Lesdag 3 kinderen, jongeren en gezinnen uit balans
Grief And Bereavement Seperation And Divorce
1. CarineKappeyne van de Coppello: 1.rouw bijkinderen en jongeren 2. en kinderen van ouders, die scheiden door overlijden
2. Kinderen rouwen anders dan volwassenen 1. Door hun cognitieve en emotionele ontwikkeling verandert hun kijk op de dood 2. Uiten hun gedachten en gevoelens in gedrag en spel en niet met een ‘goed gesprek’ 3. Kinderen rouwen ‘in stukjes’; niet in staat lange tijd achter elkaar met pijn bezig te zijn.
3. het begrijpen van het concept dood inontwikkelingsstadia wordt beïnvloed door een ervaring gerelateerd aan dood en cognitieve rijping
4. 0-2 jaar reageren geschokt huilen meer vertonen zoekgedrag verlies interesse in omgeving
5. 2-5 jaar ervaren dood als tijdelijk wakkerkussen denken magisch denken animistisch denken concreet
6. 6-8 jaar beseffen dood is onomkeerbaar zien de dood speels; wegrennen
7. 9-11 jaar iedereen gaat dood alles wat leeft gaat dood zelfstandiger dus meer alleen doen niet weten hoe iets uit te drukken bang om voor gek te staan psychosomatische symptomen schuldfantasieën fobieën
8. 12 jaar en ouder abstract denken over leven en dood behoefte aan zelfstandigheid versus behoefte aan bescherming pubers kunnen rouw uitstellen handelen niet altijd naar de wetenschap sterfelijk te zijn
10. Nieuwe inzichten = nieuwe gedachten en gevoelens Per ontwikkelingsstadium begrijpt een kind de dingen die hij heeft meegemaakt en de dood weer op een nieuwe manier. Dat brengt nieuwe hevige gedachten en vragen met zich mee en nieuwe intense emoties, dus veel later nog kunnen er rouwreacties optreden.
11. Rouwreacties zijn geen proces De reacties kunnen voorkomen; hoeft niet per se Zijn geen fasen die je in bepaalde volgorde doorloopt Manieren van reageren op/ coping met een zeer ingrijpende situatie
12. Secundaire verliezen De andere ouder Veiligheid Identiteit Toekomstperspectief Activiteiten Plezier en gezelligheid Financiele verandering (leef- en school situatie) Sociale aanpassingen
13. Wanneer hulp? Intensiteit en duur symptomen afgezet tegen 1. omstandigheden van het kind (relatie tot overledene, persoonlijheidskenmerken, systeem context, cultuur) 2. manier waarop sterven heeft plaatsgevonden
14. Rouwvragenlijst In 2009 brengt de UvU een RVL uit voorkinderen 8 - 12 jaar voorjongeren 13 -18 jaar
15. Classificatie DSM Diagnostic and statististical manual of the mental disorders Op basis van huidigeinzichten is het waarschijnlijkdat ‘gecompliceerderouw’ alsappartestoornis in de DSM V zalwordenopgenomen Gecompliceerderouwonderscheidtzich van depressie gegeneraliseerde angststoornis posttraumatische stress-stoornis
21. Gecompliceerde rouw = vastlopen in het rouwproces Chronische rouw Ontkende rouw Getraumatiseerde rouw Uitgestelde rouw Gesomatiseerde rouw Systeemgeblokkerde rouw
22. theorieën over rouw Biologisch: stress door rouw tast immuun systeem aan Psychoanalytisch: realiteit onder ogen komen en pijnlijke emoties aangaan Cognitieve gedragstheorie: desensitisatie bij pijnlijke herinneringen en gedachten Systeemtheorie: erkennen van gedeeld verlies en reorganisatie van rollen, regels en taken Fasen theorie: beweging van fase naar fase tot acceptatie Psychosociale transitie theorie: taak is herzien van de tegenstrijdigheden tussen de eigen assumpties en de buiten wereld.
23. Rouwen is een werkwoord Gaat niet vanzelf; tijd heelt geen wonden Het gaat om hoe de tijd gebruikt wordt; Rouwarbeid verrichten Ieder doet dat op zijn eigen tempo en tijdstip rouwtaken lopen door elkaar heen Rouwenden zijn vaak moe
24. Vier RouwtakenvanJ.W. Worden 1. Realiseren dat het echt waar gebeurd is Rouwreacties= schok, ontkenning, zoeken Kinderen (ook volwassenen) zien vaak nog de overledenen; gewoontegedrag in de vorm van waanvoorstellingen = normaal Belangrijk dat kinderen de overledene/ dood zien (niet dwingen)= tastbaar maken Het niet aangaan van deze taak is blijven steken in ontkenning
25. Vier RouwtakenvanJ.W. Worden 2. Ervaren van de pijn van het verlies Rouwreacties= verdriet, , boosheid, angst, schuld, eenzaamheid Niet aangaan van de pijn komt vaak jaren later terug in een ander ziektesymptoom, af(ont)wijkend gedrag, slaap/eetproblemen
26. Vier RouwtakenvanJ.W. Worden 3. Het aanpassen aan een leven en omgeving waarin de overledene ontbreekt Wie is de overledene voor de andere=welke rollen Nieuwe vaardigheden leren/ taken oppakken/ oplossingen vinden Mensen vinden die een deel kunnen overnemen Niet aangaan van de taak = hulpeloos opstellen, terugtrekken, idealiseren van de overledene
27. Vier RouwtakenvanJ.W. Worden 4. De overledene een nieuwe emotionele plek geven en de draad van het leven weer oppakken Niet voltooien van de taak = niet meer binden, niet meer houden van mensen en het leven.
36. sociaal netwerk factorenTeweegbrengende factoren (precipitatie) Psychologisch probleem Carr, 2006; p. 42-43: Algemeen model
37. Verlies gerelateerde spanningen kunnen gecompliceerde rouw teweegbrengen (precipitatie) Ontijdig overlijden Plotselinge dood of ziekte Betekenis van de overledene voor het kind (ouder) Gewelddadige of traumatische dood Dood was te voorkomen Suïcide, ongevallen, AIDS Stigma door verlies Geen afscheid hebben kunnen nemen, overledene niet kunnen zien, geen keuze gehad/ onvolledige informatie Verlies betwijfelen of dubbel ervaren
40. In stand houdende factoren Verlengde shock, extreme ontkenning, aanhoudende woede, schuld geven en ervaren, vermijding, intense angst Familie en school vermijden het onderwerp op allerlei manieren De rol/betekenis die de overledene heeft: hoe centraler hoe lastiger.
41. Protectieve factoren Persoonlijk: zelfvertrouwen, interne locus of control, hoog IQ, copings strategieën. Contextueel: als de familie ervaring heeft met het adequaat omgaan met verlies, geen gecompliceerde rouw van de ouders, als kind kwetsbaar mag zijn / gevoelens mag uiten duidelijke communicatie met de buitenwereld over wat er gebeurde/gebeurt/zal gebeuren open communicatie = eerlijkheid, geen eufemismen
42.
43. ouders willen kinderen graag beschermen tegen de harde werkelijkheid; help hen de waarheid te zeggen
64. Reden tot echtscheiding Moeilijkheden in/gebrek aan communicatie en intimiteit Machtsevenwicht/rollenpatronen Vanaf jaren ‘80 a ‘90 stranden niet alleen de slechte huwelijken maar ook matige huwelijken In 2005 is reden bij 4 van de 10 huwelijken: -op elkaar uitgekeken -botsende karakters
65. Kinderen bij de scheiding Meer dan 60.000 kinderen in Nederland maken mee dat hun ouders scheiden Bij meer dan 20% van de thuiswonende kinderen hebben de ouders na de scheiding geen contact meer met elkaar (De Graaf). 80 % blijft bij de moeder wonen 40 % krijgt een stiefouder
66. Kinderen scheiden mee wonen en ouders worden anders Wensen dat het weer goed komt Verschillende gevoelens: verdrietig, boos, bang, schuldig etc. Uiten hun gevoelens in gedrag Zijn loyaal
67. Negatieve gevolgen van scheiding voor kinderen Op korte termijn (= 2 jaar na scheiding) presteren aanzienlijk slechter op school meer gedragsproblemen voelen zich psychisch en emotioneel minder goed hebben een lager zelfbeeld hebben meer problemen met sociale relaties
68. Door heftige langdurige conflicten tussen de ouders Heeft 1/3 van de kinderen last van Depressiviteit Angst Agressie Problemen die leiden tot schooluitval
69. In stand houdende factoren Persoonlijk: schuldgevoel, in de steek gelaten door de ouder, disfunctionele copings strategieën, loyaliteit Contextueel: aanhoudend vechten van de ouders vaak via de kinderen Gebrek aan opvoedings consistentie Ouders eigen scheidingsproblemen
70. Beschermende factoren Beide ouders hebben een veilige, warme band met het kind, zo min mogelijk geconfronteerd worden met ouderlijke conflicten, het nakomen van afspraken onder andere over de alimentatie, Gevoel krijgen van de andere ouder te mogen houden, communicatie de eigen vaardigheden van het kind, een goed functionerende verzorgende ouderen steun van familie en de sociale omgeving.
83. 6-8 jaar Ontdekken zichzelf en de wereld in spel; spelen dingen na Willen niet ‘anders’ zijn Geven moeilijk verdriet en boosheid toe
84. 9-12 jaar Prepubers Zelfstandigheid is een valkuil Zoeken naar feiten als houvast
85. 13 en ouder Leeftijdgenoten ipv ouders Onafhankelijkheid vs afhankelijkheid Grenzen Niet afwijzen Aanmoediging in contact met andere ouder
86. Gevolgen op ouderschap Coöperatieve ouderschap: ouders voeden gelijkgestemd en in overleg op = bij 1 op de 5 gezinnen Parallel ouderschap: eigen regels per huishouden maar met overlap Conflictueus ouderschap: ouders praten niet met elkaar; kind moet boodschappen overbrengen. Geeft veel spanning bij het kind.
87. Stadia en taken Beslissen om te scheiden: eigen aandeel erkennen. Scheiding vertellen aan de kinderen: samen vertellen als ouder en niet als ex-partner; blijven beiden beschikbaar voor kinderen Scheiding plannen: ouderlijke macht, bezoekregeling en financiën, omgaan met familiereacties
88. Vervolg stadia en taken Scheiding: crisis en rouw, nieuwe rollen in ouderschap , conflict buiten ouderschap houden, contact houden met familie en ex-familie, scheiding aanvaarden (denk ook aan taken Worden) Na-scheidingsperiode: hernieuwde stabiliteit als ouders en met het sociale netwerk, door ontwikkeling kind of verandering soms problemen
89. Vervolg 2 stadia en taken Aangaan nieuwe relatie: emotionele scheiding verder afmaken; nieuwe relatie aangaan Plannen nieuwe verbinding: met de ex echtgenoten coöperatieve co-ouderschap, omgaan met loyaliteit van de kinderen, aanpassen aan nog grotere familie Een nieuwe familie maken: herorganisatie, integratie
90. therapie Psycho-educatie Verduidelijken rollen en dagelijkse gang van zaken Consistentie in regels bij de verschillende huishoudens Opvoedtips School en omgeving als steun Rouw
91. Ouderverstotingssyndroom In heftige scheidingen kan het kind gedwongen worden door de ouder, bij wie het kind woont, om tegen de andere ouder te kiezen. In het uiterste geval kan dat leiden tot het Parental Alienation Syndrome (PAS) Amerikaanse psychiater Gardner. Betreft niet situaties waarbij kiezen begrijpelijk is vanuit het kind zoals bij misbruik en mishandeling