SlideShare a Scribd company logo
1 of 12
Geaggregeerde vraagcurve en
geaggregeerde aanbodcurve

        HAVO-BOVENBOUW
Geaggregeerde vraag

De totale vraag naar goederen en diensten in een land:

1) Consumptie
2) Investeringen
3) Overheidsbestedingen
4) Netto-Export (export – import)
Invloed van prijzen


 De koopkracht van de geaggregeerde vraag hangt af
 van het prijspeil

 In het algemeen neemt de vraag af als de prijzen
 stijgen

 Dit zie je terug in de geaggregeerde vraagcurve
Langs de verticale as:           De curve
      Prijspeil (indexcijfer)

                                Geaggregeerde Vraag
140

120

100

80

60                                                          Geaggregeerde Vraag

40
                                                       Langs de horizontale as:
20                                                     Reeel BBP (hoeveelheid)
 0
           Q1         Q2          Q3      Q4      Q5
Uitleg curve

                Geaggregeerde Vraag
140                                   We nemen nu eens aan
                                      dat het prijspeil daalt naar
120                                   index 80.

100                                   Door de lagere prijzen
                                      kunnen consumenten
80                                    meer producten
                                      kopen, bedrijven met
                                      hetzelfde geld meer Vraag
                                         Geaggregeerde
60
                                      investeringen doen, de
                                      overheid ook en het
40                                    buitenland zal meer vraag
                                      uitoefenen naar onze
20                                    producten door de lage
                                      prijzen.
 0                                    De gevraagde hoeveelheid
      Q1   Q2     Q3    Q4    Q5
Verschuiving van de curve

160                             Als bij gelijkblijvend prijspeil een
                                van de factoren van
140                             geaggregeerde vraag verandert
                                gaat de lijn schuiven.
120
                                Oorzaak van deze verschuiving
100                             zou bijvoorbeeld kunnen zijn:
                                -Toename
80                              consumentenvertrouwenCurve 1
                                -Toename overheidsbestedingen
60                              -Belastingverlaging
                                                       Curve 2

40                              Gevolg:
                                Een stijgend reeel inkomen
20                              (=economische groei)

 0
      Q1      Q2    Q3     Q4             Q5
Geaggregeerd aanbod


 Het totale aanbod van goederen en diensten in een
  land
 Onderscheid tussen korte en lange termijn
 Korte termijn = Keynesianen
 Lange termijn = Monetaristen
Aannames bij de curve



Korte Termijn                            Lange Termijn
Prijzen zijn star/rigide – Producenten   Prijzen zijn oneindig flexibel – Iedere
passen alleen de hoeveelheden aan als    verandering in de gevraagde
de gevraagde hoeveelheid verandert       hoeveelheid komt tot uitdrukking in de
                                         prijs
Lonen zijn star/rigide – Daling van      Lonen zijn oneindig flexibel – Daling
vraag naar producten zorgt voor daling   van vraag naar producten zorgt voor
van vraag naar arbeid en                 daling van lonen en zo hoeft de
(conjuncturele) werkloosheid ontstaat    werkloosheid minder groot te zijn
Producenten zitten vast aan contracten   Alles is onderhandelbaar met de nieuwe
met leveranciers, klanten en             situatie in het achterhoofd
werknemers
Korte termijn geaggregeerd aanbod

                Geaggregeerd aanbod
140

120

100

80

60                                    Geaggregeerd aanbod

40

20

 0
      Q1   Q2     Q3    Q4    Q5
Lange termijn geaggregeerd aanbod

                Geaggregeerd aanbod
140

120

100

80

60                                    Geaggregeerd aanbod

40

20

 0
      Q1   Q2     Q3    Q4    Q5
Korte termijn model

140                              In dit voorbeeld besluit
                                 de overheid de uitgaven
120                              te vergroten. De
                                 vraagcurve schuift naar
100                              rechts.
                                 Prijzen worden niet
80                               aangepast maar de
                                 producenten passen hun
                                 hoeveelheid aan.
60                               Gevolg: een stijging van
                                 het reeel BBP
40

20

 0
      Q1     Q2      Q3     Q4                Q5
Lange termijn model

140                              In dit voorbeeld besluit
                                 de overheid de uitgaven
120                              te vergroten. De
                                 vraagcurve schuift naar
100                              rechts.
                                 Prijzen worden op de
80                               lange termijn aangepast.

                                 Gevolg: Inflatie 
60

40

20

 0
      Q1     Q2      Q3     Q4                Q5

More Related Content

More from docenteco

More from docenteco (7)

Les 7
Les 7Les 7
Les 7
 
Les 6 a
Les 6 aLes 6 a
Les 6 a
 
Les 5 b
Les 5 bLes 5 b
Les 5 b
 
Les 5
Les 5Les 5
Les 5
 
Les 4 b
Les 4 bLes 4 b
Les 4 b
 
Les 1
Les 1Les 1
Les 1
 
Les 8
Les 8Les 8
Les 8
 

Geaggregeerde vraag en aanbod

  • 1. Geaggregeerde vraagcurve en geaggregeerde aanbodcurve HAVO-BOVENBOUW
  • 2. Geaggregeerde vraag De totale vraag naar goederen en diensten in een land: 1) Consumptie 2) Investeringen 3) Overheidsbestedingen 4) Netto-Export (export – import)
  • 3. Invloed van prijzen  De koopkracht van de geaggregeerde vraag hangt af van het prijspeil  In het algemeen neemt de vraag af als de prijzen stijgen  Dit zie je terug in de geaggregeerde vraagcurve
  • 4. Langs de verticale as: De curve Prijspeil (indexcijfer) Geaggregeerde Vraag 140 120 100 80 60 Geaggregeerde Vraag 40 Langs de horizontale as: 20 Reeel BBP (hoeveelheid) 0 Q1 Q2 Q3 Q4 Q5
  • 5. Uitleg curve Geaggregeerde Vraag 140 We nemen nu eens aan dat het prijspeil daalt naar 120 index 80. 100 Door de lagere prijzen kunnen consumenten 80 meer producten kopen, bedrijven met hetzelfde geld meer Vraag Geaggregeerde 60 investeringen doen, de overheid ook en het 40 buitenland zal meer vraag uitoefenen naar onze 20 producten door de lage prijzen. 0 De gevraagde hoeveelheid Q1 Q2 Q3 Q4 Q5
  • 6. Verschuiving van de curve 160 Als bij gelijkblijvend prijspeil een van de factoren van 140 geaggregeerde vraag verandert gaat de lijn schuiven. 120 Oorzaak van deze verschuiving 100 zou bijvoorbeeld kunnen zijn: -Toename 80 consumentenvertrouwenCurve 1 -Toename overheidsbestedingen 60 -Belastingverlaging Curve 2 40 Gevolg: Een stijgend reeel inkomen 20 (=economische groei) 0 Q1 Q2 Q3 Q4 Q5
  • 7. Geaggregeerd aanbod  Het totale aanbod van goederen en diensten in een land  Onderscheid tussen korte en lange termijn  Korte termijn = Keynesianen  Lange termijn = Monetaristen
  • 8. Aannames bij de curve Korte Termijn Lange Termijn Prijzen zijn star/rigide – Producenten Prijzen zijn oneindig flexibel – Iedere passen alleen de hoeveelheden aan als verandering in de gevraagde de gevraagde hoeveelheid verandert hoeveelheid komt tot uitdrukking in de prijs Lonen zijn star/rigide – Daling van Lonen zijn oneindig flexibel – Daling vraag naar producten zorgt voor daling van vraag naar producten zorgt voor van vraag naar arbeid en daling van lonen en zo hoeft de (conjuncturele) werkloosheid ontstaat werkloosheid minder groot te zijn Producenten zitten vast aan contracten Alles is onderhandelbaar met de nieuwe met leveranciers, klanten en situatie in het achterhoofd werknemers
  • 9. Korte termijn geaggregeerd aanbod Geaggregeerd aanbod 140 120 100 80 60 Geaggregeerd aanbod 40 20 0 Q1 Q2 Q3 Q4 Q5
  • 10. Lange termijn geaggregeerd aanbod Geaggregeerd aanbod 140 120 100 80 60 Geaggregeerd aanbod 40 20 0 Q1 Q2 Q3 Q4 Q5
  • 11. Korte termijn model 140 In dit voorbeeld besluit de overheid de uitgaven 120 te vergroten. De vraagcurve schuift naar 100 rechts. Prijzen worden niet 80 aangepast maar de producenten passen hun hoeveelheid aan. 60 Gevolg: een stijging van het reeel BBP 40 20 0 Q1 Q2 Q3 Q4 Q5
  • 12. Lange termijn model 140 In dit voorbeeld besluit de overheid de uitgaven 120 te vergroten. De vraagcurve schuift naar 100 rechts. Prijzen worden op de 80 lange termijn aangepast. Gevolg: Inflatie  60 40 20 0 Q1 Q2 Q3 Q4 Q5