6. Ten geleide
In het schooljaar 1994/95 is het cohortonderzoek Primair Onderwijs (PRIMA) van start gegaan.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door het ITS te Nijmegen en het SCO-Kohnstamm Instituut te
Amsterdam, en gefinancierd door NWO-MaG op verzoek van het Ministerie van OC&W.
Een kenmerk van cohortonderzoek is dat er verschillende jaargroepen (cohorten) tegelijk worden onderzocht, en bovendien dat zoveel mogelijk dezelfde leerlingen worden gevolgd in hun
gang door het onderwijs. In PRIMA worden om de twee jaar de leerlingen getoetst en wordt
informatie verzameld over het genoten onderwijs en over de achtergronden van de leerlingen.
Telkens wordt een nieuw cohort aan het onderzoek toegevoegd en stroomt een oud cohort door
naar het voortgezet onderwijs. In het schooljaar 2004/05 heeft de zesde meting van PRIMA
plaatsgevonden. Voor het eerst sinds de start van PRIMA waren daarbij geen scholen voor speciaal basisonderwijs betrokken, maar uitsluitend scholen voor regulier basisonderwijs. Over
deze zesde meting handelt dit rapport.
Het doel van het PRIMA-cohortonderzoek is een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het
primair onderwijs in Nederland. In plaats van telkens afzonderlijke onderzoeken naar uiteenlopende aspecten van het onderwijsbeleid worden met PRIMA in één onderzoek gegevens verzameld die voor verschillende doeleinden kunnen worden benut. Zo worden de gegevens onder
meer gebruikt voor de evaluatie van het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) en Weer Samen
Naar School (WSNS). Daarnaast geeft het onderzoek ook in algemene zin inzicht in de ontwikkelingen binnen het Nederlandse onderwijs. Voor de deelnemende scholen biedt het onderzoek
een beeld van de relatieve positie van de eigen leerlingen ten opzichte van die van hun jaargenoten in Nederland als geheel.
Bij de zesde PRIMA-meting zijn op circa 600 reguliere basisscholen gegevens verzameld bij de
leerlingen in de jaargroepen 2, 4, 6 en 8. Behalve bij de leerlingen is ook op uitgebreide wijze
informatie verzameld via de leerkrachten, de schooldirecties en de ouders. In totaal zijn bij de
metingen in het basisonderwijs ongeveer 60000 leerlingen betrokken. De 600 basisscholen in de
steekproef zijn onderverdeeld in een landelijk representatieve steekproef van scholen (de referentiesteekproef) en een aanvullende steekproef van scholen met een hoge concentratie van
allochtone en autochtone kinderen uit de lagere sociaal-economische milieus.
In groep 2 zijn twee toetsen afgenomen uit het Cito-Leerlingvolgsysteem, namelijk Ordenen en
Taal voor kleuters. In de groepen 4, 6 en 8 zijn toetsen afgenomen voor taal, rekenen en begrijpend lezen. Deels zijn deze speciaal ten behoeve van PRIMA geconstrueerd, deels zijn ze afkomstig uit het Cito-Leerlingvolgsysteem. In de groepen 4, 6 en 8 zijn ook twee non-verbale
intelligentietests afgenomen. Daarnaast hebben de leerlingen uit de groepen 6 en 8 een schoolwelbevinden-vragenlijst ingevuld. Aan de ouders uit groep 2 is een uitgebreide schriftelijke
vragenlijst voorgelegd. Daarin wordt ingegaan op sociale, culturele en etnische achtergronden
van het gezin waartoe de leerling behoort, op kenmerken van de leerling zelf en op kenmerken
van de ouders. Bij de directies en leerkrachten is met behulp van schriftelijke vragenlijsten in-
v
7. formatie verzameld over onder meer het onderwijsaanbod. De groepsleerkrachten hebben met
behulp van het zogenaamde leerlingprofiel bovendien hun leerlingen beoordeeld op een aantal
psycho-sociale kenmerken en de leerkrachten van groep 8 hebben daarnaast ook een uitstroomformulier ingevuld, waarmee informatie over het schooladvies en de Cito-Eindtoetsscore werd
opgevraagd. Bij deze zesde PRIMA-meting stond een thema centraal, namelijk ‘Zorgleerlingen
op de basisschool’. In dat kader zijn er eenmalig twee extra instrumenten afgenomen aan de
leerkrachten van groep 2, 4, 6 en 8: een Zorgprofiel en een Vignetteninstrument Zorgcapaciteit.
Inmiddels is een groot aantal rapporten en (internationale) artikelen verschenen gebaseerd op
gegevens uit de eerste vijf PRIMA-metingen. Het voorliggende rapport maakt deel uit van de
basisrapportage over de zesde PRIMA-meting. Dit rapport heeft betrekking op de gegevens die
in principe liggen op het niveau van de leerlingen. Binnen het rapport kunnen drie delen worden
onderscheiden. In het eerste deel wordt een beschrijving gegeven van het verloop en de resultaten van het veldwerk. In het tweede deel staan de leerlinggegevens centraal: de sociaal-etnische
achtergronden, de taal-, reken- en leestoetsen, de intelligentietests, het leerlingprofiel, het
schoolwelbevinden, en de uitstroomgegevens. Behalve dat er verslag wordt gedaan van de variabelenconstructie, worden ook de eerste resultaten gepresenteerd. Bij dat laatste vindt een uitsplitsing plaats naar jaargroep, sociaal-etnische achtergrond en geslacht van de leerlingen. In het
derde deel wordt ingegaan op de oudervragenlijsten die zijn afgenomen in groep 2. Aan de orde
komt de variabelenconstructie en er wordt een eerste beschrijving gegeven van de resultaten,
met daarbij een uitsplitsing naar referentie- en totale steekproef.
De onderhavige rapportage met betrekking tot de resultaten van de zesde PRIMA-meting bouwt
voort op de rapportages uit de eerdere metingen. Het doel van deze rapportage is meerledig. Op
de eerste plaats willen de onderzoekers een verantwoording geven van het verloop en de resultaten van de complexe gegevensverzameling. Op de tweede plaats willen ze een overzicht presenteren van alle in PRIMA opgenomen instrumenten en variabelen. Daarvoor wordt verslag gedaan van de datacleaning en variabelenconstructie, en worden tevens de belangrijkste karakteristieken van de verzamelde informatie gepresenteerd. Dat laatste gebeurt met name in de vorm
van gemiddelden en standaarddeviaties. Bij de presentatie van de gegevens wordt steeds een
onderscheid gemaakt tussen de referentie- en de totale steekproef. De referentiesteekproef geeft
een landelijk representatief beeld van de situatie op Nederlandse basisscholen; de totale steekproef bevat daarnaast nog een oververtegenwoordiging van scholen met relatief veel leerlingen
uit achterstandssituaties. Naast het onderscheid naar steekproef wordt in een deel van de overzichten ook nog een uitsplitsing gemaakt naar de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen.
De belangrijkste doelgroep van de rapportage zijn onderzoekers die met de onderzoeksbestanden gaan werken. Voor hen vormt dit rapport een compleet naslagwerk. Maar daarnaast is de
rapportage ook van belang voor allen die geïnteresseerd zijn in de situatie op Nederlandse basisscholen. Het rapport geeft namelijk een uitgebreid overzicht van een groot aantal cognitieve en
niet-cognitieve kenmerken van de leerlingen en van hun thuissituatie.
Zoals al vermeld handelt het onderhavige rapport over de gegevens die bij of over de leerlingen
in het basisonderwijs zijn verzameld. Over de school- en klas/leerkrachtkenmerken in het basisonderwijs verschijnen afzonderlijke rapportages. Die zijn te bestellen bij de uitvoerende onderzoeksinstituten. Ook over de resultaten van het thema van PRIMA6, de zorgleerlingen op de
basisschool, zal later afzonderlijk worden gerapporteerd.
vi
8. Projectleider van het PRIMA-onderzoek op het ITS is L. Mulder en op het SCO-Kohnstamm
Instituut G. Ledoux. De auteurs van dit rapport willen H. Versteegen, N. Leenders, H. van der
Hoeven en H. van der Wal van het ITS en A. van der Meijden, J. Roeleveld, A. Vestdijk, D.
Elshof en J. Aben van het SCO-Kohnstamm Instituut bedanken voor de wijze waarop zij het
complexe veldwerk tot een goed einde hebben weten te brengen.
vii
10. Inhoud
Ten geleide
v
Deel I Veldwerkverslag
1
1. De steekproef van scholen en leerlingen
1.1 Inleiding
1.2 Nagestreefde referentiesteekproef
1.3 Nagestreefde aanvullende steekproef
1.4 Omvang en representativiteit van de uiteindelijke scholensteekproef
1.5 Aantallen ‘oude’ en nieuwe PRIMA-basisscholen
1.6 Omvang van de leerlingensteekproef
3
3
3
4
5
8
8
2. Dataverzameling
2.1 Onderscheiden fasen en tijdsplanning
2.2 Fase 1: Benadering van scholen en opvragen van administratieve gegevens
2.3 Fase 2: Verzameling van leerlinggegevens
2.4 Fase 3: Toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzameling
2.5 Fase 4: Uitstroomformulieren, tussentijdse instroomen uitvalformulieren, instrumenten zorgleerlingen
2.6 Overzicht van de verzamelde data
2.7 Rapportage aan de scholen
2.8 Taakverdeling tussen beide uitvoerende instituten
11
11
11
12
13
Deel II De leerlinggegevens
17
3 Achtergronden van de leerlingen
3.1 Achtergronden van de leerlingen
3.2 Sociaal-etnische achtergrond
19
19
22
4 De taal-, reken- en leestoetsen
4.1 Inleiding
4.2 De taal-, reken- en leestoetsen
4.3 Respons
4.4 De taal-, reken- en leesvaardigheid
25
25
25
27
28
5 De intelligentietests
5.1 De intelligentietests
5.2 Respons
5.3 Intelligentiescores
33
33
33
34
14
15
16
16
ix
11. 6 Leerlingprofielen
6.1 De leerlingprofielen
6.2 Respons
6.3 Schalen
6.4 Schaalscores
6.5 Onderwijskundige bijzonderheden
6.5.1 Aanspreekbaarheid in het Nederlands
6.5.2 Het relatieve prestatieniveau
6.5.3 Prognose voor toekomstig onderwijs
6.5.4 Het AVI-leesniveau
37
37
37
38
39
63
63
65
67
71
7 De vragenlijst Schoolwelbevinden
7.1 De vragenlijst Schoolwelbevinden
7.2 Respons
7.3 Schaalscores
75
75
75
76
8 Uitstroomgegevens groep 8
8.1 Het uitstroomformulier
8.2 Respons
8.3 Vervolgadvies voortgezet onderwijs
8.4 Potentiële voortijdig schoolverlaters
8.5 De Eindtoets basisonderwijs
81
81
81
82
84
85
Deel III De oudervragenlijsten
89
9 De oudervragenlijst voor groep 2
9.1 Constructie
9.2 Afname
9.3 Verwerking
9.4 Respons
9.4.1 Aantallen
9.4.2 Respons, sociaal-etnische achtergrond en toetsprestaties
9.4.3 Respons en steekproeven
9.4.4 Respons op schoolniveau
9.4.5 Samenvatting
9.5 Een beschrijving van de oudergegevens
9.5.1 Inleiding
9.5.2 De oudergegevens
91
91
91
92
92
92
93
94
95
96
96
96
97
Literatuur
x
115
14. 1 De steekproef van scholen en leerlingen
1.1 Inleiding
Bij de vijfde PRIMA-meting in het basisonderwijs, in schooljaar 2002/03, waren circa 600
scholen betrokken geweest. Bij de start van de zesde PRIMA-meting werd besloten deze steekproefomvang te handhaven. Eveneens in overeenstemming met de vorige meting werd bovendien bepaald dat 420 van de scholen tezamen de referentiesteekproef zouden moeten vormen representatief voor alle Nederlandse basisscholen - terwijl de 180 resterende scholen zodanig
moesten worden geselecteerd dat in de totale PRIMA-steekproef voldoende allochtone en autochtone leerlingen zouden voorkomen die behoren tot de doelgroepen van het Onderwijsachterstandenbeleid. Daarnaast was het net als in voorgaande jaren de bedoeling om de scholensteekproef van de vorige PRIMA-meting zo veel mogelijk intact te houden, om zo het longitudinale karakter van het onderzoek te waarborgen.
1.2 Nagestreefde referentiesteekproef
Voor het selecteren van de referentiesteekproef werden richting, provincie en urbanisatiegraad
van de vestigingsgemeente van de school als belangrijkste kenmerken beschouwd, samen met
het kenmerk schoolscore. Dit kenmerk vormt een indicatie voor de sociaal-etnische samenstelling van de leerlingenpopulatie van een school en wordt door het Ministerie van OCW berekend
door het gewogen aantal leerlingen van een school (dus met verdiscontering van hun wegingsfactor) te verminderen met 9% van het ongewogen aantal leerlingen en het resultaat te delen
door het ongewogen aantal leerlingen. De uitkomst van deze rekensom wordt met 100 vermenigvuldigd en is door ons vervolgens ingedikt tot zeven categorieën.
Met het meest recente scholenbestand van OCW, gebaseerd op de telling van peildatum 1 oktober 2003, kon worden vastgesteld hoe de landelijke verdeling van deze kenmerken er op dat
moment uitzag. Door dezelfde percentuele verdeling over te brengen op een referentiesteekproef
van 420 scholen werd duidelijk naar welke aantallen diende te worden gestreefd.
In Tabel 1.1 geven we de procentuele landelijke verdeling en de nagestreefde aantallen scholen
weer.
3
15. Tabel 1.1 – Verhoudingen in de landelijke schoolpopulatie (schooljaar 2003/04, N=7150) met
betrekking tot schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad en bijbehorende streefaantallen in de referentiesteekproef
landelijk %
nagestreefde n
schoolscore
100-109
110-119
120-129
130-139
140-149
150-159
>159
78.4
7.8
3.7
2.3
1.9
1.5
4.5
329
33
16
10
8
6
19
richting
openbaar
protestants-christelijk
rooms-katholiek
overig bijzonder
33.6
29.7
29.5
7.2
141
125
124
30
provincie
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Flevoland
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
4.8
6.9
4.3
7.9
2.5
13.5
6.8
13.2
17.5
3.5
12.9
6.1
20
29
18
33
11
57
29
55
73
15
54
26
urbanisatiegraad
niet stedelijk
weinig stedelijk
matig stedelijk
sterk stedelijk
zeer sterk stedelijk
21.3
25.4
21.2
20.2
11.9
89
107
89
85
50
totaal
100
± 420
1.3 Nagestreefde aanvullende steekproef
Net als in de vijfde PRIMA-meting werd als criterium voor de aanvullende steekproef uitsluitend de schoolscore-verdeling gebruikt. De omvang van de aanvullende steekproef werd bepaald door de eis dat de totale PRIMA-steekproef per schoolscore-categorie ten minste 45 scholen zou moeten bevatten. Daarmee zouden naar verwachting voldoende achterstandsleerlingen
in de steekproef worden opgenomen en konden tevens uitspraken gedaan worden over scholen
met een uiteenlopende sociaal-etnische samenstelling. Gegeven de nagestreefde aantallen in de
referentiesteekproef (zie ook Tabel 1.1), leidde dat tot de in Tabel 1.2 weergegeven aantallen
voor de nagestreefde aanvullende steekproef.
4
16. Tabel 1.2 - Nagestreefde schoolscore-aantallen in de referentiesteekproef en aanvullende steekproef van de zesde PRIMA-meting
schoolscore
referentiesteekproef
aanvullende steekproef
totaal
100-109
110-119
120-129
130-139
140-149
150-159
>159
329
33
16
10
8
6
19
0
12
29
35
37
39
26
326
45
45
45
45
45
45
totaal
421
178
599
1.4 Omvang en representativiteit van de uiteindelijke scholensteekproef
De uiteindelijke totale steekproef van PRIMA in schooljaar 2004/05 bestaat uit 600 basisscholen. Kanttekening bij dit aantal is dat verschillende dépendances van één school afzonderlijk in
de steekproef kunnen voorkomen. In dat geval is er sprake van meer locaties waarop alle toetsgroepen (2, 4, 6 en 8) aanwezig zijn. Achter deze werkwijze steekt zowel een inhoudelijk als
een financieel/organisatorisch motief. Ten eerste blijkt het vaak te gaan om gefuseerde scholen
die slechts in beperkte mate samenwerken; ten tweede zou het alternatief (elke administratieve
eenheid met al zijn locaties beschouwen als één school) leiden tot een enorme verhoging van het
aantal te toetsen leerlingen. Niet alle scholen met meerdere locaties zijn op deze manier opgesplitst: met name scholen die al langere tijd in de PRIMA-steekproef voorkomen, bestaan vaak
nog onder één PRIMA-schoolnummer. Het zou erg complex worden, om deze scholen en hun
leerlingenpopulatie met terugwerkende kracht ook op te splitsen per locatie. Schooldirecties
vragen in verband met de terugrapportage van toetsresultaten soms expliciet om een afzonderlijke benadering van hun locaties of juist om het tegenovergestelde; voor zover dat binnen onze
voorwaarden past, komen we hieraan tegemoet.
In hoofdstuk 2 wordt beschreven op welke wijze de PRIMA-scholen geselecteerd en benaderd
zijn. Hier dient echter alvast enige toelichting gegeven te worden op de wijze waarop omgegaan
werd met de selectiecriteria tijdens de werving. Het bleek namelijk vrijwel onmogelijk om deze
alle vier (schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad) steeds een even zwaar gewicht te
geven. Dat heeft te maken met de relatief beperkte periode waarin de werving diende plaats te
vinden, gecombineerd met het forse percentage scholen dat negatief op ons deelnameverzoek
bleek te reageren. Daardoor was het onmogelijk om de reactie van een in alle opzichten geschikte school eerst af te wachten alvorens - bij een afwijzing - een even geschikte alternatieve school
te benaderen. In plaats daarvan werd een groot aantal scholen tegelijkertijd benaderd, hetgeen
consequenties had voor de precisie waarmee geselecteerd kon worden op alle relevante schoolkenmerken. Het uiteindelijke resultaat daarvan is af te lezen in Tabel 1.3; deze tabel laat de
schoolscore-verdeling zien van de totale steekproef van de zesde PRIMA-meting.
5
17. Tabel 1.3 – Feitelijke schoolscore-verdeling in de totale steekproef van de zesde PRIMAmeting
schoolscore
100-109
110-119
120-129
130-139
140-149
150-159
>159
329
52
46
36
34
36
67
totaal
600
In de totale steekproef is vooral aan scholen met schoolscores in de drie categorieën tussen 130
en 159 een tekort: in de betreffende drie cellen tezamen ligt het aantal op 106 in plaats van de
nagestreefde 135. Dat komt onder andere doordat ook het totale aantal scholen in Nederland in
deze drie categorieën laag is (n=408); gezien de zeer hoge non-respons (zie hoofdstuk 2) leidt
zelfs een wervingspoging onder alle scholen tot te lage deelnemersaantallen. Het zelfde probleem deed zich ook al voor bij de vijfde meting, zij het in iets mindere mate. Het landelijke
aantal scholen in deze drie categorieën was toen echter nog iets hoger: 430.
In Tabel 1.4 wordt de verdeling van de 420 scholen in de referentiesteekproef over de vier selectiekenmerken (schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad) weergegeven (‘feitelijke
n’). Daarbij moet bedacht worden dat de schoolkenmerken afkomstig zijn van het departementale bestand van schooljaar 2003/04, dat naar BRIN-nummer is gerangschikt. Dat betekent dat,
waar er in de PRIMA-steekproef sprake is van meer schoollocaties met elk een eigen schoolnummer, aan elk van die locaties dus de kenmerken van de gehele school gekoppeld zijn. Bij
richting, provincie en urbanisatiegraad is dat geen punt, maar bij de schoolscore zou er in principe een discrepantie kunnen zitten tussen de schoolscore van de hele school en de ‘virtuele’
schoolscore van de locatie, als de verdeling van leerlingen over locaties niet willekeurig is geweest.
De verwachte verdeling van de 420 scholen over de vier schoolkenmerken, gegeven de verhoudingen binnen de totale Nederlandse schoolpopulatie, is ook weergegeven in Tabel 1.4. Over
het algemeen is er sprake van tamelijk kleine verschillen. De grootste afwijkingen zien we bij
enkele categorieën (weinig stedelijk en sterk stedelijk) van urbanisatiegraad en ook het aantal
deelnemende scholen in de provincie Utrecht is nogal wat kleiner dan verwacht. Met de χ2-toets
is uitgerekend of er sprake is van significante verschillen (p<0.01) tussen de verwachte en feitelijke n, waarmee de representativiteit van de referentiesteekproef in het geding zou zijn. Dat
bleek echter nergens het geval te zijn. De verhoudingen naar schoolscore, richting en urbanisatiegraad zijn in de referentiesteekproef goed in overeenstemming met de landelijke verhoudingen. Dat betekent dat de referentiesteekproef representatief is in alle genoemde opzichten.
6
18. Tabel 1.4 – Feitelijke en verwachte verdeling van de 420 scholen in de referentiesteekproef van
de zesde PRIMA-meting, naar schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad
feitelijke n
verwachte n
schoolscore
100-109
110-119
120-129
130-139
140-149
150-159
>159
326
32
17
10
8
6
21
329
33
16
10
8
6
19
richting
openbaar
protestants-christelijk
rooms-katholiek
overig bijzonder
137
132
119
32
141
125
124
30
19
27
17
33
12
57
20
59
78
19
50
29
20
29
18
33
11
57
29
55
73
15
54
26
urbanisatiegraad
niet stedelijk
weinig stedelijk
matig stedelijk
sterk stedelijk
zeer sterk stedelijk
92
123
92
70
43
89
107
89
85
50
totaal
420
± 420
provincie
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Flevoland
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Niet betrokken bij de selectiecriteria is schoolgrootte. Volledigheidshalve is achteraf echter wel
nagegaan of de scholen in de referentiesteekproef afwijken van de landelijke populatie qua totale aantal leerlingen. Daartoe hebben we eveneens gebruik gemaakt van het scholenbestand van
OCW van schooljaar 2003/04. In de tabel hierna zijn de resultaten opgenomen van de vergelijking tussen populatie en referentiesteekproef.
7
19. Tabel 1.5 – Schoolgrootte in de landelijke schoolpopulatie (schooljaar 2003/04, N=7150) en in
de referentiesteekproef van de zesde PRIMA-meting
landelijk
gem. aantal leerlingen
schoolgrootte
max. 100
101-150
151-200
201-250
251-300
301-350
351-450
> 450
referentiesteekproef
216.5
215.3
%
17.7
15.0
17.7
17.1
12.0
7.8
8.1
4.7
%
17.4
14.0
16.4
19.3
14.3
8.1
6.4
4.0
De referentiesteekproef lijkt qua gemiddeld aantal leerlingen goed op de landelijke basisscholenpopulatie. De afwijkingen tussen de op basis van de populatie verwachte en feitelijk in de
referentiesteekproef geobserveerde aantallen scholen per schoolgrootte-categorie zijn nergens
significant bij p<0.01.
1.5 Aantallen ‘oude’ en nieuwe PRIMA-basisscholen
Bij de zesde PRIMA-meting bevat de totale steekproef dus 600 basisscholen en valt deze steekproef uiteen in een referentiesteekproef van 420 scholen en een aanvullende steekproef van 180
scholen. Van deze 600 steekproefscholen namen er 438 (73%) ook deel aan de vijfde PRIMAmeting in 2002/03; 326 scholen (54%) namen zowel deel aan de vierde, vijfde als zesde meting.
Binnen de referentiesteekproef van 420 scholen zijn er 303 (72%) die ook in 2002/03 deelnamen aan PRIMA en 215 (51%) die zowel in 2000/01 als in 2002/03 en 2004/05 deelnamen.
Onder de 162 PRIMA-scholen die in 2004/05 voor het eerst deelnamen, zijn er overigens 25 die
eerder wel aan aanverwant onderzoek op verzoek van een lokale opdrachtgever hadden deelgenomen.
1.6 Omvang van de leerlingensteekproef
Ten behoeve van de zesde PRIMA-meting hebben de 600 deelnemende basisscholen gegevens
verstrekt over hun leerlingen in de groepen 2, 4, 6 en 8. In totaal bleek het te gaan om 58902
leerlingen; een gemiddelde van 98 leerlingen per school in de vier jaargroepen tezamen. In Tabel 1.6 is te zien hoeveel leerlingen per steekproef en jaargroep dit betreft. Ook is in de tabel
opgenomen welk deel van hen ook deelnam aan de vijfde PRIMA-meting in 2002/03, uitgesplitst naar steekproef. Per definitie kan dit alleen betrekking hebben op de leerlingen die bij de
vijfde meting in groep 4, 6 en 8 zaten. Leerlingen die in 2002/03 aan aanverwant onderzoek op
verzoek van een lokale opdrachtgever hebben deelgenomen, zijn niet meegerekend.
8
20. Tabel 1.6 – Totale aantal opgegeven leerlingen per jaargroep, en percentage daarvan dat bekend is uit de vorige PRIMA-meting, naar steekproef
referentiesteekproef
aanvullende steekproef
totale steekproef
n
% in PRIMA5
n
% in PRIMA5
n
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
11380
10698
10076
9886
0.0
62.3
67.7
71.2
4698
4300
3927
3964
0.0
59.7
65.6
69.4
16060
14997
13998
13847
totaal
42040
16889
% in PRIMA5
0.0
61.5
67.2
70.7
58902
Het gemiddeld aantal opgegeven leerlingen in groep 2, 4, 6 en 8 op de scholen uit de referentiesteekproef is 100, terwijl op de scholen in de aanvullende steekproef gemiddeld 94 leerlingen
zitten. In Tabel 1.6 valt verder op dat het percentage bekende leerlingen stijgt met de groep;
vermoedelijk omdat in de lagere groepen relatief meer leerlingen naar het speciaal onderwijs
worden verwezen of van school veranderen.
Door ziekte, tussentijdse uitstroom of andere oorzaken hebben overigens niet alle door de scholen opgegeven leerlingen uiteindelijk ook deelgenomen aan de toetsafnames van PRIMA. De
verhoudingen tussen het totale aantal opgegeven leerlingen en het aantal leerlingen dat ten minste één toets (taal, rekenen of begrijpend lezen) heeft gemaakt, zijn in Tabel 1.7 weergegeven.
Tabel 1.7 – Aantal leerlingen per jaargroep dat ten minste één toets heeft gemaakt en % ten
opzichte van het totale aantal opgegeven leerlingen, naar steekproef
referentiesteekproef
aanvullende steekproef
totale steekproef
getoetste n
% v. totaal
getoetste n
% v. totaal
getoetste n
% v. totaal
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
10751
10262
9784
9632
94.5
95.9
97.1
97.4
4259
4027
3697
3715
91.0
93.7
94.3
93.8
15010
14289
13481
13347
93.5
95.3
96.3
96.4
totaal
40429
96.2
15698
93.1
56127
95.3
Het percentage getoetste ten opzichte van opgegeven leerlingen ligt in de aanvullende steekproef wat lager dan in de referentiesteekproef. Dat zou te maken kunnen hebben met een groter
tussentijds verloop van leerlingen in eerstgenoemde steekproef, of met een groter aantal leerlingen daar dat op een te laag niveau verkeert om aan de toetsafnames mee te kunnen doen (bijvoorbeeld neven-instromers uit het buitenland).
9
22. 2 Dataverzameling
2.1 Onderscheiden fasen en tijdsplanning
In de dataverzameling ten behoeve van de zesde meting van het PRIMA-onderzoek is een viertal fasen te onderscheiden: de werving van deelnemende scholen aan het PRIMA-cohort, gecombineerd met het opvragen van enkele administratieve gegevens (fase 1), de verzameling van
aantallen, namen en enkele achtergrondgegevens van de leerlingen in de toetsgroepen (fase 2),
de toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzamelingen in groep 2, 4, 6 en 8 (fase 3), en ten
slotte de verzameling van uitstroomgegevens groep 8 en tussentijdse instroom- en uitvalsgegevens (fase 4). Al deze dataverzamelingen zijn standaard en kwamen ook in voorgaande PRIMAmetingen voor. In het kader van het speciale onderzoeksthema van de zesde PRIMA-meting
(‘Zorgleerlingen op de basisschool’) vond er in fase 4 daarnaast een extra dataverzameling
plaats bij de leerkrachten van alle toetsgroepen.
De bijbehorende kalender staat hieronder vermeld. Elke fase wordt in de paragrafen hierna beschreven.
Kalender dataverzameling zesde PRIMA-meting
fase 1: mei – oktober 2004
fase 2: september – december 2004
fase 3: januari – maart 2005
fase 4: mei – juni 2005
2.2 Fase 1: Benadering van scholen en opvragen van administratieve gegevens
De eerste benadering van scholen was vooral bedoeld om hun bereidheid tot deelname te checken, maar werd gecombineerd met het aanbieden van een kort vragenlijstje over een aantal administratieve zaken. Alle scholen die twee jaar eerder aan PRIMA5 hadden deelgenomen, ontvingen al in mei 2004 deze vragenlijst. Zodoende kon in de zomervakantie op basis van hun
respons worden geïnventariseerd hoeveel nieuwe scholen nog nodig waren; dat bleken er 162 te
zijn. Nagegaan is wat de kenmerken moesten zijn van deze nieuwe scholen, in eerste instantie
qua schoolscore en vervolgens ook zoveel mogelijk naar provincie, richting en urbanisatiegraad
(zie ook paragraaf 1.4). Met het oog op de te verwachten hoge non-respons werd uit het departementale bestand vervolgens een veelvoud van deze benodigde scholen geselecteerd en direct
bij de start van het nieuwe schooljaar (augustus/september 2004) benaderd met dezelfde vragenlijst als de reeds uit PRIMA5 bekende deelnemers. Zodra de vragenlijstjes ingevuld terugkwamen van de scholen, werden zij ingevoerd in een computerbestand. Geregeld werd de stand van
zaken ten aanzien van deelnemers en weigeraars opgemaakt.. Uiteindelijk is op deze manier het
benodigde aantal van 600 scholen gehaald. Daartoe zijn in totaal wel circa 2200 scholen benaderd; de 600 deelnemers van de vorige meting en daarnaast ruim 1600 nieuwe scholen. Dat
11
23. betekent dat het responspercentage onder de nieuwe scholen ongeveer 10 procent bedraagt.
Onder de bekende scholen ligt de respons veel hoger: 73 procent.
2.3 Fase 2: Verzameling van leerlinggegevens
Zodra gebleken was dat een nieuwe school bereid was aan het onderzoek deel te nemen, werd
een aantal zogenoemde groepsformulieren verstuurd met het verzoek om hierop in te vullen
welke leerlingen in het lopende schooljaar in de even jaargroepen zaten. Per parallelgroep werden behalve de namen van die leerlingen ook enkele achtergrondkenmerken opgevraagd (zie
hoofdstuk 3). Het was voor de scholen ook mogelijk deze gegevens geautomatiseerd aan te leveren, mits zij gebruik maakten van het administratieprogramma ESIS-A. Alle scholen ontvingen daartoe behalve bovengenoemde formulieren ook een diskette. Aan de hand van een bijgevoegde gebruiksaanwijzing konden de scholen met een paar eenvoudige handelingen de gevraagde gegevens vanuit hun administratieprogramma op deze diskette zetten. Voor ESIS-A is
gekozen, omdat dit programma door circa tweederde van alle basisscholen wordt gebruikt.
De scholen die ook aan de vorige PRIMA-meting hadden deelgenomen, ontvingen een vergelijkbaar groepsformulier voor groep 2. De gegevensverzameling per formulier voor de groepen
4, 6 en 8 verliep echter anders: de meeste leerlingen uit deze groepen waren immers al bekend
van de vorige meting; toen zaten ze namelijk in groep 2, 4 en 6. Daarom werden op formulieren
de namen van die bekende leerlingen al voorgedrukt, met het verzoek aan te geven of deze leerlingen inderdaad normaal waren doorgestroomd. Van deze bekende leerlingen waren veel achtergrondgegevens al bekend, zodat op de nieuwe formulieren nog slechts enkele aanvullingen hoefden te worden gemaakt. Van eventuele nieuwe leerlingen in deze groepen (niet bekend uit
eerdere metingen) moesten natuurlijk wel nog alle gegevens worden opgegeven.
De diskette die de bekende scholen ook ontvingen, was geheel gelijk aan die van de nieuwe
scholen. Alle gegevens van de leerlingen in de even groepen konden daarmee worden ‘afgetapt’
uit het ESIS-administratiebestand van de scholen; ook die van de leerlingen die reeds bekend
waren uit voorgaande metingen. Pas naderhand, bij de verwerking van de diskette-gegevens van
de bekende scholen, werd de nieuwe informatie vergeleken met de bestanden van PRIMA5.
Aldus kon worden nagegaan welke leerlingen ook twee jaar eerder aan het onderzoek hadden
deelgenomen en welke leerlingen nieuw waren.
Bij de verwerking van de opbrengst van fase 2 werd aan elke leerling die volgens de opgave van
de scholen in de toetsgroepen zat, een uniek respondentnummer toegekend. In dit nummer was
ook het schoolnummer en de jaargroep verwerkt. De namen en respondentnummers werden
vervolgens voorgedrukt op alle instrumenten, toetsen en antwoordbladen die met betrekking tot
deze leerlingen in fase 3 en 4 werden ingezet. Ook de directie- en leerkrachtvragenlijsten werden zodanig genummerd dat er geen twijfel kon ontstaan over de identiteit van de respondent.
De school- en respondentnummers vormen ook de basis van de opgebouwde school- en leerlingbestanden waarin alle in 2004/05 en eventueel ook in de jaren daarvoor verzamelde gegevens zijn opgenomen.
12
24. Fase 2 was in principe in december 2004 voltooid. Over bepaalde leerlingen bleken echter door
de scholen niet alle achtergrondgegevens verstrekt te zijn. Voorzover het de gegevens betrof
waarop de in PRIMA veelvuldig gehanteerde indeling naar sociaal-etnische achtergrond is gebaseerd (zie hoofdstuk 3), is in fase 3 nog een poging gedaan deze informatie alsnog te verzamelen. De toetsleider kreeg daartoe een overzicht met de ontbrekende gegevens mee, dat de
scholen alsnog konden aanvullen.
2.4 Fase 3: Toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzameling
Een belangrijk deel van de toetsen in het PRIMA-onderzoek is afkomstig uit het CitoLeerlingvolgsysteem (zie ook hoofdstuk 4). Dat geldt voor de toetsen Taal voor Kleuters en
Ordenen voor groep 2, de toetsen Rekenen/Wiskunde versie M4, M6 en M8 voor groep 4, 6 en
8, en de toetsen Begrijpend lezen deel 2 en deel 4 voor groep 6 en 8. Veel scholen gebruiken
deze toetsen ook zelf, en dat heeft logischerwijs tot gevolg dat zij uitgesproken wensen hebben
ten aanzien van de toetsafname en het toetsmoment. Binnen deze groep gebruikers is er bovendien een groeiend aantal scholen dat de toetsscores van hun leerlingen invoert in het computerprogramma van het Cito-LVS. Feitelijk zijn er dus drie groepen scholen: 1) scholen die de CitoLVS-toetsen gebruiken en ook de scores invoeren in het bijbehorende computerprogramma, 2)
scholen die wel de toetsen gebruiken, maar niet het computerprogramma, en 3) scholen die geen
van beide gebruiken. Voor alle drie de groepen is een variant ontwikkeld met betrekking tot de
afname van de Cito-LVS-toetsen in het kader van PRIMA6.
De procedure ten aanzien van groep 1 was nieuw en gold als een experiment. De achterliggende
overweging was dat veel dubbelwerk kon worden voorkomen als de Cito-LVS-toetsscores uit
de computer van de school konden worden ‘afgetapt’ ten behoeve van het PRIMA-onderzoek..
De aftapprocedure hield in dat de betrokken school alle Cito-LVS-toetsen die in het PRIMAonderzoek worden gebruikt, afnam zonder de aanwezigheid van de testleider. De school deed
dat op een zelfgekozen tijdstip in de periode januari-maart, en maakte daarbij gebruik van eigen
toetsmateriaal. Na de toetsafnames werden de toetsen nagekeken door de school zelf en de scores werden ingevoerd in het Cito-computerprogramma. Eind maart stuurde het ITS een diskette
met behulp waarvan deze scores konden worden afgetapt uit dit systeem en beschikbaar kwamen voor het PRIMA-onderzoek.
Scholen in groep 2 namen eveneens zonder aanwezigheid van de toetsleider de Cito-toetsen af,
op een zelfgekozen tijdstip in de periode januari-maart. Zij maakten echter gebruik van PRIMAmateriaal waarop de nummers en namen van leerlingen al waren aangebracht. Scholen die kozen voor deze procedure kregen begin januari dit materiaal aangeleverd van de toetsleider, samen met een uitgebreide schriftelijke instructie. Na afloop van de toetsafnames werd het toetsmateriaal opgehaald en nakeken door het ITS.
Op de scholen in groep 1 en 2 was de toetsleider uitsluitend aanwezig tijdens de afname van de
overige toetsen (d.w.z. de Taaltoetsen voor groep 4, 6 en 8; deze zijn niet afkomstig uit het CitoLVS) en de IQ-testen voor groep 4, 6 en 8.
Op de scholen in groep 3 was de toetsleider gedurende een tevoren vastgestelde toetsperiode
van enkele dagen aanwezig. In deze periode werden alle Cito- en overige toetsen afgenomen.
13
25. Daarbij werd eveneens gebruik gemaakt van PRIMA-materiaal waarop de nummers en namen
van leerlingen al waren aangebracht. Ook op deze scholen werden overigens de meeste toetsen
en testen door de groepsleerkrachten afgenomen. De toetsleider diende als vraagbaak op de
achtergrond en nam de toetsen en testen alleen af op uitdrukkelijk verzoek van de school (bijvoorbeeld in geval van combinatieklassen). Na afloop van de toetsafnames werd het toetsmateriaal meegenomen door de testleider en nakeken door het ITS.
Voorafgaande aan de toetsperiode op alle groepen scholen werden in een voorbereidend gesprek
tussen toetsleider en team de procedures doorgenomen, afspraken gemaakt en eventueel materiaal overgedragen. Tevens nam de toetsleider bij dit eerste bezoek de vragenlijsten mee voor de
leerkrachten van groep 2, 4, 6 en 8 en de directie, alsmede de zogenaamde leerlingprofielen met
vragen voor de leerkrachten over elke leerling in groep 2, 4, 6 en 8. Ten slotte werden ook de
oudervragenlijsten voor de ouders van leerlingen in groep 2 bij dit eerste bezoek door de toetsleider achtergelaten, met het verzoek deze lijsten aan de leerlingen mee te geven. Ingevulde
vragenlijsten werden aan het einde van de toetsperiode door de toetsleiders weer meegenomen.
Vragenlijsten die nog niet waren ingevuld, konden de scholen per post later alsnog retourneren.
De meeste toetsleiders die betrokken waren bij fase 3, hadden al eerder ervaring opgedaan met
het PRIMA-onderzoek. Desondanks werden zij tevoren uitgebreid mondeling en schriftelijk
geïnstrueerd.
2.5 Fase 4: Uitstroomformulieren, tussentijdse instroom- en uitvalformulieren, instrumenten zorgleerlingen
De laatste fase in de dataverzameling van de zesde PRIMA-meting bestond uit vier schriftelijke
onderdelen. De instrumenten werden in mei per post aan de PRIMA-scholen toegestuurd; ook
de retournering door de scholen verliep per post.
Het eerste onderdeel betrof de optisch inleesbare uitstroomformulieren groep 8, waarmee bij de
leerkracht van groep 8 of eventueel bij de directeur informatie per leerling van groep 8 gevraagd
werd over het schooladvies voor voortgezet onderwijs, de Cito-Eindtoetsscore en de vermoedelijke VO-schoolkeuze. Het tweede onderdeel beoogde de oorzaken in kaart te brengen van tussentijds verschenen en verdwenen leerlingen: leerlingen die - bijvoorbeeld door verhuizen of
doubleren - tussentijds zijn ingestroomd in de hogere groepen (4, 6 en 8) van de PRIMAsteekproef zonder dat hun voorgeschiedenis bij de PRIMA-administratie bekend is, of leerlingen die - om vergelijkbare redenen - juist zijn verdwenen uit de steekproef zonder dat in de
PRIMA-administratie duidelijk is waar deze leerlingen zijn gebleven. Met behulp van deels
voorgedrukte formulieren werden over al deze leerlingen de redenen van de tussentijdse instroom of uitval en de ontbrekende loopbaangegevens opgevraagd. De overige twee onderdelen
van fase 4 waren in principe eenmalig en hadden betrekking op het speciale onderzoeksthema
van PRIMA6, namelijk ‘Zorgleerlingen op de basisschool’. In dat kader zijn twee extra instrumenten ontwikkeld: een Formulier Zorgleerlingen en een Vignetteninstrument Zorgcapaciteit,
beide in te vullen door leerkrachten van groep 2, 4, 6 en 8. Beide instrumenten waren optisch
inleesbaar.
14
26. 2.6 Overzicht van de verzamelde data
In de verschillende fasen van dataverzameling werd via diverse instrumenten en bronnen en op
verschillende niveaus informatie verzameld. Zonder in details te treden, laten we in Figuur 2.1
de herkomst en het niveau van de verzamelde informatie zien.
Figuur 2.1 – Verzamelde gegevens naar fase, instrument, bron en niveau
Fase/Instrument
Informatie verstrekt
door/verzameld bij
Informatie(-niveau)
School
Fase 1
wervingsvragenlijst
Fase 2
groepsformulieren of
ESIS-diskette
directie
Groep
Leerling
groepsnamen, locaties groep 2, 4,
6 en 8
groep, naam,
achtergrondkenmerken
deelnamebereidheid,
schoolkenmerken
directie, administratie of aantal groepen 2, 4,
leerkrachten groep 2, 4, 6 en 8
6 en 8
Fase 3
toets (voorbereidend)
taal/rekenen
leerlingen groep 2, 4,
6, 8
toetsscores
toets begrijpend lezen
leerlingen groep 6 en 8
toetsscores
IQ-testen
leerlingen groep 4, 6
en 8
testscores
schoolwelbevinden
vragenlijst
leerlingen groep 6 en 8
welbevinden,
zelfvertrouwen en
populariteit
leerlingprofielen
leerkrachten groep 2,
4, 6 en 8
beoordeling, aanpak en
bijzonderheden leerling
directievragenlijst
directie
leerkrachtvragenlijst groep 2 en
groep 4, 6, 8
leerkrachten groep 2, 4,
6 en 8
oudervragenlijst
ouders groep 2
kenmerken ouders,
gezin, opvoeding
Fase 4
uitstroomformulieren
groep 8
directie of leerkracht
groep 8
uitstroomgegevens
overgang VO
formulieren
tussentijdse instroom en
uitval
directie of administratie
oorzaken tussentijdse
in/uitstroom, schoolloopbaangegevens
formulier zorgleerlingen
leerkrachten groep 2,
4, 6 en 8
aantal/typering
zorgleerlingen, contacten ouders, beschikbare
extra hulp
vignetteninstrument
zorgcapaciteit
leerkrachten groep 2,
4, 6 en 8
kenmerken team,
schoolpopulatie en
onderwijsaanpak
kenmerken klas,
leerkracht, onderwijs
indicatie van de
orthopedagogische
kwaliteit
15
27. Over alle instrumenten op leerlingniveau wordt in het vervolg van dit rapport gerapporteerd,
met uitzondering van de formulieren over tussentijdse instroom en uitval en de eenmalig afgenomen instrumenten met betrekking tot de zorgleerlingen, waarover afzonderlijke rapportages
zullen verschijnen. Over de vragenlijsten voor de leerkrachten en directies wordt eveneens een
apart rapport gepubliceerd.
2.7 Rapportage aan de scholen
De meeste deelnemende scholen hebben tweemaal een terugkoppeling ontvangen over de verzamelde resultaten van hun leerlingen.
Een deel van de afgenomen toetsen is afkomstig uit het leerlingvolgsysteem van het Cito. Veel
scholen gebruiken deze toetsen ook zelf, om de vorderingen van hun leerlingen te meten. Daarom zijn de scores op deze toetsen binnen enkele weken na afname in de vorm van een zogenaamde ‘versnelde terugrapportage’ teruggekoppeld naar de scholen die dat wensten. Voor zover van toepassing (afhankelijk van de toets) bevatte deze versnelde rapportage behalve ruwe
scores ook subtoets-scores en zogenaamde Cito-vaardigheidsscores per leerling.
Een totale rapportage van alle toetsresultaten is naar de scholen verzonden vlak vóór de zomervakantie van 2005. In deze rapportage is veel aandacht besteed aan de prestaties van de leerlingen en de school in relatie tot leerlingen en scholen elders in het land met een vergelijkbare
sociaal-etnische achtergrond. Ook van de leerlingprofielen en de schoolwelbevindenvragenlijst
zijn in het ‘landelijk vergelijkend schoolrapport’ enkele resultaten opgenomen.
2.8 Taakverdeling tussen beide uitvoerende instituten
Het PRIMA-onderzoek wordt door twee onderzoeksinstituten tezamen uitgevoerd. Tot nu toe is
in dit rapport in het midden gelaten welk onderzoeksinstituut welk gedeelte van de beschreven
werkzaamheden in het basisonderwijs nu precies heeft verricht. Tussen ITS en SCOKohnstamm Instituut zijn voorafgaand aan de zesde meting afspraken over de werkverdeling
gemaakt.
Aan de basis daarvan staat de verdeling van de PRIMA-basisscholen tussen de onderzoeksinstituten naar regio. Deze verdeling komt er op neer dat het SCO-Kohnstamm Instituut verantwoordelijk was voor alle dataverzameling bij de betrokken basisscholen in de provincie NoordHolland en in de stad Den Haag en het ITS overal elders in Nederland. Alle dataverzameling en
-verwerking is in alle fasen door beide instituten afzonderlijk uitgevoerd met betrekking tot de
eigen scholen.
In dit veldwerkverslag is geen aandacht besteed aan de toetsafnames en andere dataverzamelingen die op lokaal niveau hebben plaatsgevonden in opdracht van schoolbesturen of gemeenten.
Dat is gebeurd in het kader van de School Prestatie Metingen (SPM) van het ITS en het project
PRIMA-plus van het SCO-Kohnstamm Instituut en staat daarmee buiten het PRIMA-cohortonderzoek.
16
30. 3 Achtergronden van de leerlingen
3.1 Achtergronden van de leerlingen
In deze paragraaf beschrijven we de samenstelling van de groep leerlingen die in het schooljaar
2004/05 aan het PRIMA-onderzoek heeft deelgenomen. Bij deze beschrijving maken we steeds
een onderscheid tussen de totale steekproef en de referentiesteekproef.
De achtergrondkenmerken van de leerlingen die in de tabellen worden gepresenteerd, zijn verstrekt door de scholen (c.q. directies, leerkrachten, administratie), die daartoe enkele formulieren hebben ingevuld. In totaal zijn van 58902 leerlingen deze kenmerken bekend. Van deze
groep heeft 95.3% ook aan de toetsafnames deelgenomen. In Tabel 3.1 staan allereerst enige
kenmerken van de leerlingen zelf; deze zijn dus gebaseerd op de totale groep, inclusief degenen
zonder toetsscores. De leeftijd is overigens berekend per 1 januari 2005.
Uit Tabel 3.1 is op te maken dat de verschillende kenmerken betrekking hebben op een steeds
wisselend aantal leerlingen. De vragen op de formulieren zijn dus niet allemaal even consequent
ingevuld, met als gevolg dat we soms belangrijke achtergrondkenmerken moeten missen. Hier
komen we later op terug in verband met de indeling van leerlingen naar hun sociaal-etnische
achtergrond. Het verschil in de samenstelling van de referentiesteekproef en de totale steekproef
wordt vooral zichtbaar bij het kenmerk wegingsfactor.
De totale scholensteekproef bevat naast de referentiesteekproef een aanvullende steekproef van
scholen met relatief veel leerlingen in achterstandssituaties, zodat het aandeel leerlingen uit de
OAB-doelgroepen relatief groot is.
19
31. Tabel 3.1 – Achtergrondkenmerken van de leerlingen, naar steekproef en jaargroep
referentiesteekproef
totale steekproef
2
maximaal aantal
leerlingen
leeftijd (gem.)
n
sekse (%)
jongens
meisjes
n
verblijfsduur in
Nederland (%)
< 1 jaar
1-3 jaar
4-5 jaar
> 5 jaar
altijd
n
gezinssamenstelling (%)
vader en moeder
alleen moeder
alleen vader
anders/onbekend
n
OAB-wegingsfactor (%)
0.00
0.25
0.40
0.70
0.90
n
4
6
8
totaal
11380
10698
10076
9886
42040
5.8
7.9
10.0
12.0
8.8
11120
10553
9971
9814
41458
51.0
49.0
49.8
50.2
49.6
50.4
50.5
49.5
50.3
49.7
11123
10532
9964
9812
41431
.1
.7
.9
.3
97.9
.2
.9
.6
1.2
97.1
.1
.7
.7
.9
97.5
.1
.7
.6
1.4
97.2
.1
.8
.7
.9
97.4
10592
10194
9583
9518
39887
89.7
8.5
.4
1.4
91.3
7.0
.6
1.2
91.2
7.0
.6
1.2
91.1
7.1
.8
1.0
90.8
7.4
.6
1.2
11096
10547
9959
9805
41407
72.3
12.5
.1
.2
14.9
72.3
12.6
.1
.2
14.7
71.9
13.7
.1
.3
14.0
70.4
15.7
.1
.3
13.6
71.8
13.6
.1
.2
14.3
10707
10257
9686
9621
40271
2
4
6
8
totaal
16060 14997 13998 13847 58902
5.8
8.0
10.0
12.0
8.8
15731 14796 13881 13750 58158
51.4
48.6
49.5
50.5
49.4
50.6
50.1
49.9
50.1
49.9
15735 14764 13860 13738 58097
.2
1.1
2.3
1.2
95.3
.3
1.2
1.2
3.2
94.1
.2
1.2
1.2
3.0
94.5
.2
.9
1.0
3.9
94.0
.2
1.1
1.4
2.7
94.5
14947 14201 13317 13303 55768
87.2
10.9
.5
1.3
89.1
9.2
.7
1.0
89.2
9.2
.6
1.0
88.7
9.6
.9
.8
88.5
9.8
.7
1.1
15664 14788 13855 13726 58033
59.5
13.7
.1
.3
26.4
59.7
13.3
.1
.3
26.6
59.5
14.9
.1
.3
25.2
57.9
16.9
.0
.3
24.9
59.1
14.7
.1
.3
25.8
15070 14354 13478 13460 56362
Het kenmerk ‘OAB-wegingsfactor’ is gebaseerd op enkele achtergrondgegevens van de ouders
van de leerling, met name hun etnische herkomst, opleiding en beroep. De 0.00-leerlingen zijn
leerlingen zonder achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-economische en culturele factoren, de 0.25-leerlingen zijn de autochtone achterstandsleerlingen, de 0.40-leerlingen zijn schipperskinderen, 0.70-leerlingen zijn kinderen van reizende en trekkende ouders, en 0.90leerlingen zijn allochtone achterstandsleerlingen. Specifieke gegevens hierover zijn weergegeven in de volgende tabellen. Tabel 3.2 bevat informatie omtrent het geboorteland van beide ouders.
20
32. Tabel 3.2 – Geboorteland van de ouders, naar steekproef en jaargroep (in %)
referentiesteekproef
totale steekproef
2
geboorteland vader
Nederland
Suriname
Antillen
Molukken
Turkije
Marokko
Griekenland
Spanje
Italië
Portugal
voormalig Joegoslavië
China
Vietnam
overige landen
n
geboorteland moeder
Nederland
Suriname
Antillen
Molukken
Turkije
Marokko
Griekenland
Spanje
Italië
Portugal
voormalig Joegoslavië
China
Vietnam
overige landen
n
4
6
8
totaal
2
4
6
8
totaal
83.1
1.4
.6
.0
4.8
4.1
.1
.1
.2
.1
.5
.3
.2
4.6
83.1
1.5
.4
.0
4.6
4.2
.1
.1
.2
.0
.5
.3
.2
4.9
83.9
1.6
.4
.1
4.6
3.7
.1
.1
.2
.1
.4
.3
.3
4.5
84.1
1.6
.4
.1
4.7
3.6
.1
.1
.1
.1
.5
.2
.2
4.4
83.5
1.5
.5
.0
4.6
3.9
.1
.1
.2
.1
.5
.3
.2
4.6
71.3
2.0
.8
.1
8.7
8.1
.1
.1
.2
.1
.6
.4
.3
7.2
71.1
2.1
.6
.1
8.9
8.3
.1
.1
.2
.1
.8
.4
.3
7.1
72.7
2.1
.7
.1
8.3
7.6
.1
.1
.2
.1
.6
.4
.3
6.6
72.7
2.2
.6
.2
8.5
7.4
.1
.1
.2
.1
.7
.4
.3
6.5
71.9
2.1
.7
.1
8.6
7.9
.1
.1
.2
.1
.7
.4
.3
6.9
10231
9929
9374
9225
38759
81.7
1.8
.9
.0
4.5
4.2
.0
.1
.1
.0
.5
.3
.2
5.6
82.2
1.9
.8
.0
4.4
4.1
.0
.1
.0
.0
.5
.3
.3
5.3
82.4
2.3
.8
.1
4.2
3.5
.0
.1
.1
.1
.5
.3
.3
5.3
83.3
2.0
.8
.0
4.3
3.5
.0
.1
.1
.1
.5
.2
.2
4.8
82.4
2.0
.8
.0
4.3
3.9
.0
.1
.1
.1
.5
.3
.3
5.3
10885
10358
9783
9609
40635
14158 13631 12793 12630 53212
70.2
2.6
1.1
.1
8.0
8.0
.0
.2
.1
.1
.7
.4
.3
8.2
70.0
2.7
1.1
.1
8.3
8.0
.0
.1
.1
.1
.8
.4
.3
8.0
71.3
2.8
1.2
.1
7.8
7.2
.0
.1
.1
.1
.7
.4
.3
7.8
71.9
2.9
1.0
.2
8.0
7.2
.1
.2
.1
.1
.6
.4
.3
6.9
70.8
2.8
1.1
.1
8.0
7.6
.0
.1
.1
.1
.7
.4
.3
7.8
15335 14502 13623 13448 56908
Ook uit Tabel 3.2 blijkt het verschil tussen de referentiesteekproef en de totale steekproef: in de
totale steekproef bevinden zich circa 12% meer leerlingen wier ouders niet in Nederland geboren zijn dan in de referentiesteekproef. Relatief veel allochtone ouders zijn geboren in Turkije,
Marokko en Suriname; daarnaast is de categorie ‘overige landen’ redelijk sterk gevuld. De aantallen leerlingen die in de tabel vermeld staan, kunnen worden afgezet tegen het maximale aantal leerlingen in Tabel 3.1. Dan wordt duidelijk dat van ongeveer 96% van alle leerlingen het
geboorteland van ten minste een van de ouders bekend is. Behalve naar geboorteland is op de
formulieren ook gevraagd naar het opleidingsniveau van de ouders. Het ging daarbij niet om
gedetailleerde gegevens, maar om een inschatting van het niveau. Gekozen kon worden uit vier
niveaus: maximaal lager onderwijs, maximaal lager beroepsonderwijs, maximaal middelbaar
21
33. beroepsonderwijs (inclusief MAVO, HAVO, VWO), of een HBO/WO-opleiding. In Tabel 3.3
staan de verdelingen.
Tabel 3.3 - Opleidingsniveau van de ouders, naar steekproef en jaargroep (in %)
referentiesteekproef
2
4
6
8
opleiding vader
max. LO
max. LBO
max. MBO
HBO/WO
7.5
28.8
37.2
26.5
7.3
29.5
35.7
27.5
7.2
31.0
35.3
26.5
7.3
32.8
33.9
25.9
n
9629
9313
opleiding moeder
max. LO
max. LBO
max. MBO
HBO/WO
9.1
25.0
42.5
23.5
10398
n
totale steekproef
totaal
2
4
6
8
totaal
7.3
30.5
35.6
26.6
13.5
30.3
33.7
22.5
13.6
30.7
32.3
23.3
13.1
32.5
31.7
22.7
13.4
34.5
30.3
21.9
13.4
32.0
32.0
22.6
8803
8732 36477
13352
12878
12124
12042
50396
8.9
24.9
43.3
22.9
9.0
26.1
42.0
22.9
9.1
28.6
40.1
22.3
9.0
26.1
42.0
22.9
16.5
26.3
37.6
19.6
16.7
26.4
38.0
18.9
16.5
28.0
36.6
19.0
16.9
30.0
34.8
18.3
16.7
27.6
36.8
18.9
9856
9327
9230 38811
14700
13908
13102
13014
54724
Uit Tabel 3.3 wordt duidelijk dat we van bijna 90% van de leerlingen beschikken over het opleidingsniveau van ten minste een van de ouders. Overigens betekent het feit dat er minder ‘vadergegevens’ zijn dan ‘moeder-gegevens’ niet per definitie dat de vader-gegevens niet zijn verstrekt. In veel gevallen heeft dat er mee te maken dat het kind opgroeit in een eenoudergezin, en
dat zijn in meerderheid gezinnen zonder vader.
3.2 Sociaal-etnische achtergrond
In het PRIMA-onderzoek wordt naast de wegingsfactor nog een andere, gedetailleerdere maat
voor sociaal-etnische achtergrond gehanteerd. Aan de basis daarvan staan de in Tabel 3.2 en
Tabel 3.3 weergegeven kenmerken herkomstland en opleiding van de ouders. Bij de bepaling
van deze variabele wordt in principe gebruik gemaakt van de gegevens van beide ouders. Alleen
wanneer het een eenoudergezin betreft, wordt uitgegaan van de gegevens van de ene, wel aanwezige ouder. Bij het herkomstland van de ouders is het herkomstland van de vader als vertrekpunt genomen. De op basis van deze gegevens geconstrueerde variabele ‘sociaal-etnische achtergrond’ kan de volgende waarden aannemen:
1. beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Turkse of Marokkaanse herkomst;
2. beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn afkomstig uit andere landen dan
Nederland, Turkije of Marokko (overig allochtonen);
3. beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Nederlandse herkomst (autochtoon);
4. de hoogst opgeleide ouder heeft maximaal een MBO-opleiding;
22
34. 5. de hoogst opgeleide ouder heeft een opleiding op HBO- of WO-niveau.
Bij de eerste drie categorieën speelt de etnische herkomst, i.c. het geboorteland, dus wel een rol,
maar bij de twee hoogste categorieën niet meer. De verdeling van de categorieën staat in Tabel
3.4.
Tabel 3.4 – Sociaal-etnische achtergrond, naar steekproef en jaargroep (in %)
referentiesteekproef
2
max LBO, Tu/Ma
max LBO, ov. all.
max LBO, aut.
max MBO
HBO/WO
n
4
6
8
5.6
3.8
15.3
41.5
33.9
5.8
3.7
15.0
41.3
34.3
5.5
4.2
15.8
40.7
33.8
5.7
3.9
17.3
39.8
33.2
10513
9971
9446
9360
totale steekproef
totaal
2
4
6
8
totaal
5.6
3.9
15.8
40.9
33.8
11.2
6.4
15.6
38.3
28.5
11.9
6.5
15.1
37.8
28.8
11.3
6.6
16.5
37.1
28.5
11.9
6.5
18.0
36.0
27.6
11.6
6.5
16.2
37.3
28.4
39290
14850
14067
13252
13187
55356
Uit vergelijking van de aantallen in Tabel 3.4 met die in Tabel 3.1 wordt duidelijk dat we 2750
(6.5%) leerlingen uit de referentiesteekproef en 2802 (4.8%) leerlingen uit de totale steekproef
niet kunnen onderbrengen in een van de sociaal-etnische achtergrondcategorieën. Om na te gaan
of er eventueel sprake is van selectieve uitval hebben we deze achtergrondcategorieën afgezet
tegen de OAB-wegingsfactor (vgl. Tabel 3.1). Hieruit bleek dat binnen de totale steekproef van
3.6% van de 0.00-leerlingen de achtergrond ontbrak; voor de 0.25- en 0.90-leerlingen ging het
om 1.2, respectievelijk 6.6%. Binnen de referentiesteekproef betrof het achtereenvolgens 4.0,
1.2 en 10.3%. In beide steekproeven is de non-respons onder de niet-achterstandsleerlingen
(0.00) en de allochtone achterstandsleerlingen (0.90) het hoogst. De non-respons onder de autochtone achterstandskinderen is betrekkelijk laag.
23
36. 4 De taal-, reken- en leestoetsen
4.1 Inleiding
Sinds de derde meting van het PRIMA-onderzoek zijn voor dit onderzoek hoofdzakelijk toetsen
uit Cito-leerlingvolgsysteem (Cito-LVS) afgenomen. Paragraaf 4.2 bevat een beknopte beschrijving van de gehanteerde toetsen. In de paragrafen daarna wordt ingegaan op de respons op
deze toetsen en de behaalde scores door diverse groepen en steekproeven in PRIMA6.
4.2 De taal-, reken- en leestoetsen
In Figuur 4.1 staat per jaargroep weergegeven welke toetsen in de zesde PRIMA-meting zijn
afgenomen en hoeveel items elke toets telt. De cursivering betekent dat de toets afkomstig is uit
het Cito-LVS.
Figuur 4.1 – Overzicht afgenomen toetsen met tussen [ ] het aantal opgaven per toets
taal
rekenen
lezen
groep 2
Taal voor kleuters (56)
Ordenen oudste kleuters [42]
-
groep 4
PRIMA-taal [60]
Rekenen / Wiskunde M4 [58]
-
groep 6
PRIMA-taal [65]
Rekenen /Wiskunde M6 [115]
Begrijpend lezen 2 (deel 1 en 2
of deel 1 en 3) [50]
groep 8
PRIMA-taal [64]
Rekenen / Wiskunde M8 [120]
Begrijpend lezen 4 (deel 1 en 2
of deel 1 en 3) [50]
Al eerder is het via een kalibratie-onderzoek mogelijk gemaakt dat de behaalde ruwe scores op
de Begrippentoets worden omgezet naar PRIMA-taalvaardigheidsscores, die op dezelfde schaal
liggen als de scores op de PRIMA-taaltoetsen in groep 4, 6 en 8. Wij verwijzen - ook voor deze
laatste toetsen - dan ook naar eerdere PRIMA-rapportages en naar de kalibratie-rapportage van
Vierke (1995). Om de eenheid van de schaal over de groepen 2, 4, 6 en 8 intact te houden, is de
toets Taal voor Kleuters op dezelfde schaal gebracht als de Begrippentoets. Hierdoor blijven de
vaardigheidsscores in groep 2 vergelijkbaar met eerdere metingen en met de behaalde taalscores
in de groepen 4, 6 en 8. Een verslag van dit kalibratie-onderzoek is in 2004 verschenen (Vierke,
2004).
Veel scholen nemen de toetsen uit het Cito-LVS zelf af en slaan de scores in het LVScomputerprogramma op. Het programma kan deze scores op een eenvoudige manier exporteren.
Om na te gaan of op deze scholen de afname van de LVS-toetsen kan vervallen en in plaats
daarvan de scores uit het computerprogramma kunnen worden gebruikt, is bij wijze van expe-
25
37. riment aan een veertigtal scholen het voorstel gedaan de scores te exporteren en naar de onderzoekers op te sturen.
De gegevensexport is zonder noemenswaardige problemen gelukt, en de daarmee verkregen
gegevens waren goed bruikbaar. Een probleem deed zich voor bij de toets Taal voor kleuters: in
het programma is alleen de Cito-vaardigheidsscore van deze toets opgeslagen. Voor het berekenen van de PRIMA-taalvaardigheidsscores zijn echter de afzonderlijke itemscores nodig. Om
toch deze vaardigheidsscore te kunnen berekenen hebben we de ruwe score bepaald en vervolgens middels een regressie-analyse de coëfficiënten berekend om deze ruwe score om te kunnen
zetten naar de PRIMA-taalvaardigheidsscore. De formule hiervoor ziet er als volgt uit:
PRIMA-taalvaardigheid=(ruwe score * 3.994)+810.1
Voor (voorbereidend) rekenen in groep 2 werd de toets Ordenen voor de oudste kleuters gebruikt. Ook deze toets werd al bij vorige PRIMA-metingen ingezet. De toets is rond drie ordeningsprincipes opgebouwd:
- classificeren: bij elkaar horende voorwerpen bij elkaar plaatsen;
- seriëren: groepjes voorwerpen op bepaalde kenmerken rangschikken;
- vergelijken en tellen: het aantal of de volgorde in een reeks voorwerpen bepalen.
Na het reeds aangehaalde kalibratie-onderzoek was het mogelijk de scores op de toets Ordenen
om te zetten naar PRIMA-rekenvaardigheidsscores, die op dezelfde schaal lagen als de scores
op de PRIMA-rekentoetsen voor groep 4, 6 en 8. Bij de derde PRIMA-meting zijn deze laatste
rekentoetsen echter vervangen door andere toetsen. Daarom zijn de ruwe scores op de toets
Ordenen vanaf de derde PRIMA-meting omgezet naar vaardigheidsscores via de tabel in de
Cito-handleiding. Deze scores worden in het vervolg van dit rapport gehanteerd als het gaat om
de rekenscores van groep 2. Er is dus sprake van een schaalbreuk tussen de rekenscores van
groep 2 en van de hogere groepen.
Als rekentoets voor groep 4, 6 en 8 zijn de zogenaamde medio-versies voor deze leerjaren van
de toets Rekenen/Wiskunde uit het Cito-LVS afgenomen. Deze toets is ontwikkeld om de algemene rekenvaardigheid te meten in de groepen 3 tot en met 8. In de lagere groepen is sprake van
een ‘geleide’ toets (de opgaven worden dus voorgelezen door de afname-leider) die bestaat uit
twee delen van elk circa 45 minuten. De toetsen voor groep 6 en 8 bestaan uit drie delen van elk
circa 45 minuten die de leerlingen zelfstandig doorwerken. De toetsen bevatten veel open vragen. Voor het PRIMA-onderzoek moesten de toetsen daarom eerst worden nagekeken, waarna
de scores vanaf de opgavenboekjes (groep 4) of antwoordbladen (groep 6 en 8) werden overgebracht naar een databestand. Er bestaat een gekalibreerde schaal voor alle LVS-toetsen Rekenen/Wiskunde van het Cito. Vanaf groep 6 is er in principe sprake van twee subschalen: Getallen & Bewerkingen naast Meten, Tijd & Geld. Het is echter ook mogelijk om vaardigheidsscores voor de totale toets te berekenen. De omzetting van ruwe scores tot deze vaardigheidsscores
voor rekenen-totaal - die in dit rapport worden gehanteerd - is gebeurd aan de hand van gegevens die het Cito heeft verstrekt.
In groep 6 en 8 zijn ook deel 2 respectievelijk 4 van de toets Begrijpend lezen afgenomen, eveneens afkomstig uit het Cito-LVS. Deze toets bestaat voor beide leerjaren uit een algemeen deel
voor alle leerlingen, gevolgd door een optioneel gedeelte: de betere leerlingen maken een moeilijker vervolgdeel dan de zwakkere leerlingen. In PRIMA3 is destijds besloten om bij alle leer26
38. lingen het eerste deel plus het makkelijkste vervolgdeel af te nemen. In PRIMA5 is de toets
Begrijpend lezen echter geheel volgens de regels afgenomen: afhankelijk van hun score op het
eerste deel werd aan de leerlingen deel 2 òf deel 3 voorgelegd. De leestoetsen bevatten uitsluitend multiple-choice opgaven; de leerlingen van groep 6 en 8 hebben hun antwoorden op optisch inleesbare antwoordbladen ingevuld. De ruwe scores zijn omgezet in vaardigheidsscores
volgens de tabellen uit de Cito-handleiding.
4.3 Respons
In totaal namen 58902 leerlingen deel aan de vijfde meting van PRIMA; dit zijn de leerlingen
waarvan de scholen bij aanvang van het schooljaar hebben gemeld dat de leerlingen in de betreffende klassen zaten. Van al deze leerlingen zijn - in principe - ook de achtergrondkenmerken
bekend die door de scholen (directies, administraties) zijn verstrekt en zijn opgeslagen in het
administratiebestand. Ten opzichte van deze groep heeft 95.3% (56127) van de leerlingen ook
de toetsen gemaakt. Dit betekent dat van 4.7% van de leerlingen geen toetsgegevens bekend
zijn. Dit kan onder meer te maken hebben met absentie door ziekte, of door tussentijdse verhuizingen.
Om na te gaan of er eventueel sprake is van selectieve uitval hebben we de feitelijke verdeling
van de sociaal-etnische achtergrond in het administratiebestand afgezet tegen de verdeling in het
toetsbestand. Deze verdelingen geven we in Tabel 4.1, waarbij we een uitsplitsing hebben gemaakt naar totale steekproef en referentiesteekproef. In de tabel staan alleen de leerlingen waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is.
Tabel 4.1 – Respons op de taal-, reken- en leestoetsen, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond (in %)
referentiesteekproef
verdeling
LBO Tu/Ma
LBO ov. all.
LBO aut.
MBO
HBO/WO
n
totale steekproef
respons
verdeling
respons
5.6
3.9
15.8
40.9
33.8
5.7
3.8
15.7
41.0
33.9
11.6
6.5
16.2
37.3
28.4
11.5
6.2
16.1
37.6
28.6
39290
37820
55356
52812
Zoals uit de hoge deelname aan de toetsen verwacht mag worden, zijn de verschillen tussen
feitelijke verdeling en respons uitermate klein. Zowel in de referentiesteekproef als ook in de
totale steekproef is het verschil hoogstens .1 à .3 %-punten. Dit komt overeen met de in eerdere
metingen gevonden responsverdelingen.
27
39. 4.4 De taal-, reken- en leesvaardigheid
In Tabel 4.2 worden eerst de gemiddelde scores op taal, rekenen en begrijpend lezen per jaargroep weergegeven; daarna volgt in Tabel 4.3, 4.4 en 4.5 een uitsplitsing van deze gemiddelden
naar sociaal-etnische achtergrond, en in Tabel 4.6, 4.7 en 4.8 een uitsplitsing naar geslacht. De
gemiddelden in de eerste tabel zijn gebaseerd op alle leerlingen; de totaalgemiddelden in de
laatste vier tabellen zijn gebaseerd op die leerlingen, van wie het betreffende achtergrondgegeven - sociaal-etnische achtergrond, respectievelijk geslacht - bekend is (dus exclusief de ‘missings’ op die variabele).
Tabel 4.2 – Vaardigheidsscores taal, rekenen en begrijpend lezen, naar steekproef en jaargroep
referentiesteekproef
totale steekproef
gem.
sd
n
gem.
sd
n
taal
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
986.0
1048.6
1082.1
1118.3
32.8
35.3
33.3
36.6
10604
9929
9451
9300
982.1
1044.0
1078.4
1114.2
33.5
36.4
33.2
36.4
14787
13806
13001
12855
rekenen
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
55.7
67.2
95.0
117.2
13.4
10.1
10.2
9.7
10533
9978
9290
8963
54.7
66.1
94.1
116.6
13.4
10.3
10.4
9.6
14685
13847
12817
12428
lezen
groep 6
groep 8
37.1
56.0
15.0
16.6
9364
9068
35.6
54.3
15.0
16.6
12926
12650
28
44. 5 De intelligentietests
5.1 De intelligentietests
Voor de intelligentietests is gebruik gemaakt van bestaand materiaal dat destijds is ontwikkeld
ten behoeve van de Landelijke Evaluatie van het Onderwijsvoorrangsbeleid (LEO; de voorganger van het Onderwijsachterstandenbeleid). De indertijd door het RION ontwikkelde intelligentietests bestaan uit vijf onderdelen: figuren samenstellen, exclusie, getallenreeksen, categorieën
en analogieën. Voor het PRIMA-onderzoek is alleen gebruik gemaakt van de non-verbale onderdelen ‘figuren samenstellen’ en ‘exclusie’. Ook deze tests zijn tijdens een vooronderzoek op
hun psychometrische eigenschappen onderzocht (Driessen, Van Langen & Oudenhoven, 1994).
Op basis hiervan zijn enkele items uit de oorspronkelijke tests verwijderd. De intelligentietests
zijn alleen in de groepen 4, 6 en 8 afgenomen. Testafname van een geëigende test is in groep 2
achterwege gebleven teneinde deze leerlingen niet te veel te belasten.
5.2 Respons
In totaal namen 42842 leerlingen uit de groepen 4, 6 en 8 deel aan de zesde meting van PRIMA;
dit zijn de leerlingen uit het administratiebestand. Ten opzichte van deze groep heeft 86.5% van
de leerlingen ook de intelligentietests gemaakt. Om na te gaan of er eventueel sprake is van
selectieve uitval hebben we de verdeling van de sociaal-etnische achtergrond in het administratiebestand afgezet tegen de verdeling in het bestand met de testresultaten. Deze verdelingen
geven we in Tabel 5.1, met daarbij een uitsplitsing naar totale steekproef en referentiesteekproef. In de tabel staan alleen de leerlingen waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is.
Tabel 5.1 - Respons op de intelligentietests, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond (in
%)
referentiesteekproef
verdeling
LBO Tu/Ma
LBO ov. all.
LBO aut.
MBO
HBO/WO
n
respons
totale steekproef
verdeling
respons
5.6
3.9
16.0
40.6
33.8
6.0
3.9
15.7
40.4
33.8
11.7
6.5
16.5
37.0
28.3
12.2
6.3
16.1
37.0
28.3
28777
25013
40506
35122
De verschillen in sociaal-etnische achtergrond tussen verdeling en respons zijn uitermate klein.
In de referentiesteekproef is het verschil maximaal .4 %-punten. In de totale steekproef is het
verschil maximaal .5 %-punten.
33
45. Behalve naar de respons ten opzichte van de administratiesteekproef, hebben we ook gekeken
naar de respons met betrekking tot het toetsbestand. Uit deze analyses bleek dat 90.0% van de
41117 in groep 4, 6 en 8 getoetste leerlingen ook de intelligentietests heeft gemaakt. Daarnaast
zijn er ook nog 51 leerlingen die weliswaar de intelligentietests hebben gemaakt, maar niet aan
de toetsafname hebben deelgenomen. Voor de hierna te beschrijven analyses nemen we ook
deze laatstgenoemde groep mee; in totaal betreft het 37040 leerlingen.
5.3 Intelligentiescores
In Tabel 5.2 presenteren we allereerst per jaargroep de gemiddelde totaalscores op de intelligentietest, apart voor de referentiesteekproef en de totale steekproef. Daarna worden in Tabel 5.3 en
5.4 deze scores verder uitgesplitst naar sociaal-etnische achtergrond, respectievelijk geslacht.
Omdat deze tests niet zijn gekalibreerd (zoals dat bij de taal- en rekentoetsen wel is gebeurd), is
een vergelijking tussen de jaargroepen niet mogelijk. Ook hier geldt dat de scores in Tabel 5.2
zijn gebaseerd op alle leerlingen, en de totaalscores in de twee daarop volgende tabellen op de
leerlingen van wie de sociaal-etnische achtergrond en het geslacht bekend zijn.
Tabel 5.2 – Intelligentiescores, naar steekproef en jaargroep
referentiesteekproef
gem.
groep 4
groep 6
groep 8
34
sd
27.9
25.7
25.8
5.2
4.7
4.5
totale steekproef
n
gem.
sd
9271
8725
8576
27.4
25.4
25.5
5.5
4.8
4.5
n
12969
12084
11987
48. 6 Leerlingprofielen
6.1 De leerlingprofielen
Bij alle PRIMA-metingen is aan de leerkrachten in groep 2, 4, 6 en 8 het zogenaamde leerlingprofiel voorgelegd waarop zij hun mening over de leerlingen ten aanzien van een aantal gedrags- en houdingsaspecten, het thuisklimaat en enkele onderwijskundige bijzonderheden konden geven. In de loop van de tijd is dit leerlingprofiel al een aantal keren herzien. Tussen de
derde en vierde PRIMA-meting is in schooljaar 1999/2000 een valideringsonderzoek naar de
laatste versie van het instrument uitgevoerd (Jungbluth, Roede & Roeleveld, 2000). Naar aanleiding daarvan is het profiel bij de vierde meting opnieuw op enkele punten bijgesteld en uitgebreid. Deze laatste versie van de leerlingprofielen is in de vijfde en zesde PRIMA-meting aan de
leerkrachten voorgelegd.
6.2 Respons
Bij de eerste drie PRIMA-metingen is aan de leerkrachten gevraagd voor elke leerling in hun
klas een leerlingprofiel in te vullen. Omdat het leerlingprofiel met enkele items is uitgebreid en
daardoor de belasting voor de leerkrachten (nog) groter is geworden, is met ingang van de vierde meting besloten niet meer voor alle leerlingen een leerlingprofiel te laten invullen.
De selectie van de leerlingen voor wie een leerlingprofiel aan de leerkracht werd voorgelegd zag
er als volgt uit: in groep 2 moest voor elke leerling een formulier worden ingevuld. In de groepen 4, 6 en 8 werd in elke parallelgroep gekeken naar het aantal leerlingen. In een groep van 15
of minder leerlingen werd voor elke leerling een formulier aangemaakt. Bij groepen met méér
dan 15 leerlingen werden at random 15 leerlingen geselecteerd voor wie een leerlingprofiel
moest worden ingevuld.
De leerlingprofielen zijn door de toetsleiders bij hun bezoek op school achtergelaten, zodat de
leerkrachten ze in de periode totdat de feitelijke toetsafname plaatsvond konden invullen. Na de
toetsafnames hebben de toetsleiders de formulieren weer mee teruggenomen. Nog niet ingevulde formulieren konden de leerkrachten nazenden.
In totaal zijn 56127 leerlingen getoetst. Van 74.4% van deze leerlingen is ook het leerlingprofiel
beschikbaar. Daarnaast zijn er ook nog 707 leerlingen die niet zijn getoetst, maar waarvan wel
het profiel is ingevuld. In totaal betreft het 42491 leerlingprofielen. Het administratiebestand
bevat 58902 leerlingen. Ten opzichte van dat bestand is de respons 72.1%.
Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de feitelijke verdeling naar
sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand af te zetten tegen de
respons op de leerlingprofielen. De resultaten hiervan staan vermeld in Tabel 6.1, waarbij we
37
49. een uitsplitsing hebben gemaakt naar totale steekproef en referentiesteekproef. De tabel bevat
alleen de leerlingen waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is.
Tabel 6.1 – Respons op de leerlingprofielen, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond
(in %)
referentiesteekproef
totale steekproef
verdeling
LBO Tu/Ma
LBO ov. all.
LBO aut.
MBO
HBO/WO
n
respons
verdeling
respons
5.6
3.9
15.8
40.9
33.8
6.2
4.0
15.7
40.6
33.4
11.6
6.5
16.2
37.3
28.4
12.2
6.4
16.3
37.2
27.9
39290
28296
55356
40195
Evenals bij de vorige metingen vinden we ook hier weinig responsverschillen. Dit geldt zowel
voor de referentiesteekproef als ook voor de totale steekproef. Het maximale verschil dat we
tegenkomen bedraagt .6 punt.
6.3 Schalen
In de volgende paragraaf geven we een overzicht van de schalen die in het leerlingprofiel aan de
orde komen. Hoe deze schalen tot stand zijn gekomen staat uitvoerig beschreven in het technische rapport van de vierde meting en kan aldaar worden geraadpleegd.
De afzonderlijke items uit het leerlingprofiel zijn samengevat in de volgende schalen:
- cognitieve capaciteiten
- onderpresteerder
- bovenpresteerder
- gedrag
- zelfvertrouwen
- populariteit
- werkhouding
- schoolwelbevinden
- relatie met de leerkracht
- etnische breuk
- sociaal milieu
- remediërende maatregelen
- aandacht voor discipline
- extra leerstofaanbod voor de slimme leerlingen
- gereduceerd leerstofaanbod voor de zwakkere leerlingen.
38
50. 6.4 Schaalscores
Om een indruk te geven van de gemiddelde scores op de geconstrueerde schalen presenteren we
allereerst in Tabel 6.2 een overzicht van de schaalscores uitgesplitst naar steekproef en jaargroep. De scores zijn berekend door het gemiddelde te nemen van de afzonderlijke items, voor
zover ten minste tweederde deel van de items over de betreffende leerling zijn ingevuld. Daarna
volgt in Tabel 6.3 tot en met Tabel 6.17 een verdere verbijzondering naar sociaal-etnische achtergrond.
Tabel 6.2 – Schaalscores op de leerlingprofielen, naar steekproef en jaargroep
referentiesteekproef
totale steekproef
gem.
sd
n
gem.
sd
n
cognitieve capaciteiten
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
3.67
3.55
3.54
3.52
.94
1.03
1.02
1.08
9415
7035
6629
6575
3.61
3.49
3.49
3.47
.95
1.03
1.03
1.08
13177
10006
9347
9324
onderpresteerder
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
2.50
2.49
2.53
2.49
.74
.78
.77
.81
9317
6991
6611
6543
2.54
2.53
2.56
2.52
.74
.77
.77
.81
13088
9953
9311
9271
bovenpresteerder
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
2.41
2.46
2.47
2.48
.73
.78
.76
.79
9373
7014
6634
6563
2.44
2.51
2.50
2.52
.73
.78
.76
.79
13137
9987
9328
9295
gedrag
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
3.62
3.67
3.62
3.65
.74
.76
.79
.80
9511
7099
6681
6617
3.59
3.64
3.59
3.63
.75
.76
.80
.81
13336
10099
9418
9379
zelfvertrouwen
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
3.76
3.73
3.73
3.81
.80
.81
.79
.77
9384
7004
6616
6564
3.74
3.72
3.73
3.80
.81
.80
.79
.77
13163
9972
9338
9304
populariteit
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
3.75
3.66
3.59
3.61
.71
.75
.79
.81
9382
7003
6626
6567
3.72
3.63
3.57
3.61
.71
.74
.79
.80
13153
9970
9339
9316
39
51. Vervolg Tabel 6.2 – Schaalscores op de leerlingprofielen, naar steekproef en jaargroep
referentiesteekproef
totale steekproef
gem.
sd
n
gem.
sd
werkhouding
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
3.38
3.41
3.38
3.41
.88
.90
.88
.90
9371
7001
6626
6563
3.35
3.39
3.37
3.39
.88
.88
.88
.90
13144
9974
9349
9314
schoolwelbevinden
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
4.25
4.13
4.02
3.98
.58
.63
.67
.71
9410
7008
6641
6565
4.24
4.10
4.02
4.00
.58
.62
.66
.71
13183
9988
9360
9298
relatie met de leerkracht
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
4.19
4.13
4.03
4.02
.52
.53
.55
.59
9374
7003
6628
6580
4.18
4.09
4.02
4.02
.53
.54
.56
.59
13146
9971
9338
9321
etnische breuk
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
1.83
1.85
1.86
1.81
1.00
1.02
1.00
.99
9351
6971
6604
6563
2.11
2.16
2.12
2.08
1.16
1.19
1.15
1.17
13101
9899
9278
9285
sociaal milieu
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
3.73
3.68
3.61
3.58
.78
.83
.81
.83
9398
7009
6613
6564
3.62
3.57
3.50
3.47
.83
.86
.87
.88
13157
9948
9305
9307
remediërende maatregelen
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
2.15
2.33
2.33
2.22
1.03
1.12
1.09
1.06
9345
6985
6603
6557
2.23
2.38
2.37
2.24
1.04
1.10
1.09
1.05
13076
9936
9276
9282
discipline
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
2.29
2.41
2.41
2.35
.85
.86
.89
.90
13080
9942
9314
9277
2.25
2.37
2.39
2.32
.85
.86
.89
.90
9343
6978
6617
6550
extra leerstofaanbod voor slimme
leerlingen
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
2.75
2.81
2.77
2.79
.92
1.03
1.05
1.14
9013
6960
6567
6541
2.76
2.79
2.75
2.74
.91
1.01
1.04
1.12
12656
9838
9231
9268
gereduceerd leerstofaanbod voor
zwakkere leerlingen
groep 2
groep 4
groep 6
groep 8
2.16
2.21
2.23
2.22
.82
.86
.89
.93
9263
6949
6603
6529
2.22
2.27
2.26
2.25
.83
.86
.89
.93
12992
9886
9276
9239
40
n