1. Madeleine Catharina Aurora van Dropstone 'Aah, jullie moeten de bodes zijn die gestuurd zouden worden.' Zegt de jonge vrouw in de deuropening nadat we een buiging hebben gemaakt en ze ons een stralende glimlach toewerpt. 'Ik ben koningin Madeleine Catharina Aurora van Dropstone. Zou u mij willen volgen?' Vraagt ze met een vriendelijk knikje. Ze gaat ons voor door een ruime hal waar kostbare beelden en schilderijen in te vinden zijn.
2. Uiteindelijk komen we aan in één van de vele torenkamertjes. Gracieus tilt Madeleine haar rokken op en laat zich zakken. 'Hier kom ik als ik rust nodig heb. Het leven van een koningin kan zwaar zijn.' Zegt ze met een zucht terwijl ze naar buiten kijkt. 'Het uitzicht werkt behoorlijk kalmerend, zoals u kunt zien.' Zegt ze terwijl ze haar innemelijke glimlach weer laat zien.
3. 'Wacht!' Roept ze opeens opgewonden. We zien dat ze zelf van haar impulsieviteit schrikt, maar volgen haar gedwee. 'Mijn kamermeisje zegt altijd dat ik zo goed kan spelen.' Zegt ze als een klein meisje dat net het alfabet heeft geleerd. We knikken beleefd en volgen haar naar een grote ruimte met een paar kandelaren en grote ramen. Voor de ramen staat een prachtige vleugel, en Madeleine houdt haar rokken weer vast terwijl ze op het krukje gaat zitten. Prachtige piano klanken vullen de ruimte, en een tijdje luisteren we geboeid toe.
4. Nadat ze een prachtig einde heeft gemaakt aan haar pianospel, volgen we haar de grote trappen op naar een nieuwe torenkamer met prachtige glas-in-lood ramen. Een mooie grote klok tikt langzaam terwijl Madeleine op een rode fauteuil gaat zitten. 'Dit is de studeerkamer. Ik kom hier vaak met mijn dienstmeisje en leraar.' Als we haar verbaasd aankijken vervolgt ze; 'Ik krijg les in schrijven. Mijn man was het er niet mee eens, maar ik vertik het afgeschreven te worden als een domme koningin.' Zegt ze met een lichtelijk geïrriteerde ondertoon in haar stem.
5. Net als ze ons heeft voorgesteld om wat soep te halen in de keuken, klinkt er een oorverdovende (niet zo vriendelijke) schreeuw door het kasteel. 'Madeleine!' We kijken elkaar geschrokken aan en vormen geluidloos 'de koning' met onze lippen. We kijken naar koningin Madeleine die er opeens afgepeigerd uitziet. 'Het spijt me van de soep, kom alstublieft een andere keer terug.' Zegt ze met een trillende stem. 'Ik moet nu gaan, Arthur leid U naar de deur.' Zegt ze terwijl ze opstaat en snel haar ogen droogt met een klein kanten zakdoekje.
6. Nicola van Nirvoas 'Kom binnen,' klinkt een heldere stem vanachter de deur, en voorzichtig stap je naar binnen. Aan een tafel die bezaaid is met papieren, zit een jonge vrouw. Haar japon is gekreukt, haar kapsel uit model. Het is stil in haar kamer, doodstil, en het is duidelijk dat de jonge prinses daaraan gewend is.
7. Je hart bonst in je keel – dit is de eerste keer dat je de kamer van de prinses betreedt. Voorzichtig bekijk je haar: in haar helderblauwe ogen zijn veel emoties af te lezen. Woede, pijn, verdriet, eenzaamheid, maar ook iets anders. Iets krachtigs. ‘Wie ben jij? Ik heb je hier nog nooit gezien.’ zegt prinses Nicolina. ‘Een nieuwe dienstmeid?’ Je knikt onzeker en slaat je ogen neer. 'Ja, uwe hoogheid.'
8. ‘ Uw vader vroeg naar u.’ zeg je. Prinses Nicolina fronst haar wenbkrauwen. ‘Nu ineens wel? Al weken word ik hier als oud vuil behandeld, genegeerd, en nu wil hij me ineens spreken? Vergeet het maar. Ik hoef met niemand meer te praten, met niemand uit deze verdorven familie meer. Zeg dat maar tegen mijn vader!’
9. ‘ En zeg ook maar dat het allemaal zijn schuld is! Als hij niet was vreemdgegaan met die hofdame, was alles nog zoals vroeger. Ook gewoon stom dat alles bekend moest worden, en nu heel Nirvoas het weet.’ gromt Nicolina. ‘En dan ook nog dat gedoe met mijn moeder. Ik heb haar nooit gemogen, maar nu heb ik echt een hekel aan haar. Ik ben geen dochter van de koning, maar een smoesje van haar om met hem te moeten trouwen. Mijn echte vader heeft ze laten vermoorden. Zoiets is toch ziek?!’ In haar ogen flitst woede.
10. ‘ En mijn broer, de kroonprins, haat me nu nog meer dan vroeger. Eigenlijk leef ik alleen hier, op mijn kamer, en schrijf ik brieven.’ Even glimlacht ze. ‘Naar vrijgezelle mannen, huwelijkskandidaten. Ik moet hier weg, ik wil zo snel mogelijk trouwen.’ Op de tafel zoekt ze tussen de rommel en grist even later een opgerold stuk perkament tevoorschijn. ‘Breng deze naar de bode.’ zegt ze tegen je. ‘Hopelijk heb ik deze keer geluk!’
11. Mary Tudor "U komt voor Mary?" De vrouw ziet er arm uit en hoogstwaarschijnlijk is ze een dienstbode. We knikken. "Dat kan, ik kan wel raden waar ze is. Volgt u mij maar." Gewillig lopen we haar achterna. "Altijd zit ze bij die beesten, altijd en nette kleren, ho maar!", Mokt de vrouw. "Altijd loop ik er net bij, en wie mag er dan wat over zichzelf vertellen aan de eerste de beste voorbijgangers? Mary!" Ze slaakt een geïrriteerde zucht en versnelt haar pas. Ze lijkt ons niet meer op te merken. Even pogen we haar te vertellen dat we niet zomaar de eerste de beste voorbijgangers zijn, nee, we zijn van de gilde der miss/misters.
12. Helaas zijn we al aangekomen eer we eindelijk de moed verzameld hebben. Het is een stallencomplex op de binnenplaats. Is dit dan een plek voor een koningin? We zijn wel op meer locaties geweest, maar meestal kregen we een luxe kamer aangewezen. "Mary?" Roept de vrouw, met haar harde, commanderende stem. "Ik ben hier Rose!" klinkt het zangerige antwoord van een vriendelijke stem. "Ik zei het toch." verzucht de vrouw, die blijkbaar Rose heet. We lopen achter haar aan de stallen in. In het stro, in de middelste, grootste stal, zit een jonge vrouw. Een groot zwart paard besnuffelt haar vriendelijk. "Mary, ik zei toch dat je hier niet moest komen?!" tiert Rose, "En wat is dat voor jurk? Je bent toch geen dienstbode?! En dat voor de koningin van Engeland." puft ze geïrriteerd. Mary lacht vrolijk, alsof de woorden haar niet deren. "Kunt u ons even alleen laten, Rose?" Mopperend loopt Rose de stallen uit.
13. Mary staat op, fatsoeneert haar jurk een geeft ons een hand. "Mary, Mary Tudor." stelt ze zich voor. We schudden de hand vriendelijk en stellen ons voor als de gilde van miss/misters. Mary aait een paard, nee, ze streelt hem, zo sierlijk ziet het eruit. Stil observeren we de vrouw. Mary is een jonge vrouw. Pretlichtjes schijnen in haar ogen en lokken blond haar dansen om haar heen. Ze heeft blauwe ogen, de ideale vrouw. Hoewel, ze is niet zoals een koningin eruit hoort te zien. Haar huid is iets donkerder, door de zon en haar gezicht word versierd door vrolijke sproetjes.
14. Mary glimlacht als ze merkt dat we haar bekijken. Ze schud nonchalant haar haren uit haar gezicht en plant haar handen in haar haar. Het is duidelijk dat ze geniet van de aandacht. "Ik ben altijd net iets anders dan moet." lacht ze vrolijk. Haar woorden dansen de stallen uit, over het plein. Ze klinken als een lied, honingzoet en zingend in de wind. "Eigenlijk heeft er altijd wel iemand commentaar op me. Vooral Rose. En eigenlijk trek ik me er nooit zo veel van aan." Ze praat nog een tijdje door, over haar verleden, over haar man, hoe haar moeder is opgesloten in de London tower... Maar we luisteren niet naar de woorden, alleen naar de prachtige klank ervan.
15. Een man komt de stallen binnen. "Mijn vrouw houdt wel van een lolletje." lacht hij. "Daar staat ze dan, gezellig op te scheppen. Wanneer is het mijn beurt, Mary?" Mary grinnikt "Zo meteen." "Philip Tudor." stelt de man zich voor. Vrolijk schudden we een voor een zijn hand. Nu is het zijn beurt. Zelfverzekerd begint hij te praten over zíjn verleden en zijn vele vrouwen, maar het is niet hetzelfde als bij Mary. Nieuwsgierig kijken we haar aan, willen meer weten, haar stem horen. Mary merkt op dat we niet luisteren. Ze geeft een vlugge knipoog.