1. Jason Wood De Montfort University mei2011 Jongeren en actief burgerschap
2. Burgerschap is moeilijk te definiëren Het kan ‘wezenlijk verschillende betekenissen hebben. Er bestaat geen eenduidige, universele definitie’ (Crick 2000: 1) Filosofen noemen het ‘in essentie een betwist concept’ (Lister 2003: 14) Kernwoorden zijn ‘status’ en ‘lidmaatschap’ gewoonlijk van een staat. Het is ook een ‘normatief ideaal’ (Coffey 2004), een ‘set van praktijken … die een persoon definiëren als een competent lid van de maatschappij’ (Turner 1993: 2)
8. Actief burgerschap gedefinieerd door jongeren Beslissingen nemen Rechten hebben Respect tonen en respect krijgen Controle hebben Meevoelen met anderen
11. Tabel 18 – Soorten verantwoordelijkheid en hun frequentie ** Categorie 10 aangepast van Smith et al 2005: 173-174
12. De vorming van actief burgerschap - context Instellingen Programma’s expliciet bedoeld om actief burgerschap te promoten Programma’s met een duidelijke insteek naar ‘actief burgerschap’ maar zonder dat dit benoemd werd als een kerndoelstelling Maatschappij
13. Probleem 1: goedkeuring van volwassenen “We waren boos omdat onze kantine geen ontbijt meer aanbood... Sommige leerlingen komen enkel op school toe aan ontbijt... Dus hebben we een campagne opgezet, leverden een petitie af en slaagden erin om ons schoolontbijt terug te hebben.” “Het gaat erom wat belangrijk is voor hen en wat zij vinden dat de school vooruit helpt. Een voorbeeld: alle jongens wilden graag dat er op de speelplaats een aparte plek ingericht werd om te basketten. We praatten erover met de leraars maar die zeiden dat het niet mogelijk was, dus werd het idee afgeblazen.”
14. Goedkeuring van volwassenen In hoe verre is deelname mogelijk of wenselijk zonder goedkeuring van volwassenen? Waar liggen de grenzen? Hoe worden deze grenzen gecommuniceerd?
15. Goedkeuring: kernelementen Bepaalde vormen van participatie worden aanvaardbaar geacht en goedgekeurd door volwassenen (niet verrassend). Maar bij afkeuring geven volwassenen geen verklaring, waardoor jongeren geen inzicht krijgen in wat wél aanvaardbaar is en wat niet.
16. Probleem 2: ‘responsible responsibility’ – de problematiek van rondhangen “Ik denk dat ‘verantwoordelijk zijn’ neerkomt op ‘niet met z’n allen rondhangen’…men wil niet dat we hier samenkomen... Verantwoordelijk zijn betekent waarschijnlijk thuis zitten.” “Ik denk dat we een slechte reputatie hebben omdat we zoveel tijd in groep doorbrengen... Mensen zijn soms bang van ons omdat we met velen zijn.”
17. Maar… “Ik hang graag rond met mijn maten… We spreken af na schooltijd, want overdag gaan we allemaal naar verschillende scholen. Op school heb ik geen echte vrienden... We hangen rond bij het bushok...” “We kunnen eigenlijk nergens echt naartoe met ons groepje vrienden, maar we vinden het tof om overal wat rond te hangen. Da’s leuker dan alleen zijn.” “Wij trekken altijd naar een tof terrein…in de buurt van mijn huis en mijn vrienden. Da’s gemakkelijk. In de zomer is het er echt super... je kan dan voetballen op het gras. Het is zo’n beetje onze eigen plek. De mensen weten dat.”
18. ‘Responsible responsibility’ Welke definities van “maatschappelijk verantwoordelijk gedrag” sturen ons werk met jongeren? In welke mate beïnvloeden de luidste en machtigste stemmen onze invulling van “verantwoordelijk gedrag”?
19. Percepties van risico en verantwoordelijkheid Een groepje jongeren zocht mekaar ‘s avonds meestal op om wat ‘rond te hangen’ in de winkelstraten en op pleintjes van de gemeente. Aanvankelijk kon je ze vinden voor de supermarkt. Er kwamen echter klachten van de buurtbewoners (maar niet van de winkel zelf), dus deed de politie de jongeren opkrassen. Ze begonnen dan maar rond te hangen in een openbaar parkje, maar ook daar werden ze door de politie verjaagd. Op de vraag van deonderzoekers waarom ze voor deze twee plekken kozen antwoordden ze dat ze dicht bij hun huizen en vrienden lagen, en dat ze veilig en goed verlicht waren. Naar het buurtspeelpleintje durfden ze niet te gaan omwille van de louche typen die er ‘s nachts rondhingen. Uiteindelijk zochten de jongeren verder gelegen plekken op om mekaar te ontmoeten en zo belandden ze bij de spoorlijnen. Een van hen had zich eens te dicht bij het spoor gewaagd en werd fataal gegrepen door een voorbij rijdende trein.
20. Probleem 3: Controle Bestraffende controle: deze controlemechanismen werden gebruikt om jongeren uit te sluiten op basis van hun gedrag dat door de brede gemeenschap ervaren werd als problematisch. Vaak werd dit geassocieerd met “weg gestuurd worden” of “verjaagd worden”. Paternalistische controle: dit zijn vormen van controle die specifiek ingegeven zijn door bezorgdheid. Jongeren gaven meestal aan dat deze controle bedoeld is om veilig en ongedeerd te blijven, doorgaans bij beslissingen op het vlak van vrijetijdsinvulling of het gebruik van de publieke ruimte.
21. “Mijn moeder zegt dat ik niet in het park mag rondhangen omdat het er niet deugt. ‘s Nachts lopen er perverse mannen rond en het zit er vol junkies. Ze denkt dat ik me met slechte dingen ga bezig houden... [bestraffend] of dat ik gevaar loop en me pijn ga doen.”
22. Controle (Zowel interne als externe) controle is noodzakelijk voor het welzijn van mensen. Hoe werken we met jonge mensen om hen met controle te laten omgaan, om hen deze te doen aanvaarden, om hen controle te laten uitdagen en deze te verwerpen?
23. Aanvaarding/afwijzing van controle Respect “Waarom zou ik me correct gedragen als men toch al denkt dat ik niet deug?” Validiteit “Het is als zeggen tegen ons dat we doodgaan als we af en toe een glas drinken of in het weekend eens goed doorzakken met onze maten. Dat is onzin dus luisteren we niet.” Integriteit “Het is een andere regel voor hen”
24. Overkoepelende thema’s Het verschil in definities van ‘sociale en morale verantwoordelijkheid’ en ‘activisme’, en bijgevolg de goedkeuring die aansluit bij de verkozen definitie. Het belang van‘subjectief rationeel’ gedrag bij jongeren te erkennen.
25. Maar… “Feit blijft dat jongeren zelden de kans krijgen om bij te dragen terwijl ze, als belangrijke stakeholders in de maatschappij, net op zo veel terreinen een bijdrage kunnen leveren […] de formulering van een relevante en effectieve vorming tot burgerschap.” (Osler and Starkey 2003: 244)