SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 29
Baixar para ler offline
VVE en ouders
Ouderbetrokkenheid en –participatie in de Voor- en
Vroegschoolse Educatie
Frederik Smit | Geert Driessen | Jos van Kuijk | Cees de Wit
ISBN 978 – 90 - 5554 - 373- 1
NUR 840
ITS-Nijmegen
Postbus 9048, 6500 KJ Nijmegen
Toernooiveld 5, Nijmegen
www.its-nijmegen.nl
telefoon: 024-3653500
Het ITS maakt deel uit
van de Radboud
Universiteit Nijmegen
1
VVE en ouders
Ouderbetrokkenheid en –participatie in de
Voor- en Vroegschoolse Educatie
Brochure
Frederik Smit | Geert Driessen | Jos van Kuijk | Cees de Wit
april 2009
ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00
en te downloaden van www.josopschool.nl
Vormgeving & lay-out: Yvonne Meeuwsen en Rian van Leeuwen
Drukker: Roos & Roos
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG
Smit, Frederik.
VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie in de Voor- en Vroegschoolse Educatie. / Frederik Smit,
Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit. Nijmegen: ITS
ISBN 978 – 90 - 5554 - 373- 1
NUR 840
Projectnummer: 34000115
© 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem
worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen.
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written
permission from the publisher.
3
Inhoud
1	 Inleiding	 5
2	 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet	 7
3	 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen	 9
4	 Conclusies 	 21
5	 Aanbevelingen	 25
5
Voorwoord
Met de inwerkingtreding van de AMvB doelstelling en de bekostiging onderwijsach-terstandenbeleid 2006-
2010 blijft er voor gemeenten relatief weinig ruimte voor gezinsgerichte programma’s. Deze mogen namelijk
slechts worden bekostigd uit de coördinatiepost voor het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid. Hoewel
er belangstelling is voor de gezinsgerichte programma’s, is hier al enige tijd weinig in geïnvesteerd. Juist bij het
gaan ontbreken van deze programma’s groeit wel de be-hoefte om de rol van ouders bij de ontwikkeling van
jonge kinderen (0-6 jaar) na-drukkelijker in beeld te brengen.
Er is op dit gebied veel onderzoek, met name uit de Verenigde Staten, dat laat zien dat ouderbetrokkenheid in
combinatie met centrumgerichte voorzieningen goed kan worden ingericht, maar het ontbreekt aan een analyse
van de cruciale factoren en omzetting daarvan in werkmodellen voor de Nederlandse situatie.
Op verzoek van het ministerie van OCW heeft het ITS - Expertisecentrum Ouders, Radboud Universiteit
Nijmegen, een analyse gemaakt van de cruciale factoren van VVE-programma’s in binnen- en buitenland en de
omzetting in werkmodellen voor de Nederlandse situatie.
Het onderzoek startte begin 2007 en is medio 2008 afgerond.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen, drs. Jos van Kuijk (ITS) en
drs. Cees de Wit (KPC Groep). Bij de dataverzameling en de beschrijving van de gevalsstudies hebben Martijn
Davelaar en Chloë van Vliet een belangrijke rol gespeeld.
De onderzoekers stellen er prijs op te verklaren dat zij op een zeer constructieve wijze bij opzet en rapportage
begeleid zijn door Peter Winia, Afdeling Onderwijs en Op-brengsten, Directie Primair Onderwijs, Ministerie van
OCW.
6
Een speciaal woord van dank geldt leden van internationale expertpanels, directies, bestuursleden, leidsters/
leerkrachten van kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, ba-sisscholen en ouders die aan het onderzoek hebben
meegewerkt.
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
Nijmegen, oktober 2008
dr. Jeroen Winkels
directeur
7
2	 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet
In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede school’ van start gegaan.
Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van bre­de scho­len met een doorlopend aanbod van onderwijs
en opvang. Het gaat zowel om de verbete­ring van de ont­wik­kelings­mo­ge­lijkheden voor de kinderen als om
het ontwikkelen van talenten en het bevorderen van de sociale cohesie in de wijk. Ook het versterken van
ouderbetrokkenheid en het bieden van oplossingen voor ouders om ar­beid en zorg te combineren worden als
doelstellingen gezien.
Het experiment is een uitwerking van het eerder dat jaar verschenen plan van aanpak ‘Maatwerk op school;
meer leertijd voor kinderen’. Met dit plan van aanpak legt het College van B&W van Rotterdam een aantal
accenten binnen het eerder dat jaar met de schoolbesturen overeengekomen Rotterdams Onderwijs Beleid. Het
Rotterdams Onderwijs Beleid omvat tien actiepunten, gericht op een maximale ontwik­ke­ling van Rotterdamse
kinderen. Een van de actie­punten is de samenwerking tussen school en omgeving concreet invulling te geven
door middel van een nieuw concept ‘brede school’.
Basisscholenkondendaarbijkiezentusseneenwijkarrangementofeendagarrangement.Bijeenwijkarrangement
zijn de veranderingen het minst ingrijpend. Het accent ligt daarbij op een te ontwikkelen samenwerking tussen
scholen in de wijk. Om die van de grond te krijgen, kregen de in een wijkarrangement deelnemende scholen de
beschikking over een eigen bredeschoolmedewerker en een gezamenlijke buurtma­kelaar.
Kern van een dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor de leerlingen van groep 3 tot en met groep
8 met zes uur in de week. De activiteiten in het kader van de brede school worden bij dit arrangement verspreid
over de dag door vakkrachten uitgevoerd. Tussen de middag is er voor de kinderen een gezamenlijke door pro­fes­
sionals begeleide lunch. Anders dan bij het wijkarrangement geldt bij dit arrangement een verplichte deelname
voor alle leerlingen.
AlsbeleidsdoelstellingisdoorhetCollegegeformuleerddaterin2010opminimaal45scho­leneendagarrangement
is ingevoerd. Het wijkarrangement kreeg een belangrijke rol toebedeeld in de wijksamenwerking. Hiervoor zijn
geen streefgetallen vastgesteld.
8
In het schooljaar 2007-2008 zijn – verdeeld over twee tranches – 14 scholen met een dagarrangement
gestart en 59 scholen met een wijkarrangement. In het schooljaar 2008-2009 zijn daar zeven scholen met een
dagarrangement bijgekomen en 39 met een wijkarrangement, zodat de totalen nu op respectievelijk 21 en 98
liggen. Deze evalu­atie heeft alleen betrekking op de scholen die reeds in het schooljaar 2007-2008 zijn ge­start.
Het doel ervan is om na te gaan welke innovaties er op deze scholen door het experiment van de grond zijn
gekomen en tot welke effecten zij hebben geleid. Een onderliggende vraag is evenwel of de ontwik­ke­lingen op
de scholen zodanig zijn dat het streefgetal van 45 dagar­range­men­ten in 2010 haalbaar geacht mag worden. Om
die vraag te kunnen beantwoorden gaat het echter niet alleen om de ervaringen op de betrokken scholen, maar
ook om de stand­punten van de betrokken schoolbesturen. Ook de wijze waarop het project is aange­stuurd en
begeleid, is daarbij van belang.
Om deze vragen te beantwoorden zijn in de periode van begin april tot begin juni 2008 verkennende bezoeken
afgelegd bij vier dagarrangementen en zes wijkar­range­menten. Tijdens die bezoeken zijn gesprekken gevoerd
met de belangrijkste betrok­kenen en zijn verschillende activiteiten bijgewoond. De voor­lopige bevindingen
die hieruit voortkwamen, zijn ge­­­bruikt om vragenlijsten te ontwikkelen, zodat kon worden vastgesteld of
deze bevin­dingen ook gelden voor de niet bezochte arran­ge­menten. Via webenquêtes is er op de scholen met
een dagarrangement infor­matie ingewonnen bij de directeuren en bij groepsleerkrachten, vak­krachten, leer­
lingen en ouders. Op scholen met een wijkarrangement zijn op dezelfde wijze vra­gen­lijs­ten voorgelegd aan de
directeuren en de groeps­leerkrachten. Hoewel de respons ach­terbleef bij de verwachtingen, hebben we via deze
vragenlijsten het inzicht dat we tijdens de verkennende bezoeken al hadden verkregen, kunnen versterken. In
aan­vulling daarop zijn ook gesprekken gevoerd met de grotere schoolbesturen en een van de deelgemeenten.
Om zicht te krijgen op de ondersteuning van het project zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers
van ondersteunende instellingen en zijn verslagen van bijeenkomsten als informatiebron gebruikt. Over de
verslaglegging daar­van is met de betrokken partijen via e-mail gecommuniceerd.
9
3	 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het onderzoek samengevat door middel van een beknopte
beantwoording van de onderzoeksvragen die voorafgaande aan het on­derzoek door de opdrachtgever
zijn geformuleerd. De eerste reeks vragen betreft di­verse aspecten van beide arrangementen. Bij de
dagarrangementen gaat het daarbij vooral om aspecten die samenhangen met de uitbreiding van de leertijd en
bij de wijk­ar­ran­ge­menten vooral om aspecten die de samenwerking tussen scholen betref­fen.
10
1a	 Slagen de partners binnen de arrangementen erin hun pedagogische visie beter op elkaar af te stemmen? Hoe
verloopt dat concreet?
De directeuren van de dagarrangementen bespeuren hierin een duidelijke vooruitgang al gaan zij in hun
beoordeling van die afstemming niet verder dan een gemiddeld rap­port­cijfer van 5,8 en van 6,1 voor de
pedagogisch-didactischekwaliteitvandevak­krachten.Devakkrachtenuitenzichvrijpositiefoverdeafstemming,
de groeps­leer­krachten daarentegen nog niet. Op veel scholen met een dagarrangement gebeurt de af­stemming
bij de overdracht van de leerlingen. Soms worden daar ook gemeen­schappelijke bijeenkomsten aan gewijd.
Op scholen met een wijkarrangement is van een afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten nog
nauwelijks sprake. Bij ac­tiviteiten die door meerdere scholen tezamen worden aangeboden is de afstemming
bovendien vaak kleiner dan bij activiteiten op de eigen school.
1b	 Slagen de scholen erin het binnen- en buitenschoolse leren meer met elkaar te verbinden? Hoe doen zij dat?
Op een aantal scholen met een dagarrangement wordt deze verbinding duidelijk gelegd. Het zijn met name
de scholen waarop die verbinding ook voorheen reeds veel aandacht kreeg en de scholen die werken met
een ervaringsgericht onderwijsconcept. Het enthousiasme van het team en de directie speelt hierbij een
belangrijke rol. Ook bij de scholen met een dagarrangement zijn er echter scholen die met hun leerlingen slechts
sporadisch naar buiten gaan en die een meer traditioneel onderwijsconcept hanteren. Bij de scholen met een
wijkarrangement krijgt de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren over het algemeen minder aandacht
dan op de scholen met een dagarrangement.
1c	 Nemen nu alle kinderen deel aan activiteiten binnen het dagarrangement en kan hun keu­ze­vrijheid daarbij
gerespec­teerd worden?
Opdescholenmeteendagarrangementnemennu(nagenoeg)allekinderendeelaaneengrootaantalactiviteiten.
Van een vrije keuze is echter vaak geen sprake. Dat komt omdat scholen ervan uitgaan dat de leerlingen in de
loop van het jaar toch aan alle activiteiten deel moeten nemen. Het is daarom voor hen in organisatorisch
11
opzicht gemakkelijker deelname meteen verplicht te stellen. Op een aantal scholen is er daarentegen wel een
beperkte keuzevrijheid.
1d	 Wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de capaciteit van de verschillende professionals, zodat de leerkrachten
zich meer op de kernvakken kunnen richten? Zien de leerkrachten een verbetering vergeleken met vorig schooljaar?
Erzijnopdedagarrangementscholenmeergroepsleerkrachtendiedekomstvandevakkrachtenalseenverrijking
van het team beschouwen dan groepsleerkrachten die dat niet vinden. Ook de kwaliteit van de samenwerking
wordt vaker goed dan niet goed gevonden. Eén kwart van de groepsleerkrachten op deze scholen geeft nog
evenveel lessen op het gebied van gym, muziek en handenarbeid, de rest doet dat minder dan voorheen. Een
andere vraag was of zij nu meer tijd besteden aan de kernvakken. Eén kwart zegt daar – in vergelijking met vorig
schooljaar – meer tijd aan te besteden, driekwart nog niet. Op de scholen met een wijkarrangement geven de
groepsleerkrachten over het algemeen nog dezelfde lessen als voorheen.
1e	 Verbetert de kwaliteit van de samenwerking tussen de leerkrachten en vakkrachten doordat zij meer bij elkaar in
de keuken kunnen kijken? Hoe verloopt dat concreet?
Erwordtnognietzoveelbijelkaarindekeukengekeken.Vakkrachtenkomenzeldenofnooitinderegulierelessen
en groepsleerkrachten zien alleen bij de overdracht wat er in de lessen van de vakkrachten gebeurt. Er zijn vrijwel
geen groepsleerkrachten die zeggen iets van de vakkrachten te leren. De vakkrachten zijn over het algemeen
tevre­den over de kwaliteit van de samenwerking. Volgens de groepsleerkrachten en ook de directeuren valt er
nog veel te verbeteren. Een gezamenlijke studiemiddag om meer tot een gemeenschappelijke visie en aanpak te
komen lijkt een meerderheid van de groepsleerkrachten een goed idee. Aan een bijscholing heeft daarentegen
slechts een klein deel van de groepsleerkrachten behoefte.
12
1f	 Leidt het dagarrangement ertoe dat ouders gemakkelijker kunnen deelnemen aan arbeid en/of onderwijs? Zijn de
voorwaarden daartoe voldoende gewaarborgd?
Het is nog te vroeg om deze vraag te kunnen beantwoorden. De directeuren geven aan er geen zicht op te
hebben, al achten zij het niet erg waarschijnlijk. De ouders geven wel aan dat ze nu meer tijd hebben om andere
dingen te doen. Of dat geleid heeft tot meer studerende of werkende ouders kon met deze onderzoeksopzet
niet worden beantwoord. De ouders die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn vrijwel alle­maal ouders die
vaak op school komen. Ze zijn derhalve niet representatief. De indruk bestaat wel dat er op de scholen met een
dagarrangement meer ouders actief zijn dan voorheen.
1g	 Verbetert de kwaliteit van de tussenschoolse opvang en daarbinnen de (be­ge­leiding van de) lunch?
De helft van de directeuren die de vragenlijst hebben ingevuld, geeft aan dat hun doel­stel­lingen wat betreft de
grotere aandacht voor de kwaliteit van de lunch gerealiseerd zijn. Op sommige scholen wordt de tussenschoolse
opvang uitbesteed aan een com­mer­ciële organisatie. Over de kwaliteit daarvan zijn de scholen redelijk tevreden.
1h	 Leidt de onderbreking van de leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten
tot meer even­wicht in het dagprogramma en een betere benutting van de
leertijd?
De helft van de directeuren vindt dat de doelstelling van de school om de
leerlingen een meer evenwichtig dagprogramma aan te bieden gerealiseerd
is. Of de onder­breking van leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten
tot een beter evenwicht in het dagprogramma leidt wordt door meer
leerkrachten betwijfeld dan beaamd. De helft van de kinderen vindt de
verlengde schooldagen soms vermoeiend en ook nogal wat ouders geven
aan dat hun kind na een langere schooldag vermoeider thuiskomt.
13
1i	 Is er een toename van het aantal kinderen dat deelneemt aan buitenschoolse activitei­ten, nu er gekozen kan
worden uit een wijkaanbod? En maken zij daarbij een bewustere keu­ze?
In vergelijking met de traditionele brede school zien we zowel een – weliswaar nog niet grote – toename van
het percentage deelnemende leerlingen als van het aantal activiteiten. Omdat die toename in de eerste tranche
groter is dan in de tweede tranche, mag worden verondersteld dat er nog een stijgende lijn in zit. Daarmee is
niet gezegd dat die toename door de gezamenlijke activiteiten komt. Scholen in een wijk­arrangement besteden
immers maar een klein deel van hun budget aan gezamenlijke activiteiten. Er zijn overigens wijkarrangementen
waar de samenwerking wel tot een breder aanbod heeft geleid. Leerlingen kunnen daardoor ook aan activiteiten
deel­nemen die op hun eigen school niet worden gerealiseerd. Dat zijn vooral activiteiten waarvoor slechts bij
een klein deel van de leerlingen belangstelling bestaat.
1j	 Is er sprake van een efficiënter gebruik van locaties en middelen, nu kinderen van ver­schil­lende scho­len samen aan
dezelfde activiteiten kunnen deelnemen?
Zoals gezegd is er nog slechts in beperkte mate sprake van gezamenlijke activiteiten. Waar die wel plaats vinden,
kan van een efficiënter gebruik van locaties en middelen wor­den gesproken. Van een betere benut­ting van de
middelen is in ieder geval ook sprake bij één wijkarrangement, waar meer kan worden uitgegeven aan de ac­tivi­
teiten, omdat niet iedere school een eigen bredeschoolmedewerker heeft aan­ge­steld. Over de beschikbaarheid
van geschikte loca­ties zijn de directeuren nog niet erg tevreden. De directeuren van de scholen met een
wijkarrangement geven daarvoor gemiddeld een 5,9. Bij de dagarrangementen is de beoordeling nog lager: 5,4.
De tweede reeks vragen heeft betrekking op de nieuwe functionarissen zoals de buurt­make­laar en
bredeschoolmedewerker, maar ook de reeds bestaande functie van intern coör­di­na­tor van de bre­de school.
2a	 Worden deze functies ingevuld op de wijze zoals die was beoogd?
Alle scholen met een wijkarrangement hebben een bredeschoolmedewerker aange­steld. Anders dan in de
plannen was voorzien heeft ongeveer de helft van deze medewerkers een opleiding op hbo-niveau. Het gevolg
14
is dat de scholen deze medeweker vaak ook taken laten uitvoeren, die eigenlijk door de school zelf – de intern
coördinator – zouden moeten worden gedaan. Voor de functie van intern coördinator zijn daarom op veel scholen
met een wijkarrangement maar enkele uren per week beschikbaar. Anders dan voorzien hebben verschillende
scholen met een dagarrangement uit hun bud­get ook een bredeschoolmedewerker ingehuurd. Op deze scholen
omvat de functie van intern co­ördinator nog wel minimaal een halve weektaak.
Opéénschoolnahebbenallescholenmeteenwijkarrangementaangegevendaterinhunwijkeenbuurtmakelaar
is. Daarnaast hebben deelgemeenten JKZ-mede­wer­kers – Jeugd Kansen Zone – aangesteld, die zich vooral
bezighouden met de visieontwikkeling binnen wijkarrangementen. Niet alle scholen zijn overigens op de hoogte
van het bestaan van deze functionarissen.
2b	 Beantwoorden deze functies aan de verwachtingen van alle betrokkenen?
Omdat het instellen van de functie van bredeschoolmedewerker geleid heeft tot een taakverlichting van de
school, wordt zowel deze functie als het feitelijk functioneren van deze medewerkers door de directeuren van
scholen met een wijkarrangement zeer positief beoordeeld. De beoordeling van de buurtmakelaar is lager, maar
nog wel ruim voldoende. Behalve dat er vermoedelijk verschillen zijn in de kwaliteiten van de buurtmakelaars,
zou ook een verklaring kunnen zijn dat niet alle directeuren in gelijke mate belang hechten aan het organiseren
van gemeenschappelijke activiteiten.
2c	 Hoe verloopt de onderlinge afstemming tussen deze functionarissen?
We hebben voorbeelden aangetroffen dat de on­der­­linge afstemming en samenwerking tussen brede­school­
medewerker en buurtmakelaar optimaal functioneert en voorbeel­den dat er conflicten zijn. Op zich vullen beide
taken elkaar goed aan, maar op scho­len waar samenwerking met andere scholen niet hoog op de agenda staat,
valt er voor de buurtmakelaar weinig eer te behalen. De functies van buurtmakelaar en die van JKZ-medewerker
kunnen in principe ook goed worden afgebakend, maar zij kunnen ook aanleiding geven tot conflicten. Voor de
scholen is het onderscheid tussen beide functies niet altijd duidelijk.
15
2d	 Hoe verlopen de processen binnen het samenwerkingsverband binnen
	 de wijk?
Dat is heel verschillend en samenwerking wordt ook heel verschillend
geïnterpreteerd. In sommige wijken loopt het samenwerkingsverband
zo goed dat er steeds meer gemeenschappelijke naschoolse activiteiten
voor de leerlingen wor­den georganiseerd. In andere wijken komt er
vrijwel niets aan gemeenschappelijke activiteiten van de grond. Behalve
van de kwaliteiten van de buurtmakelaar en de JKZ-mede­wer­ker hangt dat
ook in belangrijke mate af van de inzet en motivatie van de directeuren.
Hoe de directeuren in de samenwerking staan, hangt mede af van de
concurrentieverhoudingen tussen de scholen in de wijk.
De derde reeks vragen gaat over de deskundigheidsbevordering waarvan
binnen dit expe­ri­ment gebruik kon worden gemaakt. Hiermee werd
beoogd de be­trokken professionals ver­trouwd te maken met de nieuwe
functies en met elkaars werkwijzen om daardoor de samen­werking
te versterken en het draagvlak te vergroten. Hiervoor is een plan van
aanpak ge­maakt, dat echter in de loop van het experiment is losgelaten.
3a	 Waarom is het oorspronkelijke scholingsplan verlaten?
In de oorspronkelijke plannen was er deskundig­heidsbevordering voorzien voor nage­noeg iedereen die bij een
van beide arrangementen is betrokken. De directeuren en ook de groepsleerkrachten bleken echter weinig of
geen behoefte te hebben aan bijscholing, nog afgezien van de extra belasting die het bijwonen van cursussen
met zich mee zou brengen.
16
3b	 Vanuit welke gedachte zijn er nu scholingsplannen ontwikkeld?
In eerste instantie is daarom alle aandacht uitgegaan naar cursussen voor de nieuwe categorieën medewerkers,
te weten de bredeschoolmedewerkers en de buurtma­ke­laars. Toen er – door de directeuren – een sterke
behoefte aan cursussen voor vak­krach­ten werd vastgesteld, is ook voor deze categorie een aanbod ontwikkeld.
3c	 Worden deze plannen gerealiseerd en worden de beoogde doelstellingen be­haald?
Van de cursussen voor bredeschoolmedewerkers was alleen die voor de eerste tranche al afgerond. De cursussen
voor de latere tranches en voor de buurtmakelaars liepen nog door tot eind 2008. Afgaande op de aantallen
cursisten hebben verreweg de mees­te bredeschoolmedewerkers en buurtmakelaars zich laten bijscholen. De
afge­sloten cursus is over het algemeen als goed beoordeeld. De cursus voor vakkrachten – die overigens niet
verplicht is – is pas in het schooljaar 2008-2009 gestart.
De vierde reeks vragen handelt over de tevredenheid van alle betrokkenen, zo­wel het perso­neel van de school
en de partners waarmee de school samen­werkt als de ouders en kinderen zelf. De tevredenheid kan betrekking
hebben op ver­schil­lende aspecten.
4a	 Hoe wordt de uitbreiding van de leertijd ervaren door de verschillende betrok­kenen?
De directeuren waarderen hun dagarrangement gemiddeld met een 7. De groeps­leer­krachten komen gemiddeld
echter niet verder dan een 5,9, omdat zij vinden dat hun taak als gevolg van het dagarrangement zwaarder is
geworden. Extra leertijd en meer aandacht voor de kernvakken worden volgens de meeste leerkrachten nog niet
gereali­seerd. Zij zijn bovendien nog sterk verdeeld over de bereikte effecten bij de leerlin­gen. Het oordeel van
de vakkrachten is met een gemiddeld rapportcijfer van 7,2 be­duidend positiever, al geeft een deel van hen toe
dat zij soms wel eens moeite hebben met het handhaven van orde. Ook de leerlingen zijn overwegend positief.
Bij de ouders hebben we eveneens vooral positieve geluiden gehoord. Het gaat dan wel om ouders die vaak
17
op school komen. In vergelijking met het dagarrangement wordt het wijkarrangement door de directeuren en
vooral door de groepsleerkrachten met een hoger rapportcijfer gewaar­deerd (resp. 7,4 en 7,0).
4b	 Hoe tevreden zijn de arrangementen over de bijdrage van partijen die zorgen voor de ondersteuning, zoals WGI,
OOG, De Meeuw en JOS?
Vandedrievormenvanon­der­steuning–pro­cesbegeleiding,deskundig­heidsbe­vor­de­ringendewerkgeversfunctie
– is de laatste het beste naar volle tevredenheid van alle betrokkenen uitgevoerd door het werkgeversinstituut
WGI. De door OOG opge­zette cursussen voor de twee nieuwe functies, die van brede­school­mede­werker en
die van buurtmakelaar, zijn naar tevredenheid van de deelnemers uitgevoerd. Of deze cur­sussen ook het effect
hebben dat de deelnemers hun functie beter zijn gaan ver­vullen, kunnen we niet vaststellen. Een cursus voor de
vakkrachten heeft volgens som­mige directeuren te lang op zich la­ten wachten.
De procesbegeleiding is door verschillende organisaties met daarbinnen verschillende func­tionarissen uitgevoerd.
Daarover is voorafgaande aan het experiment onvoldoen­de nagedacht. In de praktijk hebben de verschillende
vormen van ondersteuning soms voor verwarring gezorgd, met name wanneer de onderlinge afstemming tussen
de betrokken functionarissen niet optimaal verloopt. Ten aanzien van De Meeuw wordt gemeld dat er vaak
sprake was van een wisseling van personeel. Verschillende direc­teu­ren pleiten ervoor om de middelen voor de
ondersteuning rechtstreeks aan de scho­len uit te keren, zodat zijzelf kunnen kiezen waaraan deze middelen
worden besteed.
De meningen over de rol van JOS als regisseur van de wijk- en dagarrangementen zijn verdeeld. De scholen zijn
vaak positief, maar de besturen uiten zich kritischer. Zij vinden dat het beleid te vaak wordt bijgesteld, zonder
dat daarover voldoende met hen is gecommuniceerd. Daarnaast willen ze greep houden op het beheer van hun
scholen, hetgeen inhoudt dat JOS niet buiten hen om afspraken maakt met de scholen. Men is in dat opzicht
verdeeld over het aanstellen van contactpersonen per school.
18
Naast deze vier reeksen van vragen omvatte de opdracht nog een viertal andere onderzoeksvragen.
5	 Hoe was de situatie bij de wijk- en dagarrangementen voorafgaande aan het experiment, dat wil zeggen medio
2007?
De beginsituatie van scholen bij de start van het experiment wordt zoals te verwachten vooral bepaald door de
voorgeschiedenis als brede school. We hebben hier bij beide arrangementen de grootst mogelijke variatie aan-
getroffen van enerzijds scholen met een jarenlange ervaring tot ander­zijds scholen die voorheen nimmer brede
school zijn geweest. Het merendeel van de scho­len die in de eerste of tweede tranche voor een dagarrangement
zijn geselecteerd, heeft wel een langdurige voorgeschiedenis als brede school. Die voorgeschiedenis heeft niet
in alle gevallen de doorslag gegeven bij de selectie van scholen voor toelating tot een van de arran­ge­men­ten.
6	 In hoeverre wordt de voortgang van de experimenten met wijk- en dagarrangementen gehinderd door knelpunten
in de beschikbare accommodaties en middelen?
De beschikbaarheid van goede accommodaties wordt zowel door de directeuren van de scholen met een dag-
als met een wijkarrangement regelmatig als een knel­punt gezien. Bij de dagarrangementen is het gemiddelde
rapportcijfer voor de kwaliteit en beschikbaarheid van accommodaties 5,4, bij de wijkarrangementen 5,9. Omdat
er bij de wijkarrangementen nog slechts op bescheiden schaal sprake is van gemeenschappelijke activiteiten,
kan er nog nauwelijks sprake zijn van een betere benutting van de accommodaties.
7	 Hoe verloopt de afstemming op beleidsniveau tussen de partijen die in het Rotterdamse onderwijs-, welzijns- en
jeugdbeleid een rol spelen?
Hoewel er sprake is van regelmatig overleg lijkt die afstemming – mede door uiteenlopende standpunten van
de schoolbesturen – moeizaam te verlopen. Het draagvlak voor de dag­arran­gementen staat daardoor onder
druk. Daar komt bij dat de communicatie tussen de besturen en hun scholen ook niet optimaal verloopt. Scholen
krijgen daardoor verschillende boodschappen.
19
8	 Leiden de nieuwe arrangementen tot een toename van het percentage leerlingen dat aan activiteiten deelneemt
en tot een toename van het aantal activiteiten dat wordt aangeboden? Het gaat hierbij om meerwekelijkse
activiteiten.	
Het dagarrangement heeft zowel geleid tot een 100 %-bereik van de
leerlingen als tot een grote toename van het aantal meerwekelijkse
activiteiten. Daarentegen hebben de wijkarrangementen slechts tot een
bescheiden toename van het bereik en het aantal activiteiten geleid.
Deze scholen verschillen in dit opzicht nog maar in geringe mate van
de gewone brede scholen in Rotterdam, maar we zien wel een toename
tussen de eerste en de tweede tranche. Scholen die al in de eerste
tranche met een wijkarrangement zijn gestart, hebben gemiddeld een
groter bereik dan de later gestarte scholen. Dat geldt zowel voor het
percentage leerlingen dat meedoet als voor het aantal activiteiten dat
wordt georganiseerd.
21
4	 Conclusies
Op basis van de antwoorden bij de onderzoeksvragen zijn zes conclusies geformuleerd.
Conclusie 1
Op de scholen die een dagarrangement hebben ingevoerd wordt er met veel enthousiasme en inzet aan een
uitbreiding van de leertijd gewerkt. Dat neemt niet weg dat er nog sprake is van een aantal knelpunten.
Het dagarrangement is nog niet op alle scholen al ingevoerd volgens de opzet die in het plan van aanpak is
vastgesteld. De kwaliteit van de vakkrachten laat soms nog te wensen over en ook de afstemming tussen
groepsleerkrachten en vakkrachten verloopt – zeker volgens de groepsleerkrachten – nog niet optimaal.
Wel hebben we kunnen vaststellen dat de directies een belangrijke rol hebben gespeeld in het opbouwen van
een veranderingsgerichte cultuur en het op gang bren­gen van veranderingsprocessen. Het totstandkomen van
dagarrangementen is door­gaans een intensief samenspel geweest tussen bestuur, (G)MR, schoolleiding, leer­
krachten en ouders waardoor er een breed draagvlak is ontstaan voor de innovaties.
Voorwaarden voor het slagen van de invoering van een dagarrangement zijn: de mate waarin scholen er in slagen
het veranderingsproces vorm te geven en over vaar­dig­he­den beschikken om een eenduidig pedagogisch klimaat
te ontwikkelen, het activi­teitenaanbod te verbreden en de kwaliteit van de samenwerking tussen onderwijs en
partners te verbeteren.
Conclusie 2
Tussen de scholen die samen voor een wijkarrangement hebben gekozen, wordt er over het algemeen nog maar in
beperkte mate samengewerkt met gemeenschappelijke activiteiten. Dat neemt niet weg dat sommige wijkarran­ge­
men­ten er wel in slagen op grote schaal gemeenschappelijke activiteiten te orga­nise­ren. Dan is er vaak ook sprake
van een nieuw elan in de wijk.
22
De mate waarin scholen binnen een wijkarrangement daadwerkelijk met elkaar sa­men­werken, blijkt sterk te variëren.
Door nog geen 40 procent van de directeuren is gemeld dat er minstens op één dag in de week gezamenlijke activiteiten
plaatsvinden. In meer dan de helft van de gevallen blijft die samenwerking beperkt tot enkele keren per jaar of zelfs nog
minder. Veel scholen die voor een wijkarrangement hebben ge­ko­zen, gebruiken de extra middelen om het aanbod voor
de eigen leerlingen te verbete­ren.
In de wijken waar wel goed wordt samengewerkt aan gezamenlijke activiteiten, was er vaak ook al vóór de invoering van
het wijkarrangement sprake van een goed contact tussen de scholen. Behalve van persoonlijke factoren hangen deze
contacten ver­moe­delijk ook samen met stabiele leerlingenstromen en het ontbreken van rivaliteit tus­sen de scholen.
Dat houdt in dat samenwerking tussen scholen niet altijd organiseerbaar is en zeker niet kan worden afgedwongen.
Conclusie 3
Debelangstellingvoordeinvoeringvanwijkarrangementenisbeduidendgroterdanvoordeinvoeringvandagarrangementen.
Er zijn daarvoor meerdere redenen aan te wijzen.
De eerste reden voor de grote belangstelling voor het wijkarrangement is gelegen in de ruime financiering voor het
creëren van nieuwe functies, waardoor de scholen die voor dit arrangement kozen, zelf minder tijd en aandacht aan
de organisatie hoefden te besteden. Verder is met schoolbesturen afgesproken dat scholen in de buurt van een dag­
arrangementschool – als ‘compensatiemaatregel’ voor de verstoorde concurrentieverhoudingen – auto­matisch de kans
krijgen een wijkarrange­ment te gaan vormen. Als derde reden kan genoemd worden dat er vrijwel geen toezicht is
geweest of de sa­men­werking tussen scholen bij gemeenschappelijke activiteiten daad­wer­kelijk van de grond komt. Toen
andere scholen bemerkten dat de scholen met een wijkarrangement voor de extra middelen weinig extra inspanningen
hoefden te le­ve­ren, gingen ook zij – wellicht daartoe aangemoedigd door hun bestuur – zich aan­mel­den voor een wijk­
arrangement.
Conclusie 4
Wat het aantal georganiseerde activiteiten en het bereik van de leerlingen betreft, hebben de dagarrangementen tot nu toe
aanzienlijk meer effect gerealiseerd dan de wijkarrangementen.
23
Op basis van de deelnameregistratie door de scholen kunnen we vaststellen dat het dagarrangement niet alleen geleid
heeft tot een 100 %-bereik van de leerlingen, maar ook tot een aanzienlijke toename van het aantal meerwekelijkse
activiteiten. Op de scholen met een wijkarrangement is daarvan veel minder sprake. Deze scholen verschillen nog
maar in geringe mate van de gewone brede scholen, maar we zien wel een toename naarmate scholen langer in een
wijkarrangement participeren.
Conclusie 5
De schoolbesturen zijn verdeeld over de invoering van het dagarrangement.
Van de grotere schoolbesturen heeft alleen RVKO zich ingezet om het beleid van de gemeente te steunen. Dit bestuur
heeft zijn scholen erop gewezen dat de wijk­ar­rangementen als een voor­stadium van het dagarrangement gezien
moeten worden, wat niet wegneemt dat de scholen wel autonoom zijn in hun beslissing. Ook de andere besturen
laten hun scholen vrij, maar zij geven ze duidelijk minder ‘support’. Stich­ting BOOR houdt zich vrij afzijdig en de beide
grotere protestants-christelijke besturen geven te kennen dat zij – zeker voorlopig – de wijkarrangementen prefereren
boven de dagarrangementen.
Conclusie 6
Veel scholen zijn enthousiast over het wijkarrangement. Niettemin wordt de stap naar het dagarrangement door een aantal
scholen overwogen.
Op veel scholen bevalt het wijkarrangement zo goed dat de directeuren niet enthou­siast zijn om een dagarrangement
in te voeren. Daarnaast beschouwen zij de weer­standen bij het team als een grote belemmering. Toch zien de
directeuren ook voor­delen, met name in het bereik van 100 procent van de leerlingen en in het kunnen verbeteren van
de afstemming tussen groeps­leerkrachten en vakkrachten. Gemiddeld schatten zij de kans dat de school over twee jaar
een dagarrangement is op 32 procent. Als dat per­centage inderdaad gerealiseerd zou worden, zou dat een beduidende
stap zijn in de richting van 45 dagarrangementen in 2010. Zowel bij de besturen als bij veel scholen is er wel sprake van
een grote bezorgdheid over de beschikbare middelen in de periode na 2010.
24
25
5	 Aanbevelingen
Op basis van de conclusies in de vorige paragraaf komen we met een aantal aanbevelingen die achtereenvolgens
worden besproken.
Aanbeveling 1
Creëer een tussenvariant waarin de sterke kanten van het dag- en wijkarrangement worden verenigd.
De sterke kant van het geslaagde dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor 100 procent van de
leerlingen. Een geslaagd wijkarrangement draagt zorg voor een goede samenwerking tussen scholen bij het
organiseren van gemeenschappelijke activiteiten in de wijk. Wanneer de sterke kanten van beide arrangementen
worden verenigd, houdt dat in dat voor alle leerlingen verplichte activiteiten worden georganiseerd op een
tijdstip dat alle scholen – ook de scholen die nu een dagarrangement hebben – daaraan mee kunnen doen. Dat
is het beste mogelijk wanneer de onderwijstijd en de tijd voor activiteiten worden gescheiden en niet – zoals bij
het huidige dagarrangement – elkaar afwisselen. Het zogenoemde Zweedse model – onderwijs in de ochtend,
activiteiten in de middag – kan hierbij als voorbeeld dienen. Voor de groepsleerkrachten leidt deze oplossing tot
minder versnippering van hun lessen en kan zij bovendien zorgen voor een taakverlichting vergeleken met het
hui­dige dagarrangement. Dat betekent overigens niet dat de groepsleerkrachten geen rol hoeven te spelen bij
de activiteiten in de middag. In het Zweedse model zijn zowel de groeps­leer­krach­ten als de vakkrachten de hele
dag aanwezig, maar verschilt hun rol in de ochtend- en middaguren.
Aanbeveling 2
Schaf de huidige arrangementen niet direct af, maar zorg wel voor een financiering die beter in relatie staat tot de
inspanningen die scholen zich moeten getroosten.
26
Wanneer scholen die voor het bestaande dagarrangement hebben gekozen dat willen, moe­ten zij de kans
krijgen daarmee door te gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de scholen die ervoor hebben gekozen de
dagindeling te baseren op het bioritme van de kinderen. Voor scholen die binnen het wijkarrangement niet of
nauwelijks wil­len samenwerken met andere scholen bij het opzetten van gemeenschappelijke activiteiten, zal
dit financiële conse­quenties dienen te hebben. Dit dient ook het geval te zijn wanneer scholen het 100%-bereik
niet invoeren.
Aanbeveling 3
Geef scholen budget voor ondersteuning en begeleiding en laat ze die zelf – alleen of tezamen – inkopen.
Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat er bij veel directeuren behoefte bestaat om zelf te kiezen
welke begeleiding en ondersteuning zij voor zichzelf en voor het team wensen. Het gaat dan niet alleen om
procesbegeleiding en deskundigheidsbevordering, maar ook om de budgetten voor de inzet van de nieuwe
functionarissen. Het is wel belangrijk de scholen bij te staan bij het maken van die keuze wanneer zij daar prijs
op stellen. Een optie zou ook kunnen zijn om de vrije besteding van budgetten pas toe te staan nadat scholen
enige ervaring met het arrangement hebben opgedaan.
Aanbeveling 4
Overleg met de besturen over het organiseren van gezamenlijke bijeenkomsten voor alle scholen met hetzelfde
arrangement.
Hierbij kan vooral gedacht worden aan scholen die in dezelfde fase van een arrangement zitten. Zij kunnen het
meest van elkaar leren. Dat neemt niet weg dat het zin­vol kan zijn om ook bijeenkomsten te organiseren waarin
scholen met een lan­gere ervaring hun kennis kunnen overdragen aan scholen die pas net beginnen.
27
Aanbeveling 5
Monitor de ontwikkelingen en de effecten.
Zeker wanneer er verschillende varianten naast elkaar bestaan, is het zinvol om de effecten van de verschillende
varianten te meten. Dat kan bijvoorbeeld door de doorstroom naar het voortgezet onderwijs over een aantal
jaren te laten vergelijken. Ook de beschikbare gegevens uit het Leerlingvolgsysteem kunnen hiervoor op korte
termijn gebruikt worden.
Daarnaast wordt voor de langere termijn aanbevolen om scholen deel te laten nemen aan het landelijke
cohortonderzoek COOL5-18
dat om de drie jaar plaatsvindt. Bij dit onderzoek worden de scores van de leerlingen
van groep 2, groep 5 en groep 8 op de taal- en rekentoetsen uit het Leerlingvolgsysteem bij de scholen
opgevraagd. Tevens wordt daar­bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen gemeten op basis van
door de groepsleerkracht en de leerlingen zelf in te vullen vragenlijsten. De leerlingen kunnen later ook nog
worden gevolgd in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en ouders brochure

Mais conteúdo relacionado

Mais procurados

Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...
Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...
Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...Frederik Smit
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Driessen Research
 
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...Frederik Smit
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisFrederik Smit
 
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeFrederik Smit
 
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerk
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerk(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerk
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerkFrederik Smit
 
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit
 
Kansen voor Kinderen
Kansen voor KinderenKansen voor Kinderen
Kansen voor KinderenRia de Jong
 
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Frederik Smit
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...Driessen Research
 
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Frederik Smit
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?Frederik Smit
 
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschil
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschilHoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschil
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschilFrederik Smit
 

Mais procurados (19)

Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...
Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...
Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
 
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
 
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuze
 
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerk
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerk(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerk
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerk
 
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
 
Kansen voor Kinderen
Kansen voor KinderenKansen voor Kinderen
Kansen voor Kinderen
 
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
 
Slimfit op 't Venne
Slimfit op 't VenneSlimfit op 't Venne
Slimfit op 't Venne
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
 
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschil
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschilHoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschil
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschil
 

Semelhante a Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en ouders brochure

Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit
 
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitDriessen Research
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Driessen Research
 
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfGeert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfDriessen Research
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911AndereTijden
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i... Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...Driessen Research
 
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijsDriessen Research
 
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdfGeert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Driessen Research
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Driessen Research
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Driessen Research
 
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met coverEindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met coverLoes Schalken
 
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Driessen Research
 
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...Driessen Research
 

Semelhante a Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en ouders brochure (20)

Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
 
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
Geert Driessen (2012) Variatie in Voor- en Vroegschoolse Educatie
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
 
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfGeert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdf
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i... Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdfGeert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdf
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
 
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met coverEindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
 
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
 
170420 no
170420 no170420 no
170420 no
 
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen (2015) VVE-doelgroepkinder...
 

Mais de Driessen Research

Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
 
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfGeert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Driessen Research
 
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Driessen Research
 
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Driessen Research
 
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Driessen Research
 
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Driessen Research
 
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Driessen Research
 
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfGeert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfDriessen Research
 
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Driessen Research
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Driessen Research
 
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptGeert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptDriessen Research
 
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Driessen Research
 
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Driessen Research
 
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfGeert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfDriessen Research
 
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Driessen Research
 
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxGeert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxDriessen Research
 

Mais de Driessen Research (20)

Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....
 
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfGeert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdf
 
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...
 
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...
 
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...
 
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...
 
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...
 
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...
 
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfGeert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdf
 
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
Geert Driessen (2001) AERA Public-private effects in elementary schools in th...
 
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...
 
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptGeert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.ppt
 
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...
 
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...
 
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfGeert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdf
 
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...
 
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptxGeert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
Geert Driessen (2013) GemOss Onderwijsachterstandenbestrijding Pres.pptx
 

Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en ouders brochure

  • 1. VVE en ouders Ouderbetrokkenheid en –participatie in de Voor- en Vroegschoolse Educatie Frederik Smit | Geert Driessen | Jos van Kuijk | Cees de Wit ISBN 978 – 90 - 5554 - 373- 1 NUR 840 ITS-Nijmegen Postbus 9048, 6500 KJ Nijmegen Toernooiveld 5, Nijmegen www.its-nijmegen.nl telefoon: 024-3653500 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen
  • 2. 1 VVE en ouders Ouderbetrokkenheid en –participatie in de Voor- en Vroegschoolse Educatie Brochure Frederik Smit | Geert Driessen | Jos van Kuijk | Cees de Wit april 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
  • 3. Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00 en te downloaden van www.josopschool.nl Vormgeving & lay-out: Yvonne Meeuwsen en Rian van Leeuwen Drukker: Roos & Roos CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Smit, Frederik. VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie in de Voor- en Vroegschoolse Educatie. / Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit. Nijmegen: ITS ISBN 978 – 90 - 5554 - 373- 1 NUR 840 Projectnummer: 34000115 © 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/ of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  • 4. 3 Inhoud 1 Inleiding 5 2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet 7 3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen 9 4 Conclusies 21 5 Aanbevelingen 25
  • 5.
  • 6. 5 Voorwoord Met de inwerkingtreding van de AMvB doelstelling en de bekostiging onderwijsach-terstandenbeleid 2006- 2010 blijft er voor gemeenten relatief weinig ruimte voor gezinsgerichte programma’s. Deze mogen namelijk slechts worden bekostigd uit de coördinatiepost voor het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid. Hoewel er belangstelling is voor de gezinsgerichte programma’s, is hier al enige tijd weinig in geïnvesteerd. Juist bij het gaan ontbreken van deze programma’s groeit wel de be-hoefte om de rol van ouders bij de ontwikkeling van jonge kinderen (0-6 jaar) na-drukkelijker in beeld te brengen. Er is op dit gebied veel onderzoek, met name uit de Verenigde Staten, dat laat zien dat ouderbetrokkenheid in combinatie met centrumgerichte voorzieningen goed kan worden ingericht, maar het ontbreekt aan een analyse van de cruciale factoren en omzetting daarvan in werkmodellen voor de Nederlandse situatie. Op verzoek van het ministerie van OCW heeft het ITS - Expertisecentrum Ouders, Radboud Universiteit Nijmegen, een analyse gemaakt van de cruciale factoren van VVE-programma’s in binnen- en buitenland en de omzetting in werkmodellen voor de Nederlandse situatie. Het onderzoek startte begin 2007 en is medio 2008 afgerond. Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen, drs. Jos van Kuijk (ITS) en drs. Cees de Wit (KPC Groep). Bij de dataverzameling en de beschrijving van de gevalsstudies hebben Martijn Davelaar en Chloë van Vliet een belangrijke rol gespeeld. De onderzoekers stellen er prijs op te verklaren dat zij op een zeer constructieve wijze bij opzet en rapportage begeleid zijn door Peter Winia, Afdeling Onderwijs en Op-brengsten, Directie Primair Onderwijs, Ministerie van OCW.
  • 7. 6 Een speciaal woord van dank geldt leden van internationale expertpanels, directies, bestuursleden, leidsters/ leerkrachten van kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, ba-sisscholen en ouders die aan het onderzoek hebben meegewerkt. ITS – Radboud Universiteit Nijmegen Nijmegen, oktober 2008 dr. Jeroen Winkels directeur
  • 8. 7 2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede school’ van start gegaan. Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van bre­de scho­len met een doorlopend aanbod van onderwijs en opvang. Het gaat zowel om de verbete­ring van de ont­wik­kelings­mo­ge­lijkheden voor de kinderen als om het ontwikkelen van talenten en het bevorderen van de sociale cohesie in de wijk. Ook het versterken van ouderbetrokkenheid en het bieden van oplossingen voor ouders om ar­beid en zorg te combineren worden als doelstellingen gezien. Het experiment is een uitwerking van het eerder dat jaar verschenen plan van aanpak ‘Maatwerk op school; meer leertijd voor kinderen’. Met dit plan van aanpak legt het College van B&W van Rotterdam een aantal accenten binnen het eerder dat jaar met de schoolbesturen overeengekomen Rotterdams Onderwijs Beleid. Het Rotterdams Onderwijs Beleid omvat tien actiepunten, gericht op een maximale ontwik­ke­ling van Rotterdamse kinderen. Een van de actie­punten is de samenwerking tussen school en omgeving concreet invulling te geven door middel van een nieuw concept ‘brede school’. Basisscholenkondendaarbijkiezentusseneenwijkarrangementofeendagarrangement.Bijeenwijkarrangement zijn de veranderingen het minst ingrijpend. Het accent ligt daarbij op een te ontwikkelen samenwerking tussen scholen in de wijk. Om die van de grond te krijgen, kregen de in een wijkarrangement deelnemende scholen de beschikking over een eigen bredeschoolmedewerker en een gezamenlijke buurtma­kelaar. Kern van een dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor de leerlingen van groep 3 tot en met groep 8 met zes uur in de week. De activiteiten in het kader van de brede school worden bij dit arrangement verspreid over de dag door vakkrachten uitgevoerd. Tussen de middag is er voor de kinderen een gezamenlijke door pro­fes­ sionals begeleide lunch. Anders dan bij het wijkarrangement geldt bij dit arrangement een verplichte deelname voor alle leerlingen. AlsbeleidsdoelstellingisdoorhetCollegegeformuleerddaterin2010opminimaal45scho­leneendagarrangement is ingevoerd. Het wijkarrangement kreeg een belangrijke rol toebedeeld in de wijksamenwerking. Hiervoor zijn geen streefgetallen vastgesteld.
  • 9. 8 In het schooljaar 2007-2008 zijn – verdeeld over twee tranches – 14 scholen met een dagarrangement gestart en 59 scholen met een wijkarrangement. In het schooljaar 2008-2009 zijn daar zeven scholen met een dagarrangement bijgekomen en 39 met een wijkarrangement, zodat de totalen nu op respectievelijk 21 en 98 liggen. Deze evalu­atie heeft alleen betrekking op de scholen die reeds in het schooljaar 2007-2008 zijn ge­start. Het doel ervan is om na te gaan welke innovaties er op deze scholen door het experiment van de grond zijn gekomen en tot welke effecten zij hebben geleid. Een onderliggende vraag is evenwel of de ontwik­ke­lingen op de scholen zodanig zijn dat het streefgetal van 45 dagar­range­men­ten in 2010 haalbaar geacht mag worden. Om die vraag te kunnen beantwoorden gaat het echter niet alleen om de ervaringen op de betrokken scholen, maar ook om de stand­punten van de betrokken schoolbesturen. Ook de wijze waarop het project is aange­stuurd en begeleid, is daarbij van belang. Om deze vragen te beantwoorden zijn in de periode van begin april tot begin juni 2008 verkennende bezoeken afgelegd bij vier dagarrangementen en zes wijkar­range­menten. Tijdens die bezoeken zijn gesprekken gevoerd met de belangrijkste betrok­kenen en zijn verschillende activiteiten bijgewoond. De voor­lopige bevindingen die hieruit voortkwamen, zijn ge­­­bruikt om vragenlijsten te ontwikkelen, zodat kon worden vastgesteld of deze bevin­dingen ook gelden voor de niet bezochte arran­ge­menten. Via webenquêtes is er op de scholen met een dagarrangement infor­matie ingewonnen bij de directeuren en bij groepsleerkrachten, vak­krachten, leer­ lingen en ouders. Op scholen met een wijkarrangement zijn op dezelfde wijze vra­gen­lijs­ten voorgelegd aan de directeuren en de groeps­leerkrachten. Hoewel de respons ach­terbleef bij de verwachtingen, hebben we via deze vragenlijsten het inzicht dat we tijdens de verkennende bezoeken al hadden verkregen, kunnen versterken. In aan­vulling daarop zijn ook gesprekken gevoerd met de grotere schoolbesturen en een van de deelgemeenten. Om zicht te krijgen op de ondersteuning van het project zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van ondersteunende instellingen en zijn verslagen van bijeenkomsten als informatiebron gebruikt. Over de verslaglegging daar­van is met de betrokken partijen via e-mail gecommuniceerd.
  • 10. 9 3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het onderzoek samengevat door middel van een beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen die voorafgaande aan het on­derzoek door de opdrachtgever zijn geformuleerd. De eerste reeks vragen betreft di­verse aspecten van beide arrangementen. Bij de dagarrangementen gaat het daarbij vooral om aspecten die samenhangen met de uitbreiding van de leertijd en bij de wijk­ar­ran­ge­menten vooral om aspecten die de samenwerking tussen scholen betref­fen.
  • 11. 10 1a Slagen de partners binnen de arrangementen erin hun pedagogische visie beter op elkaar af te stemmen? Hoe verloopt dat concreet? De directeuren van de dagarrangementen bespeuren hierin een duidelijke vooruitgang al gaan zij in hun beoordeling van die afstemming niet verder dan een gemiddeld rap­port­cijfer van 5,8 en van 6,1 voor de pedagogisch-didactischekwaliteitvandevak­krachten.Devakkrachtenuitenzichvrijpositiefoverdeafstemming, de groeps­leer­krachten daarentegen nog niet. Op veel scholen met een dagarrangement gebeurt de af­stemming bij de overdracht van de leerlingen. Soms worden daar ook gemeen­schappelijke bijeenkomsten aan gewijd. Op scholen met een wijkarrangement is van een afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten nog nauwelijks sprake. Bij ac­tiviteiten die door meerdere scholen tezamen worden aangeboden is de afstemming bovendien vaak kleiner dan bij activiteiten op de eigen school. 1b Slagen de scholen erin het binnen- en buitenschoolse leren meer met elkaar te verbinden? Hoe doen zij dat? Op een aantal scholen met een dagarrangement wordt deze verbinding duidelijk gelegd. Het zijn met name de scholen waarop die verbinding ook voorheen reeds veel aandacht kreeg en de scholen die werken met een ervaringsgericht onderwijsconcept. Het enthousiasme van het team en de directie speelt hierbij een belangrijke rol. Ook bij de scholen met een dagarrangement zijn er echter scholen die met hun leerlingen slechts sporadisch naar buiten gaan en die een meer traditioneel onderwijsconcept hanteren. Bij de scholen met een wijkarrangement krijgt de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren over het algemeen minder aandacht dan op de scholen met een dagarrangement. 1c Nemen nu alle kinderen deel aan activiteiten binnen het dagarrangement en kan hun keu­ze­vrijheid daarbij gerespec­teerd worden? Opdescholenmeteendagarrangementnemennu(nagenoeg)allekinderendeelaaneengrootaantalactiviteiten. Van een vrije keuze is echter vaak geen sprake. Dat komt omdat scholen ervan uitgaan dat de leerlingen in de loop van het jaar toch aan alle activiteiten deel moeten nemen. Het is daarom voor hen in organisatorisch
  • 12. 11 opzicht gemakkelijker deelname meteen verplicht te stellen. Op een aantal scholen is er daarentegen wel een beperkte keuzevrijheid. 1d Wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de capaciteit van de verschillende professionals, zodat de leerkrachten zich meer op de kernvakken kunnen richten? Zien de leerkrachten een verbetering vergeleken met vorig schooljaar? Erzijnopdedagarrangementscholenmeergroepsleerkrachtendiedekomstvandevakkrachtenalseenverrijking van het team beschouwen dan groepsleerkrachten die dat niet vinden. Ook de kwaliteit van de samenwerking wordt vaker goed dan niet goed gevonden. Eén kwart van de groepsleerkrachten op deze scholen geeft nog evenveel lessen op het gebied van gym, muziek en handenarbeid, de rest doet dat minder dan voorheen. Een andere vraag was of zij nu meer tijd besteden aan de kernvakken. Eén kwart zegt daar – in vergelijking met vorig schooljaar – meer tijd aan te besteden, driekwart nog niet. Op de scholen met een wijkarrangement geven de groepsleerkrachten over het algemeen nog dezelfde lessen als voorheen. 1e Verbetert de kwaliteit van de samenwerking tussen de leerkrachten en vakkrachten doordat zij meer bij elkaar in de keuken kunnen kijken? Hoe verloopt dat concreet? Erwordtnognietzoveelbijelkaarindekeukengekeken.Vakkrachtenkomenzeldenofnooitinderegulierelessen en groepsleerkrachten zien alleen bij de overdracht wat er in de lessen van de vakkrachten gebeurt. Er zijn vrijwel geen groepsleerkrachten die zeggen iets van de vakkrachten te leren. De vakkrachten zijn over het algemeen tevre­den over de kwaliteit van de samenwerking. Volgens de groepsleerkrachten en ook de directeuren valt er nog veel te verbeteren. Een gezamenlijke studiemiddag om meer tot een gemeenschappelijke visie en aanpak te komen lijkt een meerderheid van de groepsleerkrachten een goed idee. Aan een bijscholing heeft daarentegen slechts een klein deel van de groepsleerkrachten behoefte.
  • 13. 12 1f Leidt het dagarrangement ertoe dat ouders gemakkelijker kunnen deelnemen aan arbeid en/of onderwijs? Zijn de voorwaarden daartoe voldoende gewaarborgd? Het is nog te vroeg om deze vraag te kunnen beantwoorden. De directeuren geven aan er geen zicht op te hebben, al achten zij het niet erg waarschijnlijk. De ouders geven wel aan dat ze nu meer tijd hebben om andere dingen te doen. Of dat geleid heeft tot meer studerende of werkende ouders kon met deze onderzoeksopzet niet worden beantwoord. De ouders die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn vrijwel alle­maal ouders die vaak op school komen. Ze zijn derhalve niet representatief. De indruk bestaat wel dat er op de scholen met een dagarrangement meer ouders actief zijn dan voorheen. 1g Verbetert de kwaliteit van de tussenschoolse opvang en daarbinnen de (be­ge­leiding van de) lunch? De helft van de directeuren die de vragenlijst hebben ingevuld, geeft aan dat hun doel­stel­lingen wat betreft de grotere aandacht voor de kwaliteit van de lunch gerealiseerd zijn. Op sommige scholen wordt de tussenschoolse opvang uitbesteed aan een com­mer­ciële organisatie. Over de kwaliteit daarvan zijn de scholen redelijk tevreden. 1h Leidt de onderbreking van de leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot meer even­wicht in het dagprogramma en een betere benutting van de leertijd? De helft van de directeuren vindt dat de doelstelling van de school om de leerlingen een meer evenwichtig dagprogramma aan te bieden gerealiseerd is. Of de onder­breking van leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot een beter evenwicht in het dagprogramma leidt wordt door meer leerkrachten betwijfeld dan beaamd. De helft van de kinderen vindt de verlengde schooldagen soms vermoeiend en ook nogal wat ouders geven aan dat hun kind na een langere schooldag vermoeider thuiskomt.
  • 14. 13 1i Is er een toename van het aantal kinderen dat deelneemt aan buitenschoolse activitei­ten, nu er gekozen kan worden uit een wijkaanbod? En maken zij daarbij een bewustere keu­ze? In vergelijking met de traditionele brede school zien we zowel een – weliswaar nog niet grote – toename van het percentage deelnemende leerlingen als van het aantal activiteiten. Omdat die toename in de eerste tranche groter is dan in de tweede tranche, mag worden verondersteld dat er nog een stijgende lijn in zit. Daarmee is niet gezegd dat die toename door de gezamenlijke activiteiten komt. Scholen in een wijk­arrangement besteden immers maar een klein deel van hun budget aan gezamenlijke activiteiten. Er zijn overigens wijkarrangementen waar de samenwerking wel tot een breder aanbod heeft geleid. Leerlingen kunnen daardoor ook aan activiteiten deel­nemen die op hun eigen school niet worden gerealiseerd. Dat zijn vooral activiteiten waarvoor slechts bij een klein deel van de leerlingen belangstelling bestaat. 1j Is er sprake van een efficiënter gebruik van locaties en middelen, nu kinderen van ver­schil­lende scho­len samen aan dezelfde activiteiten kunnen deelnemen? Zoals gezegd is er nog slechts in beperkte mate sprake van gezamenlijke activiteiten. Waar die wel plaats vinden, kan van een efficiënter gebruik van locaties en middelen wor­den gesproken. Van een betere benut­ting van de middelen is in ieder geval ook sprake bij één wijkarrangement, waar meer kan worden uitgegeven aan de ac­tivi­ teiten, omdat niet iedere school een eigen bredeschoolmedewerker heeft aan­ge­steld. Over de beschikbaarheid van geschikte loca­ties zijn de directeuren nog niet erg tevreden. De directeuren van de scholen met een wijkarrangement geven daarvoor gemiddeld een 5,9. Bij de dagarrangementen is de beoordeling nog lager: 5,4. De tweede reeks vragen heeft betrekking op de nieuwe functionarissen zoals de buurt­make­laar en bredeschoolmedewerker, maar ook de reeds bestaande functie van intern coör­di­na­tor van de bre­de school. 2a Worden deze functies ingevuld op de wijze zoals die was beoogd? Alle scholen met een wijkarrangement hebben een bredeschoolmedewerker aange­steld. Anders dan in de plannen was voorzien heeft ongeveer de helft van deze medewerkers een opleiding op hbo-niveau. Het gevolg
  • 15. 14 is dat de scholen deze medeweker vaak ook taken laten uitvoeren, die eigenlijk door de school zelf – de intern coördinator – zouden moeten worden gedaan. Voor de functie van intern coördinator zijn daarom op veel scholen met een wijkarrangement maar enkele uren per week beschikbaar. Anders dan voorzien hebben verschillende scholen met een dagarrangement uit hun bud­get ook een bredeschoolmedewerker ingehuurd. Op deze scholen omvat de functie van intern co­ördinator nog wel minimaal een halve weektaak. Opéénschoolnahebbenallescholenmeteenwijkarrangementaangegevendaterinhunwijkeenbuurtmakelaar is. Daarnaast hebben deelgemeenten JKZ-mede­wer­kers – Jeugd Kansen Zone – aangesteld, die zich vooral bezighouden met de visieontwikkeling binnen wijkarrangementen. Niet alle scholen zijn overigens op de hoogte van het bestaan van deze functionarissen. 2b Beantwoorden deze functies aan de verwachtingen van alle betrokkenen? Omdat het instellen van de functie van bredeschoolmedewerker geleid heeft tot een taakverlichting van de school, wordt zowel deze functie als het feitelijk functioneren van deze medewerkers door de directeuren van scholen met een wijkarrangement zeer positief beoordeeld. De beoordeling van de buurtmakelaar is lager, maar nog wel ruim voldoende. Behalve dat er vermoedelijk verschillen zijn in de kwaliteiten van de buurtmakelaars, zou ook een verklaring kunnen zijn dat niet alle directeuren in gelijke mate belang hechten aan het organiseren van gemeenschappelijke activiteiten. 2c Hoe verloopt de onderlinge afstemming tussen deze functionarissen? We hebben voorbeelden aangetroffen dat de on­der­­linge afstemming en samenwerking tussen brede­school­ medewerker en buurtmakelaar optimaal functioneert en voorbeel­den dat er conflicten zijn. Op zich vullen beide taken elkaar goed aan, maar op scho­len waar samenwerking met andere scholen niet hoog op de agenda staat, valt er voor de buurtmakelaar weinig eer te behalen. De functies van buurtmakelaar en die van JKZ-medewerker kunnen in principe ook goed worden afgebakend, maar zij kunnen ook aanleiding geven tot conflicten. Voor de scholen is het onderscheid tussen beide functies niet altijd duidelijk.
  • 16. 15 2d Hoe verlopen de processen binnen het samenwerkingsverband binnen de wijk? Dat is heel verschillend en samenwerking wordt ook heel verschillend geïnterpreteerd. In sommige wijken loopt het samenwerkingsverband zo goed dat er steeds meer gemeenschappelijke naschoolse activiteiten voor de leerlingen wor­den georganiseerd. In andere wijken komt er vrijwel niets aan gemeenschappelijke activiteiten van de grond. Behalve van de kwaliteiten van de buurtmakelaar en de JKZ-mede­wer­ker hangt dat ook in belangrijke mate af van de inzet en motivatie van de directeuren. Hoe de directeuren in de samenwerking staan, hangt mede af van de concurrentieverhoudingen tussen de scholen in de wijk. De derde reeks vragen gaat over de deskundigheidsbevordering waarvan binnen dit expe­ri­ment gebruik kon worden gemaakt. Hiermee werd beoogd de be­trokken professionals ver­trouwd te maken met de nieuwe functies en met elkaars werkwijzen om daardoor de samen­werking te versterken en het draagvlak te vergroten. Hiervoor is een plan van aanpak ge­maakt, dat echter in de loop van het experiment is losgelaten. 3a Waarom is het oorspronkelijke scholingsplan verlaten? In de oorspronkelijke plannen was er deskundig­heidsbevordering voorzien voor nage­noeg iedereen die bij een van beide arrangementen is betrokken. De directeuren en ook de groepsleerkrachten bleken echter weinig of geen behoefte te hebben aan bijscholing, nog afgezien van de extra belasting die het bijwonen van cursussen met zich mee zou brengen.
  • 17. 16 3b Vanuit welke gedachte zijn er nu scholingsplannen ontwikkeld? In eerste instantie is daarom alle aandacht uitgegaan naar cursussen voor de nieuwe categorieën medewerkers, te weten de bredeschoolmedewerkers en de buurtma­ke­laars. Toen er – door de directeuren – een sterke behoefte aan cursussen voor vak­krach­ten werd vastgesteld, is ook voor deze categorie een aanbod ontwikkeld. 3c Worden deze plannen gerealiseerd en worden de beoogde doelstellingen be­haald? Van de cursussen voor bredeschoolmedewerkers was alleen die voor de eerste tranche al afgerond. De cursussen voor de latere tranches en voor de buurtmakelaars liepen nog door tot eind 2008. Afgaande op de aantallen cursisten hebben verreweg de mees­te bredeschoolmedewerkers en buurtmakelaars zich laten bijscholen. De afge­sloten cursus is over het algemeen als goed beoordeeld. De cursus voor vakkrachten – die overigens niet verplicht is – is pas in het schooljaar 2008-2009 gestart. De vierde reeks vragen handelt over de tevredenheid van alle betrokkenen, zo­wel het perso­neel van de school en de partners waarmee de school samen­werkt als de ouders en kinderen zelf. De tevredenheid kan betrekking hebben op ver­schil­lende aspecten. 4a Hoe wordt de uitbreiding van de leertijd ervaren door de verschillende betrok­kenen? De directeuren waarderen hun dagarrangement gemiddeld met een 7. De groeps­leer­krachten komen gemiddeld echter niet verder dan een 5,9, omdat zij vinden dat hun taak als gevolg van het dagarrangement zwaarder is geworden. Extra leertijd en meer aandacht voor de kernvakken worden volgens de meeste leerkrachten nog niet gereali­seerd. Zij zijn bovendien nog sterk verdeeld over de bereikte effecten bij de leerlin­gen. Het oordeel van de vakkrachten is met een gemiddeld rapportcijfer van 7,2 be­duidend positiever, al geeft een deel van hen toe dat zij soms wel eens moeite hebben met het handhaven van orde. Ook de leerlingen zijn overwegend positief. Bij de ouders hebben we eveneens vooral positieve geluiden gehoord. Het gaat dan wel om ouders die vaak
  • 18. 17 op school komen. In vergelijking met het dagarrangement wordt het wijkarrangement door de directeuren en vooral door de groepsleerkrachten met een hoger rapportcijfer gewaar­deerd (resp. 7,4 en 7,0). 4b Hoe tevreden zijn de arrangementen over de bijdrage van partijen die zorgen voor de ondersteuning, zoals WGI, OOG, De Meeuw en JOS? Vandedrievormenvanon­der­steuning–pro­cesbegeleiding,deskundig­heidsbe­vor­de­ringendewerkgeversfunctie – is de laatste het beste naar volle tevredenheid van alle betrokkenen uitgevoerd door het werkgeversinstituut WGI. De door OOG opge­zette cursussen voor de twee nieuwe functies, die van brede­school­mede­werker en die van buurtmakelaar, zijn naar tevredenheid van de deelnemers uitgevoerd. Of deze cur­sussen ook het effect hebben dat de deelnemers hun functie beter zijn gaan ver­vullen, kunnen we niet vaststellen. Een cursus voor de vakkrachten heeft volgens som­mige directeuren te lang op zich la­ten wachten. De procesbegeleiding is door verschillende organisaties met daarbinnen verschillende func­tionarissen uitgevoerd. Daarover is voorafgaande aan het experiment onvoldoen­de nagedacht. In de praktijk hebben de verschillende vormen van ondersteuning soms voor verwarring gezorgd, met name wanneer de onderlinge afstemming tussen de betrokken functionarissen niet optimaal verloopt. Ten aanzien van De Meeuw wordt gemeld dat er vaak sprake was van een wisseling van personeel. Verschillende direc­teu­ren pleiten ervoor om de middelen voor de ondersteuning rechtstreeks aan de scho­len uit te keren, zodat zijzelf kunnen kiezen waaraan deze middelen worden besteed. De meningen over de rol van JOS als regisseur van de wijk- en dagarrangementen zijn verdeeld. De scholen zijn vaak positief, maar de besturen uiten zich kritischer. Zij vinden dat het beleid te vaak wordt bijgesteld, zonder dat daarover voldoende met hen is gecommuniceerd. Daarnaast willen ze greep houden op het beheer van hun scholen, hetgeen inhoudt dat JOS niet buiten hen om afspraken maakt met de scholen. Men is in dat opzicht verdeeld over het aanstellen van contactpersonen per school.
  • 19. 18 Naast deze vier reeksen van vragen omvatte de opdracht nog een viertal andere onderzoeksvragen. 5 Hoe was de situatie bij de wijk- en dagarrangementen voorafgaande aan het experiment, dat wil zeggen medio 2007? De beginsituatie van scholen bij de start van het experiment wordt zoals te verwachten vooral bepaald door de voorgeschiedenis als brede school. We hebben hier bij beide arrangementen de grootst mogelijke variatie aan- getroffen van enerzijds scholen met een jarenlange ervaring tot ander­zijds scholen die voorheen nimmer brede school zijn geweest. Het merendeel van de scho­len die in de eerste of tweede tranche voor een dagarrangement zijn geselecteerd, heeft wel een langdurige voorgeschiedenis als brede school. Die voorgeschiedenis heeft niet in alle gevallen de doorslag gegeven bij de selectie van scholen voor toelating tot een van de arran­ge­men­ten. 6 In hoeverre wordt de voortgang van de experimenten met wijk- en dagarrangementen gehinderd door knelpunten in de beschikbare accommodaties en middelen? De beschikbaarheid van goede accommodaties wordt zowel door de directeuren van de scholen met een dag- als met een wijkarrangement regelmatig als een knel­punt gezien. Bij de dagarrangementen is het gemiddelde rapportcijfer voor de kwaliteit en beschikbaarheid van accommodaties 5,4, bij de wijkarrangementen 5,9. Omdat er bij de wijkarrangementen nog slechts op bescheiden schaal sprake is van gemeenschappelijke activiteiten, kan er nog nauwelijks sprake zijn van een betere benutting van de accommodaties. 7 Hoe verloopt de afstemming op beleidsniveau tussen de partijen die in het Rotterdamse onderwijs-, welzijns- en jeugdbeleid een rol spelen? Hoewel er sprake is van regelmatig overleg lijkt die afstemming – mede door uiteenlopende standpunten van de schoolbesturen – moeizaam te verlopen. Het draagvlak voor de dag­arran­gementen staat daardoor onder druk. Daar komt bij dat de communicatie tussen de besturen en hun scholen ook niet optimaal verloopt. Scholen krijgen daardoor verschillende boodschappen.
  • 20. 19 8 Leiden de nieuwe arrangementen tot een toename van het percentage leerlingen dat aan activiteiten deelneemt en tot een toename van het aantal activiteiten dat wordt aangeboden? Het gaat hierbij om meerwekelijkse activiteiten. Het dagarrangement heeft zowel geleid tot een 100 %-bereik van de leerlingen als tot een grote toename van het aantal meerwekelijkse activiteiten. Daarentegen hebben de wijkarrangementen slechts tot een bescheiden toename van het bereik en het aantal activiteiten geleid. Deze scholen verschillen in dit opzicht nog maar in geringe mate van de gewone brede scholen in Rotterdam, maar we zien wel een toename tussen de eerste en de tweede tranche. Scholen die al in de eerste tranche met een wijkarrangement zijn gestart, hebben gemiddeld een groter bereik dan de later gestarte scholen. Dat geldt zowel voor het percentage leerlingen dat meedoet als voor het aantal activiteiten dat wordt georganiseerd.
  • 21.
  • 22. 21 4 Conclusies Op basis van de antwoorden bij de onderzoeksvragen zijn zes conclusies geformuleerd. Conclusie 1 Op de scholen die een dagarrangement hebben ingevoerd wordt er met veel enthousiasme en inzet aan een uitbreiding van de leertijd gewerkt. Dat neemt niet weg dat er nog sprake is van een aantal knelpunten. Het dagarrangement is nog niet op alle scholen al ingevoerd volgens de opzet die in het plan van aanpak is vastgesteld. De kwaliteit van de vakkrachten laat soms nog te wensen over en ook de afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten verloopt – zeker volgens de groepsleerkrachten – nog niet optimaal. Wel hebben we kunnen vaststellen dat de directies een belangrijke rol hebben gespeeld in het opbouwen van een veranderingsgerichte cultuur en het op gang bren­gen van veranderingsprocessen. Het totstandkomen van dagarrangementen is door­gaans een intensief samenspel geweest tussen bestuur, (G)MR, schoolleiding, leer­ krachten en ouders waardoor er een breed draagvlak is ontstaan voor de innovaties. Voorwaarden voor het slagen van de invoering van een dagarrangement zijn: de mate waarin scholen er in slagen het veranderingsproces vorm te geven en over vaar­dig­he­den beschikken om een eenduidig pedagogisch klimaat te ontwikkelen, het activi­teitenaanbod te verbreden en de kwaliteit van de samenwerking tussen onderwijs en partners te verbeteren. Conclusie 2 Tussen de scholen die samen voor een wijkarrangement hebben gekozen, wordt er over het algemeen nog maar in beperkte mate samengewerkt met gemeenschappelijke activiteiten. Dat neemt niet weg dat sommige wijkarran­ge­ men­ten er wel in slagen op grote schaal gemeenschappelijke activiteiten te orga­nise­ren. Dan is er vaak ook sprake van een nieuw elan in de wijk.
  • 23. 22 De mate waarin scholen binnen een wijkarrangement daadwerkelijk met elkaar sa­men­werken, blijkt sterk te variëren. Door nog geen 40 procent van de directeuren is gemeld dat er minstens op één dag in de week gezamenlijke activiteiten plaatsvinden. In meer dan de helft van de gevallen blijft die samenwerking beperkt tot enkele keren per jaar of zelfs nog minder. Veel scholen die voor een wijkarrangement hebben ge­ko­zen, gebruiken de extra middelen om het aanbod voor de eigen leerlingen te verbete­ren. In de wijken waar wel goed wordt samengewerkt aan gezamenlijke activiteiten, was er vaak ook al vóór de invoering van het wijkarrangement sprake van een goed contact tussen de scholen. Behalve van persoonlijke factoren hangen deze contacten ver­moe­delijk ook samen met stabiele leerlingenstromen en het ontbreken van rivaliteit tus­sen de scholen. Dat houdt in dat samenwerking tussen scholen niet altijd organiseerbaar is en zeker niet kan worden afgedwongen. Conclusie 3 Debelangstellingvoordeinvoeringvanwijkarrangementenisbeduidendgroterdanvoordeinvoeringvandagarrangementen. Er zijn daarvoor meerdere redenen aan te wijzen. De eerste reden voor de grote belangstelling voor het wijkarrangement is gelegen in de ruime financiering voor het creëren van nieuwe functies, waardoor de scholen die voor dit arrangement kozen, zelf minder tijd en aandacht aan de organisatie hoefden te besteden. Verder is met schoolbesturen afgesproken dat scholen in de buurt van een dag­ arrangementschool – als ‘compensatiemaatregel’ voor de verstoorde concurrentieverhoudingen – auto­matisch de kans krijgen een wijkarrange­ment te gaan vormen. Als derde reden kan genoemd worden dat er vrijwel geen toezicht is geweest of de sa­men­werking tussen scholen bij gemeenschappelijke activiteiten daad­wer­kelijk van de grond komt. Toen andere scholen bemerkten dat de scholen met een wijkarrangement voor de extra middelen weinig extra inspanningen hoefden te le­ve­ren, gingen ook zij – wellicht daartoe aangemoedigd door hun bestuur – zich aan­mel­den voor een wijk­ arrangement. Conclusie 4 Wat het aantal georganiseerde activiteiten en het bereik van de leerlingen betreft, hebben de dagarrangementen tot nu toe aanzienlijk meer effect gerealiseerd dan de wijkarrangementen.
  • 24. 23 Op basis van de deelnameregistratie door de scholen kunnen we vaststellen dat het dagarrangement niet alleen geleid heeft tot een 100 %-bereik van de leerlingen, maar ook tot een aanzienlijke toename van het aantal meerwekelijkse activiteiten. Op de scholen met een wijkarrangement is daarvan veel minder sprake. Deze scholen verschillen nog maar in geringe mate van de gewone brede scholen, maar we zien wel een toename naarmate scholen langer in een wijkarrangement participeren. Conclusie 5 De schoolbesturen zijn verdeeld over de invoering van het dagarrangement. Van de grotere schoolbesturen heeft alleen RVKO zich ingezet om het beleid van de gemeente te steunen. Dit bestuur heeft zijn scholen erop gewezen dat de wijk­ar­rangementen als een voor­stadium van het dagarrangement gezien moeten worden, wat niet wegneemt dat de scholen wel autonoom zijn in hun beslissing. Ook de andere besturen laten hun scholen vrij, maar zij geven ze duidelijk minder ‘support’. Stich­ting BOOR houdt zich vrij afzijdig en de beide grotere protestants-christelijke besturen geven te kennen dat zij – zeker voorlopig – de wijkarrangementen prefereren boven de dagarrangementen. Conclusie 6 Veel scholen zijn enthousiast over het wijkarrangement. Niettemin wordt de stap naar het dagarrangement door een aantal scholen overwogen. Op veel scholen bevalt het wijkarrangement zo goed dat de directeuren niet enthou­siast zijn om een dagarrangement in te voeren. Daarnaast beschouwen zij de weer­standen bij het team als een grote belemmering. Toch zien de directeuren ook voor­delen, met name in het bereik van 100 procent van de leerlingen en in het kunnen verbeteren van de afstemming tussen groeps­leerkrachten en vakkrachten. Gemiddeld schatten zij de kans dat de school over twee jaar een dagarrangement is op 32 procent. Als dat per­centage inderdaad gerealiseerd zou worden, zou dat een beduidende stap zijn in de richting van 45 dagarrangementen in 2010. Zowel bij de besturen als bij veel scholen is er wel sprake van een grote bezorgdheid over de beschikbare middelen in de periode na 2010.
  • 25. 24
  • 26. 25 5 Aanbevelingen Op basis van de conclusies in de vorige paragraaf komen we met een aantal aanbevelingen die achtereenvolgens worden besproken. Aanbeveling 1 Creëer een tussenvariant waarin de sterke kanten van het dag- en wijkarrangement worden verenigd. De sterke kant van het geslaagde dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor 100 procent van de leerlingen. Een geslaagd wijkarrangement draagt zorg voor een goede samenwerking tussen scholen bij het organiseren van gemeenschappelijke activiteiten in de wijk. Wanneer de sterke kanten van beide arrangementen worden verenigd, houdt dat in dat voor alle leerlingen verplichte activiteiten worden georganiseerd op een tijdstip dat alle scholen – ook de scholen die nu een dagarrangement hebben – daaraan mee kunnen doen. Dat is het beste mogelijk wanneer de onderwijstijd en de tijd voor activiteiten worden gescheiden en niet – zoals bij het huidige dagarrangement – elkaar afwisselen. Het zogenoemde Zweedse model – onderwijs in de ochtend, activiteiten in de middag – kan hierbij als voorbeeld dienen. Voor de groepsleerkrachten leidt deze oplossing tot minder versnippering van hun lessen en kan zij bovendien zorgen voor een taakverlichting vergeleken met het hui­dige dagarrangement. Dat betekent overigens niet dat de groepsleerkrachten geen rol hoeven te spelen bij de activiteiten in de middag. In het Zweedse model zijn zowel de groeps­leer­krach­ten als de vakkrachten de hele dag aanwezig, maar verschilt hun rol in de ochtend- en middaguren. Aanbeveling 2 Schaf de huidige arrangementen niet direct af, maar zorg wel voor een financiering die beter in relatie staat tot de inspanningen die scholen zich moeten getroosten.
  • 27. 26 Wanneer scholen die voor het bestaande dagarrangement hebben gekozen dat willen, moe­ten zij de kans krijgen daarmee door te gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de scholen die ervoor hebben gekozen de dagindeling te baseren op het bioritme van de kinderen. Voor scholen die binnen het wijkarrangement niet of nauwelijks wil­len samenwerken met andere scholen bij het opzetten van gemeenschappelijke activiteiten, zal dit financiële conse­quenties dienen te hebben. Dit dient ook het geval te zijn wanneer scholen het 100%-bereik niet invoeren. Aanbeveling 3 Geef scholen budget voor ondersteuning en begeleiding en laat ze die zelf – alleen of tezamen – inkopen. Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat er bij veel directeuren behoefte bestaat om zelf te kiezen welke begeleiding en ondersteuning zij voor zichzelf en voor het team wensen. Het gaat dan niet alleen om procesbegeleiding en deskundigheidsbevordering, maar ook om de budgetten voor de inzet van de nieuwe functionarissen. Het is wel belangrijk de scholen bij te staan bij het maken van die keuze wanneer zij daar prijs op stellen. Een optie zou ook kunnen zijn om de vrije besteding van budgetten pas toe te staan nadat scholen enige ervaring met het arrangement hebben opgedaan. Aanbeveling 4 Overleg met de besturen over het organiseren van gezamenlijke bijeenkomsten voor alle scholen met hetzelfde arrangement. Hierbij kan vooral gedacht worden aan scholen die in dezelfde fase van een arrangement zitten. Zij kunnen het meest van elkaar leren. Dat neemt niet weg dat het zin­vol kan zijn om ook bijeenkomsten te organiseren waarin scholen met een lan­gere ervaring hun kennis kunnen overdragen aan scholen die pas net beginnen.
  • 28. 27 Aanbeveling 5 Monitor de ontwikkelingen en de effecten. Zeker wanneer er verschillende varianten naast elkaar bestaan, is het zinvol om de effecten van de verschillende varianten te meten. Dat kan bijvoorbeeld door de doorstroom naar het voortgezet onderwijs over een aantal jaren te laten vergelijken. Ook de beschikbare gegevens uit het Leerlingvolgsysteem kunnen hiervoor op korte termijn gebruikt worden. Daarnaast wordt voor de langere termijn aanbevolen om scholen deel te laten nemen aan het landelijke cohortonderzoek COOL5-18 dat om de drie jaar plaatsvindt. Bij dit onderzoek worden de scores van de leerlingen van groep 2, groep 5 en groep 8 op de taal- en rekentoetsen uit het Leerlingvolgsysteem bij de scholen opgevraagd. Tevens wordt daar­bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen gemeten op basis van door de groepsleerkracht en de leerlingen zelf in te vullen vragenlijsten. De leerlingen kunnen later ook nog worden gevolgd in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.