling gaat, waardoor er van een categorie geen sprake meer is. Duckitt biedt in plaats van een persoonlijkheidsaanpak een meer sociaal- psychologische benadering. Hiermee conceptualiseert hij autoritarisme in termen van de individuele identificatie met sociale groepen waartoe iemand behoort. Autoritarisme is de intensiteit van de groepsidentificatie van een individu en hun engagement aan de cohesie van een groep. Dit idee definieert autoritarisme als het tegengesteld van liberalisme: ‘autoritarisme als de ene extreme van een bipolaire schaal in het geloof dat persoonlijke noden en waarden verlaten zouden worden voor de cohesie van de groep en zijn vereiste.’ Hoewel Duckitt zeer veel empirisch bewijs verzamelde, geeft zijn benadering spijtig genoeg geen antwoord op de vraag welke vorm van het perspectief van de oudere theorie van autoritarisme centraal lijkt te staan. Waarom identifiëren individuen zich met een bepaalde sociale groep? En waarom identifiëren bepaalde groepen zich sterker dan anderen? Deze vragen leiden naar een soort psychodynamische benadering die Duckitt wil vermijden. Feldman ontwikkelde een gelijkaardige benadering aan die van Duckitt. Hij begon met dezelfde kritiek van de individualistische benadering als Duckitt (2003) en baseert autoritarisme op een waardedimensie. Deze dimensie strekt van sociale conformiteit tot persoonlijke autonomie. Mensen die zichzelf oriënteren naar sociale conformiteit zijn meer autoritair volgens deze benadering. Autoritarisme omschrijven als een geloofssysteem maakt het eenvoudiger om een schaal, die autoritarisme meet, op te stellen. Deze schalen kunnen even goed attitudeschalen zijn. Maar opdat het idee nuttig zou zijn, zouden deze schalen onafhankelijk meetschalen van autoritaire attitudes moeten zijn en mogen ze niet enkel een conservatieve ideologie meten. Deze schalen geboden door Feldman meten duidelijk een conservatieve ideologie,gesterkt door een ‘law and order’ mentaliteit, sociale conformiteit, respect voor traditionele waarden en normen, en zo verder. Hoge correlaties met Altemeyers RWA schaal waren te verwachten en werden zoals verwacht dan ook gevonden. 25
  • 26. Oesterreich spoort aan om de bevindingen rond situationalisme zeker in overweging te nemen. Hij gaat deels akkoord met de inzichten die Duckitt en Feldman bieden, maar volgens hem laten ze de centrale vraag van het onderzoek naar autoritarisme onbeantwoord, welke volgens zijn mening de vraag is die door Kant gesteld werd: ‘Waarom onderwerpen individuen zich vrijwillig aan onrechtmatige controle, waarbij zij een staat van ‘nonage’ prefereren dan één van verlichting en van individuele autonomie?’ Zo komen we tot een laatste punt van kritiek. In The Authoritarian Personality wordt verder onderzoek aangemoedigd en gestuurd in de richting van hoe autoritaire persoonlijkheidskenmerken zich concreet op individueel niveau kunnen vertalen in een fascistische samenleving. Naar dit aspect zijn meerdere onderzoeken gevoerd. Maar tot op vandaag heeft nog geen enkele studie hierover uitsluitsel kunnen geven. 7 Vervolgonderzoek In een review van de publicaties, gemaakt om het 40-jarige bestaan van The Authoritarian Personality te vieren, schreef Meloen (1991) dat er wel 1000 vervolgonderzoeken zijn verschenen tussen 1950 en 1989 die gebruik maakten van de F-schaal. De studies kenden een piek op het einde van de jaren ’50 en vielen sterk terug in de jaren ’60. Toch bleef het aantal vervolgstudies aanhouden. Een echte heropleving kwam er echter na de jaren ’80, na het antiliberale bewind van de Amerikaanse president Reagan. Deze onderzoeken vallen uiteen in verschillende groepen met verschillende thema’s. In een eerste groep van studies wordt er onderzocht welke patronen van politieke ideologieën er zijn ontstaan in samenlevingen waar het bestaand autoritaire regime is omvergeworpen door een staatsgreep. Een tweede groep van studies blijft verder onderzoek verrichten met betrekking tot het potentieel van het fascisme in moderne samenlevingen. Hierbij wordt er nog steeds gebruik gemaakt van de ontwikkelde F-schaal uit The Autoritarian Personality en er wordt ook gebruik gemaakt van enkele nieuw ontwikkelde schalen. Een derde groep van studies richt zich dan op autoritaire kenmerken van een bepaald 26
  • 27. staatssysteem of overheid en is minder gericht op individuele persoonlijkheidskenmerken. 27
  • 28. Hoofdstuk 2: De Autoritaire Volgers 1 Situering Authoritarianism autoritisme ontstaat wanneer er een band tot stand komt tussen de autoritaire leiders en de volgers. Dit gebeurt wanneer de volgers te veel vertouwen aan de leider geven en hem te veel zaken toevertrouwen. Ze geven de autoritaire persoonlijkheid te veel vrijheid om te doen wat deze persoon wil. Dit zal vaak gebeuren op een ondemocratische, tirannieke en brutale manier. Een andere definitie integreerde autoritarisme en relaties tussen verschillende groepen. Volgens deze definitie kan het fenomeen gezien worden als conceptie dat een groep heeft over de relatie tussen de groep en de individuele leden. Als we een korte analyse maken van de eerste definitie kunnen we er een zeer belangrijk aspect uithalen: de volgers. Zonder het geven van vertrouwen en vrijheid aan de autoritaire persoon kan deze zijn macht ook niet tot stand laten komen en verder uitbreiden. Het opkomen van dictators heeft vaak een oorsprong bij een ontevredenheid bij het volk. Een charismatisch persoon die het volk weet te bespelen zal dan ook vaak de macht in de schoot geworpen krijgen en pas later zal men beseffen dat het verkeerd loopt, op een moment dat openlijk verzet bijna onmogelijk wordt. Volgens de tweede definitie is een individu autoritair tot een bepaalde hoogte. Die hoogte wordt bepaald door de mate waarin de persoon gelooft dat de belangen van de groep groter zijn dan de individuele belangen. Aansluitend op deze definitie gaat men ervan uit dat de groepsleden personen die niet tot de eigen groep behoren zullen discrimineren. Bepaalde mensen zijn echter vatbaarder voor het volgen van een autoritaire leider en zullen hem eindeloos krediet geven, ook al beseffen ze dat wetten worden overtreden. In de volgende pagina’s wordt besproken hoe het profiel van een volger er, in theorie, uitziet en hoe hij zich gedraagt in bepaalde situaties. 28
  • 29. 2 Linker en rechter autoritaire volgers Er zijn verschillende soorten van autoritaire persoonlijkheden en volgers. We maken hier een onderscheid tussen de linker en de rechter vleugel. Beiden zijn het volgers van een autoritair persoon of een autoritair persoon, maar de achterliggende gedachte voor het volgen verschilt grondig. De autoriteit van de rechter vleugel is niet noodzakelijk gerelateerd met een conservatief politieke gedachtegoed. Als we het extreem bekijken is het daarentegen iemand die bijdraagt aan het tot stand komen van autoritaire persoonlijkheid in de maatschappij, die anderen aanvalt in de naam van de autoriteit en zich volledig aan de regels van de autoriteit zal onderwerpen. De mate van autoritair zijn is een deel van de persoonlijkheid van de volger, zoals een persoon een verlegen, vrolijk of stil type kan zijn. Indien men in de positie van volger terecht gekomen is zal men enerzijds de autoriteit in zijn geheel volgen (bijvoorbeeld een geheel regime) of anderzijds een autoritair persoon die zich heeft opgeworpen tot de absolute top de hiërarchie en zich daar alleen bevindt (bijvoorbeeld Hitler of Kim Jong-il, de Noord-Koreaanse dictator) Volgers van de linker vleugel zijn dan weer personen die dwepen met een revolutionaire leider of zelf een bepaalde autoriteit omver willen werpen. Ze zijn erop gericht het establishment van de macht te verdrijven en hun eigen gedachtegoed op te dringen (bijvoorbeeld Stalin). In onze huidige westerse maatschappij is het heel moeilijker geworden om personen te vinden die zich in deze linker vleugel bevinden én dan nog eens hun intenties ten uitvoer brengen. Men zal, indien men moeite doet, hier en daar nog enkele dergelijke personen vinden. Rechts autoritairen zijn daarentegen veel gemakkelijker te vinden, ook in onze westerse maatschappij. Wanneer verder in het stuk over autoritaire personen en volgers zal gesproken wordt gaat dit hoofdzakelijk over deze rechter vleugel (RWA). Indien het over een links autoritaire volger gaat zal dit duidelijk worden aangegeven. De attitude van autoritaire volgers tegenover de overheid kan best omschreven worden als ‘Daddy and mommy know best” mentaliteit. Ze gaan er niet vanuit dat de wetten en de sociale standaarden voor de autoriteiten gelden, maar 29
  • 30. geloven daarentegen wel dat de autoriteiten zich boven de wet bevinden en dus kunnen beslissen welke wetten voor hen gelden en welke ze liever niet volgen. In een democratie staat echter niemand boven de wet, maar autoritaire persoonlijkheden hebben het er niet moeilijk mee om deze principes én wetten opzij te schuiven of te manipuleren. De autoritaire volgers zullen deze acties dan ook niet in vraag stellen. 3 RWA scale Met deze schaal, de Right-Wing Authoritairian scale, kan men meten op welk niveau een persoon zich bevindt op het vlak van autoritair volgen. Deze schaal is opgebouwd uit een aantal aspecten die verder worden besproken. Onderzoekers kwamen reeds verscheidene malen tot de vaststelling dat personen met een hoge score op de RWA-schaal vatbaarder waren voor het volgen van een charismatisch persoon. Personen met een hoge score op de RWA-schaal bezitten zelf een autoritaire persoonlijkheid met, naast het kenmerk van het gemakkelijker volgen van een charismatisch persoon, het kenmerk van het uitsluiten van personen die geen lid zijn van hun groep en het toewijzen van kwaadaardige motieven aan hen. Ondanks het niet conservatief zijn op het vlak van het politieke gedachtegoed houden ze wel gemakkelijker vast aan traditionele waarden, tonen ze een lage tolerantie tegenover ambiguïteit, ze hebben dus liever één duidelijke uitleg, die niet voor interpretatie vatbaar is. Iemand met een hoog RWA-niveau heeft over het algemeen een aantal kenmerken die sterk aanwezig zijn. Ze worden besproken in de volgende punten. 3.1 Authoritarian submission of autoritaire onderwerping = A high degree of submissiveness to the authorities who are perceived to be established and legitimate in the society in which one lives. Iedereen onderwerpt zich aan een autoriteit. We zullen allemaal een aantal regels volgen om te verkomen dat het leven een chaos wordt. We kunnen dit het beste aantonen met de verkeersregels. Als de mensen het zouden nalaten deze 30
  • 31. regels te volgen zou het verkeer één grote chaos zijn en schoten de bedragen voor een autoverzekering de hoogte in. Mensen volgen dus meestal een autoriteit tot op een bepaalde hoogte. Er zijn echter ook personen die een autoriteit zullen blijven volgen, ook al overschrijdt deze de normen, is ze oneerlijk, corrupt, unfair en zelf kwaadaardig en wreed. We moeten echter wel temperen en zeggen dat het niet zo is dat elke persoon die hoog scoort op de RWA-schaal ook automatisch een autoritair persoon zal volgen. Het is wel zo dat personen met een hoge score op de RWA- schaal zich bij bijvoorbeeld morele kwesties meestal anders zullen opstellen dan een persoon met een lage score. We kunnen dit illustreren met volgend voorbeeld: Als we de vraag voorleggen of een persoon eten mag stelen als hij of zij geen andere mogelijkheden heeft om aan eten te geraken, dan zal een persoon met een hoge score eerder een antwoord geven waarbij het erop neer komt dat men te allen tijde de wet moet naleven. Bij personen met een lage score zullen de antwoorden eerder variëren. Om het aan te tonen met een recent voorbeeld: mensen met een hoger autoritair niveau op basis van de vragenlijst steunden de oorlog in Irak veel langer of bleven ze steunen, ook nadat bekend raakte dat er geen massavernietigingswapens aanwezig waren. De steun aan de autoriteit is echter niet steeds onvoorwaardelijk. 3.1 Authoritarian aggression of autoritaire agressie =A general aggressiveness directed against deviants, outgroups, and other people that are perceived to be targets according to established authorities. Wanneer gezegd wordt dat autoritaire volgers agressief zijn, wordt niet bedoeld dat ze een bar binnen gaan om een potje te vechten. Volgende punten werden via onderzoek bevestigd: Eerst en vooral gaan autoritaire volgers, zeker in de USA, vaker naar de kerk dan dat ze naar bars gaan. Ten tweede zullen ze er alles aan doen om een gelijke strijd te vermijden. Ze zullen dan wel zelf aanvallen als ze vinden en geloven dat recht en macht (en spierkracht) aan hun kant staan. Recht betekent voor hen 31
  • 32. dat de vijandigheden die ze uitvoeren gesteund worden door de gevestigde autoriteit of ondersteund worden door de autoriteiten. Macht betekent voor hen dat ze een groot fysiek voordeel hebben op hun doelwit. Dit kan zowel op vlak van wapens als op vlak van het aantal personen. Denk maar aan de Waffen S.S. Het is opvallend hoeveel van deze autoritaire agressies op laffe manier gebeuren na het vallen van de avond. Deze acties worden vaak uitgevoerd door cowards die er achteraf alles aan zullen doen om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. De typische slachtoffers van autoritaire agressie zijn vrouwen, kinderen, personen die zich in een positie bevinden waarin ze zich zeer moeilijk kunnen verdedigen of groepen die de slagkracht niet hebben om zich te verdedigen tegen de zwaarder bewapende knokploegen. Niet alleen worden deze weerloze slachtoffers aangevallen op een laffe manier, de aanvallers voelen zich ook op moreel vlak beter dan de personen die ze aanvallen in een ongelijke strijd. Verder ondervond men in het onderzoek dat rechts autoritaire volgers dan weer voorstander zijn van langere en zwaardere straffen voor misdadigers. Dit zou zo zijn doordat autoritaire volgers geloven dat de misdaden zwaarder zijn dan wat de gewone mens gelooft. Daarnaast zou het hen persoonlijk goed doen voelen wanneer ze een common criminal zouden kunnen straffen. Ze vinden deze mensen verwerpelijk en walgelijk. De persoon die het onderzoek uitvoerde suggereerde dat ‘authoritarian followers have a little volcano of hostility bubbling away inside them looking for a (safe, approved) way to erupt’. Deze stelling zou ook nog worden bevestigd door enkele andere onderzoeken die door dezelfde persoon werden uitgevoerd. We mogen er echter niet vanuit gaan dat autoritaire volgers altijd anderen aanvallen als ze denken dat de autoritaire overheid het goedkeurt. Angst van tegenagressie of het geloof dat dergelijke acties verboden zijn en bestraft zullen worden, houden mensen vaak tegen om te handelen tegen personen die zich volgens hen niet gedragen zoals voorgeschreven door de autoritaire leiders. Men kan echter wel gemakkelijk situaties vinden waar bij autoritaire volgers hun potje kan overkoken. Daarnaast moeten we nog rekening houden met de gradaties waarin men een follower kan zijn. Dit kan op een zeer laag niveau, maar ook op een zeer hoog niveau 32
  • 33. 3.2 Conventionalisme = A high degree of adherence to the traditions and social norms that are perceived to be endorsed by society and its established authorities. Onder conventionalisme verstaan we het naleven van sociale conventies. Men zal zich gedragen naar de normen die heersen in een samenleving en enkel gedragingen uitvoeren die door de maatschappij en de autoriteiten als aanvaardbaar worden gezien. Daarnaast vindt men zelf ook dat de andere personen zich naar deze normen en waarden zouden moeten gedragen. 3.3 Sociale discriminatie Sociale discriminatie wordt omschreven als de tendens om leden van de eigen groep positief te benaderen en mensen die niet tot de groep behoren negatief te benaderen. Dit komt duidelijk naar voor in de film Die Welle. Leden die niet tot die welle behoren worden onder druk gezet of op een agressieve manier benaderd, tegenover leden die daarentegen wel tot die welle behoorden. Als we even terugkeren naar de definities van authoritarianism, dan zien we dat dit kenmerk in één van de definities werd aangehaald. De groepsleden van een bepaalde groep zullen, zonder dat er enige vorm van aanzet geweest is door de autoriteit, leden uit andere groepen niet aanvaarden of discrimineren. Indien één of meerdere van de groepsleden wordt aangevallen, mentaal of fysiek, zal de groep deze persoon vaak in bescherming nemen. Men zal er dus altijd voor zorgen dat de groepsbelangen niet worden geschaad, de persoonlijke belangen krijgen daarbij slechts een beperkte aandacht. Indien persoonlijke belangen een rol beginnen spelen kunnen we te maken krijgen met enerzijds het verlaten van de groep, of anderzijds het proberen te versterken van de eigen positie binnen de groep. Daarbij zal men proberen andere groepsleden voor zich te winnen om de eigen positie te verbeteren. Het beste voorbeeld hierbij kunnen we vinden begin de 20ste eeuw in Rusland. De communistische partij werd verdeeld door een verschillende visie op de toekomst. Dit zorgde voor twee verschillende kampen binnen deze groep. Enerzijds de Mensjevieken (letterlijk: de meerderheid) en anderzijds de 33
  • 34. Bolsjevieken (letter: de minderheid). De rivaliteit en het streven naar macht groeiden zeer sterk binnen deze groep zodat er een onoverbrugbare tweespalt ontstond. Deze tweespalt zorgden ervoor dat agressie ontstond tussen de twee groepen en de ene groep hun toenmalige groepsgenoten deporteerden en vermoordden. 4 Autoritaire volgers en niet-autoritaire volgers De auteur van het boek The Authoritarians voerde een experiment uit op een universiteit om na te gaan hoe de gedragingen verschillen tussen personen met een hoog en een laag niveau van autoritarisme in bepaalde maatschappelijke situaties. De verschillen worden duidelijk door de uitleg van het experiment. De setting van het onderzoek was een eerder gesofistikeerde simulatie van de toekomst van onze aarde, the Global Change Game. Het spel werd gespeeld op een grote kaart van de wereld met 50 tot 70 spelers. De spelers werden daarbij gesplitst in verschillende regio’s, naar analogie met het echte inwonersaantal van die regio. De regio India bestond dus uit meer mensen dan de regio Noord- Amerika. Het spel werd twee keer gespeeld, één keer met right-wing followers van een laag niveau, een tweede keer met right-wing followers van een hoog niveau. De groepen werden samengesteld uit studenten op basis van voordien ingevulde formulieren bij het inschrijven van het spel. Na de uitleg van het spel konden deelnemers door op te staan zichzelf als leider van een regio uitroepen, zij zouden ondermeer de bankrekening beheren. Deze personen vormden de elite van hun regio en de hele wereld. Het geld dat ze beheerden kon gebruikt worden voor het aankopen van fabrieken, hospitalen, legers, … Daarnaast konden ze ook reizen maken om contracten af te sluiten met andere elites. Aan het einde zou echter ook een prijs worden uitgereikt voor de rijkste persoon, dit zorgde ervoor dat de elite geld in eigen zak konden steken om zo de rijkste te worden. 34
  • 35. 4.1 Right-wing van laag niveau Eenmaal het spel van de volgers van een laag niveau begonnen was, belegde de elite een top waarbij afgesproken werd dit steeds te doen in geval van problemen. Er werd dus meteen een wereldwijde organisatie opgezet om het hoofd te bieden aan problemen. Verder begonnen de regio’s met het oplossen van de specifieke problemen eigen aan deze regio, wapens werden omgesmeed tot ploegen om het land te bewerken en het aantal legers in de wereld was minimaal. Er werd geen oorlog gevoerd en er waren geen bedreigingen aan het adres van andere regio’s. Na ongeveer een uur in het spel (dat ongeveer 2,5 uur duurt) werd door de spelleiding aangekondigd dat er een gat zat in de ozonlaag. De elite belegde een top en besloot te investeren in technologie om de ozonlaag te herstellen. Zo werden nog een aantal problemen aangebracht. De derde wereld landen werden geconfronteerd met grotere armoede en 300 miljoen mensen stierven. Europa bood hulp aan, maar Noord-Amerika weigerde. Uiteindelijke groeide de populatie tot 8,7 miljoen mensen en de meeste onder hen hadden voedsel en medische voorzieningen. Het geld voor deze voorzieningen werd gehaald uit het demilitariseren, het drijven van handel waarbij beide partijen profijt maakten en het beperken van het geld dat in eigen zak werd gestoken door de elite. Het spel verliep beter dan in een situatie waarbij de deelnemers wel gemengd en we dus met mensen met een laag, gemiddeld en hoog niveau van autoritair volgen te maken kregen. Dit is ondermeer zo door het beeld dat de mensen met een laag niveau van autoritair volgen hebben. Ze dachten tijdens het spel niet volgens “wij tegen hen”. Er heerst daarentegen een grotere interesse in het samenwerken en in het milieu dan bij mensen van een hoger niveau of een gemende groep. De algemene gedachte tijdens het spel was de volgende: Let’s work together and clean up this mess. Het was de eerste keer dat de spelleiders dergelijke samenwerking zagen tijdens de uitvoering van het spel. 35
  • 36. 4.2 Right-wing van hoog niveau De avond nadien vond het spel nog maal plaats, deze keer met personen die volgens de vragenlijst bij het inschrijvingsformulier eerder van het hoge niveau waren op vlak van het autoritaire volgen. Ook bij hen werd dezelfde procedure gevolgd. Een aantal personen konden zichzelf weer opwerpen als elite (enkel jongens stapten naar voor). Zij kregen dezelfde opdrachten als de voorgaande groep. Bij aanvang van het spel verdubbelde de elite van het Midden-Oosten de olieprijs en kocht het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (ooit de Sovjet Unie) een groot aantal legers en vielen ze Noord-Amerika binnen. Deze hadden echter een tekort aan gewone troepen en reageerden met een kernaanval. Uiteindelijk werden alle mensen op aarde gedood. Op dit moment grepen de spelleiders in en gaven ze de groep de kans op een tweede toekomst. Het GOS bleef echter het leger uitbouwen en viel later China binnen, met 400 miljoen doden tot gevolg. Als gevolg werden de Verenigde Naties samengeroepen, maar een akkoord bleef uit. Bij het uitbreken van de ozoncrisis werd geen verdere top belegd, enkel Europa ondernam stappen tegen het gat in de ozonlaag. Uiteindelijk werden arme regio’s nog armer en gingen elites allianties smeden om zichzelf en hun macht te beschermen, dit terwijl het GOS weer dreigde met een nucleaire oorlog en Afrika en Azië op instorten stonden. Uiteindelijk eindigde de autoritaire wereld in een ramp. De elite stak twee keer zoveel geld in eigen zak als de autoritairen van een laag niveau. Ze waren veel meer etnocentrisch en enkel het eigen volk telde. Ze ging als het ware te werk volgens deze slogan: Care about your own, we are not all in this together. In de vragenlijst stelden de meeste volgers van een hoog niveau dat ze inzaten met het milieu. Als het puntje bij het paaltje kwam kozen ze uiteindelijk toch voor het geld en de macht. 36
  • 37. 5 RWA en SDO Naast de right-wing authoritairians als volgers kent men ook de SDO, de social dominance orientation. Mensen met een hoog niveau van SDO zouden zich eerder richten op een hoge sociale status, prestige en competitie. Men kan stellen dat er links liggen tussen het gedrag van een hoge SDO met het Machiavellianism (Het doel heiligt de middelen, Il Principe), vooroordelen en een gebrek aan empathie. Op basis van deze kenmerken kunnen we besluiten dat ze een eerder exploita tive, uitbuitende, mentaliteit hebben. De vraag is nu of leiders met een hoge SDO en volgers met een hoog niveau van RWA beslissingen nemen die meer onethisch zijn mensen met een laag of gemiddeld niveau. Men voerde enkele studies uit om te kunnen antwoorden op die vraag. Het onderzoek gebeurde op basis van diades, twee personen en dus de kleinst mogelijke groep. Wanneer men een persoon met een hoog niveau van SDO en een persoon met een hoog RWA niveau samen zet, dan zal de beslissing over ethische discussies het meeste afhangen van wie de eigenlijke leiderschap heeft. Indien de leider de persoon was met hoge SDO en de volger de persoon met het hoge RWA niveau, dan werd bij beslissingen eerder de keuze gemaakt waarbij financiële winsten verkozen werden boven maatschappelijke en milieukwesties in tegenstelling tot situaties waarbij de persoon met een hoog niveau van RWA de leiding had boven de persoon met een hoog SDO. 6 Belang van hiërarchie Het autoritaire leiderschap wordt bepaald door de hiërarchie die heerst binnen een organisatie. Zoals de logica ons zegt, hebben leden die hoger staan de mogelijkheid om orders te geven aan leden op een lager niveau. De leden van een organisatie zijn zich ten volle bewust van de hiërarchie binnen een organisatie en gaan er ook meestal vanuit dat deze nodig is om de organisatie efficiënt te laten verlopen. De personen in de positie van volger, op basis van vorige principes, gaan de hiërarchie meestal in acht nemen en bevelen of opdrachten uitvoeren die hen door de meerdere(n) werden opgelegd. Over het 37
  • 38. algemeen is het wel zo dat de volgers een zone of acceptance, zone van aanvaardbaarheid, hebben over welke opdrachten ze willen uitvoeren. Deze zone van aanvaardbaarheid kan echter gemakkelijk, door invloed van gezag en autoriteit, zeer breed worden, dit bleek uit onderzoek. Hier komen we bij het punt waar we de experimenten van Milgram er kunnen bij halen. In één van zijn bekende experimenten (zie bijlage) liet hij een proefpersoon vragen stellen aan een zogenaamde tweede proefpersoon (in werkelijkheid echter een acteur), in een andere ruimte. Bij een verkeerd antwoord moest een stroomschok van oplopende sterkte worden toegediend, zogenaamd om onderzoek te doen naar leren onder druk. Het onderzoek ging in werkelijkheid over de invloed van autoriteit, en of de autoriteit van een onderzoeker iemand er toe konaan zetten om zijn morele grenzen te overschrijden. De conclusie was schokkend: zo'n 80 procent van de proefpersonen ging door tot een dodelijk niveau van stroomsterkte. De proefpersoon wist echter niet dat er in werkelijkheid geen stroomschokken werden toegediend: de acteur (zgn. tweede proefpersoon) simuleerde pijn. Milgram beschrijft 19 variaties van het experiment. In het algemeen ondervond hij dat als de nabijheid van het slachtoffer werd verhoogd, de naleving van de opdrachten minder werd, en als de nabijheid van het gezag steeg, de naleving langer aanhield. Zo ontvingen de deelnemers in één variatie de instructies slechts telefonisch. Dit zorgde voor een sterk verminderde naleving ten opzichte van de situatie waarbij het gezag werkelijk aanwezig was. Een aantal deelnemers bedroog het gezag zelfs door te beweren dat ze doorgingen met het experiment terwijl ze eigenlijk gestopt waren. Een persoon die zich in de ondergeschikte positie bevindt zal bij het uitvoeren van instructies van hogerhand de eigen morele overtuigingen over boord gooien. De volgers gaan er dan wel vanuit dat de verantwoordelijkheid niet meer bij hen ligt, maar wel de persoon die de opdracht gaf. Volgens Bamard (1938, p.170) ontlopen veel mensen zo hun verantwoordelijkheid. Ze creëren een fiction of superior authority. Mentaal praten de mensen dus hun daden goed door ervan uit te gaan dat ze enkel orders van hogerhand uitvoeren. Het basisprincipe hierbij is het geloof dat de autoriteit wel een goede reden zal hebben om de instructies te geven, ook al verstaat de volger deze instructies niet. 38
  • 39. Op basis van dit experiment kunnen we de lijn doortrekken naar een volledige maatschappij, zoals bijvoorbeeld het Duitsland van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De hiërarchische oversten hebben telkens een direct invloed op hun onderdanen. Zo wordt een ketting gecreëerd waarbij tot bijna op de basis een directe invloed bestaat van oversten op hun onderdanen, zelfs in die mate dat mensen van een gelijke positie dissidenten aangeven bij hun directe oversten. 39
  • 40. Hoofdstuk 3: Rechts-Autoritarisme vs. Links- Autoritarisme, een case: Hitler vs Stalin 1 Inleiding De twee meest gekende voorbeelden van autoritairen uit de laatste honderd jaar van de geschiedenis, zijn Hitler en Stalin. Hierin is Hitler een voorbeeld van een autoritair leider die rechtse autoritaire volgers kent. Stalin daarentegen is een voorbeeld van een revolutionair leider die linkse autoritaire volgers kent (cfr. supra). Wie waren nu deze twee mannen die een onuitwisbare stempel op de Europese geschiedenis zouden drukken? De één werd tien jaar later geboren dan de andere: Stalin werd geboren als Josef Vissarionovich Dzhugashvil op 21 december 1879 te Gori in Georgië, Hitler werd geboren op 20 april 1889 als Adolf Hitler in het dorpje Braunau aan de Inn in Oostenrijk, net over de Duitse grens. Geen van beiden behoorden ze tot de traditionale klasse. Hun carrière was alleen mogelijk in de nieuwe wereld die ontstaan was door de ineenstorting van de oude orde in Europa ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog. Hun denkbeelden werden gevormd door de werled waarin ze opgroeiden: Stalin richtte zich tot het marxisme, Hitler richtte zich tot een combinatie van sociaal-darwinisme en racisme. Dit waren negentiende-eeuwse stelsels waarvan de invloed zijn hoogtepunt bereikte rond de eeuwisseling: namelijk in het laatste decennium van de 19de en het eerste van de 20ste eeuw (Alan Bullock, 2001). Door de jeugdjaren van beide dictators te bestuderen trachten we te achterhalen welke factoren een mogelijke invloed hebben gehad tot het vormen van beide autoritaire persoonlijkheden. 2 De jeugd van Stalin Stalin kwam uit een niet al te rijk arbeidersgezin en beide ouders waren niet hoog geschoold. Beide ouders werden als lijfeigenen1 geboren. Pas in 1864 konden ze zichzelf officieel vrij verklaren. Zijn vader, Vissarion, was 1 Lijfeigenschap is de situatie waarbij iemands lichaam wordt beschouwd als het eigendom van de heer (landsheer, heerser) van een bepaald gebied. Het is een vorm van horigheid die de slavernij dicht benadert. Het verschil met slavernij is dat lijfeigenen een gezin konden stichten, een stukje land mochten bebouwen om hun gezin te voeden en niet zonder hun gezin en hun land konden worden verkocht. 40
  • 41. schoenmaker van beroep. Bij het verhuizen naar de kleine stad Gori leerde hij Jekaterina Geladze kennen met wie hij later trouwde. Twee kinderen stierven bij de geboorte voordat Stalin ter wereld kwam. Het gezin woonde in een uit één kamer bestaand bakstenen huisje met een klein zolderkamertje (Alan Bullock, 2001). Stalin’s vader was een ruwe, gewelddadige man die aan de drank was en hierdoor zijn vrouw en kind sloeg en maar met moeite de kost verdiende. Het gevolg hiervan was dat de jongen bittere wrok koesterde tegen de manier waarop zijn vader hem behandelde, maar zijn geest werd er niet door gebroken. In tegenstelling tot de haat die hij had voor zijn vader, had hij een grote bewondering voor zijn moeder. Ze was een wilskrachtige en vrome vrouw die haar man trotseerde en die door het overlijden van haar eerdere twee zonen, haar enige overgebleven zoon koesterde en goed verzorgde. Toen zijn vader naar Tiflis trok om in een schoenfabriek te gaan werken nam Jekaterina een job als huishoudster en trok ze in het huis van een orthodoxe priester. Met hulp van deze priester kreeg Jekaterina Stalin binnen in de school van een orthodoxe kerk. Stalin was toen acht jaar en een niet al te grote jongen met duidelijke Georgische gelaatstrekken. Hij had een geteisterde huid vanwege een bijna dodelijke aanval van pokken op vijfjarige leeftijd en als gevolg hiervan bleef zijn gezicht pokdalig. Het bleef niet enkel bij de dodelijke aanval van pokken. Zo kende Stalin in zijn jonge leven ook enkele bloedvergiftigingen, werd hij overreden door een wagen en door erfelijke trekken raakte zijn linkerarm misvormd (deze was stijf en een aantal centimeters korter dan zijn rechterarm). Maar deze fysieke misvormingen en problemen belette Stalin er niet van te pesten in plaats van gepest te worden tijdens zijn jonge jaren. Dit waren al de eerste kenmerken van wat later een zeer assertief man zou worden. Ondanks een éénmalige actie van zijn vader om Stalin op zijn tienjarige leeftijd mee te nemen naar de schoenfabriek, slaagde Jekaterina erin Stalin terug te halen naar school om zijn opleiding af te werken. Jekaterina was vastbesloten dat haar zoon priester zou worden. Deze vastberadenheid in ambitie en verwachtingen die ze richtte op het succes van haar zoon, had ook een effect op de persoonlijkheid van Stalin. De moeilijke verhouding met zijn vader ontwikkelde bij Stalin een hart van steen en een haat jegens elke vorm van 41
  • 42. gezag. Zijn moeder daarentegen creëerde bij hem het vertrouwen dat hij een bijzonder iemand was die tot grootse dingen in staat zou zijn. Deze combinatie zou later een machtige erfenis blijken (Alan Bullock, 2001). Een belangrijk gegeven is dat ten tijde dat Stalin op de parochieschool zat in Gori, er als gevolg van het russificatiebeleid van de tsaristische regering, het onderwijs niet langer in het Georgisch gegeven werd en abrupt vervangen werd door het Russisch. Dit leidde tot botsingen waarbij Stalin één van de leidende rebellen was. Stalin hield hier zijn grote interesse voor Georgische literatuur aan over (Alan Bullock, 2001). Zo kon Stalin in een boekenwinkel in Gori aan boeken geraken die door de schoolautoriteiten verboden waren. Voornamelijk waren dit werken van Georgische schrijvers en één van deze werken maakte een blijvende indruk op hem en was gebasseerd op een waargebeurde episode in 1840. Het werk was getiteld “de vadermoordenaar” en was het verhaal van een Kaukastische Robin Hood, genaamd Koba. Stalin was zo gek op dit karakter dat hij zijn vrienden dwong om hem zo te noemen. Het ging zelfs zo ver dat Stalin zichzelf had voorgenomen een tweede Koba te worden, net zo’n beroemde strijder en held. Robert Tucker, een Amerikaanse biograaf van Stalin, schreef hierover het volgende (Robert Tucker, 1990, p. 4): De theorie houdt in dat de wrede behandeling die Stalin kreeg van zijn vader, vooral de afranselingen die de jongen en zijn moeder in zijn bijzijn kregen, de fundamentele onzekerheid veroorzaakte, het gevoel geïsoleerd te zijn in een vijandige wereld, wat tot de ontwikkeling van een neurotische persoonlijkheid in een kind kan leiden. Op zoek naar vaste grond waarop men innerlijke zekerheid kan bouwen, zou iemand die in zijn jeugd zo’n zekerheid had ervaren, er heel goed toe kunnen komen deze zekerheid te zoeken in het vormen van een geïdealiseerd zelfbeeld en dat vervolgens aan te nemen als zijn ware identiteit. ‘Vanaf dat ogenblik wordt zijn energie in toenemende mate aangewend om te proberen het geïdealiseerde zelfbeeld door daden te bewijzen en de bevestiging ervan door anderen te verkrijgen.’ In het geval van Stalin klopt dit met het feit dat hij zich eerst identificeerde met de Kaukasische, vogelvrijverklaarde held Koba, wiens naam hij aannam, en later met Lenin, de revolutionaire held, die hij als model koos voor zijn eigen 42
  • 43. ’revolutionaire persona’ door middel van de naam Stalin, ‘man van staal’, waarin Lenins eigen pseudoniem weerklonk. Nadat Stalin klaar was met de basisschool in Gori, die hij vrij makkelijk had weten te doorlopen, ging hij naar het Orthodox Theologisch Seminarium van Tiflis. Zijn resultaten van het toelatingsexamen waren zo goed dat hij ingeschreven werd als inwonende leerling voor wie alles betaald werd. De verhuis van een kleine stad op het open platte land naar de hoofdstad van de Kaukasische republiek was een belangrijk keerpunt. Zo leerde hij onder andere vele nieuwe culturen kennen. Het Orthodox Theologisch Seminarium waar Stalin terechtkwam was een seminarie met een zeer streng regime. Zo mochten er geen kranten gelezen worden en veel boeken, van onder andere Tolstoy en Dostoyevsky, waren ook uit den boze. Deze regels hebben er ook voor gezorgd dat Stalin vaak in de problemen kwam omdat hij veel van de boeken die uitgebannen waren wel las. Als tegenreactie bespioneerden de monniken hun leerlingen, luisterden hen af, doorzochten hun kleren en kasten en verklikten hen bij de rector. De monniken vreesden namelijk dat hun pupillen zouden rebelleren tegen hen. Maar het verplichten van de jongens om op zondagen en kerkelijke feestdagen de drie of vier uur durende kerkdiensten staand bij te wonen, creëerde het omgekeerde effect en lokte een krachtige antigodsdienstige reactie uit. Dit werd nog meer aangewakkerd door het officiële russificatiebeleid dat het seminarie tot een bolwerk van Georgisch nationalisme maakte, broeinesten van revolutionairen. In 1894, zoals sommige getuigen zeggen, ging Stalin bij een Marxistische jongerengroep, die begeleid werd door een van de oudere studenten. Maar zelfs tegen deze rebellerende jongerengroep rebelleerde hij. Hij richtte namelijk zijn eigen splinterfractie op die hij domineerde en waarin hij een verdeel en heers tactiek in toepaste. Deze tactiek zou hij in zijn latere bestaan als potentaat nog heel handig weten te gebruiken. Wel beschrijft Bullock dat het verblijf in het seminari een grote invloed heeft gehad op Stalin (Alan Bullock, 2001, p. 13): Degenen die Stalin in Gori hadden gekend als een levendige en spontane jongen, constateerden nadat hij een jaar of twee het seminarie had bezocht, een opvallende verandering in hem: hij werd teruggetrokken en zwijgzaam, hij 43
  • 44. gaf er de voorkeur aan er alleen op uit te trekken al dan niet met een boek toonde zich snel beledigd, zelfs als van een belediging geen sprake was. In 1898 werd de voorloper van de latere Communistische Partij gesticht, de Russische Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Wel bleken de idealen die Stalin voor ogen had te megalomaan. Stalin werd dan ook door de leider van de partij geadviseerd om tot bezinning te komen en zijn school af te maken, wat Stalin uiteindelijk nog maar één jaar volhield. Het was in de lente van 1899 dat Stalin het seminarie verliet, nadat hij maar vijf jaar van de zesjarige studie had volbracht. Waarom en hoe deze gebeurtenis zich heeft kunnen voltrekken is tot op de dag van vandaag onduidelijk gebleven. Wat wel bekend is dat hij in zijn laatste studiejaar steeds meer onvrede toonde over de gang van zaken aldaar. Volgens zijn vroegere docenten toonde Stalin tijdens de lessen die hij volgde geen enkel respect voor de leraren en was hij daarbij ook nog eens een slechte leerling. Hij leerde zijn gevoelens verbergen met een bedrevenheid in het veinzen die hem tot een tweede natuur werd. Vijf jaar lang leerde hij niet alleen te overleven, maar bestudeerde hij uit de eerste hand een gesloten gemeenschap waarin op de naleving van de regels werd toegezien door een systeem van spionage, verklikkerij en angst: de les was niet aan hem verspild (Alan Bullock, 2001, p13). 3 De jeugd van Hitler In Waldviertel, een arme afgelegen streek ten noorden van de Donau, woonde een boerenbevolking die afgesneden was van de stromingen in het leven van Oostenrijk. Temidden van deze plattelandsbevolking, met haar veelvuldig onderlinge huwelijken, leefde de familie Hitler. Adolf’s vader, Alois Schicklgruber, geboren in 1837, was de onechtelijke zoon van Maria Anna Schicklgruber en een onbekende vader (Alan Bullock, 1983). Het is zelfs misschien te veronderstellen dat de grootvader van Hitler een Jood is geweest, omdat zijn grootmoeder als kokkin werkte in een rijk Joods gezin. Maar het is nooit helemaal duidelijk geworden wie nu de echte grootvader van Hitler is geweest. 44
  • 45. In 1876, op 39-jarige leeftijd, werd de naam van Alois Schicklgruber veranderd in Alois Hitler, naar zijn oom Hiedler. Door een administratieve fout werd het Hitler. In 1885, na talloze affaires en twee beëindigde huwelijken, trouwde Alois Hitler, toen 48 jaar oud, met de zwangere Klara Pölzl, 24 jaar jonger. Zij was de kleindochter van zijn oom Hiedler. Hiervoor moest Alois speciale toestemming vragen van de bisschop, aangezien zij eigenlijk zijn nicht was. Alois Hitler was niet echt een sympathiek persoon. Hij was autoritair en egoïstisch en hield weinig rekening met de gevoelens van zijn veel jongere vrouw. Maar dit gold voor veel mannen van zijn tijd die zich hadden opgewerkt. Zo bekleedde Alois Hitler de positie van douanebeamte bij de Habsburgse Keizerlijke Douandienst (Alan Bullock, 1983). Klara Pölzl had voor de geboorte van Adolf Hitler, op 20 april 1889 in het dorpje Braunau am Inn in Oostenrijk, al drie andere kinderen gebaard, die alle drie in hun kinderjaren vroegtijdig waren overleden. Tot zijn vijfde jaar, toen Adolf er een broertje bij kreeg, kreeg Adolf alle aandacht van zijn moeder. Er zijn geen overtuigende bewijzen dat hij erg jaloers was toen er aan deze periode een einde kwam (Alan Bullock, 2001, p6). Toen Adolf zes jaar was ging hij voor de eerste maal naar school, een basisschool in de buurt van Linz in het noordoosten van Oostenrijk. In dat jaar vonden er voor Hitler twee belangrijke gebeurtenissen plaats, zo ging hij voor het eerst naar de basisschool, waarmee de meest zorgeloze tijd van zijn leven afgelopen was, en ging zijn vader met pensioen. Dit had tot gevolg dat er opeens veel meer controle op Adolf’s jonge leventje kwam, wat niet echt gewaardeerd werd door hem. Adolf’s oudere broer Alois die toen dertien was, was meestal het mikpunt van zijn vaders bevelen en agressie. Na menige klappen en andere vormen van agressie van de vader die gericht waren tegen de jonge Alois, had deze er op zijn veertiende genoeg van en ging uit huis. Nu was het de beurt aan de zevenjarige Adolf om geterroriseerd te worden. Aangezien vader Alois werkzaam was geweest als een hoge ambtenaar voor de gemeente en naar wie geluisterd moest worden,verwachtte hij hierdoor ook dat iedereen hem gehoorzaamde. Binnen deze periode verhuisde de familie ook veel waardoor Adolf telkenmale moets veranderen van school (Alan Bullock, 1983). 45