3. Barok : context
1600-1720
- laatste ‘eenheidsstijl’ in Europa
- teruggrijpen op klassieke vormgeving, maar met
dynamiek en beweging
- kenmerken maniëristische archituur worden
verder uitgewerkt: kolossale zuilen,
verspringende gevelpartijen, grote licht-donker
contrasten, ongewone lichtval
- overdadige versieringen, streven naar
samensmelting architectuur, beeldhouwkunst en
schilderkunst
7. Barok : context
Naam is afgeleid van Portugese woord ‘barocco’
(‘grillige parel’), maar deze naam is pas vanaf 19e
eeuw toegepast op deze stroming
verschillende richtingen barok:
1. reformatie zorgt voor afname macht
katholieke kerk contra-reformatie
- kunst van Barok Zuid-Europa is poging
Roomse kerk invloed terug te winnen macht
en glorie
2. barokkunst Frankrijk absolute vorsten
tonen aanzien en macht
3. Gouden Eeuw Noordelijke Nederlanden:
schilderkunst vn. voor rijke burgerij (VOC)
35. Barok : beeldhouwkunst
-bijbelse voorstellingen, soms mythologie,
onderwerpen en ornamenten uit de natuur,
ruiterstandbeelden, portretten
- aan buitenkant van gebouwen, binnen in nissen
- emotie en gevoelens uitbeelden: lijkt theaterstuk
- licht-donkereffect
- dynamische houdingen en compositie
- goud en marmer
- beeldhouwkunst en architectuur één geheel
- toegepaste kunst: kostbare materialen, rijkelijk
bewerkt
53. Gouden Eeuw: context
17e eeuw Nederland: Gouden Eeuw
- Nederland rijk en machtig door snel groeiende
handel
- Verenigde Oostindische
Compagnie (VOC), vanaf
1602: grote handels- en
transportonderneming
- door welvaart bloei cultuur veel kunstenaars
die nu nog bekend zijn
- veel oorlogen (rijkdom moest verdedigd worden),
b.v. Tachtigjarige oorlog met Spanje (einde in 1648)
58. Gouden Eeuw: context
Noordelijk en zuidelijk
- Noordelijke- en Zuidelijke Nederlanden: verzameling
graafschappen, hertogdommen etc. (gebied dat nu
NL, België, Luxemburg en Oost-Frankrijk is)
- 16e eeuw: reformatie. Opstand protestanten, 1566
beeldenstorm. Vanaf die tijd: noordelijke
Nederlanden (protestant, gereformeerd) en Zuidelijke
Nederlanden (katholiek).
Kerkgebouwen protestanten: kaal, sober, tegen
afbeeldingen (uitgangspunt: Bijbel, niets anders)
- Protestanten hebben het voor het zeggen, maar
niemand is verplicht protestant te worden NL
tolerant land (maar katholieken mogen niet openlijk geloof
60. Gouden Eeuw: context
Kunst
- grote vraag naar kunst, vooral schilderijen
- veel buitenlandse kunstenaars in NL, NL’se
kunstenaars veel in buitenland (om voor vorsten,
kerken etc. te werken)
- in NL geen kerk of vorst als opdrachtgeven, maar
wél rijke kooplieden, burgers, overheid, VOC, WIC,
schutterijen etc. Etc.
- specialisatie van schilders (b.v. Portretten of
landschappen)
- niet alle soorten schilderijen leverden evenveel op
61. Gouden Eeuw: context
Kunst: specialisaties
- landschappen, zeegezichten (zonder ‘verhaal’)
- stilleven (vanitasstilleven, bloemen, voorwerpen)
- genrestukken (alledaagse leven)
- portretten (hoe meer erop stond, hoe duurder
ten voeten uit het duurste!), b.v. Ook
schuttersstukken. Termen: en face, en profil, trois-
quart; borststuk, kniestuk, ten voeten uit
- historiestukken (bijbels, mythologisch)
62. Gouden Eeuw: context
Kunst: kunstenaars
de kunstenaars hadden vaak een specialisme
Zo was Jan Steen goed in binnenhuistaferelen, maakte
Rembrandt b.v. veel portretten en schilderde Ruysdael alleen
landschappen
Kunstenaars hadden vaak een soort ‘bedrijfje’
Ze schilderden zelf de lastigste delen (b.v. het gezicht) en
hadden leerlingen en hulpjes voor de rest!
schilderijen werden altijd binnen (in een atelier)
gemaakt
Dat gold ook voor landschappen. Schetsen en tekeningen
werden wel buiten gemaakt.
Kunst werd besteld, maar ook gewoon op de markt
verkocht!