(Be)spreekuur - 15 april 2024 -vroegsignalering in de routekaart Financiële Z...
Rapport POSAD Regionale Energiestrategie West-Brabant
1. ENERGIE EN RUIMTE
WEST BRABANTRapport - Energie & Ruimte voor de regionale
energiestrategie regio West Brabant
Mei 2017
2.
3. ENERGIE EN RUIMTE
WEST BRABANTRapport - Energie & Ruimte voor de regionale
energiestrategie regio West Brabant
Mei 2017
4.
5. INHOUDSOPGAVE
1
2
3
4
5
INLEIDING 7
AANLEIDING
DOEL
METHODE EN PROCES
LEESWIJZER
ANALYSE 11
ENERGIEFUNCTIONALITEITEN
ENERGIEVRAAG 2014
ENERGIEVRAAG 2050 NA BESPAREN
POTENTIEEL HERNIEUWBARE ENERGIE
CONCLUSIES ANALYSE
RUIMTELIJKE SAMENHANG TUSSEN KANSEN, RESTRICTIES EN OPGAVEN 19
RUIMTELIJKE BEPERKINGEN
LOKALE HOT-SPOTS
RUIMTELIJKE OPGAVEN
CONCLUSIES RUIMTELIJKE SAMENHANG
BOUWSTENEN ENERGIESTRATEGIE 35
ENERGIEFUNCTIONALITEIT
STRATEGISCHE RUIMTELIJKE KEUZES
BIJLAGE 49
A: PROCES, RUIMTE EN ENERGIEATELIERS
B: UITGANGSPUNTEN BEREKENINGEN
C: MAXIMALE ENERGIEPOTENTIES
6.
7. 1. INLEIDING
De regio West-Brabant neemt in het Nederlandse landschap een bijzondere
positie in. De regio ligt op de grens van hoog en laag Nederland, van
pleistoceen dekzandlandschap en de holocene delta. Dit komt tot uiting
in een sterk contrast tussen het open polderlandschap van ‘de klei’ en
kleinschalige coulisselandschap van ‘het zand’. De steden Bergen op
Zoom, Roosendaal, Etten-Leur, Breda en Oosterhout liggen consequent
op overgang tussen de klei en het zand, en vormen daarmee in zekere zin
een verbindende schakel tussen beide landschappen. Ook de beken de
Vliet, de Dintel / Mark en de Donge rijgen deze landschappen als het ware
aaneen. Hetzelfde geldt voor de infrastructuur, met de A4 en de A16 als
belangrijkste bovenregionale verbindingen.
De bijzondere landschappelijke positie van West-Brabant speelt een
belangrijke rol bij een regio-specifieke aanpak van de energietransitie.
De inpassing van hernieuwbare energie in het landschap wordt mede
gestuurd door de specifieke landschappelijke kenmerken van bijvoorbeeld
de klei en het zand.
Ookdekarakteristiekeoriëntatievanhetstedelijkenetwerk,destrategische
liggingvanwatergebondenindustriegebieden,detransportinfrastructuuren
deaanwezigerestwarmtekunnen medesturendzijn voordeenergietransitie.
9. 9POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
DOEL
Doel van deze studie is het onderzoeken wat de
ruimtelijke inbedding van het energievraagstuk is. .
HiertoewordendeEnergie&Ruimteateliersinhoudelijk
voorbereid en uitgewerkt met een sterke focus op de
ruimtelijke en landschappelijke aspecten die de te
ontwikkelen regionale energiestrategieWest-Brabant
(RES RWB) biedt en als gevolg heeft.
Te onderzoeken vragen:
• Waar staat de regio West-Brabant op dit
moment als het gaat om duurzame energie?
Er is een beeld bij het totale verbruik van de
regio, welk deel hiervan nu al duurzaam wordt
opgewekt en welke potentie er is op basis van
de huidige situatie?
• Welke kansen liggen er in de regio?
Kijkend naar de regio welke kansen zijn er
ruimtelijk voor nieuwe energielandschappen,
(grootschalige) duurzame energie opwek, welke
kansen liggen er op hoofdlijn voor besparing en
waar in de regio zijn deze kansen aanwezig?
• Welke mix van duurzame energie is mogelijk?
Als we alle kansen in beeld hebben, welke mix
lijkt dan voor de hand te liggen, is alles nodig of
hebben we wat te kiezen en welke partijen zijn
daarbij nodig?
• Welke effecten heeft de transitie op
domeinen wonen, economie, natuur, landschap
en leefomgeving? Welke effecten heeft
de transitie op de aanwezige (energie)
infrastructuur?
1. Posad (2016). 'Gebiedsstrategie duurzame energieopgave Noord-Brabant'
Beoogde resultaten:
Erwordt een beeld gevormd van mogelijke bouwstenen
voor de regionale energiestrategie voor de lange
termijn (hoe gaan we energieneutraliteit bereiken),
inzicht in de stappen om daar te komen en concrete
voorbeeldprojecten waar de stakeholders mee
verder zouden kunnen en willen zijn benoemd. Deze
bouwstenen zijn verbeeld in kaartmateriaal/beelden
• Visuele factsheet(s)/kaarten met het huidige
energiegebruik, het aandeel duurzame energie
en de potentie duurzaam op te wekken energie
per energiesoort en een beeld op hoofdlijnen
wat energiebesparing kan opleveren. Dit ter
ondersteuning aan de mogelijke strategieën en
stappen om daar te komen. (pagina 13-15)
• De opties en potentie van (grootschalige)
opwek is in beeld op basis van een analyse en
praktische, lokale input – weergegeven in een
kaart. (pagina 15, 20-21, 34-35)
• Een quickscan is gedaan naar het geldende
ruimtelijke beleid met bijbehorende knelpunten.
(pagina 25)
• De 4 O’s zijn actief betrokken bij het proces en
zijn geënthousiasmeerd om met nieuwe energie
aan de slag te gaan. (pagina 50-67)
• Een overzicht van de gehanteerde
uitgangspunten/ rekenregels (technisch,
ruimtelijk en economisch) in het model.1
12. 12 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
ENERGIEFUNCTIONALITEITEN
De energietransitie is omvangrijk en complex en brengt
tevens ingrijpende veranderingen teweeg in andere
domeinen; maatschappelijk, economisch, bestuurlijk,
technisch. Hiermee is het van belang om adaptief te
kunnen sturen op de harde doelen van 2050.
Om hierzo goed mogelijk invulling aan te kunnen geven
sluiten we aan bij de aanpak dat de energievraag
voortkomt uit 4 fundamentele maatschappelijke
behoeftenaanenergie,zowelnualsin2050(Rijkzonder
CO2, Rli, 2015). Dat wil zeggen dat we onderscheid
maken tussen energie voor lage temperatuurwarmte
(benodigd voor het verwarmen van een huis), kracht &
licht, mobiliteit & transport, hoge temperatuurwarmte
(benodigd voor industriële processen).
Omdat de realisatie van de energietransitie per
functionaliteit verschillend is zal voor iedere
functionaliteit dan ook een transitiepad uitgewerkt
moetenworden.Debelangrijksteverschillenzitteninde
snelheid van de transitie, de mate en organisatie van
sturing en de mate waarin technische mogelijkheden
beschikbaar zijn.
ENERGIEVRAAG 2014
In deze rapportage wordt het energieverbruik
weergegeven in petajoules (PJ) en soms inTerajoules
(TJ). Om een gevoel voor de maat en schaal van deze
energie-eenheid te krijgen is het goed om te bedenken
dat 1 petajoule (=1000TJ) ongeveer gelijk staat aan
het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van de gemeente
Etten-Leur. Om jaarlijks 1 petajoule aan elektriciteit
te produceren zijn ongeveer 35 windturbines van 3MW
nodig, of 250 hectare aan zonnevelden.
Deenergievraagwordtvoordeenergiefunctionaliteiten
berekend zonder rekening te houden met pieken en
ongelijktijdigheid van energievraag en energieaanbod,
per dag, per week en per seizoen. Wanneer hier wel
rekening mee gehouden wordt, betekent dit enerzijds
de noodzaak voor opslagtechnieken en anderzijds dat
de vraag naar energie hiermee groter kan worden.
Het totale energiegebruik voor regio West-Brabant
is in figuur 3 uiteengezet en wordt voor 2014
geschat op 111 PJ3
, waarvan 25% nodig is voor lage
temperatuurwarmte, 16% voor kracht & licht, 25%
AGE TEMPERATUUR
KRACHT EN LICHT
ORT EN MOBILITEIT
GE TEMPERATUUR
EDSEL EN NATUUR
LOKAAL REGIONAAL PROVINCIAAL NATIONAAL GLOBAAL
95 PJ
23 PJ
19 PJ
19 PJ
34 PJ
ENERGIE VOOR WARMTE: LAGE TEMPERATUUR
ENERGIE VOOR KRACHT EN LICHT
ENERGIE VOOR TRANSPORT EN MOBILITEIT
ENERGIE VOOR WARMTE: HOGE TEMPERATUUR
VOEDSEL EN NATUUR
LOKAAL
2. Rli (2015). 'Rijk zonder CO2
, naar een duurzame energievoorziening in 2050'
3. Voor het bepalen van het huidige energiegebruik in de regio west, is
gebruik gemaakt van de klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (2014) en de
emissieregistratie van het RIVM (2014). De klimaatmonitor bevat de uitsplitsing
naar sectorale gegevens over het energiegebruik en de verdeling over de
energiedragers brandstof, elektriciteit, warmte en gas.
FIGUUR 2. SCHEMATISCHE WEERGAVE PER TRANSITIEPAD VAN DE MATE EN ORGANISATIE VAN STURING (BEWERKING SCHEMA RLI2
)
13. 13POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
29
COVERGISTERS
Opbrengst 3,2 PJ
7
MONOVERGISTERS
Opbrengst 2,5 PJ
±29.000
145 x week 10 ton
1218 km²
98.6 km²
ENERGIEGEBRUIK
2050
NA BESPAREN
war
wa
autonome
ontwikkeling
ENERGIE
JAAR
na
besparing
95PJ
2014
0
100
111 PJ
200
2050
++
+
122 PJ
95 PJ
kracht en licht
warmte: hoge temperatuur
warmte: lage temperatuur
mobiliteit en transport
autonome
ontwikkeling
ENERGIE
JAAR
na
besparing
95PJ
2014
0
100
111 PJ
200
2050
++
+
122 PJ
95 PJ
kracht en licht
warmte: hoge temperatuur
warmte: lage temperatuur
mobiliteit en transport
autonome
ontwikkeling
ENERGIE
JAAR
na
besparing
95PJ
2014
0
100
111 PJ
200
2050
++
+
122 PJ
95 PJ
++
+
0 50 100 150
0 50 100 150
0 50 100 150
0 50 100 150 PJ
693.996
INWONERS HUISHOUDENS
307.053
OPPERVLAK
1.699,53
km2
Co-vergister
Mono-vergister
(of)
41 PJ
614 windmolens van (7,58 MW)
1 PJ
12 installaties voor woningen
2 PJ
17 installaties voor kassen
VERMOGEN EN GROOTTE
0 m
50 m
100 m
150 m
200 m
7,58 MW
127 m108 m
2,3 MW 3,3 MW
126 m54 m
0,9 MW
3 PJ
daken
(270 Wp/paneel)
20 PJ
stortplaatsen
gemengd landelijk gebied (7%)
- extra mogelijkgheid in stedelijke
ontwikkelgebieden (15 PJ)
7
MONOVERGISTERS
Opbrengst 2,5 PJ
±29.000
9
T ~ 45 o
C T ~ 120 o
C
3 PJ
29 co-vergisters 145 X Week 10 ton
± 29.000
98.6 km2
1218 km2
2 PJ
7 mono-vergisters
(270Wp/paneel)
++
+
+
FIGUUR 3. FACTSHEET ENERGIEGEBRUIK EN POTENTIE DUURZAME ENERGIE REGIO WEST-BRABANT
WINDENERGIE
ZONNE-ENERGIE
GEOTHERMIE
BIOMASSA
ENERGIEGEBRUIK 2050 NA BESPAREN EN OPWEKKINGSPERSPECTIEVEN
ENERGIEGEBRUIK 2014 - 2050
REGIO WEST-BRABANT
Energievraag
2050 na besparen
maximale
opwekperspectief
minimale
opwekperspectief
95 PJ
23 PJ
23 PJ
31 PJ
31 PJ
24 PJ
24 PJ
18 PJ
41 PJ 23 PJ 3 PJ
3 PJ
18 PJ
70 PJ
8 PJ
14. 14 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
voor mobiliteit & transport en verreweg het grootste
deel (34%) voor hoge temperatuurwarmte. Wat hierin
opvalt is dat de transportsector en de aanwezige
industrie een behoorlijk aandeel inneemt in het
energiegebruik van de regio.
Om een beeld te krijgen van de hoeveelheid energie
die de regio West-Brabant in 2050 nodig zal hebben,
is het noodzakelijk om aannames te doen over de
toekomstige productie- en consumptieniveaus4
.
Hierbij is uitgegaan van autonome ontwikkeling.
Dat wil zeggen dat er rekening gehouden wordt met
zowel een efficiencyverbetering ten gevolge van
regelgeving en bestaand beleid aan de ene kant
(apparaten, gebouwen en industrieën gaan daardoor
steeds zuiniger om met energie), als een toename in
economische groei aan de andere kant.
In het energiegebruik is, ondanks de efficiency
verbeteringen, een groei te zien tot ca. 123 PJ. Dit
is voornamelijk te verklaren door de te verwachten
volumegroei in inwoners en economie.
ENERGIEVRAAG 2050 NA BESPAREN
Wanneer gebruik wordt gemaakt van extra
besparingsopties, daalt de verwachte energievraag
aanzienlijk (met ca. 28 PJ) ten opzichte van het
verbruik bij autonome ontwikkeling, en komt met
95 PJ zelfs onder het huidige verbruik van 111 PJ uit.
Voor iedere sector zijn andere besparingsmaatregelen
meegenomen, zoals samengevat in figuur 4.
In de gebouwde omgeving zal de bestaande
woningvoorraad verbeterd worden naar minimaal label
B door onder andere isoleren, vervanging witgoed en
het aanbrengen van Ledverlichting. Eenzelfde soort
aanpak geldt voor de handel- en dienstensector.Voor
de industrie is een besparingstempo aangehouden
van 1% per jaar. Vooral bij transport & mobiliteit
heeft besparen grote gevolgen en dan vooral voor
personenauto’s. Niet alleen kan hier een significant
deel van de brandstof worden bespaard, tegelijk
betekent dit ook een nieuwe elektriciteitsbehoefte.
Dit zorgt er mede voor dat de totale vraag naar
elektriciteit hoger zal zijn na besparen.
FIGUUR 4. OVERZICHT BESPARINGSMOGELIJKHEDEN PER SECTOR
4. Hiervoor is gebruik gemaakt van in 2015 geactualiseerde gegevens uit
‘Naar een schone economie in 2050: routes verkend' door PBL/ECN (2011)’ en
de daarin geschetste ontwikkelingen van de vraag naar goederen, diensten
en transport richting 2050.
15. 15POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
5. Posad (2016). 'Gebiedsstrategie duurzame energieopgave Noord-Brabant'
Hierbij moet wel gezegd worden dat het realiseren van
een dergelijke besparing geen eenvoudige opgave is,
en dat bij het berekenen van deze maximale besparing
een uitgebreide economische afweging meespeelt.
POTENTIEEL HERNIEUWBARE ENERGIE
Voordeopwekkingvanhernieuwbareenergiegebruiken
we de uitkomsten uit de studie “Gebiedsstrategie
duurzame energieopgave Noord-Brabant”5
. Hiervan
is een samenvatting in de bijlage opgenomen. Hieruit
blijkt dat met name voor de functionaliteit kracht &
licht veel potentie is.
De regio West-Brabant zou, gezien de ruimte en de
gunstige windsnelheden in de regio, 2 keer in de vraag
van kracht & licht kunnen voorzien met windenergie
(zie figuur 5). Deze vraag kan ook geheel met zonne-
energie worden opgewekt. Alle daken en stortplaatsen
worden optimaal ingezet voor zonne-energie en het
resterend deel zou in de vorm van zonne-akkers in
het gemengd landelijk gebied (er is dan ongeveer 7%
van dit areaal benodigd) opgewekt kunnen worden.
Voor de functie lage temperatuurwarmte kan een
deel worden ingevuld met geothermie, een deel
met biomassa en een deel met restwarmte (nu niet
hernieuwbaar).
Hoge temperatuurwarmte blijkt een lastige
energiefunctie om hernieuwbaar op te wekken. De
enige optie die wij hiervoor momenteel zien is biogas
via biomassa of verbranden van houtachtig materiaal.
Op termijn kunnen technieken als ‘Power to Gas’ hier
wellicht ook een bijdrage aan leveren.
Ook de functie mobiliteit & transport is lastig
hernieuwbaar op te wekken. Hiervoor zou maximaal
moeten worden ingezet op elektrisch rijden. Voor
de modaliteiten waarvoor dit nog niet kan zou
de energievraag kunnen worden ingevuld met
biobrandstoffen.
De geringe potentie voor biomassa kan hiermee in de
regio ingezet worden voor drie energiefuncties. Met
biomassa is het immers mogelijk om via verbranding
of vergassing zowel lage temperaturen als hoge
temperaturen te realiseren. Daarnaast kun je biomassa
ook alls brandstof gebruiken voor de functie mobiliteit
& transport.
FIGUUR 5. SCHEMATISCHE WEERGAVE MAXIMALE OPWEKPERSPECTIEF
++
+
0 50 100 150
++
+
0 50 100 150
FIGUUR 6. ENERGIEGEBRUIK 2050 EN POTENTIE HERNIEUWBAAR
Energievraag
2050 na besparen
maximale
opwekperspectief
16. 16 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
CONCLUSIES
Er is een mismatch tussen de regionale energievraag en het beschikbare
potentiele aanbod van energie in 2050. Hierbinnen is een mismatch tussen
de energie functionaliteiten die nodig zijn en de energie die daarbinnen kan
worden opgewekt.
Op de schaal van de regio West-Brabant is een eenzijdige focus op
energieneutraliteit op het eigen ‘grondgebied’ (nog) niet haalbaar. Zelfs het
maximale perspectief, waarin via grootschalige landschappen met zonne-
en windenergie wordt ingezet op productie van energie, levert niet genoeg
energie om in de energievraag te voorzien.
De enige optie om hoge temperaturen (> 120 C) te bereiken is momenteel via
biomassa. Wanneer we biomassa uit reststromen hiervoor zouden benutten
is de potentie niet voldoende om in de vraag naar hoge temperatuurwarmte
te voorzien. Biomassa als nieuw productielandschap heeft iets meer
hernieuwbaar potentieel echter concurreert dit met andere grondgebruiken
in de regio.
Maximale energiebesparing is van groot belang om de doelstelling om
energieneutraal te worden te bereiken.
Dat de energietransitie een enorme ruimtelijke en landschappelijke impact
zal hebben is duidelijk. Deze kan bespreekbaar worden gemaakt door
ontwerpend onderzoek. Hoe kan de ruimteclaim die de energietransitie legt
op de regio West-Brabant worden ingezet voor het toekomstig ruimtelijk
perspectief voor de regio West-Brabant.
17. 17POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
FIGUUR 7. MAAT EN SCHAAL ZONNE-ENERGIE BIJ INVULLING ENERGIEBEHOEFTE KRACHT & LICHT (18 PJ)
FIGUUR 8. MAAT EN SCHAAL WINDENERGIE BIJ INVULLING ENERGIEBEHOEFTE KRACHT & LICHT (18 PJ)
4.500 ha
18 PJ 2 %
636 turbines (3MW)
(23.250 ha)
12 %18 PJ
18. 18 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
IDEEENKAART
RUIMTELIJKE
BEPERKINGEN
LOKALE HOT-SPOTS
RUIMTELIJKE OPGAVEN
RUIMTELIJKE KEUZES
FIGUUR 9. LAGEN EN ENERGIE & RUIMTE
19. 19POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
3. RUIMTELIJKE
SAMENHANG
De energietransitie is niet de enige opgave met een enorme ruimtelijke- en
landschappelijke impact. Ook ander ruimtelijke opgaven die hier spelen,
zoals de circulaire opgave, de klimaatopgave of de woningbouwopgave
hebben een zekere ruimteclaim. Al deze opgaven zijn sterk met elkaar
verbonden en hier moet uiteraard de aansluiting worden gezocht om elkaar
zoveel mogelijk te versterken. Ook tussen energiemodaliteiten onderling zijn
lokale hot-spots te vinden.Tegelijkertijd gelden voor de energietransitie ook
beperkingen zoals rond veiligheid en milieu, beschermde stadsgezichten
of natuurgebieden.
De opbrengst van de energie- en ruimte ateliers is hiertoe nader bekeken
om zo te kunnen komen tot strategische ruimtelijke keuzes. Het doel van
deze koppeling is om op basis hiervan per energiefunctionaliteit bouwstenen
voor strategische ruimtelijke keuzes inzichtelijk te maken.
De opgehaalde ideeën (Figuur10, pagina 22-24) vormen momentopnames van
de verschillende ateliers en zijn door verschillende stakeholders ingebracht,
van gemeenten tot coöperaties en van inhoudelijk expert tot bestuurders.
Daarnaast verschillen de ideeën in mate van concreetheid; van plannen
waarmee op zeer korte termijn kan worden aangevangen tot vergezichten
waarvan de haalbaarheid nog onderzocht moet worden.
20. 20 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
IDEEËN DIE SAMEN ZIJN OPGEHAALD IN DE ATELIERS
LEGENDA
FIGUUR 10.IDEEËN DIE SAMEN ZIJN OPGEHAALD IN DE ATELIERS
22. 22 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
IDEEËNLIJST
ZONNE-ENERGIE
1. Zonnepark Nuon ten westen van Moerdijk (in
combinatie met windpark Moerdijk)
2. Zonnepanelen op waterbekkens Biesbosch
3. Zonnepanelen op dak Amercentrale
4. Zonneveld 2 ha. langs N267
5. Zonneveld 7 ha. Bij Primark DC Roosendaal
6. Zonnedak Philips
7. Zonneveld 12 ha. Oostrand Zevenbergen
8. Zon op daken industriepark Hazeldonk
9. Zonneveld 4,5 ha. bij Stampersgat
10. Zonneveld 47 ha. Vliegbasis Woensdrecht
11. Zonne-energie lang A17-A58 (buisleidingenstraat)
12. Zonnepanelen op afgedekte Aspergevelden bij
Rucphen
13. Zonnepanelen op open ruimtes knooppunt Heijningen
(A4/RWS)
14. Zonne-panelen op dak gamma (Bergen op Zoom)
15. Zonneveld 7 ha. West Roosendaal
16. Combinatie zonne-energie en windenergie langs de
A16 (0.5 ha.)
17. Zonne-energie langs ringzone Breda (RWS)
18. Zonne-energie langs A58 combineren met Innova 58
19. Zonne-energie langs A27 ten noorden van Bergsche
Maas (RWS)
20. Zonnepanelen op zoekgebieden stedelijke
ontwikkeling (verordening ruimte)
21. Koppeling zonne-energie met
woningbouwprogramma Klundert
22. Kansen voor zonne-energie bij verbetering A27 ten
zuiden van Bergsche Maas (RWS)
23. Zonne-energie op daken, wind en energieopslag op
Bedrijventerrein Borchwerf II
24. Depot Hollands Diep Moerdijk RWS inzetten voor
zonne-energie
25. Overkappen delen bedrijventerrein Moerdijk
26. Inundatiegebied ten noorden van stedenband
inzetten voor zonnevelden 5%
27. Wateropvanggebied benutten als energieopslag
28. Combinatie PV met thermische panelen langs
warmteleiding Oosterhout
29. Forten en Schootsvelden accentueren met zonne-
velden
30. Forten gebruiken als energieopslag
31. Vloeivelden Suikerunie inzetten voor zonne-energie
32. Tijdelijke zonne-velden in de Agrofood-sector (zuider
waterlinie)
33. In kernen waar krimp plaatsvindt vrije ruimtes
benutten voor zonne-energie
34. Voormalige stortplaatsen inzetten voor zonne-
energie
35. Zonne-energie langs provinciale wegen
36. Zonne-energie langs infrastruturele knooppunten/
wegverbindingen
37. Zonne-panelen op alle daken
38. Zonne-panelen rondom dorpen
39. Zonne-panelen in uiterwaarden
WINDENERGIE
1. Windenergie langs A27 (aansluiten bij verbreding
A27)
2. Windenergie langs A58 combineren met Innova 58
3. Opschalen van de bestaande windparken bij Hollands
Diep en Volkerak
4. Wind op bedrijventerreinen (Bergen op Zoom)
5. Overloopgebied Biesbosch benutten voor
windenergie
6. Windenergie op oude dijken (slapers) noordelijke deel
regio West-Brabant
7. Langs de A16 30-40MW aan windenergie
8. Kleinschalig inpassing windenergie (0,9MW) rond
dorpen in het zand
9. Windenergie in de Noordwaard
10. Wind op de Bergse Maas, aansluiten bij windplannen
Waalwijk
11. Windenergie op landgoederen in zuidelijke deel
12. Kansgebieden wind langs A59 en spoor ter hoogte
van Hoge Zwaluwe
13. Meekoppelkansen voor windenergie op gronden
Staatsbosbeheer
BIOMASSA
1. Braakliggende terreinen inzetten voor tijdelijke teelt
van biogewassen
2. Noordwaard inzetten voor productie van
biogewassen
3. Energiebossen aanplanten voor Treeport Zundert
4. Schootsveld RBT (20 ha.) telen van wilgen voor
biomassa
5. Biomassa afkomstig van Waterzuivering ATM
Moerdijk
6. Potentiële afnemers biogas (industriele clusters)
7. Lokaal biomassa produceren in het zand (rondom
Zundert) voor eigen gebruik
8. Kalverhouders van het gas af en combineren met
aanplanten van bos
9. Riet produceren langs oevers van Hollandsch Diep
10. Potentiële locaties voor bio-covergisters
11. Biomassa van buiten de regio importeren (Moerdijk)
12. Bosaanplant Drimmelen voor biomassa
23. 23POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
FIGUUR 11. DUTCH SOLAR FIELD BV
WARMTE
1. Restwarmte benutten Sabic
2. Netwerk van restwarmte van Suez centrale / Sita
ReEnergy
3. Warmte Suikerunie benutten
4. Benutten ondiepe geothermie bij
glastuinbouwlocaties
5. Restwarmte van Amercentrale op warmtenet
uitbreiden
6. Restwarmte uit Dongencentrale benutten
7. Kellebeekcollege met warmtenetwerk verbinden
(voorbeeld)
8. Warmtekoppeling Moerdijk met Dordrecht mogelijk
maken
9. Kantoren WKO oplossingen
10. Suikerunie levert restwarmte aan naastgelegen
kassen
11. Uitbreidingen warmtenet in Breda
12. Restwarmte Hak benutten
13. Zonnecollectoren langs warmtenet als warmtebron
14. Biomassa toepassen voor de productie van warmte
15. Onderzoeksboringen uitvoeren naar geothermie
16. Restwarmte van Isover Etten-Leur inzetten
17. Slib verbranden voor eigen warmtegebruik industrie
Moerdijk
18. Covergister Biomoer
19. Warmtenetwerk koppelen met 380kV trace (ligging
nog onbekend)
20. Warmteleiding in ontwikkeling
21. Riothermie inzetten in bebouwd gebied
22. Tomatenkwekerij levert warmte aan Bosbad Hoeven
23. Geothermie rond 'oude gasvelden'
24. Maximale inzet op Geothermie
OVERIG
1. Energie opslag in waterstof
2. Onderwijsinstellingen verduurzamen
3. Energie opslag in grote wateroppervlaktes
4. BRES informtatiepunt voor zonne-energie in de regio
5. Alle kantoorpanden naar label A
6. Sportverenigingen klimaatneutraal maken
7. Energie opslag (batterijen) in zeecontainers
8. Lancering Terheijdens Energie Collectief
9. Militait erfgoed ook inzetten voor energietransitie
10. Goede aansluiting op het netwerk bij de Agro Food
Cluster
11. Communicatie voor bewoners die in eigen omgeving
vrije tijdsbesteding uitvoeren
12. Beleid: aanpassen wet- en regelgeving rondom
hoogtebeperking windturbines
13. Inzetten van expertise Green chemistry campus
Bergen op Zoom
14. Nutriënten uit Moerdijk inzetten voor de landbouw
15. Inzetten van expertise vezelhub geertruidenberg
16. Inzetten van experitse veredelaars bij Dinteloord
17. Potentiële afnemer biogas: Verbrandingsinstallatie
Suez
18. Forten gebruiken als batterij voor opslag energie
24. 24 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
RUIMTELIJKE BEPERKINGEN
De mogelijkheden voor het plaatsen van duurzame
energie is onderhevig aan wet- en regelgeving die
betrekking heeft op de bescherming van milieu of
personen. Rondom bebouwing en infrastructuur zijn
veiligheidsbuffers vastgesteld en vanuit de milieu-
en natuurregelgeving worden beperkingen opgelegd.
Daarnaast geldt voor rijksmonumenten en panden
binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht dat
deze te maken hebben met extra randvoorwaarden.
Hier is onderzocht hoe de opgehaalde kansen mogelijk
conflicteren met restricties en welke andere potenties
mogelijk zijn volgens de studie “Gebiedsstrategie
duurzame energieopgave Noord-Brabant”.
WINDENERGIE
Wanneer wordt gekeken naar windenergie is er veel
potentie rond infrastructuur en het noordwestelijk
deel van de regio. Op enkele locaties is te zien dat
mogelijke conflicten met restricties als gevolg van
veiligheid en milieu te benoemen zijn.
De voorgestelde locaties voor windmolenparken
langs het Schelde-Rijnkanaal, het Hollands Diep
en de A16 kunnen daarnaast op meerdere plaatsen
conflicteren met het Natuur Netwerk Brabant zoals
te zien is in figuur 12. De voorgestelde solitaire molens
nabij het vliegveld Woensdrecht hebben niet alleen
te maken met hoogtebeperkingen maar ook met
het Natuurnetwerk. Bij deze locaties zal dus extra
aandacht moeten worden besteed aan inpassing
mocht hierover worden besloten.
ZONNE-ENERGIE
Ook voor zonne-energie zijn een aantal locaties
aangewezen als kansrijk in de ateliers die
mogelijkerwijs conflicteren met beschermde natuur
en/of stadsgezichten. Dit geldt met name voor de
grootschalige zonneparken die gelegen zijn in het
Natuur Netwerk Brabant (figuur 13).
Voorzonne-energiezalverdermaximaalmoetenworden
gezocht naar inpassing in de gebouwde omgeving
op het dakoppervlak. Daarnaast kunnen voormalige
stortplaatsen en stedelijke uitbreidingsgebieden
worden ingevuld met zonnepanelen.
25. 25POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
FIGUUR 12.WINDENERGIE: MOGELIJKE CONFLICTEN MET GELDENDE RUIMTELIJKE BEPERKINGEN ZIJN IN DE CIRKELS AANGEGEVEN
FIGUUR 13.ZONNE-ENERGIE: MOGELIJKE CONFLICTEN MET GELDENDE RUIMTELIJKE BEPERKINGEN ZIJN IN DE CIRKELS AANGEGEVEN
26. 26 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
LOKALE HOT-SPOTS
Soms zijn in een gebied of op een locatie meerdere
energiebronnen voorgesteld in de ateliers. Hierin
zijn ook koppelingen te vinden. De voornaamste
meekoppelkansen die hier bestaan zijn:
• Wind en zon langs infrastructuur en in
combinatie met natuur en of recreatie.
Op veel locaties langs infrastructuur of nabij
natuur /recreatie zijn kansen voor zon en voor
wind naar voren gekomen. Deze zijn goed op
elkaar aan te sluiten voornamelijk vanuit het
oogpunt dat wind en zon elkaar deels aanvullen
in de tijd. Dus als het hard waait schijnt de zon
meestal wat minder en andersom. Daarmee kun
je ze beiden benutten op 1 netwerkvoorziening.
• Duurzaam industriegebied Moerdijk
(biomassa en restwarmte)
Daar waar ‘nu’ restwarmte aanwezig is en ook
potentie is voor biomassa en kan via biogas
verwarmd worden.
• Energiebossen (wind en biomassa)
Wanneer bossen aan vervanging toe zijn kan
worden gekeken naar een combinatie van
wind in bos met biomassa. De wegen naar
de turbines kunnen worden gebruikt voor de
afvoer van biomassa.
• Warmtenet ontwikkeling
(restwarmte en geothermie)
Daar waar ‘nu’ restwarmte aanwezig is en ook
potentie is voor geothermie en voldoende
warmteafnemers voor een warmtenet kun je
een warmtenetvoorzien die ‘nu’ gevoed wordt
door restwarmte en op termijn gevoed kan
worden door een geothermiebron.
FIGUUR 14.LOKALE HOT-SPOTS IN KAART
28. 28 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
LEGENDA RUIMTELIJKE VISIE 2030
MOGELIJKE MEEKOPPELKANSEN VOOR ENERGIE MET:
RUIMTELIJKE OPGAVEN
De energietransitie staat niet op zichzelf, en vormt in
feite een onderdeel van een complex aan transities
die nodig zijn om de klimaatverandering het hoofd
te kunnen bieden. Het gaat daarbij enerzijds om
mitigatie ofwel het zoveel mogelijk voorkomen
van de klimaatverandering en anderzijds om
aanpassing aan de klimaatverandering die zich
ondanks alle mitigerende maatregelen voltrekt. Al
deze ontwikkelingen zijn sterk met elkaar vervlochten
en maatregelen vanuit de verschillende aspecten
kunnen elkaar versterken, maar kunnen elkaar ook
in de weg zitten. Kijken we bijvoorbeeld vanuit de
energietransitie naar de noodzaak om biomassa te
telen teneinde aan de grote vraag naar duurzame
hoge temperatuur warmte te voldoen, dan moeten
we vanuit klimaatadaptatie constateren dat de
toenemende watertekorten deze ontwikkeling in ieder
geval op de zandgronden niet goed toelaten. In ieder
geval niet met inzet van snel groeiende soorten als
miscanthus (olifantsgras) of wilg. En in relatie tot
de transitie naar een circulaire economie met een
biobased industrie is biomassa als grondstof voor
de energieproductie ook niet de meest effectieve
oplossing.
FIGUUR 15.KOPPELING RUIMTELIJKE OPGAVEN WEST-BRABANT MET ENERGIE
30. 30 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
RUIMTELIJKE VISIE 2030
Het is van belang om de ruimtelijke kansen voor de
energietransitie te koppelen aan andere ruimtelijke
ontwikkelingen in de regio West-Brabant. Een
goede leidraad daarvoor is de in 2010 vastgestelde
Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030. De Ruimtelijke
VisieWest-Brabant2030(meteendoorkijknaar2040)
beschrijft de koers van de regio binnen een ruimtelijk
casco. Het is een koers waarin bestaande ambities
gekoppeld zijn aan strategische keuzes ten aanzien
van structurele veranderingen op langere termijn.
Klimaatverandering is hierin expliciet meegenomen,
maar er was destijds minder aandacht voor duurzame
energie. Het is daarom nuttig om de resultaten van
de Energie en Ruimte Ateliers West-Brabant te
koppelen aan de resultaten van de Ruimtelijke Visie
West-Brabant 2030.
ECONOMIE EN LEEFKWALITEIT
De Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030 beschrijft
een zelfbewuste regio in de veranderende dynamiek
van de Rijn-Schelde-Maas delta die proactief inzet
op een dubbelprofiel als ‘hecht netwerk’ in de ‘tuin van
de delta’. De regio is daarmee voortdurend op zoek
naar een balans tussen enerzijds het inspelen op een
sterk netwerk van verbindingen en de economische
kansen die daarvan uitgaan, en anderzijds een goede
ontspannen kwaliteit van leven. Dit dubbele profiel
zorgt ook voor een ruimtelijke tweedeling: aan de
ene kant is daar het werklandschap van industrie,
(al dan niet watergebonden) bedrijventerreinen en
infrastructuur, aan de andere kant het woon- en
recreatielandschap van kleine kernen, stedelijk
uitloopgebied, beekdalen en uitgestrekte bossen.
Uit de ateliers komt duidelijk naar voren dat met
name die eerste categorie zich goed leent voor het
toepassen van duurzame energie. Als het gaat om
toepassing van energie in de tweede categorie, dan
zijn de meeste deelnemers aanzienlijk terughoudender.
Voor wat betreft de economische ontwikkeling
worden een aantal stuwende sectoren benoemd,
waaronder de maak- en procesindustrie, de land-
en tuinbouw en de logistiek met toegevoegde
waarde. Ruimtelijk gezien wordt hierbij vooral
gekeken naar de benutting van bestaande,
kansrijke locaties én het toevoegen van een aantal
nieuwe concentraties op multi-modale locaties,
zoals het Agro Food Cluster en Logistiek Park
Moerdijk. Het ligt voor de hand om de dynamiek
op deze locaties te benutten voor het ontwikkelen
van duurzame energie, en daarmee deze terreinen
ook een duurzaam imago te verschaffen.
RUIMTELIJK CASCO
De Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030 presenteert
daarnaast een sterk ruimtelijk casco dat voortbouwt
op de herkenbare driedeling van het noordelijk
kleigebied, het zuidelijk zandgebied en de stedenrij
met haar geledingszones. Elk van deze gebieden heeft
zijn eigen ruimtelijke kernkwaliteiten, die aanleiding
geven tot het hanteren van verschillende criteria bij de
ontwikkeling van duurzame energie. Zo is met name
het open en dynamische noordelijk kleigebied in beeld
voorgrootschaligevormenvanelektriciteitsopwekking,
terwijl de meer kleinschalige en arme zandgronden
geschikter worden geacht voor de inpassing van
kleinere zonnevelden en biomassateelt.
DUURZAME ENERGIE
Daarnaast worden in de Ruimtelijke Visie West-
Brabant 2030 enkele ontwikkelingen voorgesteld die
mede bepalend zijn voor de inpassingsmogelijkheden
van duurzame energie. Zo wordt voorgesteld om in
de beken van het zandgebied het water langer vast
te houden en sterker in verband te brengen met
natuurontwikkeling en landbouwen om de natuurlijke
kwel ten noorden van de stedenrij aan te wenden voor
deontwikkelingvannattenatuurenrecreatiegebieden.
Daarnaast wordt ingezet op behoud en versterking
van de bosrijke, stedelijke uitloopgebieden. Deze
ontwikkelingen verhouden zich met name goed
tot de ontwikkeling van biomassateelt. Hierbij is
het echter van belang dat goed wordt aangesloten
bij lokale situatie met betrekking tot bodemtype
en beschikbaarheid van water. De voedselrijke
kwelgebieden lenen zich bijvoorbeeld goed voor
korte rotatie wilgenteelt met een hoge opbrengst,
terwijl de arme zandgronden meer geschikt zijn voor
bepaalde vormen van (mede) op biomassaoogst
gerichte bosontwikkeling. Ontwikkeling van andere
vormen van duurzame energie ligt in deze gebieden
minder voor de hand.
REGIONALE BEREIKBAARHEID
De wegen-, spoor-, water- en buisleidingnetwerken
zijn ook veelvuldig genoemd als kans voor het
meekoppelen van duurzame energie. Met name
de toepassing van wind- en zonne-energie
langs snelwegen en de reserveringszone van
de buisleidingenstraat tussen Rotterdam en
Antwerpen worden kansrijk bevonden. Ook
aansluiting bij de reeds bestaande windparken
langs het Volkerak en het Schelde-Rijn kanaal
vallen in deze categorie. Daarnaast kan de sterke
toename van logistieke bedrijven als kans voor de
energietransitie benut worden.
31. 31POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
Daarnaast wordt ingezet op concentratie van het
zorg-, welzijns- en voorzieningenniveau en een
verbeterde bereikbaarheid door verschillende
vormen van collectief en openbaar vervoer. Beide
ontwikkelingen kunnen leiden tot een ruimtelijk meer
geconcentreerde energievraag waarop kan worden
ingespeeld met de ontwikkeling van bijvoorbeeld
warmtenetwerken.
REGIONALE IDENTITEIT
De regionale identiteit is tot slot ook een basis voor
toerisme en recreatie. Door medegebruik van het
versterkte watersysteem in het kleigebied wordt het
nautische karakter hier versterkt, met het Nationaal
Park De Biesbosch als sleutelgebied. Het bosrijke
zandlandschap in de grensstreek wordt met het
aanvullen van routenetwerken en verbrede landbouw
nog aantrekkelijker gemaakt, met de Brabantse Wal
en het Grenspark Zoom – Kalmthoutse Heide als
voornaamste attractiegebieden.
Een belangrijke energie-gerelateerde ontwikkeling die
nietisopgenomenindeRuimtelijkeVisieWest-Brabant
2030 is de op termijn noodzakelijke vervanging van
het aardgasnetwerk. Deze ontwikkeling biedt mogelijk
kansen om het gasnetwerk gefaseerd te vervangen
door een warmtenetwerk. Dit is een systeemkeuze
om een grote niet-duurzame logistieke operatie om
te buigen naar een duurzame ontwikkeling.
Ook verdient het aanbeveling om aan te sluiten bij
concepten die nu in de regio al een rol spelen in het
denken over de inpassing van duurzame energie.
Het ‘dorpsmolen’ concept' rond de A16, is hiervan een
goed voorbeeld. Energie en andere ruimtelijke opgaven
op het gebied van duurzaamheid en leefbaarheid
worden hier integraal bekeken.
32. 32 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
KANSEN EN AANBEVELINGEN
Met name de infrastructuur van de A16, de buisleidingenstraat en het Schelde-Rijn
kanaal, alsmede de landbouwontwikkelgebieden in met name het noordelijk
kleigebied, dienen zich aan als dragers voor grootschalige vormen van energie.
Het watersysteem dat de hele regio dooradert, de voor natuurontwikkeling
geschikte kwelgebieden, de bossen met een beschermde natuurstatus en
de geledingszones tussen de steden vormen eerder ‘vides’, waar duurzame
energie juist niet nadrukkelijk in het landschap aanwezig is.
In bijzondere landschappen als het Nationaal Park De Biesbosch, het bosrijke
zandlandschap in de grensstreek , de Brabantse Wal of het Grenspark
Zoom – Kalmthoutse Heide dient extra voorzichtig te worden omgegaan
met de inpassing van duurzame energie.
Zonne-energie op bestaande en nieuwte bouwen daken is hier ‘laag hangend
fruit’.
Het alleen al in kaart brengen en plannen van de gefaseerde ingreep in het
aardgasnetwerk is een ruimtelijk opgave op zich.
Wanneer warmtenetten op termijn door geothermie gevoed gaan worden
moet nu begonnen worden met de eerste proefboringen om zo ook de
potentie van de ondergrond beter in kaart te krijgen. Hiermee zijn wel grote
investeringskosten gemoeid.
Sluit met de energietransitie aan bij andere ruimtelijke opgaven om zo mee
te kunnen koppelen en draagvlak te vergroten.
De verschillende energiefunctionaliteiten hebben ook onderlinge relaties.
Voor zowel kracht & licht en transport & mobiliteit kan bijvoorbeeld
elektriciteit noodzakelijk zijn die lokaal opgewekt moet worden. Ook kan
de systeemkeuzes voor de verwarming van de gebouwde omgeving invloed
hebben op de opgave voor de functionaliteit kracht & licht.
34. 34 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANTENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
BOUWSTENEN PER
ENERGIEFUNCTIONALITEIT
Voor de verschillende energiefunctionaliteiten
wordt hier een mogelijke invulling weergegeven.
Op deze kaart zijn de ruimtelijke bouwstenen van
de 4 energiefunctionaliteiten weergegeven en op
de hiernavolgende pagina's wordt deze kaart per
functionaliteit toegelicht,
35. 35POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN 35POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
LEGENDA
FIGUUR 16.BOUWSTENEN DUURZAME ENERGIE
36. 36 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
BOUWSTENEN FUNCTIONALITEIT
LAGE TEMPERATUUR WARMTE
IIn 2050 is voor de functie Lage temperatuur warmte,
na flink besparen, een energievraag van ongeveer23 PJ
die we hernieuwbaar moeten oplossen. Hiervan wordt
60% gebruikt door de gebouwde omgeving (woningen
80% en HDO 20%), 25% door de landbouwsector en
15% door de industrie. Bij lage temperatuur warmte
is het van belang om zo dicht mogelijk bij de afnemer
te zitten. Hoe verder van de bron hoe groter het
warmteverlies is.
Omsturingtekunnengevenaandevervangingsopgave
van het gasnetwerk kunnen oplossingen strategisch
worden toegekend door ruimtelijke kenmerken en
soort warmtebehoefte.
Studies naar de hernieuwbare warmtevoorziening op
nationaal schaalniveau laten zien dat de toekomstige
vraag (na besparingen) van lage temperatuurwarmte
maar nét gedekt wordt door de totale potentie.
Daar komt bij dat vraag en aanbod ruimtelijk niet
goed matchen. Het efficiënt inzetten van deze
bronnen vereist dus een systeem waarbij relatief
lage temperatuurwarmte (<100C) over aanzienlijke
afstanden zal moeten worden getransporteerd. Deze
afstanden zijn regio-overstijgend. Het is daarmee
voorstelbaar dat de potenties voor geothermie
(vooralsnog lage potentie) en restwarmte (relatief
hoge potentie) uiteindelijk zullen toeleveren aan een
bovenregionaal warmtenetwerk, waarmee dus ook
uitwisseling met warmtebronnen uit andere regio’s
mogelijk is. Met andere woorden: mogelijk wordt deze
warmte op de ‘grote hoop’ van een bovenregionaal
warmtenet gegooid, en zijn de cijfers voor de regio
zelf dus minder relevant. Hierbij kan op termijn
geothermie een groot deel van de functie van de
(fossiele) restwarmte overnemen, zeker als nu gestart
wordt met de eerste geothermieprojecten. Deze geven
immers weer meer en beter inzicht in de potentie voor
de omliggende ruimte.
Op plaatsen waar uitbreiding of aantakking van
een warmtenet niet voor de hand lijkt te liggen
(grote afstand en/of weinig vraag) zal moeten
worden gezocht naar all-electric oplossingen in
combinatie met een warmtepomp. Deze systemen
kunnen vooral aan efficiency winnen wanneer een
warmtepomp bijvoorbeeld wordt gekoppeld aan het
oppervlaktewater.
FIGUUR 17. INSPIRATIEKAART LAGE TEMPERATUURWARMTE
1. Netwerk van warmtenetten (geclusterde woningbouw)
a. Geothermie (Maximale potentiebenutting TNO; ~ 10 inst.) 1 PJ
b. Restwarmte (lokale kansen) 14 PJ*
c. Restwarmte (overig: RWZI, Afvalverwerking en productie) 8 PJ*
d. Restwarmte (Attero en Shell) 36 PJ*
2. All-electric (warmtepomp i.c.m. riothermie, wko, TEO, …)
a. WKO 3 PJ
3. Kleinschalig geothermie (landbouw, kassengebied)
a. Lokale kansen (~10 installaties) 1 PJ
Totaal energieopwek lage temperatuurwarmte 23 PJ
* restwarmte afhankelijk van fossiele bronnen
23 PJ100 %25 %
38. 38 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
BOUWSTENEN FUNCTIONALITEIT
KRACHT & LICHT
In 2050 is voor de functie Kracht & Licht, na flink
besparen, een energievraag van ongeveer 18 PJ
die we met hernieuwbare bronnen moeten invullen.
De gebouwde omgeving is voor ongeveer 45%
verantwoordelijk hiervoor, landbouw voor slechts
5% en de industrie voor maar liefst 50%.
De transitie naar een duurzame invulling van de
vraag naar de functie Kracht & Licht bestaat voor
een groot deel uit no-regret maatregelen zoals
het optimaal benutten van al het beschikbaar
dakoppervlak voor zonne-energie. Ook het benutten
van extensief gebruikte ruimtes zoals voormalige
stortplaatsen, ruimte langs en rond bedrijventerreinen
en infrastructuur of het ‘tijdelijk’ invullen van geplande
stedelijke uitbreidingsgebieden lijken kansrijk en op
korte termijn uitvoerbaar.
Daarnaast worden een aantal grootschaliger ruimtes
ingevuld door het inzetten van een deel (5%) van het
inundatiegebied als zonne-akker, drijvende zonne-
akkers in de spaarbekkens in de Biesbosch of het
opschalen van bestaande windparken.
De totale energievraag van de functie Kracht &
Licht kan dus hernieuwbaar opgewekt worden. Deels
zal dit een meer lokale invulling zijn en deels een
regionale invulling. Hier bestaat dus nog een ‘beperkte’
keuzevrijheid.
Daarnaastiseenbelangrijkaspectdatdecapaciteitop
het bestaande hoogspanningsnetwerk waarschijnlijk
onvoldoende is. Het vergunningstraject van nieuw
aan te leggen energie infrastructuur is tijdrovend
en moet dus tijdig gesignaleerd worden. Nieuw aan
te leggen infrastructuur moet evenwel zo optimaal
mogelijk worden ingezet, bijvoorbeeld door zon en
wind te combineren.
1. Zon op alle daken (270W) 3 PJ
2. Zon op stortplaatsen (270Wp) 1 PJ
3. Zon lokale kansen (270Wp; ~ 1 mln. panelen) 1 PJ
4. Zon Regionale kansen (270Wp; ~4 mln. panelen) 4 PJ
5. Wind lokale kansen (3MW; ~30 turbines) 1 PJ
6. Wind regionale kansen (3MW; ~ 200 turbines) 6 PJ
7. Zon in zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling 2 PJ
Totaal duurzame energie Kracht & Licht 18 PJ
18 PJ100 %
FIGUUR 18.INSPIRATIEKAART KRACHT & LICHT
40. 40 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
BOUWSTENEN FUNCTIONALITEIT
TRANSPORT & MOBILITEIT
In 2050 is voor de functie Transport & Mobiliteit,
na flink besparen, een energievraag van ongeveer
24 PJ die we hernieuwbaar moeten oplossen.
Hiervan is 5 PJ elektrisch rijden (personenauto’s in
eigen gebied), 3 PJ brandstof voor de binnen- en
recreatievaart, 2 PJ voor mobiele werktuigen en de
resterende 14 PJ brandstof zakelijk verkeer, OV en
de transportsector.
Het ligt in de lijn der verwachting dat het
personenautoverkeer de komende jaren in hoog
tempo zal overgaan op elektriciteit als voornaamste
energiedrager. Ook het kleine zakelijke verkeer
zal relatief snel elektriciferen. Dit is voor de regio
West-Brabant een belangrijk gegeven, aangezien er
ongeveer evenveel bedrijfsauto’s binnen het gebied
aanwezig als personenauto’s. Elektricificeren van deze
voertuigen zou dus ook een 5 PJ aan transformatie
moeten kunnen opleveren. Het zware vracht- en
personenvervoerverbruikt echterpervoertuig dermate
veel energie dat de batterij als opslagmedium hier
nu nog niet voor ingezet kan worden. Er zijn echter
alternatieven. Zo is waterstof (H2) een energiedrager
die qua energiedichtheid vergelijkbaar is met fossiele
transportbrandstoffen. Ook is het denkbaar dat op
termijn stukken snelweg die gekenmerkt worden
door intensief vrachtverkeer voorzien worden van
een vorm van bovenleiding. Met name voor de A4 is
dit een interessante optie.
Voor de regio met zo’n grote transportsector ligt het
voor de hand om te innoveren op elektrisch rijden.
Hiermee is in tevens een flinke extra besparing op het
energiegebruik mogelijk van maximaal 9 PJ.
Voor de binnenvaart is LNG momenteel in opmars
als relatief CO2-arme en goedkope brandstof. Dit is
echter geen hernieuwbare energiebron. Ook hier is
waterstof wellicht op termijn een gunstig alternatief.
De regio kan ontwikkelingen als deze ondersteunen
door te overwegen om op strategische punten
waterstoftankstations te ontwikkelen.
15*-24 PJ10 PJ*5 PJ
Zon infra en knooppunten (270Wp; ~ 11 mln. panelen) 10 PJ
Totaal duurzame energie transport & mobiliteit 10 PJ
FIGUUR 19. INSPIRATIEKAART TRANSPORT & MOBILITEIT
41. 41POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
INSPIRATIEKAART HOGE TEMPERATUURWARMTE
LEGENDA
INSPIRATIEKAART TRANSPORT & MOBILITEIT
42. 42 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
BOUWSTENEN FUNCTIONALITEIT
HOGE TEMPERATUURWARMTE
In 2050 is voor de functie Hoge temperatuur warmte,
na flink besparen, een energievraag van ongeveer 31
PJ die hernieuwbaar opgewekt moet worden.
Deze enorme vraag naar hoge temperatuurwarmte
kan niet hernieuwbaar in de regio worden opgewekt.
Dit is tevens een opgave die samen met Provincie
en Rijk bekeken moet worden. Hierbij moeten
uiteraard de huidige productieprocessen onder de
loep worden gehouden om te kijken of hier niet nog
extra besparingspotentieel te bereiken is. Anderzijds
zou ultradiepe geothermie in theorie een iets hogere
temperatuurkunnenleveren(100C-150C)endaarmee
een deel van de vraag kunnen invullen.Verder kan hier
worden onderzocht of elders opgewekte elektriciteit
omgezet in gas (P2G) naar de havens in o.a. Moerdijk
getransporteerd kan worden en daar als Gas2Heat
concept duurzame hoge temperatuurwarmte levert,
die vervolgens in iets lagere temperatuur op een
warmtenet gevoed kan worden.
In de regio lijk biogas de enige andere optie om hoge
temperaturen mee te behalen, echer is de totale
hoeveelheid biomassa uit reststromen beperkt.
Biogas kan uiteraard ook worden ingezet als lage
temperatuur warmte bij bijvoorbeeld de verwarming
van huishoudens op voor een warmtenet moeilijk
bereikbare plekken. Dan zou echter voorbij gegaan
worden aan een belangrijke kwaliteit van biogas,
namelijk dat het tot zeer hoge temperaturen kan
verwarmen. En juist van die hoge temperatuur warmte
is in de regio (en überhaupt) naast houtige biomassa
geen ander hernieuwbaar aanbod. Het feit dat houtige
biomassa ook (en bij voorkeur eerst) als grondstof
kan worden ingezet leidt tot het advies om het uit
reststromen van biomassa beschikbare biogas te
reserveren voor hoge temperatuur warmte.
Voor de rest moet er, met name door de industrie,
gezocht worden naar een duurzaam alternatief.
De transitie naar het gebruik van meer organische
grondstoffen (biobased industrie) biedt in feite al een
deel van de oplossing, omdat zowel de hoeveelheid
energie als de procestemperaturen voor het verwerken
van organische grondstoffen veel lager zijn dan bij
reguliere fossiele grondstoffen.
1. Biogas uit biomassa (reststromen) 3 PJ
Totaal duurzame energie hoge temperatuurwarmte 3 PJ
31 PJ10 %
FIGUUR 20. INSPIRATIEKAART HOGE TEMPERATUURWARMTE
44. 44 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
AAN DE SLAG
Als we alle energetische opgaven, kansen en
zoekgebieden op één kaart van de regio zetten,
dan valt direct op dat er bijna geen witte vlek meer
op die kaart te vinden is. En dan blijft de regio
voor hoge temperatuur warmte en mobiliteit &
transport zeker op de kortere termijn nog afhankelijk
van externe bronnen. De regio moet met de
overheden, ondernemende burgers, ondernemers
en onderwijsinstellingen beginnen met de eerste
stappen naar een energieneutrale regio. Hierbij zal
de focus moeten liggen op lage temperatuurwarmte,
kracht & licht en deels ook transport & mobiliteit.
Om in deze energiefunctionaliteiten energieneutraal
te worden zal het overgrote deel van de ruimte dus
op één of andere manier moeten worden ingezet voor
de energietransitie. Het gaat dus niet meer om het
zoeken van ruimte voor energielandschappen, maar
ieder landschap wordt in meer of mindere mate een
energielandschap. En dat geldt niet alleen voor de
regio West-Brabant, iedere regio zal wat dit betreft
zijn beste beentje voor moeten zetten.
De ruimtelijke keuzes ten aanzien van energie gaan dus
niet zozeerover‘waarwel en waarniet’, maarmeerover
het benutten van de lokale- en regionale kansen om
een bepaalde duurzame energiemodaliteit (of een mix
van modaliteiten) optimaal en met respect voor het
landschap in te zetten. Met betrekking tot dat laatste
ERATUUR
EN LICHT
OBILITEIT
ERATUUR
NATUUR
LOKAAL REGIONAAL PROVINCIAAL NATIONAAL
95 PJ
23
19
19 PJ
34 PJ
ENERGIE VOOR WARMTE: LAGE TEMPERATUUR
ENERGIE VOOR KRACHT EN LICHT
ENERGIE VOOR TRANSPORT EN MOBILITEIT
ENERGIE VOOR WARMTE: HOGE TEMPERATUUR
VOEDSEL EN NATUUR
LOKAAL REG
is één van de risico’s dat landschappelijke kwaliteiten
en contrasten onder druk komen te staan door dat
de toepassing van duurzame energie ‘achteloos’ over
de regio wordt uitgesmeerd. Energie kan echter ook
gebruikt worden om landschappelijke contrasten juist
te versterken, door bij de kenmerken en kwaliteiten van
het landschap aan te sluiten. Bijvoorbeeld door op de
klei te kiezen voor grootschalige en geconcentreerde
opwekkingvanenergieenophetzandjuistvoorrelatief
kleinschalige en verspreide initiatieven. Dit geeft aan
dat naast zoekgebieden ook plaatsingsprincipes voor
de inpassing van duurzame energie geformuleerd
moeten worden.
De regio West-Brabant kan met name in
de functionaliteiten kracht & licht en lage
temperatuurwarmte op korte termijn projecten gaan
uitvoeren. Hierbij is de regio aanvullend op de lokale
projecten. Voor lage temperatuurwarmte is hierbij
de systeemkeuze voor collectieve warmtenetten of
individuele opties van groot belang.
Hoge temperatuurwarmte is vooralsnog een
energiefunctionaliteit die niet binnen de regio
opgewekt kan worden en waarvoor dus in overleg
met het Rijk ook buiten de regio zal moeten worden
gezocht.
Ook energie voor transport & mobiliteit lijkt lastig in
de regio op te wekken. Hier zal en maximaal bespaard
45. 45POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
moeten worden en maximaal moeten worden ingezet
op elektrisch rijden, ook voor de transportsector.
Hiermee zou de regio ook koploper van Nederland
kunnen worden.
AANSLUITEN EN OPSCHALEN
Eén van de principes die tijdens de ateliers bijvoorbeeld
duidelijk naar voren kwam is om zoveel mogelijk aan
te sluiten bij bestaande ontwikkelingen en deze op
te schalen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de reeds
aanwezige windparken rond de Krammer-Volkerak
of de reeds aanwezige warmtenetten in relatie tot
bronnen van restwarmte. Op deze gebieden kunnen
vaak nu al concrete projecten worden gedefinieerd
die op korte termijn (tot 2025) zouden kunnen worden
uitgevoerd. Ook verdient het aanbeveling om aan te
sluiten bij concepten die nu in de regio al een rol spelen
in het denken over de inpassing van duurzame energie.
Een goed voorbeeld daarvan is het ‘dorpsmolen’
concept. Dit speelt nu met name rond de A16, waar
de inpassing van duurzame energie in het kader van
lokale duurzame gebiedsontwikkeling wordt geplaatst.
Energie wordt daarbij geïntegreerd met andere
ruimtelijke opgaven op het gebied van duurzaamheid
en leefbaarheid.Ook dit idee kan worden opgeschaald
naar andere opgaven en gebieden in West-Brabant.
Het is daarbij, ondanks het lokale karakter van deze
opzet, wel van belang om de uiteindelijke locatiekeuze
als een regionaal ruimtelijk vraagstuk te behandelen.
Bij de ruimtelijke inpassing is het verder van belang
om te constateren dat er ook tussen de verschillende
energiefunctionaliteiteneenonderlingerelatiebestaat.
Zo zal een toename van elektrische mobiliteit een
extra vraag naar wind- en zonne-energie genereren,
hetgeen ook weer een extra ruimteclaim op het
landschap kan leggen. Bij biomassa speelt een
keuze tussen hoge en lage temperatuur verwarming.
Vanwege de hoge energetisch waarde van biogas kan
deze goed gebruikt worden om hoge temperaturen
voor de procesindustrie te leveren. Dit verdient uit
oogpunt van energetische effectiviteit de voorkeur
boven het lokaal inzetten van biogas voor lage
temperatuur verwarming van woningen en kassen.
We zullen dus moeten accepteren dat ruimtelijke
optimalisaties (productie en gebruik dicht bij elkaar)
ten opzichte van energetische optimalisaties het
onderspit kunnen delven.
18 PJ100 %
23 PJ100 %25 %
31 PJ
15*-24 PJ
* Afhankelijk van elektrisch rijden in de transportsector
10 PJ*5 PJ
10 %
FIGUUR 21.ENERGIEFUNCTIONALITEITEN OPGAVE EN POTENTIE
122 PJ
autonome ontwikkeling
111 PJ
huidig energiegebruik
ENERGIE
JAAR
95 PJ
maximaal besparingsscenario
energietransitie
70 PJ
maximaal opwekperspectief
2014
0
200
2050
46. 46 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
KEUZES BIOMASSA
Biomassa en warmte zijn sowieso onderwerp van
strategische ruimtelijke keuzes. Zo is het nog maar de
vraag of biomassateelt op grote schaal rendabel zal
worden. Vooralsnog levert voedselteelt voor agrariërs
gewoonweg meer op. De economische opbrengst van
biomassa is ook hoger wanneer deze op een meer
hoogwaardige manier in de keten wordt ingezet,
bijvoorbeeld als vezels voor de biobased industrie. Op
dit thema is in de regio zelf ook de nodige expertise
aanwezig. De zogenaamde ‘ladder van Lansink’ (of een
vergelijkbare benadering) dient als basis te worden
gehanteerd bij keuzes voor de inzet van biomassa
in de keten. Biomassateelt moet daarnaast breder
worden gezien dan alleen als oplossing voor het
energievraagstuk. Zo is er een op nationaal niveau
erkende opgave om middels de ontwikkeling van bos
en natte natuur een actieve bijdrage te leveren aan
de buffering van CO2 en de productie van duurzame
houtige biomassa als constructiemateriaal. Delen van
de regio (dekzanden, kwelgebieden en beekdalen) zijn
zeer geschikt om invulling te geven aan deze opgave.
De regio west-Brabant zou zich dan ook middels
bijvoorbeeld pilots met deze opgave kunnen verbinden.
SYSTEEMKEUZES LAGE TEMPERATUURWARMTE
Een andere opgave die momenteel op nationaal niveau
onderde loep ligt is de distributie van lage temperatuur
warmte. Er is becijferd dat het aanbod van restwarmte
en (op termijn met name) geothermie voldoende
zou moeten zijn om aan de toekomstige vraag te
beantwoorden. Echter, vraag een aanbod van warmte
liggen ook op nationale schaal vaak ver uit elkaar.
Eén of meerdere bovenregionale warmtenetwerken
lijken daarmee noodzakelijk.
Het is daarmee voor de regio West-Brabant logisch
om op dit punt over de grenzen heen te kijken en het
in wording zijnde nationale perspectief als basis te
nemen voor strategische ruimtelijke keuzes op het
gebied van de lage temperatuur warmte voorziening.
Een koppeling met de op handen zijnde vervanging
van grote delen va het gasnetwerk ligt daarbij voor
de hand.
KEUZES WINDENERGIE
Ook voor de andere duurzame energie modaliteiten
worden nationale perspectieven geschetst. Met
name het lange termijn perspectief voor windenergie
is voor de regio West-Brabant van belang. Hierbij
worden drie schaalniveaus onderscheiden: wind op
de Noordzee, nationale windenergielandschappen
en kleinschalige inpassing van windenergie vanuit
lokale initiatieven. Met de Noordzee heeft de regio
natuurlijk niet zoveel van doen, maar de zeekleipolders
van de Zuidwestelijke Delta zijn als grootschalige
rationeel verkavelde landschappen in beeld als
nieuwe windenergielandschappen. Concentratie van
windenergie in deze gebieden draagt dus bij aan een
consistent landschapsbeeld op nationale schaal. Dat
wil niet zeggen dat er op andere plekken in de regio
geen mogelijkheden zijn. Kleinschalige inpassing van
windenergie vanuit lokale initiatieven zou juist op
de zandgronden uitstekend een plek kunnen krijgen.
VOEDSEL EN NATUUR
Ook voor voedsel en natuur zou ten slotte een
transitiepad geschetst moeten worden. Deze
functionaliteit gaat in feite over het landgebruik. Het
betreft de voorraad van organisch koolstof in bodems
en vegetatie. Deze koolstof kan ‘uitgestoten’ worden
door processen als ontwatering van veengebieden,
het ploegen van akkers en het kappen van bomen.
Omgekeerd kan de voorraad in bodems en vegetatie
opgeslagen koolstof ook aangroeien door de snelheid
van deze processen te beperken of zelfs extra
organisch stof aan de bodem toe te voegen, bomen
te planten of biomassa in producten te verwerken
(zoals houtskeletbouw) en het hier zo lang mogelijk
te laten zitten alvorens het te verbranden. Hiermee
wordt koolstof wordt vastgelegd en is er sprake
van (tijdelijke) negatieve emissies. Landgebruik is
een aparte categorie in het klimaatbeleid, met een
eigen doelstelling voor 2030: geen afname van de
koolstofvoorraad ten opzichte van (deels nader te
bepalen en nog Europees in onderhandeling zijnde)
referentiesituaties. Biomassa voor energie mag
tot nu toe klimaatneutraal worden genoemd, maar
vanaf 2021 mag het aan de energiekant alleen als
nul-emissie meetellen als in het land van herkomst
wordt vastgelegd wat er aan veranderingen in de
koolstofvoorraad plaatsvinden. Daarmee leidt het
gebruik van biomassa voor energie tot de noodzaak
van extra inspanningen in de categorie landgebruik
om de onttrekking van koolstof weer aan te vullen.
Voor de regio West-Brabant liggen de kansen om
de voorraad koolstof aan te vullen met name op
het gebied van akkerbouw (optimalisatie van het
bodembeheer), veehouderij (reductie van de uitstoot
van broeikasgassen), natte natuurontwikkeling op
plekken die gekenmerkt worden door sterke kwel,
optimalisatie van het bosbeheer en het aanplanten
van nieuwe arealen bos.
50. 50 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
STARTBIJEENKOMST
Via 6 ateliersessies is een inventarisatie gedaan van
kansen, initiatieven en concrete projecten. Deze zijn
vervolgens inhoudelijk verder uitgewerkt door via
verschillende ontwikkelrichtingen per energiebron
in een ontwerptafel aan het werk te gaan. In het
slotatelier zijn uiteindelijk de puntjes op de i gezet.
Bij de brede startbijeenkomst is voornamelijk de
urgentie, de maat en schaal van de opgave inzichtelijk
gemaakt en zijn de eerste kansen, alsmede input voor
de vervolgateliers verzameld.
In ‘ontwerpateliers’ wordt gebrainstormd over de
kansen van duurzame energie en de mogelijkheden
om de krachten te bundelen op weg naar de top: een
regionale energiestrategie. Enkele van de opgehaalde
ideeen zijn de buisleidingenstraat tussen Rotterdam
en Antwerpen, de opties voorbiogas en mestvergisting
aandezuidkant,demogelijkhedenvanzonnepanelenin
despaarbekkensvandeBiesboschaandeoostkant,de
potentie van hout, het aanjagen van burgerinitiatieven,
het verruimen van regelgeving, het betrekken van
onderwijs, het creëren van proeftuinen en nog veel
meer.
BIJLAGE A: PROCES, ENERGIE EN RUIMTE ATELIERS WEST-BRABANT
51. 51POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
AMERCENTRALE OP
BIOMASSA LATEN
DRAAIEN
IDEEËN ATELIER 1
ENERGIE
OPWEKKEN
OP EN LANGS
INFRASTRUCTUUR
ENERGIE WINNEN
UIT RWZI EN
HUISELIJK
AFVALWATER
BOS
TERUGPLANTEN
VOOR BIOMASSE
OM WINDTURBINES
TE VERSTOPPEN
WARMTE
UITWISSELING
KASSENCOMPLEX
EN SUIKERUNIE
RESTWARMTENET
AMERCENTRALE EN
MOERDIJK VERBINDT
MET BERGEN OP
ZOOM EN TILBURG
OPSCHALEN VAN
WINDTURBINES
NABIJ BESTAANDE
PROJECTEN
INTENSIEF EN
MULTIFUNCTIONEEL
GEBRUIK
MAKEN VAN DE
BUISLEIDINGSTRAAT
VEEL GEHOORDE THEMA’S ATELIER 1
BIOMASSA / NETWERK EN OPSLAG / KERNENERGIE /
WARMTE-KOUDE / IMPACT OP DE SAMENLEVING / WIND / PV / WATER
INFRASTRUCTUUR /BEDRIJVENTERREIN/INDUSTRIE / TRANSPORT
/ LOGISTIEK / MOBILITEIT / NABIJHEID /WONINGBOUW /
AGRARIERS / LANDBOUW / NATUUR GEBEIEDEN EN RECREATIE
SAMENWERKING/ (INTER)NATIONALE KOPPELINGEN /
ORGANISATIE MODELLEN
VERDIENMODEL/HAALBARHEID / KENNIS-INNOVATIE-BELEVING
/ AWARENESS / IMPACT SAMENLEVING / GEZONDHEID /
KLIMAATBESTENDIGHEID
SOCIO-ECONOMIEORGANISATIERUIMTEENERGIE
SCHOLING VOOR
MBO EN HBO IN
ENERGIETRANSITIE
52. 52 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
KANSEN OPGEHAALD IN ATELIER 1
WIND
BIOMASSA
OVERIG
WATER EN AARDE
WARMTE
ZON
54. 54 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
Op basis van de uitkomsten en ideeën uit het
eerste energie- en ruimte atelier is mede de
inhoud van de volgende 4 inhoudelijke ateliers
bepaald.
Voor 4 energiebronnen (zon, biomassa, duurzame
warmte en wind) is een verdiepingsslag gemaakt.
Op basis van de kansen en veelgehoorde thema’s
die zijn opgehaald in het eerste atelier zijn per
energiebron enkele ontwikkelperspectieven (zoals
zonne-energie langs infrastructuur of wind boven
bos) geschetst waarbinnen in de inhoudelijke
ateliers verder is gewerkt.
INHOUDELIJKE VERDIEPING (ATELIER 2 T/M 5)
KANSENKAART ATELIER 1
ZONNE-ENERGIE
BIOMASSA
DUURZAME WARMTE
WINDOPGAVE NA 2020
55. 55POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
BIESBOSCH,
DRIJVEND PV
ENKELE IDEEËN ATELIER 2 T/M 5
BESTAANDE TEELT
VERANDEREN
NAAR WILGEN EN
OLIFANTENGRAS
LAAT DE
RESTWARMTE
VAN BEDRIJVEN
AANSLUITEN OP
HET BESTAANDE
WARMTENET
NATURA 2000
GEBIEDEN GEEN
WINDMOLENS
SAMENWERKING
ZOEKEN MET
MIDDEN-BRABANT
VOOR EEN WARMTE
ROTONDE
ZUIDERWATERLINIE,
ACCENTUEER
FORTEN EN
SCHOOTSVELDEN
MET PV
WIND EN ZONNE-
ENERGIE LANGS
DE GROTE
INFRASTRUCTURELE
ASSEN
VEEL GEHOORDE THEMA’S ATELIER 2 T/M 5
SCHAAL / ACCEPTATIE / LOCATIE
SCHAAL /BRONNEN EN AFNEMERS /
NETWERK / GEOTHERMIE / WATER
UITVOERING/ LOCATIE
SCHAAL / LOCATIE / UITVOERING / ACCEPTATIE
BIOMASSAZONWARMTEWIND
HET PLAATSEN
VAN WINDMOLENS,
NAAST OF OP DE
SLAPERSDIJKEN
HET OPSCHALEN
VAN DE HUIDIGE
WINDPARKEN
NABIJHEID VAN HET
WATER
56. 56 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
ENERGIE
LOGISTIEK
OPSLAG EN NETWERK
Kansen benoemen en verzilveren
Voor het atelier zijn de aanwezigen verdeeld over drie
werkgroepen – infrastructuur, grootschalig opwekken
en kleinschalig opwekken. In het eerste deel van de
werksessie worden de deelnemers uitgedaagd de
kansen op de kaart van West-Brabant te verkennen,
aan te vullen en uiteindelijk twee projecten te
selecteren. Vervolgens is de kansrijkheid van de
geselecteerde projecten uitgewerkt voor de korte
en middellange termijn. Wat moet er gebeuren om
deze kans te grijpen? Wie zijn betrokken, doen wat
en wanneer? Hoe zit het met wet- en regelgeving?
En in hoeverre dragen de projectplannen bij aan een
energieneutrale energievoorziening inWest-Brabant?’
ATELIER 2 ZONNE-ENERGIE
57. 57POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
Zonne-energie en infrastructuur
De aanpak is hier heel lokaal en benadrukt vooral de
sociale meerwaarde. Hoe kun je elkaar beter vinden?
En wat kan bijvoorbeeld Rijkswaterstaat specifiek
betekenen voor lokale initiatieven?
Grootschalig inpassing van zonne-energie
Hier is de grote ‘agrarische’ vlek op de eerste kaart
in drie stukken geknipt en richting het noorden
verplaatst. Hier kunnen forten eventueel als batterijen
fungeren. Een van de bekkens (600 hectare) aan de
Oostkant is een grote energiemogelijkheid. Op de
wateropgave van de Zuidkant kunnen zonnepanelen
drijven. Ook de leidingstraat is als kans benoemd om
(flexibel) vol te leggen met zonnepanelen.
Kleinschalige inpassing van zonne-energie
Op dit schaalniveau is de verwachting dat er de
komende jaren veel meters gemaakt kunnen worden
en er iets mee weg te zetten dat gemakkelijk elders
te kopiëren is.
58. 58 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
Kansen benoemen en verzilveren
Voor het atelier biomasa zijn de aanwezigen
verdeeld over twee werkgroepen – biomassateelt
en reststromen. Het thema bosontwikkeling is door
beide groepen behandeld.
Bosontwikkeling
Uit het actieplan Bos & Hout komt naar voren dat
er 100.000 hectare bos bij moet komen. Daarvan
zou 20.000 hectare energiebos moeten worden,
bijvoorbeeld met windmolens erin.
Biomassateelt
Het telen van biomassa in de bermen van snelwegen
of als ‘design’ zoals wilgenteelt kan kansrijk zijn al
moet wel gezegd worden dat de potenties hiervan
binnen de regio niet heel hoog zijn.
Reststromen
Bij het in kaart brengen van de kansrijke gebieden en
belemmeringen van restromen is het van belang ook
andere belangrijke zaken mee te nemen. Bijvoorbeeld
de vervoerstromen die met bioteelt gemoeid zijn en
het inpassen van biomassavergisters in de omgeving.
ATELIER 3 BIOMASSA
ENERGIE
LOGISTIEK
OPSLAG EN NETWERK
60. 60 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
ENERGIE
Kansen benoemen en verzilveren
Voor het atelier biomasa zijn de aanwezigen verdeeld
over drie werkgroepen – twee werkgroepen collectieve
warmteeneengroeplokale(individuele)mogelijkheden.
Kleinschalige voorzieningen in woningen zoals isolatie,
warmtepompen en zonneboilers zijn eenvoudig en op
eigen initiatief te realiseren maar kennen ook een
lange terugverdientijd.
Collectieve regionale opties, zoals grootschalige
warmtenetten om restwarmte afkomstig van de
industrie en aardwarmte aan te voeren, zijn op langere
termijn kostenefficiënter maar vragen om een grote
coördinatie en investering vooraf.
ATELIER 4 DUURZAME WARMTE
61. 61POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
Lokale mogelijkheden
In de steden worden de opties van een warmtepomp
werkend op oppervlaktewater. als kansrijk gezien.
Collectieve warmte
Hier bestaan, naast de grootschalige warmtentten
gevoed door restwarmte of geothermie, kansen op
gebied van WKO, ofwel het opslaan van energie in
de vorm van warmte of koude in de bodem.
62. 62 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
ENERGIE
LOGISTIEK
OPSLAG EN NETWERK
Kansen benoemen en verzilveren
Voor het atelier zijn de aanwezigen verdeeld over
drie werkgroepen – windcoöperaties, wind naast
infrastructuur en grootschalige windparken.
Bottom-up projecten zijn tijdens dit atelier als
kansrijker gezien dan top-down.
Windcoöperaties (middelgrote windmolens in het
landschap)
Er is meer flexibiliteit mogelijk door te variëren met
de hoogtes van de windturbines. Waar windmolens
komen moet ruimte zijn voor creatieve ideeën op
ruimtelijk gebied, bijvoorbeeld bos combineren met
wind.
Wind naast infrastructuur
De A27 wordt verbreed, zit daar al windenergie in?
Verder moet uitgezocht worden hoe wind en dijken
samen kunnen gaan. Wind in overloopgebieden kan
ook onderzocht worden.Twee gebieden zijn aangewen
ter aanvulling van de al genoteerde gebieden.
ATELIER 5 WINDENERGIE
63. 63POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
Grootschalige windparken
Grote landbouwgebieden en bosgebieden kunnen
geschikt zijn voor wind, maar grootschalige projecten
moeten niet top-down uitgerold worden. In de
gemeenten moet gezocht worden naar ruimte voor
duurzaamheid.“SocialeWind” langs deA16is eengoed
voorbeeld.Windenergie als middel om via participatie
meer maatschappelijk rendement voor inwoners te
krijgen en meer circulaire en lokale economie voor
inwoners en bedrijven.
64. 64 ENERGIESTRATEGIE REGIO WEST-BRABANT
SLOTBIJEENKOMST
In het afsluitend atelier zijn de laatste ideeen,
initiatieven en kansen opgehaald. In de stemronde
van dit atelierblijkt verderdat 80% van de aanwezigen
een windopstelling hoger waardeert dan een zonne-
akker. Daarnaast lijkt er veel animo te zijn voor het
combineren van infrastructuur met wind en zon.
Op de volgende pagina worden de ideeen die samen
zijn opgehaald in de ateliers getoond per gemeente.
65. Energieneutraal
Draagvlak
Energieneutraal
Draagvlak
Energieneutraal
Draagvlak
REGIONALE ENERGIESTRATEGIE
of
of
WIND OP AGRARISCH LAND (2x2MW)
ENERGIE NEUTRAAL DOOR
GROOTSCHALIGE WINDPARKEN
ZONDER DAT DE REGIO FINANCIEEL EEN DEEL VAN DE OPBRENGSTEN KRIJGT
WIND OP AGRARISCH LAND
ZELF JE WARMTEVRAAG DUURZ
OPLOSSEN-HOGE INVESTERINGSK
ZON OP AGRARISCH LAND (~12 ha)
NIET ENERGIENEUTRAAL IN COMBINATIE
MET ‘DORPSMOLENS’
DE REGIO DEELT IN DE OPBRENGST VAN DE WINDENERGIE
WEST-BRABANT
65POSAD SPATIAL STRATEGIES / H+N+S LANDSCHAPSARCHITECTEN
29 07