Werelddag van de Stedenbouw | 16 november 2017 | Thor Park Genk. Hoe kunnen gemeenten en andere overheden beleidsmatig rond energie werken. Els Willems (Departement Omgeving)
6. BL1: Minimaliseer energievraag
A. DALING TRANSPORTENERGIE
Vermijd transport:
wonen & werken nabij voorzieningenconcentraties: functionele
verweving
Zorgen voor een alternatief (ipv auto):
nabij collectieve vervoersknopen of zorg voor ideale ruimtelijke basis
om collectief vervoer rendabel te organiseren & voor de realisatie van
een uitstekend fietsnetwerk
LOCATIE PRIMEERT!
7. BL1: Minimaliseer energievraag
B. DALING ENERGIEVERBRUIK DOOR INRICHTING
Bouwprofiel
Vlaanderen: regelgeving / mogelijk maken (Renovatiepact)
Lokale besturen:
Geen sted. VS die energiezuinige bouwvormen tegengaan
bestaande: aanpassen
Prov/bovenlokaal: ondersteunend
Energiezuinig ruimtelijk
ontwikkelen
De inrichting van de ruimte kiest
voor bouwvormen, zonoriëntaties
en materiaalkeuzes die tot minder
energieverbruik zorgen. De
inrichting draagt bij aan
energiezuinigheid door de
toepassing van de ruimtelijke
principes die ingaan op aspecten
zoals energieneutraal bouwen en
leven.
8. BL1: Minimaliseer energievraag
B. DALING ENERGIEVERBRUIK DOOR INRICHTING
Energie in combinatie met ruimtelijk rendement, leefkwaliteit,…
Energiebeleid: renovatie, sloop/nieuwbouw vs. renovatie,
energiezuinige wijken, …
Vlaams ruimtelijk beleid: steeds combinatie met andere ruimtelijke
winsten
Instrumentarium: sloop op slecht gelegen locatie en herbouw op goede
locatie
Pilootprojecten (klimaat- en
energiewijken)
9. BL2: Verhoog energie-efficiëntie
Het bij elkaar brengen van functies om energie-uitwisseling
mogelijk maken
Bij inplanting bedrijven met veel restwarmte: rekening houden
met de afzet
Bij nieuwe (her)ontwikkeling: rekening houden met de bron (OD:
vanaf 2025 geen nieuwe infrastructuur obv fossiele brandstoffen)
(boven)lokale afweging: Energiemakelaar, locatieafweging
glastuinbouw
Strategische project O-Vl:
toolbox warmtenetten
Energie-uitwisseling ruimtelijk
stimuleren
Ruimtelijke ontwikkeling zet in op het bij
elkaar brengen van functies om energie-
uitwisseling mogelijk te maken.
10. BL2: Verhoog energie-efficiëntie
Het mogelijk maken van collectieve installaties, zowel op het
niveau van de planning als de vergunning
Het collectief opwekken van energie (centrale stookplaats in
appartementsgebouwen, het collectief opwekken van
hernieuwbare energie in plaats van elk apart)
Het collectief opslaan van energie (batterij op wijkniveau,
gezamenlijke boorgatenergieopslag, …)
Het gebruik van deelsystemen (bv. een elektrisch
deelautosysteem)
Het collectief aangesloten zijn op een warmtenet (gevoed door
restwarmte, diepe geothermie, andere)
11. BL3: Verhoog aandeel hernieuwbare
energie
Drietrapsladder
Het Vlaams ruimtelijk
beleid hanteert voor de
lokalisatie van
hernieuwbare energie een
drietrapsbenadering:
prioritair in het bestaand
ruimtebeslag, daarna in de
open ruimte aansluitend
aan bestaand
ruimtebeslag en pas in
laatste instantie in alle
gebieden van de open
ruimte.
12. BL3: Verhoog aandeel hernieuwbare
energie
Vergunbaarheid:
Op basis van bestemming (VCRO)
Industriële installaties: industriegebieden, KMO’s
Op basis van stedenbouwkundige voorschriften (typevoorschriften)
Afwijkingsbepalingen:
4.4.9. “clichering”: in agrarisch gebied
Algemeen belang -> bestemmingen voor openbaar nut
4.4.7. -> overal indien “ruimtelijk beperkte impact”
Beoordelingskader grootschalige WT: omzendbrief RO/2014/02
Ruimtelijk oogpunt:
Gedeconcentreerde bundeling:
Bundeling met markante lijninfrastructuur, kernen,
Clustering: minstens 3
Focusgebieden: bedrijventerreinen en havengebieden
13. BL4: Optimaliseer energienetwerk
Bundeling
Het transport van energie
(zoals elektriciteit, warmte,
energie-houdende gassen,
vloeistoffen) vraagt om
infrastructuur. Indien dit
geen veiligheidsrisico’s
veroorzaakt, worden deze
zoveel mogelijk gebundeld
met bestaande
infrastructuren om
versnippering tegen te gaan.
14. Energielandschappen
= werkpraktijk
Inzet in eigen Vlaamse projecten
Inbreng in (boven)lokale programmering
Vlaamse werven
Ruimtelijke energiestrategie
“Nadenken over de energiehuishouding van de
toekomst is meer dan het denken in joules en
kilowatts, het is ook nadenken over hoe we onze
ruimte willen inrichten. Ons energievraagstuk is ook
een ruimtelijke opgave”
Editor's Notes
Dit zijn eigenlijk twee vragen.
Om die tweede vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk een inzicht te hebben hoe het energiesysteem en de ruimtelijke ordening elkaar beïnvloeden.
Anders glijd je snel af naar het zoeken van “ruimte voor energie” en dan vertel je eigenlijk maar een deel van het verhaal.
Het is belangrijk te beseffen dat de manier waarop onze ruimte is georganiseerd, mee de energievraag bepaalt.
En het is ook de ruimtelijke ordening die mee bepaalt welk energieaanbod mogelijk is.
Je kan perfect de energiebehoefte uitdrukken in aantal windturbines en zonnepanelen, maar als de ruimte niet voor handen is, wordt dit moeilijk.
Het zijn net dergelijke tools zoals Guy net heeft uitgelegd die mee bepalen wat mogelijk is en op welke manier er gestuurd moet worden zowel op ruimtelijke ordening als op energie-infrastructuur.
Het is sowieso een wisselwerking.
De relatie tussen beide was al het onderwerp van verschillende onderzoeken in binnen en buitenland.
Bij de opmaak voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, hebben we ons natuurlijk ook de vraag gesteld hoe we de energietransitie mee nemen.
In eerste instantie hebben we dit bekeken vanuit de rol die ruimtelijke ordening kan opnemen aan de energie-doelstellingen.
En dan zit die rol eigenlijk op drie beleidslijnen.
Bij doorgedreven ruimtelijke mix van wonen en werken: algemeen lager energieverbruik.
Sommige hoofdwegen tekenen zich duidelijk af in het kaartbeeld:
landelijke regio’s,
waar geen grote of gediversifieerde werkgelegenheid voorkomt
die door een hoofdweg zeer goed ontsloten zijn
Andere hoofdwegen tekenen zich niet duidelijk af:
Hoofdwegen die een gebied doorkruisen met een vrij diverse economie, waarbij de woon- en jobmarkt een belangrijke mix vertoont.
Hoofdwegen die een relatief afgelegen gebied doorkruisen, zonder een vlotte verbinding te maken met de belangrijke tewerkstellingspool in het centraal deel van Vlaanderen.
Vlaanderen heeft eigenlijk het voordeel dat we een heel gemengde leefomgeving hebben. Functies liggen meestal dicht bij elkaar. Het gaat dan vooral over de geschikte matches maken.
Hier speelt heel sterk de link met instrumenten zoals de dynamische energie-atlas, waarmee het VITO een warmtekaart heeft opgemaakt voor het VEA. Koppel daaraan de warmtevraag van een bepaalde wijk en je krijgt opportuniteiten.
Vanuit Vlaanderen wordt er gewerkt aan de uitwerking van het warmteplan op initiatief van minister Tommelein. Vanuit het Vlaams ruimtelijk beleid worden warmtenetten en dergelijke niet beschouwd als een Vlaams Werf. Lokale beleidsplannen kunnen hierop inspelen en zo een beleid vasthangen over welke gebieden prioritair een warmtenet zouden kunnen voorzien.
.
Dit zijn allemaal topics die in lokale beleidsplannen zouden kunnen opgenomen worden.
Het witboek BRV schuift het principe van de drietrapsladder naar voor. In eerste instantie binnen het bestaand ruimtebeslag, in tweede instantie aansluitend aan het ruimtebeslag, met een vergelijkbare ruimtelijke impact en pas in laatste instantie andere gebieden.
De digitale energieatlas of dergelijke systemen zijn heel nuttig om te bepalen wanneer naar een bovenliggende trap kan worden overgegaan.
Zo werd door het VEA een zonnekaart opgemaakt, die eigenlijk aanwijst dat er voldoende potenties zijn in trap 1 en dan enkel voor daken. De digitale energieatlas kan ook gebruikt worden voor verdere potenties wat dit zou betekenen voor restgronden in het ruimtebeslag en dergelijke, overkappingen van bepaalde gebieden, etc.
Voor wind zitten we in trap 2. Op basis van systemen zoals de digitale energieatlas blijkt dat daar nog veel potenties zijn binnen die trap 2.
Die systemen zijn natuurlijk ook maar één deel van het verhaal. Je hebt bijkomende kennis nodig vanuit de praktijk zelf die ook uitwijst in welke mate die potenties ook werkelijk potenties zijn, met andere woorden een validatie van de resultaten zijn uiteraard belangrijk. In elk geval wordt dit voor Wind verder mee genomen.
Evalueren van het huidig kader: De tools kan je dan gebruiken om bepaalde beleidsopties te onderzoeken: in welke bestemmingen? Wat zou de impact kunnen zijn van bestemmingsneutraliteit, het beschouwen van bepaalde lijninfrastructuur als markant, en dergelijke. Deze tools kunnen daarbij een eerste toets zijn.
Burgemeestersconvenant
We moeten vooral in dialoog gaan tussen de verschillende bestuursniveaus.
In het kader van de Burgemeestersconvenant hebben veel gemeenten bepaalde ambities voor ogen op vlak van klimaat. Naast de implementatie van maatregelen rond energiezuinige eigen gebouwen en dergelijke, is het ook belangrijk na te denken over een ruimtelijke energiestrategie. Waar kunnen warmtenetten worden aangelegd? Welke wijken kunnen een transformatie ondergaan?