2. Uw tanden zijn als een kudde schapen, die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos.
3. Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap uwshoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten.