SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 21
Baixar para ler offline
Tussenruimtes
Bij dit onderzoek neem ik - door via sensorische vervormingen de grenzen af te tasten van de gecon-
strueerde realiteit - afstand van de ons eigengemaakte visuele waarnemingsmethoden.
Door in interactie te gaan met de eigen beelden onderzoeken we de rekbaarheid van onze eigen waarne-
mingscapaciteit.

Kunnen wij met behulp van onze zintuigen - vanuit onze positie gerekend – dat wat zich elders bevindt voor
waar (aan)nemen? Is dat werkelijk wat het is?

Bij het waarnemen ondergaan we een overbruggingsproces tussen binnen- en buitenwereld.
Dit proces is vergelijkbaar met de spanningsboog tussen voor- en achtergrond. Gewend als wij zijn vanuit een
natuurlijke instelling te denken, beschouwen wij de waarneming zelden als wonder. Al verdwijnt de vanzelf-
sprekendheid als de zintuigen ons in de steek laten en het handelen wordt bemoeilijkt, nog blijft de boog ges-
pannen en is het wachten tot hij knapt.

Een ‘figuur’ heeft een bepaalde omtrek, een ‘stabiele’ contour, een ‘begrenzing’. Dit in tegenstelling tot de
‘achtergrond’, die onder de figuur doorloopt en dus ‘onbegrensd’ is.
Een vergelijking met Dasbergs onderscheid tussen de ‘begrensde leefwereld’ en ‘onbegrensde belevingswereld’
ligt voor de hand: de belevingswereld die als altijd aanwezige achtergrond onder de leefwereld doorloopt.

Men kijkt in de opvoedingssituatie naar kinderen. Vertrouwend op de ervaring verricht men observaties, die al
snel ten koste gaan van de ‘eigen wereld’ die in ieder individu verborgen ligt. Waar ligt de grens tussen verant-
woordelijke starheid en het loskomen van de gesocialiseerde waarnemingsmethoden?

Bij Merleau-Ponty gaat het steeds om de vraag: “hoe ik kan openstaan voor fenomenen, die mij te buiten gaan
en toch alleen bestaan, voorzover ik hen overneem en leef “

Zijn verwondering over de menselijke existentie en de waarneming komt niet alleen voort uit de vraag waarom
het begrip ‘gewaarwording’ - dat in het dagelijkse taalgebruik zo helder lijkt - een van de onduidelijkste begrip-
pen is die wij kennen. Hij vraagt zich bovendien af waarom vroegere analyses voorbijgingen aan het fenomeen
van de ‘waarneming’. Deze vraag beantwoordt hij met behulp van de uitkomsten van de Gestaltpsychologie,
die de waarneming als een ‘ruimtelijk’ fenomeen beschouwt. Zo moet duidelijk zijn wat de woorden ‘rand’ en
‘afgrond’ betekenen en wat er precies gebeurt, wanneer een geheel van kwaliteiten wordt ‘opgevat’ als figuur
tegen een achtergrond. Deze problematiek is complex, want: “een ‘figuur’ tegen een ‘achtergrond’ bevat veel
meer dan de werkelijk gegeven kwaliteit”.

Het ‘veel meer’ in dit citaat is essentieel, immers: “Ons waarnemingsveld is samengesteld uit ‘dingen’ en ‘leeg-
tes tussen de dingen’”. Deze ‘leegtes’ zijn geen loze ruimten, geen ‘niets’, maar maken een wezenlijk bestand-
deel van ons waarnemingsveld uit. Het is zelfs zo dat als wij deze ruimten tussen de dingen als dingen zouden
gaan zien, het aanzien van de wereld even grondig gewijzigd werd als op de zoekplaatjes, waarin wij plotsel-
ing tussen de takken het konijn of de jager ontdekken. Daarvoor is wel oefening nodig; soms is zelfs een lichte
hoofd- of oogbeweging voldoende.

Hiervan is ook sprake als Merleau-Ponty de dieptewerking in de ruimtelijke beleving behandelt: “ het onders-
cheid tussen vlakken en contouren is onweerlegbaar, en wanneer ik bijvoorbeeld op de boulevard wandel, slaag
ik er niet in de tussenruimtes tussen de bomen als dingen te zien en als achtergrond de bomen zelf”. Elders zet
Merleau-Ponty uiteen hoe ‘totaal’ de waarneming is. Onze aanblik van de wereld wordt geheel overhoop ge-
haald, wanneer wij de tussenruimten tussen de dingen - bijvoorbeeld de ruimtes tussen de bomen op de bou-
levard - als ‘dingen’ gaan zien en omgekeerd de dingen als achtergrond. Hetzelfde gebeurt bij het zoekplaatje,
waarin bijvoorbeeld het oor van het konijn alleen nog maar de lege ruimte tussen twee bomen in het bos is.
Waarnemen is geen som van visuele, tactiele en auditieve gegevens: ik neem niet gefragmenteerd waar, maar
op een ongedeelde manier met mijn totale zijn. Bij de auditieve waarneming blijkt dit nog meer: “De melodie is
niet een optelsom van noten: elke noot telt slechts door de functie die zij in het geheel heeft”. Wordt de muziek
getransponeerd, dan treden geen merkbare veranderingen op: de melodie verandert niet. Wijzigt men een enkele
noot, dan gebeurt dat wel. Deze wijzigingen impliceren veranderingen in de tussenruimten van de afzonderlijke
noten. Als ‘hoorbaar’ spanningsveld bepalen intervallen het wezen van de melodie.

Door de figuur-achtergrondproblematiek als fundamenteel voor een beter begrip van waarnemingsprocessen te
beschouwen, betreden wij het complexe toneel tussen waarnemer en het waargenomene, tussen subjectiviteit en
objectiviteit. Met het doel het dualisme ten aanzien van het lichaam - het subjectieve en het objectieve lichaam
- te doorbreken, benadert Merleau-Ponty de waarneming als ‘lichamelijke inherentie’. Daarvoor is een ‘théorie
mixte’ nodig, een ‘gemengde theorie’, die de psycho-somatische eenheid van het lichaam omschrijft: “Het zou
alleen een mengsel (mixture) van beide kunnen zijn, als wij het middel vonden waardoor het één in het ander
uitgedrukt kan worden, het ‘psychische’ en het ‘fysiologische’, het ‘pour soi’ en het ‘en soi’; door ervoor te zor-
gen dat beide elkaar kunnen ontmoeten, zodat enerzijds processen in de derde persoon en anderzijds persoonli-
jke handelingen geïntegreerd kunnen worden in een milieu dat hun gemeenschappelijkheid uitmaakt”

Waarneming als temporaliteit
Dit inzicht is zo essentieel voor Merleau-Ponty dat hij later stelt: “Zij verheldert de voorgaande analyses omdat
zij subject en object laat verschijnen als twee abstracte momenten van een enkelvoudige structuur, namelijk als
tegenwoordigheid. Eerst door de tijd wordt het zijn gedacht, want alleen door de betrekkingen van subject-tijd
en object-tijd kan men de betrekkingen tussen subject en wereld begrijpen”. Het beschouwen van de subjectivit-
eit als temporaliteit verheldert dus ook de voorgaande ‘ruimtelijke’ analyses en werpt enig licht op de ‘hopeloos
lijkende onderneming’ het ‘pour soi’ en het ‘en soi’ te verbinden.

Merleau-Ponty citeert Scheler die in zijn -’Idole der Selbsterkenntnis’ beschrijft hoe een kind zich omdraait
‘om te zien of achter hem de wereld er nog is’.
Sartre stelt in zijn essay ‘L’homme et les choses’ in bijna dezelfde bewoordingen: “Ik heb een meisje gekend dat
haar tuin met veel lawaai verliet om daarna op de tenen terug te keren ‘om te zien hoe hij eruit zag toen zij er
niet was’”. De tuin mag wel merken dat ze weggaat, maar niet dat ze direct daarna terugkomt. Door de tuin als
het ware te ‘betrappen’, wil zij erachter komen hoe die er tijdens haar afwezigheid uitzag. Zij ‘vergeet’ echter in
te calculeren dat zij met haar daad zichzelf ook weer in de tuin heeft teruggebracht.

Ook romanschrijvers gebruiken dit gegeven graag. Zo schrijft Kundera in zijn roman ‘Het leven is elders’ over
de acht- jarige Jaromil: “Zo schoot het hem te binnen dat de wereld waarin hij leefde zou ophouden te bestaan
als hij doodging. Hij liep langs de rivier, deed af en toe zijn ogen dicht en vroeg zich af of de rivier, ook met
zijn ogen dicht, bestond. Natuurlijk stroomde de rivier, elke keer als hij zijn ogen opende, net als daarvoor, maar
merkwaardigerwijs kon ze Jaromil niet bewijzen dat ze ook bestond toen hij haar niet zag”.

De wereld kan alleen waargenomen worden door te erkennen dat deze wereld en deze waarneming onze eigen
gedachten zijn, voordat zij vastgestelde feiten werden. Die temporele voorwaarde leert ons dat de waarneming
en het waargenomene dezelfde existentiële modaliteit bezitten.


Zijn wij als waarnemer flexibel genoeg om op een andere manier waar te nemen, ons aan te passen aan
ogen die op een grotere afstand van elkaar staan?
Kunnen wij onze ervaring loslaten en volledig zoals een kind terug alles beleven?
Kunnen wij de nieuwe, gecreëerde, lege ruimtes zelf terug invullen?
En begin je dan uiteindelijk terug in patronen te denken? Zal je al die nieuwe belevingen omzetten in
vastgeroeste ervaringen? Ga je dit nieuwe kijken terug als logisch aandoen?

“Wanneer ik waarneem, denk ik de wereld niet, maar deze ordent zich voor mijn blik”
Werkproces:

1. Onderzoek naar de fysiologische aspecten van de ogen:
2. Men heeft in de loop der eeuwen het beeld dat we zien willen vastleggen op verschillende manieren.
Fotografie was hierbij een belangrijke openbaring. Met foto werd en wordt nog altijd veel geëxperimenteerd.
Vanaf de fotografie is men begonnen met, door echt waar te nemen, temporale belevingen vast te leggen, geen
beelden van ‘de exacte realiteit’ meer. Ik heb een kleine bilderatlas gemaakt van verschillende fototoestellen, die
mij aanspraken op vlak van industriële sfeer of hun specificaties.




Hieronder: presentatievormen om naar 3d-plaatjes te kijken, de middelste is een fotoplastikon.
3. Ik heb een toestel gemaakt waarbij de beweging van de ogen kan gesimmuleerd worden. Het is een uit-
vergrote versie van het menselijk oog: de afstand tussen menselijke ogen is +/- 5cm, waar bij mijn toestel de
afstand tussen de 2 camera’s 40 cm bedraagt. Met je ogen kan je elk punt dat je voor je ziet scherp stellen. Dat
wil zeggen dat de hoek tussen je ogen verschild naar gelang het punt dichtbij of veraf gelegen is. Maar je kan
ook iets scherp stellen als het punt zich links of rechts van je ogen bevindt, zonder dat je hoofd daarbij draait.
Daarom zijn er op het toestel twee hendels, de eerste is om de hoek aan te passen tussen de 2 camera’s en de
andere is om de richting te bepalen waar de camera’s naar kijken.
4. Ik ben op verschillende omgevingen gaan filmen. Daardoor krijg je een verschil in begrijpbaarheid. De om-
geving wat voor jou het dichtst bij je staat zou dan het meest logische moeten lijken.
5. Na de filmpjes van de twee camera’s te hebben gemaakt, heb ik, per opname, het beeld van camera1 sa-
mengevoegd met het beeld van camera2 en dit op telkens een verschillende manier. Zo zijn er filmpjes die
over elkaar zijn geplaatst waarbij het bovenliggende beeld 50% doorzichtig is gemaakt. Of 2 filmpjes die ten
opzichte van elkaar verplaatsen zodanig dat ze op bepaalde stukken hetzelfde beeld geven. Of nog een andere
manier is de 2 beelden, met een constante frequentie, te laten afwisselen. En nog enkele andere manieren, maar
ik heb vooral niet willen overdrijven met effecten, het is de bedoeling geweest om de puurheid van de beelden
te behouden en met enkele effecten uit te testen wat dit geeft bij de verschillende omgevingen.
Presentatie:
Bronnen:

* Fenomenologie van de waarneming van Merleau-Ponty

* Bestaan dingen alleen als men ze ziet? van Jan Godderis

* Zien doe je met je brein
De hersenen maken de wereld

Vlekken, dat is het enige wat er op het netvlies van het oog wordt geprojecteerd, stelt experimenteel psycholoog
Lex Wertheim van de Universiteit Utrecht. “Vlekkenpatronen registreer je vanaf het moment dat je wordt gebo-
ren. Leren om te zien houdt in dat je die patronen gaat invullen, een betekenis geeft. Maar daar hebben je ogen
weinig mee te maken - dat gebeurt door je hersenen.”
Wertheim houdt zich onder meer bezig met de vraag hoe je het idee kunt hebben stil te staan, terwijl je ogen
tegelijkertijd altijd in beweging zijn. Als een camera hetzelfde zou doen, werd televisie kijken een misselijk
makende activiteit, want het beeld golfde dan voortdurend heen en weer.
“Je visuele systeem als geheel zet hetgeen je ziet stil,” aldus Wertheim. “Maar er is geen stilstand. Integendeel.
Er is beweging van de ogen, en er is een beweging van het beeld over je netvlies. De hersenen registreren die
twee signalen, en vergelijken de snelheid van beide bewegingen. Zijn ze even groot, dan trekt het brein de con-
clusie dat het beeld stilstaat. Dat wil zeggen: wij hebben geleerd om dat stilstand te noemen.”

Wertheim vergelijkt het mechanisme met de standaardlesjes uit de schoolboekjes, die uitleggen dat het beeld
dat iemand waarneemt, omgekeerd op het netvlies valt. Toch ziet niemand ondersteboven. “Het is niet dat onze
hersenen het netvliesbeeld weer omdraaien; wij hebben slechts geleerd om dat als rechtop te beschouwen.”

Het vermogen een beeld ‘stil’ of ‘rechtop’ te zetten, zijn volgens Wertheim onderdelen van een veel meer om-
vattende vaardigheid, die hij ‘constancy’ noemt: het deel van je blikveld waar je geen aandacht op richt, wordt
door het brein ‘constant gehouden’. Het achterliggende systeem zorgt dat alles wat buiten de aandacht valt,
constant en onveranderend wordt verondersteld. Dat is een projectie, afkomstig van de hersenen, en gebaseerd
op je kennis, ervaring en verwachting.

Wertheim illustreert de werking van het brein met een voorstelling van Salvador Dali, die een beeld van de
Franse schrijver Voltaire schilderde. Of van twee vrouwen die door een poort gaan - dat zou je ook in hetzelfde
beeld kunnen zien. Wertheim: “Het is maar wat je brein besluit - Voltaire of vrouwen. Wij maken zelf onze
wereld. Onze hersenen interpreteren de vlekken die op ons netvlies vallen, en die interpretatie noemen we de
werkelijkheid. Die zit niet in de wereld om ons heen, maar in ons brein.”

* Verloren bron op het internet: ‘Vergeet vooral de taak van de hersenen in de positie van het geziene niet. Alle
beelden komen op de kop en gespiegeld op je netvlies terecht (principe van een positieve lens – en zo’n lens is
je ooglens nou eenmaal). Dat moet allemaal recht gedraaid worden. Als je als baby geboren wordt zie je alles
namelijk nog op de kop, maar na een paar dagen hebben je babyhersentjes al door dat het toch handiger is dat je
die lepel pap niet op de kop en van links ziet komen terwijl hij eigenlijk rechtop en van rechts komt. Ze draaien
het beeld dus 180 graden in het rond en dat blijft zo de rest van je leven.
Wanneer je een persoon een paar dagen lang met een spiegelbril laat rondlopen – die de wereld dus op zijn kop
zet – zullen de hersenen zich daaraan aanpassen en dus stoppen met dat omkeren dat ze sinds je een baby was
doen – je kunt dan dus alles normaal zien door een bril die alles op de kop zet voor iemand die hem niet al een
paar dagen draagt! En zet je die omkeerbril weer af – waardoor alles dus weer op de kop lijkt te staan – dan zijn
je hersens weer flexibel genoeg om dat weer binnen een paar dagen te herstellen!’
* David Hockney heeft een zoektocht gedaan van hoe de werkelijkheid anders bekijken. Bij zijn fotocollages
krijg je een soort verwronge ruimtelijk beeld, het cubisme van de fotografie.




* Muybridge heeft beweging bestudeerd. Hij deed dit door bijvoorbeeld een paard te filmen en de opgenomen
plaatjes, het filmrolletje, naast elkaar te plaatsen.
Experiment dat ik nog wil doen:
Fietsen met camera’s

Bij dit experiment is het de bedoeling de beweging tussen de camera’s onderling vast te leggen en het bewegend
beeld wat voor je afspeeld op de weg. Het lichaam van de fietser beweegt voortdurend tijdens zijn tocht. Daar-
om zijn de camera’s elk op een andere plaats op het lichaam en op de fiets geplaatst en kijken ze allen naar voor.
Ik wil op verschillende plaatsen gaan fietsen, in het drukke verkeer, heuvelachtige landschappen, bossen, enzo-
voort. Op die manier krijg je telkens een andere sfeer.
Vechten om aandacht
Verrassing in het verkeer is doodzonde

“In de hersenen is een voortdurende strijd gaande tussen indrukken die om aandacht roepen,” zegt experimen-
teel psycholoog Jan Theeuwes van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Wat we werkelijk zien, wordt volgens
hem geregeld door een mechanisme dat bepaalt welk deel van het beeld de aandacht krijgt. “We scannen wel het
hele beeld dat via de ogen binnenkomt, maar verwerken alleen het deel waar de aandacht op gevestigd is.”
Theeuwes promoveerde op de visuele selectie, en onderzoekt welke kenmerken een beeld moet hebben om de
aandacht te trekken op het moment dat die ergens anders op gevestigd is. Als voorbeeld noemt hij reclamebor-
den langs een voetbalveld. De toeschouwer houdt normaal gesproken de bal in de gaten, maar zijn blik gaat naar
de borden als die plotseling verdraaien en een ander product aanprijzen.
“Delen van de hersenen detecteren zulke veranderingen, vooral grote wisselingen in kleur, vorm en helderheid,”
zegt Theeuwes. “Die delen vuren dan een signaal af: hier met die aandacht!” Dat gebeurt automatisch, hoe ir-
ritant contrastrijke reclameborden ook zijn.

Borden langs de kant van de weg zouden daar gebruik van moeten maken. Maar die kunnen vreselijk de mist in
gaan, toont W.H. Janssen van Verkeersgedrag TNO. Langs de N11 bijvoorbeeld, tussen Leiden en Alphen aan
den Rijn, is een merkwaardige waarschuwing te zien. Onder een rond, blauw bord met een witte pijl die rech-
tdoor gebiedt, staat een tweede bord, dat meldt: ‘dus niet afslaan’. Maar een paar meter verder dwingen voor-
sorteervakken de automobilist naar links of rechts, en is niet afslaan onmogelijk.

Het bord is bedoeld om te verhinderen dat mensen een weg opgaan die parallel loopt aan de weg rechtsaf. Om
dat door te krijgen, is echter zoveel aandacht vereist, dat de automobilist niet meer de capaciteit heeft om de
situatie in zijn geheel in te schatten.
“Verkeersgedrag is waarnemen, en waarnemen wordt gestuurd door je aandacht,” zegt Janssen. “Vaak word je
aandacht in het verkeer in beslag genomen met controleren of de situatie wel klopt met wat je verwacht. Ver-
rassingen zijn dan ook een uitgesproken vloek. Je denkt: er is misschien iets vreemds, maar je kunt er niet zo
snel achterkomen wat.” In het verkeer kan dat letterlijk een doodzonde blijken.
Na de opnames moet ik deze beelden beginnen verwerken. Ik denk dan aan een zoektocht van de beelden naast
elkaar plaatsen en zo de juiste sfeer weer te geven. Maar ook bij dit experiment laat ik nog alles open, misschien
blijft het nog altijd verstaanbaar als de beelden in elkaar zijn verwerkt. Inspiratiebronnen:

Claude Lelouch C’etait Un Rendezvous
Tussenruimtes
Tussenruimtes
Tussenruimtes

Mais conteúdo relacionado

Semelhante a Tussenruimtes

Chuck Hillig - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig  - Verlichting voor beginnersChuck Hillig  - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig - Verlichting voor beginnersnonduality01
 
Wim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - InzichtWim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - Inzichtnonduality01
 
Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)
Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)
Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)Jan Geurts
 
Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011
Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011
Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011Rijnbeek
 
Jan Bommerez MKB Energiedag 2011
Jan Bommerez MKB Energiedag 2011Jan Bommerez MKB Energiedag 2011
Jan Bommerez MKB Energiedag 2011Jan Bommerez
 
Hoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdf
Hoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdfHoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdf
Hoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdfJan Geurts
 
Jean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik benJean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik bennonduality01
 
Presentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddag
Presentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddagPresentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddag
Presentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddagMirror Wise
 
Francis Lucille - Eeuwigheid nu
Francis Lucille  - Eeuwigheid nuFrancis Lucille  - Eeuwigheid nu
Francis Lucille - Eeuwigheid nunonduality01
 
Ziel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van Rossum
Ziel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van RossumZiel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van Rossum
Ziel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van RossumInstituut voor Psychosynthese
 
Tno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versie
Tno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versieTno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versie
Tno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versieMarcel van Marrewijk
 
De taal
De taalDe taal
De taalGGoFi
 
Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper
Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper
Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper new shoes today
 
Ego management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennisEgo management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennisFrits de Vries
 
Werff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromen
Werff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromenWerff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromen
Werff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromenCreathos bv
 
Adyashanti - Het einde van je wereld
Adyashanti   - Het einde van je wereldAdyashanti   - Het einde van je wereld
Adyashanti - Het einde van je wereldnonduality01
 
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-SummaryZingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-SummaryPeter Abspoel
 
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot   Thuiskomen Proef 4 101025sdPot   Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sdmiekpot
 

Semelhante a Tussenruimtes (20)

Chuck Hillig - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig  - Verlichting voor beginnersChuck Hillig  - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig - Verlichting voor beginners
 
Wim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - InzichtWim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - Inzicht
 
Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)
Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)
Hoodstuk1-cethemawatmaaktdemens (ce-thema vwo)
 
Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011
Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011
Presentatie Jan Bommerez Energiedag 2011
 
Jan Bommerez MKB Energiedag 2011
Jan Bommerez MKB Energiedag 2011Jan Bommerez MKB Energiedag 2011
Jan Bommerez MKB Energiedag 2011
 
Hoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdf
Hoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdfHoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdf
Hoofdstuk 2 -cethemawatmaaktdemensleerling.pdf
 
Jean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik benJean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik ben
 
Presentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddag
Presentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddagPresentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddag
Presentatie Jan Bommerez 14 juni 2016 Lumina netwerkmiddag
 
Francis Lucille - Eeuwigheid nu
Francis Lucille  - Eeuwigheid nuFrancis Lucille  - Eeuwigheid nu
Francis Lucille - Eeuwigheid nu
 
Ziel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van Rossum
Ziel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van RossumZiel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van Rossum
Ziel, onderwijs en het Instituut voor Psychosynthese - Diederik van Rossum
 
Tno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versie
Tno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versieTno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versie
Tno basistraining 1, sc morgen finaal (maas) 1e versie
 
De Kern Van Beelddenken Klein
De Kern Van Beelddenken KleinDe Kern Van Beelddenken Klein
De Kern Van Beelddenken Klein
 
Het Veld, Feit of Fictie
Het Veld, Feit of FictieHet Veld, Feit of Fictie
Het Veld, Feit of Fictie
 
De taal
De taalDe taal
De taal
 
Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper
Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper
Co creatie - Samenraapseltje door Joep Kuijper
 
Ego management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennisEgo management & intuïtieve kennis
Ego management & intuïtieve kennis
 
Werff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromen
Werff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromenWerff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromen
Werff spirituele organisaties, kennis voorbij kants dromen
 
Adyashanti - Het einde van je wereld
Adyashanti   - Het einde van je wereldAdyashanti   - Het einde van je wereld
Adyashanti - Het einde van je wereld
 
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-SummaryZingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
Zingeving_in_het_Westen_Samenvatting-Summary
 
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot   Thuiskomen Proef 4 101025sdPot   Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sd
 

Tussenruimtes

  • 1.
  • 2. Tussenruimtes Bij dit onderzoek neem ik - door via sensorische vervormingen de grenzen af te tasten van de gecon- strueerde realiteit - afstand van de ons eigengemaakte visuele waarnemingsmethoden. Door in interactie te gaan met de eigen beelden onderzoeken we de rekbaarheid van onze eigen waarne- mingscapaciteit. Kunnen wij met behulp van onze zintuigen - vanuit onze positie gerekend – dat wat zich elders bevindt voor waar (aan)nemen? Is dat werkelijk wat het is? Bij het waarnemen ondergaan we een overbruggingsproces tussen binnen- en buitenwereld. Dit proces is vergelijkbaar met de spanningsboog tussen voor- en achtergrond. Gewend als wij zijn vanuit een natuurlijke instelling te denken, beschouwen wij de waarneming zelden als wonder. Al verdwijnt de vanzelf- sprekendheid als de zintuigen ons in de steek laten en het handelen wordt bemoeilijkt, nog blijft de boog ges- pannen en is het wachten tot hij knapt. Een ‘figuur’ heeft een bepaalde omtrek, een ‘stabiele’ contour, een ‘begrenzing’. Dit in tegenstelling tot de ‘achtergrond’, die onder de figuur doorloopt en dus ‘onbegrensd’ is. Een vergelijking met Dasbergs onderscheid tussen de ‘begrensde leefwereld’ en ‘onbegrensde belevingswereld’ ligt voor de hand: de belevingswereld die als altijd aanwezige achtergrond onder de leefwereld doorloopt. Men kijkt in de opvoedingssituatie naar kinderen. Vertrouwend op de ervaring verricht men observaties, die al snel ten koste gaan van de ‘eigen wereld’ die in ieder individu verborgen ligt. Waar ligt de grens tussen verant- woordelijke starheid en het loskomen van de gesocialiseerde waarnemingsmethoden? Bij Merleau-Ponty gaat het steeds om de vraag: “hoe ik kan openstaan voor fenomenen, die mij te buiten gaan en toch alleen bestaan, voorzover ik hen overneem en leef “ Zijn verwondering over de menselijke existentie en de waarneming komt niet alleen voort uit de vraag waarom het begrip ‘gewaarwording’ - dat in het dagelijkse taalgebruik zo helder lijkt - een van de onduidelijkste begrip- pen is die wij kennen. Hij vraagt zich bovendien af waarom vroegere analyses voorbijgingen aan het fenomeen van de ‘waarneming’. Deze vraag beantwoordt hij met behulp van de uitkomsten van de Gestaltpsychologie, die de waarneming als een ‘ruimtelijk’ fenomeen beschouwt. Zo moet duidelijk zijn wat de woorden ‘rand’ en ‘afgrond’ betekenen en wat er precies gebeurt, wanneer een geheel van kwaliteiten wordt ‘opgevat’ als figuur tegen een achtergrond. Deze problematiek is complex, want: “een ‘figuur’ tegen een ‘achtergrond’ bevat veel meer dan de werkelijk gegeven kwaliteit”. Het ‘veel meer’ in dit citaat is essentieel, immers: “Ons waarnemingsveld is samengesteld uit ‘dingen’ en ‘leeg- tes tussen de dingen’”. Deze ‘leegtes’ zijn geen loze ruimten, geen ‘niets’, maar maken een wezenlijk bestand- deel van ons waarnemingsveld uit. Het is zelfs zo dat als wij deze ruimten tussen de dingen als dingen zouden gaan zien, het aanzien van de wereld even grondig gewijzigd werd als op de zoekplaatjes, waarin wij plotsel- ing tussen de takken het konijn of de jager ontdekken. Daarvoor is wel oefening nodig; soms is zelfs een lichte hoofd- of oogbeweging voldoende. Hiervan is ook sprake als Merleau-Ponty de dieptewerking in de ruimtelijke beleving behandelt: “ het onders- cheid tussen vlakken en contouren is onweerlegbaar, en wanneer ik bijvoorbeeld op de boulevard wandel, slaag ik er niet in de tussenruimtes tussen de bomen als dingen te zien en als achtergrond de bomen zelf”. Elders zet Merleau-Ponty uiteen hoe ‘totaal’ de waarneming is. Onze aanblik van de wereld wordt geheel overhoop ge- haald, wanneer wij de tussenruimten tussen de dingen - bijvoorbeeld de ruimtes tussen de bomen op de bou- levard - als ‘dingen’ gaan zien en omgekeerd de dingen als achtergrond. Hetzelfde gebeurt bij het zoekplaatje, waarin bijvoorbeeld het oor van het konijn alleen nog maar de lege ruimte tussen twee bomen in het bos is.
  • 3. Waarnemen is geen som van visuele, tactiele en auditieve gegevens: ik neem niet gefragmenteerd waar, maar op een ongedeelde manier met mijn totale zijn. Bij de auditieve waarneming blijkt dit nog meer: “De melodie is niet een optelsom van noten: elke noot telt slechts door de functie die zij in het geheel heeft”. Wordt de muziek getransponeerd, dan treden geen merkbare veranderingen op: de melodie verandert niet. Wijzigt men een enkele noot, dan gebeurt dat wel. Deze wijzigingen impliceren veranderingen in de tussenruimten van de afzonderlijke noten. Als ‘hoorbaar’ spanningsveld bepalen intervallen het wezen van de melodie. Door de figuur-achtergrondproblematiek als fundamenteel voor een beter begrip van waarnemingsprocessen te beschouwen, betreden wij het complexe toneel tussen waarnemer en het waargenomene, tussen subjectiviteit en objectiviteit. Met het doel het dualisme ten aanzien van het lichaam - het subjectieve en het objectieve lichaam - te doorbreken, benadert Merleau-Ponty de waarneming als ‘lichamelijke inherentie’. Daarvoor is een ‘théorie mixte’ nodig, een ‘gemengde theorie’, die de psycho-somatische eenheid van het lichaam omschrijft: “Het zou alleen een mengsel (mixture) van beide kunnen zijn, als wij het middel vonden waardoor het één in het ander uitgedrukt kan worden, het ‘psychische’ en het ‘fysiologische’, het ‘pour soi’ en het ‘en soi’; door ervoor te zor- gen dat beide elkaar kunnen ontmoeten, zodat enerzijds processen in de derde persoon en anderzijds persoonli- jke handelingen geïntegreerd kunnen worden in een milieu dat hun gemeenschappelijkheid uitmaakt” Waarneming als temporaliteit Dit inzicht is zo essentieel voor Merleau-Ponty dat hij later stelt: “Zij verheldert de voorgaande analyses omdat zij subject en object laat verschijnen als twee abstracte momenten van een enkelvoudige structuur, namelijk als tegenwoordigheid. Eerst door de tijd wordt het zijn gedacht, want alleen door de betrekkingen van subject-tijd en object-tijd kan men de betrekkingen tussen subject en wereld begrijpen”. Het beschouwen van de subjectivit- eit als temporaliteit verheldert dus ook de voorgaande ‘ruimtelijke’ analyses en werpt enig licht op de ‘hopeloos lijkende onderneming’ het ‘pour soi’ en het ‘en soi’ te verbinden. Merleau-Ponty citeert Scheler die in zijn -’Idole der Selbsterkenntnis’ beschrijft hoe een kind zich omdraait ‘om te zien of achter hem de wereld er nog is’. Sartre stelt in zijn essay ‘L’homme et les choses’ in bijna dezelfde bewoordingen: “Ik heb een meisje gekend dat haar tuin met veel lawaai verliet om daarna op de tenen terug te keren ‘om te zien hoe hij eruit zag toen zij er niet was’”. De tuin mag wel merken dat ze weggaat, maar niet dat ze direct daarna terugkomt. Door de tuin als het ware te ‘betrappen’, wil zij erachter komen hoe die er tijdens haar afwezigheid uitzag. Zij ‘vergeet’ echter in te calculeren dat zij met haar daad zichzelf ook weer in de tuin heeft teruggebracht. Ook romanschrijvers gebruiken dit gegeven graag. Zo schrijft Kundera in zijn roman ‘Het leven is elders’ over de acht- jarige Jaromil: “Zo schoot het hem te binnen dat de wereld waarin hij leefde zou ophouden te bestaan als hij doodging. Hij liep langs de rivier, deed af en toe zijn ogen dicht en vroeg zich af of de rivier, ook met zijn ogen dicht, bestond. Natuurlijk stroomde de rivier, elke keer als hij zijn ogen opende, net als daarvoor, maar merkwaardigerwijs kon ze Jaromil niet bewijzen dat ze ook bestond toen hij haar niet zag”. De wereld kan alleen waargenomen worden door te erkennen dat deze wereld en deze waarneming onze eigen gedachten zijn, voordat zij vastgestelde feiten werden. Die temporele voorwaarde leert ons dat de waarneming en het waargenomene dezelfde existentiële modaliteit bezitten. Zijn wij als waarnemer flexibel genoeg om op een andere manier waar te nemen, ons aan te passen aan ogen die op een grotere afstand van elkaar staan? Kunnen wij onze ervaring loslaten en volledig zoals een kind terug alles beleven? Kunnen wij de nieuwe, gecreëerde, lege ruimtes zelf terug invullen? En begin je dan uiteindelijk terug in patronen te denken? Zal je al die nieuwe belevingen omzetten in vastgeroeste ervaringen? Ga je dit nieuwe kijken terug als logisch aandoen? “Wanneer ik waarneem, denk ik de wereld niet, maar deze ordent zich voor mijn blik”
  • 4.
  • 5. Werkproces: 1. Onderzoek naar de fysiologische aspecten van de ogen:
  • 6. 2. Men heeft in de loop der eeuwen het beeld dat we zien willen vastleggen op verschillende manieren. Fotografie was hierbij een belangrijke openbaring. Met foto werd en wordt nog altijd veel geëxperimenteerd. Vanaf de fotografie is men begonnen met, door echt waar te nemen, temporale belevingen vast te leggen, geen beelden van ‘de exacte realiteit’ meer. Ik heb een kleine bilderatlas gemaakt van verschillende fototoestellen, die mij aanspraken op vlak van industriële sfeer of hun specificaties. Hieronder: presentatievormen om naar 3d-plaatjes te kijken, de middelste is een fotoplastikon.
  • 7. 3. Ik heb een toestel gemaakt waarbij de beweging van de ogen kan gesimmuleerd worden. Het is een uit- vergrote versie van het menselijk oog: de afstand tussen menselijke ogen is +/- 5cm, waar bij mijn toestel de afstand tussen de 2 camera’s 40 cm bedraagt. Met je ogen kan je elk punt dat je voor je ziet scherp stellen. Dat wil zeggen dat de hoek tussen je ogen verschild naar gelang het punt dichtbij of veraf gelegen is. Maar je kan ook iets scherp stellen als het punt zich links of rechts van je ogen bevindt, zonder dat je hoofd daarbij draait. Daarom zijn er op het toestel twee hendels, de eerste is om de hoek aan te passen tussen de 2 camera’s en de andere is om de richting te bepalen waar de camera’s naar kijken.
  • 8. 4. Ik ben op verschillende omgevingen gaan filmen. Daardoor krijg je een verschil in begrijpbaarheid. De om- geving wat voor jou het dichtst bij je staat zou dan het meest logische moeten lijken.
  • 9. 5. Na de filmpjes van de twee camera’s te hebben gemaakt, heb ik, per opname, het beeld van camera1 sa- mengevoegd met het beeld van camera2 en dit op telkens een verschillende manier. Zo zijn er filmpjes die over elkaar zijn geplaatst waarbij het bovenliggende beeld 50% doorzichtig is gemaakt. Of 2 filmpjes die ten opzichte van elkaar verplaatsen zodanig dat ze op bepaalde stukken hetzelfde beeld geven. Of nog een andere manier is de 2 beelden, met een constante frequentie, te laten afwisselen. En nog enkele andere manieren, maar ik heb vooral niet willen overdrijven met effecten, het is de bedoeling geweest om de puurheid van de beelden te behouden en met enkele effecten uit te testen wat dit geeft bij de verschillende omgevingen.
  • 11.
  • 12.
  • 13. Bronnen: * Fenomenologie van de waarneming van Merleau-Ponty * Bestaan dingen alleen als men ze ziet? van Jan Godderis * Zien doe je met je brein De hersenen maken de wereld Vlekken, dat is het enige wat er op het netvlies van het oog wordt geprojecteerd, stelt experimenteel psycholoog Lex Wertheim van de Universiteit Utrecht. “Vlekkenpatronen registreer je vanaf het moment dat je wordt gebo- ren. Leren om te zien houdt in dat je die patronen gaat invullen, een betekenis geeft. Maar daar hebben je ogen weinig mee te maken - dat gebeurt door je hersenen.” Wertheim houdt zich onder meer bezig met de vraag hoe je het idee kunt hebben stil te staan, terwijl je ogen tegelijkertijd altijd in beweging zijn. Als een camera hetzelfde zou doen, werd televisie kijken een misselijk makende activiteit, want het beeld golfde dan voortdurend heen en weer. “Je visuele systeem als geheel zet hetgeen je ziet stil,” aldus Wertheim. “Maar er is geen stilstand. Integendeel. Er is beweging van de ogen, en er is een beweging van het beeld over je netvlies. De hersenen registreren die twee signalen, en vergelijken de snelheid van beide bewegingen. Zijn ze even groot, dan trekt het brein de con- clusie dat het beeld stilstaat. Dat wil zeggen: wij hebben geleerd om dat stilstand te noemen.” Wertheim vergelijkt het mechanisme met de standaardlesjes uit de schoolboekjes, die uitleggen dat het beeld dat iemand waarneemt, omgekeerd op het netvlies valt. Toch ziet niemand ondersteboven. “Het is niet dat onze hersenen het netvliesbeeld weer omdraaien; wij hebben slechts geleerd om dat als rechtop te beschouwen.” Het vermogen een beeld ‘stil’ of ‘rechtop’ te zetten, zijn volgens Wertheim onderdelen van een veel meer om- vattende vaardigheid, die hij ‘constancy’ noemt: het deel van je blikveld waar je geen aandacht op richt, wordt door het brein ‘constant gehouden’. Het achterliggende systeem zorgt dat alles wat buiten de aandacht valt, constant en onveranderend wordt verondersteld. Dat is een projectie, afkomstig van de hersenen, en gebaseerd op je kennis, ervaring en verwachting. Wertheim illustreert de werking van het brein met een voorstelling van Salvador Dali, die een beeld van de Franse schrijver Voltaire schilderde. Of van twee vrouwen die door een poort gaan - dat zou je ook in hetzelfde beeld kunnen zien. Wertheim: “Het is maar wat je brein besluit - Voltaire of vrouwen. Wij maken zelf onze wereld. Onze hersenen interpreteren de vlekken die op ons netvlies vallen, en die interpretatie noemen we de werkelijkheid. Die zit niet in de wereld om ons heen, maar in ons brein.” * Verloren bron op het internet: ‘Vergeet vooral de taak van de hersenen in de positie van het geziene niet. Alle beelden komen op de kop en gespiegeld op je netvlies terecht (principe van een positieve lens – en zo’n lens is je ooglens nou eenmaal). Dat moet allemaal recht gedraaid worden. Als je als baby geboren wordt zie je alles namelijk nog op de kop, maar na een paar dagen hebben je babyhersentjes al door dat het toch handiger is dat je die lepel pap niet op de kop en van links ziet komen terwijl hij eigenlijk rechtop en van rechts komt. Ze draaien het beeld dus 180 graden in het rond en dat blijft zo de rest van je leven. Wanneer je een persoon een paar dagen lang met een spiegelbril laat rondlopen – die de wereld dus op zijn kop zet – zullen de hersenen zich daaraan aanpassen en dus stoppen met dat omkeren dat ze sinds je een baby was doen – je kunt dan dus alles normaal zien door een bril die alles op de kop zet voor iemand die hem niet al een paar dagen draagt! En zet je die omkeerbril weer af – waardoor alles dus weer op de kop lijkt te staan – dan zijn je hersens weer flexibel genoeg om dat weer binnen een paar dagen te herstellen!’
  • 14. * David Hockney heeft een zoektocht gedaan van hoe de werkelijkheid anders bekijken. Bij zijn fotocollages krijg je een soort verwronge ruimtelijk beeld, het cubisme van de fotografie. * Muybridge heeft beweging bestudeerd. Hij deed dit door bijvoorbeeld een paard te filmen en de opgenomen plaatjes, het filmrolletje, naast elkaar te plaatsen.
  • 15.
  • 16. Experiment dat ik nog wil doen: Fietsen met camera’s Bij dit experiment is het de bedoeling de beweging tussen de camera’s onderling vast te leggen en het bewegend beeld wat voor je afspeeld op de weg. Het lichaam van de fietser beweegt voortdurend tijdens zijn tocht. Daar- om zijn de camera’s elk op een andere plaats op het lichaam en op de fiets geplaatst en kijken ze allen naar voor. Ik wil op verschillende plaatsen gaan fietsen, in het drukke verkeer, heuvelachtige landschappen, bossen, enzo- voort. Op die manier krijg je telkens een andere sfeer.
  • 17. Vechten om aandacht Verrassing in het verkeer is doodzonde “In de hersenen is een voortdurende strijd gaande tussen indrukken die om aandacht roepen,” zegt experimen- teel psycholoog Jan Theeuwes van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Wat we werkelijk zien, wordt volgens hem geregeld door een mechanisme dat bepaalt welk deel van het beeld de aandacht krijgt. “We scannen wel het hele beeld dat via de ogen binnenkomt, maar verwerken alleen het deel waar de aandacht op gevestigd is.” Theeuwes promoveerde op de visuele selectie, en onderzoekt welke kenmerken een beeld moet hebben om de aandacht te trekken op het moment dat die ergens anders op gevestigd is. Als voorbeeld noemt hij reclamebor- den langs een voetbalveld. De toeschouwer houdt normaal gesproken de bal in de gaten, maar zijn blik gaat naar de borden als die plotseling verdraaien en een ander product aanprijzen. “Delen van de hersenen detecteren zulke veranderingen, vooral grote wisselingen in kleur, vorm en helderheid,” zegt Theeuwes. “Die delen vuren dan een signaal af: hier met die aandacht!” Dat gebeurt automatisch, hoe ir- ritant contrastrijke reclameborden ook zijn. Borden langs de kant van de weg zouden daar gebruik van moeten maken. Maar die kunnen vreselijk de mist in gaan, toont W.H. Janssen van Verkeersgedrag TNO. Langs de N11 bijvoorbeeld, tussen Leiden en Alphen aan den Rijn, is een merkwaardige waarschuwing te zien. Onder een rond, blauw bord met een witte pijl die rech- tdoor gebiedt, staat een tweede bord, dat meldt: ‘dus niet afslaan’. Maar een paar meter verder dwingen voor- sorteervakken de automobilist naar links of rechts, en is niet afslaan onmogelijk. Het bord is bedoeld om te verhinderen dat mensen een weg opgaan die parallel loopt aan de weg rechtsaf. Om dat door te krijgen, is echter zoveel aandacht vereist, dat de automobilist niet meer de capaciteit heeft om de situatie in zijn geheel in te schatten. “Verkeersgedrag is waarnemen, en waarnemen wordt gestuurd door je aandacht,” zegt Janssen. “Vaak word je aandacht in het verkeer in beslag genomen met controleren of de situatie wel klopt met wat je verwacht. Ver- rassingen zijn dan ook een uitgesproken vloek. Je denkt: er is misschien iets vreemds, maar je kunt er niet zo snel achterkomen wat.” In het verkeer kan dat letterlijk een doodzonde blijken.
  • 18. Na de opnames moet ik deze beelden beginnen verwerken. Ik denk dan aan een zoektocht van de beelden naast elkaar plaatsen en zo de juiste sfeer weer te geven. Maar ook bij dit experiment laat ik nog alles open, misschien blijft het nog altijd verstaanbaar als de beelden in elkaar zijn verwerkt. Inspiratiebronnen: Claude Lelouch C’etait Un Rendezvous