O slideshow foi denunciado.
Seu SlideShare está sendo baixado. ×

De whiplashrichtlijn van de NVN van 2007 dient nog niet te worden herzien

Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Anúncio
Carregando em…3
×

Confira estes a seguir

1 de 3 Anúncio

De whiplashrichtlijn van de NVN van 2007 dient nog niet te worden herzien

Baixar para ler offline

D r . E . M . H . v a n d e n D o e l

Het laatste nummer van TVP bevatte een bijdrage van collega
Vos,1
waarin hij stelde dat de richtlijn van de Nederlandse
Vereniging voor Neurologie (NVN) voor het vaststellen van
functieverlies bij het postwhiplashsyndroom van 2007 dient te
worden herzien. Deze stelling onderbouwt Vos met een
beschrijving van een nieuwe MRI-techniek die het mogelijk
maakt bij klachten die als ‘postwhiplashsyndroom’ of als
‘chronic whiplash’ worden omschreven objectief hersenbeschadiging aan te tonen.
De bijdrage werkt naar mijn mening verwarring in de hand.
Allereerst omdat Vos aangeeft over whiplash te schrijven,
maar in feite vrijwel uitsluitend over traumatische hersenbeschadiging schrijft. Daarnaast wordt onvoldoende ingegaan op
de onzekerheid die het toepassen van een nieuwe techniek met
zich meebrengt, zeker als dit het meten van het functioneren
van de menselijke hersenen betreft. Ik zal trachten deze problemen te verduidelijken.

D r . E . M . H . v a n d e n D o e l

Het laatste nummer van TVP bevatte een bijdrage van collega
Vos,1
waarin hij stelde dat de richtlijn van de Nederlandse
Vereniging voor Neurologie (NVN) voor het vaststellen van
functieverlies bij het postwhiplashsyndroom van 2007 dient te
worden herzien. Deze stelling onderbouwt Vos met een
beschrijving van een nieuwe MRI-techniek die het mogelijk
maakt bij klachten die als ‘postwhiplashsyndroom’ of als
‘chronic whiplash’ worden omschreven objectief hersenbeschadiging aan te tonen.
De bijdrage werkt naar mijn mening verwarring in de hand.
Allereerst omdat Vos aangeeft over whiplash te schrijven,
maar in feite vrijwel uitsluitend over traumatische hersenbeschadiging schrijft. Daarnaast wordt onvoldoende ingegaan op
de onzekerheid die het toepassen van een nieuwe techniek met
zich meebrengt, zeker als dit het meten van het functioneren
van de menselijke hersenen betreft. Ik zal trachten deze problemen te verduidelijken.

Anúncio
Anúncio

Mais Conteúdo rRelacionado

Mais de Mike de Groot (18)

Mais recentes (14)

Anúncio

De whiplashrichtlijn van de NVN van 2007 dient nog niet te worden herzien

  1. 1. DewhiplashrichtlijnvandeNVNvan 2007dientnogniettewordenherzien D r . E . M . H . v a n d e n D o e l * Het laatste nummer van TVP bevatte een bijdrage van collega Vos,1 waarin hij stelde dat de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) voor het vaststellen van functieverlies bij het postwhiplashsyndroom van 2007 dient te worden herzien. Deze stelling onderbouwt Vos met een beschrijving van een nieuwe MRI-techniek die het mogelijk maakt bij klachten die als ‘postwhiplashsyndroom’ of als ‘chronic whiplash’ worden omschreven objectief hersenbe- schadiging aan te tonen. De bijdrage werkt naar mijn mening verwarring in de hand. Allereerst omdat Vos aangeeft over whiplash te schrijven, maar in feite vrijwel uitsluitend over traumatische hersenbe- schadiging schrijft. Daarnaast wordt onvoldoende ingegaan op de onzekerheid die het toepassen van een nieuwe techniek met zich meebrengt, zeker als dit het meten van het functioneren van de menselijke hersenen betreft. Ik zal trachten deze pro- blemen te verduidelijken. 1. Is whiplash hetzelfde als ‘minimal traumatic brain injury’? In wetenschappelijke literatuur wordt het begrip ‘hersen- schudding (brain concussion)’ nu vrijwel altijd vervangen door ‘minimal traumatic brain injury (MTBI)’. Vos wekt de indruk dat whiplash en MTBI meer of minder hetzelfde zijn, omdat in een van de definities van MTBI wordt gesteld, met name die van het door hem geciteerde Report to Congress uit 2003, dat dit het gevolg kan zijn van hevige bewegingen van de sche- del zonder directe geweldsinwerking. Dit wordt door hem gebruikt om hieraan direct de conclusie te verbinden dat er bij whiplash dus sprake is van MTBI, omdat bij ongevallen met whiplashklachten immers ook sprake is van beweging van het hoofd. Daarnaast komen de klachten na whiplash en hersenschud- ding vaak met elkaar overeen. Het komt daardoor zelfs voor dat deskundigen stellen dat er sprake moet zijn geweest van een whiplash en een hersenschudding. Om het simpel te stel- len: een longontsteking en een hartinfarct geven beide benauwdheidsklachten; je kunt de zaak echter niet omdraaien * Dr. E.M.H. van den Doel is neuroloog in het Meander Medisch Cen- trum in Baarn. 1. J. Vos, De whiplashrichtlijn van de NVN van 2007 dient te worden her- zien, TVP 2011, nr. 1, p. 28-32. en stellen dat er benauwdheidsklachten zijn dus én een hartin- farct én een longontsteking. Het is in medisch opzicht ‘communis opinio’ dat ‘whiplash’ onder de nekklachten gerangschikt dient te worden. Hoewel whiplash geen eigen ICD-10-codering heeft, valt deze in de ICD-10 onder ‘strain and sprain of cervical spine’ (ICD-10 S 13.4). Het is dan ook niet zo zinvol om in een reactie op ‘whiplash’ in te gaan op het mechanisme van traumatische her- senbeschadiging. In het door Vos genoemde Report to Con- gress over MTBI komt het woord whiplash dan ook op geen enkel moment voor. De stelling van Vos dat sinds 2003 in de Verenigde Staten niet meer wordt gesproken over whiplash maar over MTBI, is aantoonbaar onjuist. Een eenvoudige zoekopdracht in de Amerikaanse medisch-wetenschappelijke zoekmachine Pubmed naar artikelen over whiplash van na 2003 maakt dit onmiddellijk duidelijk. De veronderstelling dat er bij whiplash sprake is van hersenlet- sel gaat terug op onderzoekingen bij apen in de jaren zestig. Deze apen werden zonder enige bescherming aan hevige ver- snelling blootgesteld. Bij apen die langer dan dertig minuten bewusteloos bleven, werden vervolgens hersenbeschadigingen aangetoond, bij korter bewustzijnsverlies echter niet. Ook het klassieke artikel van Caffey,2 die ernstige beschadigingen bij mishandelde kinderen beschreef (overwegend subdurale hematomen) waar hij een whiplashmechanisme voor verant- woordelijk achtte, heeft hiertoe bijgedragen. Vos weerspiegelt dit in zijn opmerking over geweldsinwerking op de schedel van kinderen. In al deze gevallen was echter sprake van bewe- zen ernstige geweldsinwerking met eveneens bewezen objecti- veerbare afwijkingen aan de hersenen. Het verwarrende in het whiplashdebat is altijd weer dat argumenten worden omge- draaid: ernstige geweldsinwerking geeft ernstige afwijkingen en ernstige klachten; dus als er na een ongeval met geringe geweldsinwerking ernstige klachten zijn, moet er dus toch sprake geweest zijn van ernstige geweldsinwerking. Meestal volgt dan een betoog op welke wijze er bij een geringe geweld- sinwerking toch grote G-krachten op het hoofd inwerken. Dat deze wijze van redeneren een grondslag mist, moge blijken uit 2. J. Caffey, The whiplash shaken infant syndrome: Manual shaking by the extremities with whiplash induced intracranial and intra-ocular bleed- ings, linked with residual permanent brain damage and mental retarda- tion, Pediatrics 1974, vol. 54, nr. 4, p. 396-403. 58 T V P 2 0 1 1 , n u m m e r 2 Dit artikel uit Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor Mike De Groot
  2. 2. het feit dat het nog nooit tot een verbod van botsauto’s op de kermis is gekomen. Het opvallende inderdaad is dat whiplash en hersenschudding qua klachten zoveel overeenkomsten hebben, zoals vermoeid- heid en concentratieverlies. Dit delen zij echter met een aantal andere ziektebeelden, hetgeen juist illustreert dat dergelijke klachten aspecifiek zijn. Pogingen om hersenbeschadiging bij whiplash aan te tonen hebben dan ook niets opgeleverd, zelfs niet met de meest geavanceerde technieken.3 2. Kunnen nieuwe MRI-technieken aantonen dat er wel degelijk een hersenbeschadiging ten grondslag ligt aan het lichte schedelhersenletsel (commotio cerebri) en kunnen zij deze beschadiging kwantificeren? Vos heeft hoge verwachtingen van nieuwe MRI-technieken zoals DTI (diffusion tensor imaging). MRI-bevindingen die- nen, zoals alle nieuwe onderzoekstechnieken, echter altijd met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Zo is duidelijk geworden dat bij patiënten met multiple sclerose MRI-afwijkingen niet altijd correleren met ziekteactiviteit. Een rughernia die bij een MRI wordt gevonden, kan correle- ren met de klachten van de patiënt, maar er zijn velen die een duidelijke hernia hebben bij MRI-onderzoek en geen klach- ten. Ook speelt bij functieonderzoeken van de hersenen de kip- eidiscussie: komen de concentratiestoornissen door een speci- fiek hersenletsel of weerspiegelt de afwijkende MRI slechts de door het slachtoffer ervaren concentratiestoornissen, waar- door hij dat deel van de hersenen minder gebruikt terwijl hij dit wel zou kunnen? DTI is een recente MRI-techniek die in een beperkt aantal onderzoekcentra beschikbaar is. Er wordt van uitgegaan dat DTI axonale beschadiging kan weerspiegelen, maar zeker is dit niet. DTI-onderzoekingen laten soms afwijkingen zien bij slachtoffers van lichte hersentraumata die bij standaard onder- zoek niet zichtbaar zijn. De vraag is naar de betekenis hiervan. Correleert de afwijkende DTI direct na het ongeval met de ernst van het ongeval? Mogelijk wel. Zegt dit iets over even- tuele restverschijnselen? Dit is onduidelijk. Het blijkt dat func- tionele MRI-onderzoekingen, waaronder DTI, eveneens afwij- kend zijn bij patiënten met psychiatrische aandoeningen, zoals depressie, en bij mensen met andere aandoeningen van het zenuwstelsel.4 Daarnaast is beschreven dat bij patiënten met 3. Sturzenegger e.a., MRI-based brain volumetry in chronic whiplashpa- tients: No evidence for traumatic brain injury, Acta Neur. Scan 2007, vol. 117, p. 49-54. 4. T. White e.a., Diffusion tensor imaging in psychiatric disorders, Top Magn Reson Imaging 2008, vol. 19, nr. 2, p. 97-109; F. Wu e.a., White matter abnormalities in medication-naïve subjects with a single short- duration episode of major depressive disorder, Psychiatry Res. 2011, vol. 191, nr. 1, p. 80-83; W. Li e.a., White matter microstructure changes in the thalamus in Parkinson disease with depression: A diffusion tensor MR imaging study. MTBI die klachten bleven houden en problemen met het ver- bale geheugen hadden, nu juist geen DTI-afwijkingen werden gevonden.5 Ook zou het breed toepassen van DTI geen ant- woord geven op de vraag waarom slachtoffers van hersenletsel dat met standaard-CT- en -MRI-techniek al zichtbaar gemaakt kan worden, vaak niet over vermoeidheid, duizelig- heid en concentratiestoornissen klagen, terwijl patiënten die een functiestoornis hebben die mogelijk uitsluitend met geavanceerde DTI-technieken zichtbaar gemaakt kan worden, die klachten juist wel hebben. Elke wetenschappelijke ontwikkeling die ons een dieper inzicht in structuur en functie van het centrale zenuwstelsel kan geven, dient met enthousiasme te worden begroet. Dit geldt ook voor functionele MRI-technieken. Tot op heden is de door Vos beschreven FMRI-techniek (functionele MRI, een techniek die de werking van iets meet) nog steeds niet in staat geweest het grote probleem van de objectivering van ‘mild traumatic brain injury’ op te lossen. Zhang e.a. merkten in 2010 op: ‘overall, alternation of DTI values may reflect a variety of different, yet poorly understood physiological mechanisms and differentially reflect short and long term changes.’6 Er is dan ook op dit moment geen reden de richtlijnen van de NVN in dit opzicht aan te passen. Dit standpunt blijft con- form de AMA-guides, zesde editie van 2007, p. 330: ‘special mention should be made of mild traumatic brain injury (MTBI) which has been the subject of extensive research in the last ten to twenty years. In contrast to pre- viously held belief, the symptoms of mild traumatic brain injury generally resolve in days to weeks and leave the pati- ent with no impairment. Patients with persistent concus- sive symptoms generally have noninjury related factors which complicate their course.’ Indien de expertiserend neuroloog van mening is dat er sprake is van objectiveerbaar hersenletsel, bieden de richtlijnen van de NVN overigens voldoende mogelijkheid om wel tot een per- centage functieverlies te komen. Richtlijnen dienen steeds aan actuele wetenschappelijke inzichten en medische ontwikkelingen te worden aangepast. Alle wetenschappelijke gegevens dienen daarvoor zorgvuldig te worden gewogen, conform de principes van ‘evidence-based medicine’. Het is dan ook niet ondenkbaar dat de richtlijnen van de NVN, maar evenzeer de AMA-guides, in de toekomst 5. H.S. Levin e.a., Diffusion tensor imaging of mild to moderate blast-relat- ed traumatic brain injury and its sequelae, J. Neurotrauma 2010, vol. 27, nr. 4, p. 683-694. 6. Zhang e.a., Are functional deficits in concussed individuals consistent with white matter structural alterations: Combined FMRI and DTI stu- dy, Exp. Brain. Res 2010, vol. 204, p. 57-70. 59 T V P 2 0 1 1 , n u m m e r 2 Dit artikel uit Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor Mike De Groot
  3. 3. bij diagnosen als ‘whiplash’ en ‘commotio’ nog zullen worden gewijzigd. Op dit moment is daar, nogmaals, geen reden voor. Ten slotte Richtlijnen behoren een weergave te zijn van de heersende wetenschappelijke inzichten. Waar absolute waarden ontbre- ken, zijn zij meestal gebaseerd op consensus. Dit impliceert dat niet iedereen het met een dergelijke consensus eens behoeft te zijn. In The Guides Newsletter van 2008 wordt dit bevestigd: ‘the approach to impairment assessment is based on consensus and those who advocated for alternative approaches may not be in agreement with the methodology adopted by the majori- ty.’7 7. Brigham e.a., Impairment rating insights, The Guides Newsletter (Ame- rican Medical Association) juli-augustus 2008, p. 5. 60 T V P 2 0 1 1 , n u m m e r 2 Dit artikel uit Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor Mike De Groot

×