SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 74
Baixar para ler offline
Ben Tiggelaar over 
VERANDER-PSYCHOLOGIE 
06 
11 
14 
werkboek 
De Meervaart, Amsterdam 
Effectiever leidinggeven 
aan verandering
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
2 
INHOUDSOPGAVE 
BLOK I Het grote plaatje - Leiderschap bij verandering 3 
BLOK II Resultaten - Centrale vraag: “Wat is je ambitie?” 10 
BLOK III Gedrag - Centrale vraag: “Wat ga je daarvoor doen?” 17 
BLOK IV Sturing - Centrale vraag: “Hoe ga je zorgen dat dit lukt?” 24 
BLOK V Leren - En dan nu: leren, bijsturen, leren, bijsturen... 31 
BLOK VI Praktisch en persoonlijk - Je eigen toolbox 38 
EXTRA 20 praktische tools 45 
Literatuur 70
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
BLOK I: HET GROTE PLAATJE 
Leiderschap bij verandering 
• 115.000 boeken over ‘leadership’; 163.000 over ‘change’ en toch... 
• Eén zwakke schakel en twee natuurwetten waar we telkens weer op stuklopen 
• De essentie: één framework, drie vragen 
3 
BLOK 
1
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
115.000 boeken over ‘leadership’; 163.000 over ‘change’ en toch... 
4 
BLOK 
1
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Eén zwakke schakel en twee natuurwetten waar we telkens weer 
op stuklopen 
5 
BLOK 
1
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
De essentie: één framework, drie vragen 
6 
BLOK 
1
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
De belangrijkste lessen 
Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 
7 
1. 
2. 
3. 
BLOK 
1
BEN TIGGELAAR 
Waarom de meeste 
veranderingen mislukken 
De banken, de kinderopvangsector, het UWV, het MKB... Iedereen is bezig met 
veranderen. Maar volgens bedrijfskundigen levert dat meestal niet op wat de 
bedoeling is. Meer dan de helft van de veranderingen mislukt. Al jaren. Het zou 
zo maar eens kunnen dat we we in het bedrijfsleven veel minder begrijpen van het 
veranderen van menselijk gedrag -van collega’s, klanten en managers- dan we zelf 
denken. 
Opmerkelijk: verreweg het meest interessante onderzoek naar gedragsverandering 
wordt gedaan binnen de gezondheidszorg. Al lange tijd maken 
gezondheidspsychologen studie van methoden en technieken om het gedrag van 
individuen en groepen te beïnvloeden. 
Zo ontwikkelden de Britse onderzoekers Charles Abraham en Susan Michie 
in de afgelopen jaren een taxonomie van verandertechnieken, waarmee 
communicatiecampagnes, demonstraties, simulaties en andere interventies 
systematisch vergeleken kunnen worden. Hun ‘periodiek systeem’ op het gebied 
van veranderen wordt door veel onderzoekers gebruikt in effectiviteitsstudies. 
Bijvoorbeeld in een -ook voor bedrijven hoogst interessante- analyse van Thomas 
Webb en collega’s. De onderzoekers vergeleken 85 verschillende studies naar 
interventies via internet, waarbij in totaal meer dan 43.000 proefpersonen waren 
betrokken. Wat vonden ze? 
Belangrijkste conclusie van Webb en de zijnen: wie zijn wetenschappelijke huiswerk 
doet, boekt betere resultaten. Veranderinterventies die zijn gebaseerd op een 
wetenschappelijke theorie, blijken stelselmatig effectiever dan interventies die -zoals 
maar al te vaak gebeurt- enkel gebaseerd zijn op ideeën, intuïtie en ervaringen van 
de betrokkenen. 
8 
COLUMN
COLUMN 
Het model dat het best bleek te werken, was de ‘theory of planned behavior’ van de 
Amerikaanse sociaal-psycholoog Icek Ajzen. Ajzens theorie uit 1991 is al lange tijd 
de meest aangehaalde gedragsbenadering binnen de wetenschappelijke psychologie 
en stelt -heel kort samengevat- dat onze intenties en ons gedrag worden gestuurd 
door drie verzamelingen van overtuigingen: onze ‘beliefs’ omtrent het nut van ons 
voorgenomen gedrag; onze verwachtingen over wat anderen zullen vinden van dat 
gedrag; En onze inschatting van ons vermogen om het voornemen ook echt uit te 
voeren. Wie anderen wil veranderen, moet zijn pijlen richten op deze overtuigingen. 
Webb en collega’s vonden nog meer. Interventies die gebruik maakten van meerdere 
technieken, zijn effectiever dan interventies die gebruikmaken van een of enkele 
technieken. Wie iets wil veranderen in het gedrag van anderen, kan bijvoorbeeld het 
gewenste gedrag te demonstreren. Maar nog beter werkt het als je ook feedback 
geeft op vertoond gedrag, en daarnaast beloningen geeft voor gewenst gedrag en 
tevens mensen in staat stelt om zich te vergelijken met anderen. Meer technieken, 
meer effect. 
Goed. Terug naar de beginvraag. Waarom mislukken de meeste veranderingen in het 
bedrijfsleven en binnen de overheid? Een belangrijke reden zou wel eens kunnen zijn 
dat we ons niet houden aan de simpele regel uit het onderzoek van Webb. 
We doen ons huiswerk niet. Ondanks dat een op de drie Nederlanders hoger 
onderwijs heeft genoten, denken we niet academisch genoeg. We besteden geen 
aandacht aan het verkennen en formuleren van ideeën over hoe het gedrag van onze 
klanten, burgers en collega’s werkt. Er is een probleem, we bedenken een aanpak en 
we gaan aan de slag. Hoe onze aanpak stap-voor-stap, via het gedrag van mensen, 
zal leiden tot ons doel, wordt niet uitgewerkt. 
Deze aanpak scheelt wellicht een paar uur en wat inspanning. Maar het resultaat is 
bijna altijd de zoveelste kostbare interventie die niet of nauwelijks werkt. Alleen wie 
geld en tijd teveel heeft, kan zich dat permitteren. 
9 
Ben Tiggelaar 
Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
BLOK II: RESULTATEN 
Centrale vraag: “Wat is je ambitie?” 
• Welke ‘big three’ factoren bepalen of je ergens echt voor zult gaan? 
• Hoe help je andere mensen om een verandering zélf te gaan willen? 
• Leiderschap en irrationaliteit: gevaarlijke blunders vermijden 
10 
BLOK 
2
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Welke ‘big three’ factoren bepalen of je ergens echt voor zult gaan? 
11 
BLOK 
2
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Hoe help je andere mensen om een verandering zélf te gaan willen? 
12 
BLOK 
2
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Leiderschap en irrationaliteit: gevaarlijke blunders vermijden 
13 
BLOK 
2
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
14 
De belangrijkste lessen 
Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 
1. 
2. 
3. 
BLOK 
2
BEN TIGGELAAR 
Wat doe je met veranderingen 
die niemand wil? 
De hel van het middenmanagement: voortdurende druk van boven, constante 
weerstand van onderen. Gisteren was ik bij een congres over verandermanagement. 
Een zaal vol teamleiders en managers die van hun directie de opdracht hadden van 
alles te veranderen, maar te maken hadden met collega’s die daar de noodzaak niet 
van inzagen. 
Een van de inleiders was econoom en psycholoog Paul Kloosterboer. Kloosterboer 
heeft tegendraadse ideeën over het proberen te managen van veranderingen die 
niemand wil. 
Eerste idee. Het wordt pas wat, als alles er mag zijn. Mooie uitspraak, maar wat 
betekent dit? Te vaak proberen we veranderingen op het werk door te drukken. De 
manager spreekt, de rest moet vooral instemmen. Vaak worden daarbij eerlijke 
twijfels, van beide kanten, niet gehoord. Maar juist dat wat er niet gezegd kan of 
mag worden, domineert stilzwijgend alle gesprekken. En vrijwel altijd leidt dit tot 
problemen. Kloosterboer zegt: wordt eindelijk eens volwassen, laat iedereen zich 
gewoon uitspreken. Ook als dat betekent dat we misschien helemaal niet gaan 
veranderen. Voor alle deelnemers aan het gesprek geldt: luister, spreek je uit en 
oordeel niet meteen. En houd alsjeblieft op met voorkoken en manipuleren. 
Tweede idee. Verdiep je in Argyris. Kloosterboer is groot fan van de -onlangs op 
90-jarige leeftijd overleden- Amerikaanse onderzoeker Chris Argyris. Onder meer 
bekend van zijn scherpe observaties van managementgedrag. Zo beschreef hij 
uitvoerig het conflict tussen espoused theories (aangehangen theorieën) en theories-in- 
use, tussen mooie plannen en werkelijk gedrag. Argyris zei: hoe sterk we ook 
geloven in een aanpak -bijvoorbeeld: luister naar medewerkers- zodra we ons 
bedreigd voelen grijpen we automatisch terug op defensive routines. 
15 
COLUMN
COLUMN 
Gedrag waarmee we het gevaar zo snel mogelijk afwenden. Voorbeeld: je vraagt als 
manager om eerlijke reacties op een presentatie. Maar als een medewerker iets zegt 
dat je niet bevalt, ga je grappen maken. Zo ondermijn je als manager jezelf en de 
organisatie. 
Argyris geloofde ook dat veranderen niet zo ingewikkeld hoeft te zijn. Als er écht 
een probleem speelt, geef je collega’s dan allereerst de harde, eerlijke feiten. Laat 
ze daarna zelf kiezen wat ze ermee willen. Alleen op die manier realiseer je de 
betrokkenheid die nodig is voor verandering. Argyris noemde deze drieslag: valid 
information; free choice; internal commitment. 
Derde idee. Uiteindelijk komen mensen pas in beweging als niet veranderen te veel 
pijn doet. Er moet sprake zijn van een reëel probleem dat mensen duidelijk herkennen. 
Pas als we iets dreigen te verliezen dat ons dierbaar is, gaan we veranderen. Dat 
geldt op het werk, maar ook thuis. Neem stoppen met roken. Vaak geldt dat we pas 
bereid zijn om de pijn van het stoppen te dragen, als we ervaren dat anders onze 
eigenwaarde eraan gaat, zegt Kloosterboer. Herkenbaar. Zelf realiseerde ik me dat ik 
écht moest stoppen toen ik probeerde om mijn oudste dochter (nu bijna 20) te leren 
fietsen. Ik rende naast haar en hield het domweg niet vol. Hoewel ik al heel lang zei 
dat ik wilde stoppen, viel op dat moment het echte besluit. 
Veel managers zoeken trucs om andere mensen te laten veranderen. Maar trucs 
helpen niet. Wat wel werkt volgens Kloosterboer: eerlijkheid, anderen zelf laten 
nadenken, afwachten... En domweg accepteren dat veel veranderingen mislukken. 
Liefst vóórdat je eraan begint. En als je baas dit niet begrijpt, laat het hem dan zelf 
proberen. 
16 
Ben Tiggelaar 
Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
BLOK III: GEDRAG 
Centrale vraag: “Wat ga je daarvoor doen?” 
• Geen woorden, maar daden... (was het maar zo makkelijk) 
• In hoeverre moet een manager zich hier eigenlijk mee bemoeien? 
• Welke ‘best practices’ leiden het eenvoudigst tot resultaten? 
17 
BLOK 
3
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Geen woorden, maar daden... (was het maar zo makkelijk) 
18 
BLOK 
3
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
In hoeverre moet een manager zich hier eigenlijk mee bemoeien? 
19 
BLOK 
3
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Welke ‘best practices’ leiden het eenvoudigst tot resultaten? 
20 
BLOK 
3
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
De belangrijkste lessen 
Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 
21 
1. 
2. 
BLOK 
3. 3
BEN TIGGELAAR 
Verandertips voor 
thuiskomers 
Een paar dagen zijn we terug. En we zitten alweer bijna in de vaste patronen die 
horen bij ons leven in Nederland. Een jaar hebben we in Boston gewoond. Maar het 
had net zo goed een maand of een week kunnen zijn. Zo snel pak je je oude gedrag 
weer op. 
Ik was voorbereid. Als je je al wat langer in het onderwerp verandering verdiept, weet 
je dat je omgeving een grote impact heeft op je gedrag. Dus, terug in Nederland, in 
je oude huis, tussen oude bekenden, vertoon je je oude gedrag. Wil je daar iets tegen 
doen, iets van de in het buitenland geleerde lessen vasthouden, dan zul je gericht 
actie moeten ondernemen. 
Wat ook helpt: eind juni had ik een gesprek met Icek Ajzen, een van mijn favoriete 
‘veranderpsychologen’. Volgens hem vergeten we doorgaans de meest basale 
stappen als het om veranderen gaat. Zo laten we meestal na om het concrete gedrag 
te benoemen dat we bij onszelf of bij anderen willen stimuleren. Volgens Ajzen 
bedenken de meeste mensen -privé en professioneel- vaak meteen een interventie. 
Zonder uit te werken hoe deze zal leiden tot nieuw gedrag. En hoe dit nieuwe gedrag 
vervolgens weer bijdraagt aan onze doelen. 
Drie elementaire lessen heb ik voor mezelf geformuleerd na het gesprek met Ajzen. 
1. Specificeer. Beschrijf het concrete gedrag dat je wilt zien. 
In Boston ging het goed met de werk-privé balans. Dat willen we vasthouden. Maar 
enthousiasme voor een doel als ‘een betere balans’ is niet genoeg om je gedrag 
te veranderen. Je moet weten welke concrete handelingen daarvoor nodig zijn en 
bovendien gemotiveerd zijn om deze uit te voeren. 
Belangrijke controlevragen bij deze stap: zal het geformuleerde gedrag echt leiden 
tot de uitkomst die je wilt? En is die uitkomst daadwerkelijk de moeite waard? 
22 
COLUMN
COLUMN 
2. Analyseer. Onderzoek welke factoren het gewenste gedrag bepalen. 
Bepaal de aard van het gewenste gedrag. Is het een eenmalige handeling? Of wil ik 
een nieuwe gewoonte ontwikkelen? Gaat het om gedrag op één locatie, bijvoorbeeld 
op kantoor? Of in allerlei situaties en omgevingen? Kan ik het alleen af? Of heb ik de 
hulp van anderen nodig? 
Kies vervolgens een plausibele gedragstheorie, zodat je weet op welke factoren je je 
moet richten. Moet je bijvoorbeeld werken aan je motivatie of volstaat het jezelf te 
herinneren aan een voornemen? 
Controlepunten: is het model dat ik gebruik wetenschappelijk geaccepteerd? En ook 
een beetje bruikbaar? 
3. Intervenieer. Gebruik bewezen technieken om te beïnvloeden. 
Britse gedragsonderzoekers gebruiken de CALO-RE (Coventry-Aberdeen-London 
Revised taxonomy) voor het onderscheiden van enkele tientallen verschillende 
verandertechnieken. Met name gericht op eet- en sportgedrag. Dit soort lijsten 
met technieken eerst even opzoeken op internet en pas dan gaan sleutelen aan een 
interventie, is heel wat effectiever dan zomaar wat dokteren. 
Dé check: leidt de interventie tot het gewenste gedrag en het beoogde doel? Het is 
verstandig om veranderpogingen te behandelen als een experiment en op vooraf 
bepaalde momenten netjes te meten wat de resultaten zijn. 
Goed. Drie veranderregels. Omdat ‘gewoon doen’ te simpel is. En teveel meet- en 
regeltechniek ook niet werkt. 
Ook belangrijk: ik heb deze eerste paar weken na onze terugkeer nauwelijks werk in 
mijn agenda gepland. Dat klinkt overdadig en zo voelt het ook. Maar om voldoende 
investeringsrendement te realiseren op een kostbaar jaar is het bepaald geen 
overbodige luxe. 
23 
Ben Tiggelaar 
Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
BLOK IV: STURING 
Centrale vraag: “Hoe ga je zorgen dat dit lukt?” 
• Twee -totaal verschillende- routes naar anders denken en anders doen 
• Welke verandertechnieken scoren in wetenschappelijk onderzoek? 
• Van verandering als gevecht, naar veranderen als vanzelfsprekend 
24 
BLOK 
4
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Twee -totaal verschillende- routes naar anders denken en anders doen 
25 
BLOK 
4
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Welke verandertechnieken scoren in wetenschappelijk onderzoek? 
26 
BLOK 
4
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Van verandering als gevecht, naar veranderen als vanzelfsprekend 
27 
BLOK 
4
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
De belangrijkste lessen 
Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 
28 
1. 
2. 
3. 
BLOK 
4
BEN TIGGELAAR 
Onuitstaanbare duwtjes 
Doe even mee... Stel je voor dat je bij het invullen van je belastingformulier voortaan 
meteen aan het begin zou moeten tekenen voor de juistheid van de gegevens, in 
plaats van helemaal aan het einde. Zou dat verschil maken? Het antwoord komt 
zometeen. Eerst nog even een andere vraag. Hoeveel procent van de Nederlanders 
zou eigenlijk orgaandonor moeten zijn? Meer dan 50 procent? Of is minder ook goed? 
En hoeveel procent is echt donor? 
Goed. Wat betreft dat belastingformulier. Onderzoekers op het gebied van 
gedragseconomie stelden vast dat het aantal mensen dat fraudeert bij het invullen 
van formulieren, ongeveer halveert wanneer er aan het begin moet worden getekend 
in plaats van aan het einde. 
Dan het percentage orgaandonors. In Nederland is circa 25 procent van de bevolking 
geregistreerd als donor. In onder anderen Polen, Oostenrijk, Portugal en Frankrijk 
ligt dat boven de 99 procent. De reden is eenvoudig. In deze landen is iedereen 
standaard donor totdat men zich actief afmeldt. In Nederland werkt het precies 
andersom. 
Het donorvoorbeeld komt uit het rapport dat deze week werd gepubliceerd door de 
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO): ‘De verleiding weerstaan. Grenzen 
aan beïnvloeding van gedrag door de overheid.’ Daarin wordt de vraag gesteld in 
hoeverre de overheid gebruik mag maken van ‘nudging’. 
Een ‘nudge’ is het woord dat psychologen en gedragseconomen gebruiken voor 
een duwtje in de goede richting. De term is afkomstig van Richard Thaler en Cass 
Sunstein die in 2009 een boek met deze titel publiceerden. Dat boek had een stevige 
impact. Zo besloten de Amerikaanse en de Britse overheid meer gebruik te maken 
van dit soort technieken om het gedrag van burgers te beïnvloeden. En tegelijkertijd 
was er veel kritiek op de ‘manipulatieve technieken’ die Thaler en Sunstein zouden 
propageren. Veel mensen voelen weerzin en irritatie bij het idee dat anderen, 
vooral overheden, hen beïnvloeden. Vooral als dat niet via traditionele juridische, 
economische en communicatieve instrumenten gebeurt, maar via prikkels die 
inwerken op onbewuste processen in ons brein. 
29 
COLUMN
COLUMN 
Het verweer van Thaler en Sunstein is eenvoudig. Iedereen wordt voortdurend 
beïnvloed door de manier waarop keuzes worden aangeboden. We pakken in de 
supermarkt eerder producten die op ooghoogte liggen en we kiezen bij het invullen 
van formulieren, op papier en online, in groten getale de optie die het meest 
standaard lijkt. Het is vaak onmogelijk om mensen niet te beïnvloeden. En dus 
moet je erover nadenken hoe je als keuzearchitect mensen helpt bij het kiezen voor 
gedrag dat het beste voor hen is of voor de maatschappij als geheel. Paternalistisch 
natuurlijk, geven Thaler en Sunstein toe. Maar hé, het gaat om duwtjes. Niet om 
dreiging of dwang. 
In zijn rapport adviseert de RMO, heel kort samengevat, dat de Nederlandse overheid 
voorzichtig moet zijn met nudging. Vooral waar het gaat om beleidsterreinen die 
meer omstreden zijn. Dus misschien wel het belastingformulier aanpassen, maar 
niet de donorregistratie. Bovendien is het belangrijk dat burgers weten hoe nudging 
werkt en waar en wanneer de overheid er gebruikt van maakt. 
Politiek correct. En dat hoort ook zo als je de RMO bent. Maar het rapport en de 
weerstand tegen ‘nudging’ laten ook zien dat we maar moeilijk afscheid kunnen 
nemen van het idee dat de mens vooral een verstandig, bewust handelend wezen is. 
De gedachte dat we primair automatisch en irrationeel kiezen en handelen, is voor 
veel mensen onbewust onuitstaanbaar. 
30 
Ben Tiggelaar 
Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
BLOK V: LEREN 
En dan nu: leren, bijsturen, leren, bijsturen... 
• Waarom wint ‘leren’ het eigenlijk altijd van ‘presteren’? 
• Hoe je collega’s met ‘weerstand’ serieus neemt en positief betrekt 
• De begindip, de waan van de dag en andere valkuilen 
31 
BLOK 
5
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Waarom wint ‘leren’ het eigenlijk altijd van ‘presteren’? 
32 
BLOK 
5
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Hoe je collega’s met ‘weerstand’ serieus neemt en positief betrekt 
33 
BLOK 
5
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
De begindip, de waan van de dag en andere valkuilen 
34 
BLOK 
5
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
De belangrijkste lessen 
Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 
35 
1. 
2. 
3. 
BLOK 
5
BEN TIGGELAAR 
Bedrieglijk simpel 
ondernemen 
Ik heb heel wat vakantiedagen besteed aan het bedenken van nieuwe projecten 
of zelfs nieuwe bedrijven. Maar sinds het lezen van Eric Ries weet ik dat dit 
tijdverspilling is. 
Ries is een internet-entrepreneur die tevens geïnteresseerd is in de theorie van het 
ondernemerschap. Hij schreef een van de meest succesvolle managementboeken 
van de laatste jaren: The Lean Startup. Een hit in de VS, hier minder bekend. 
Wat zegt Ries? Een nieuw project, een nieuwe baan, een nieuw bedrijf, alles wat je wilt 
beginnen in een onzekere situatie, is een startup. En het doel van een startup is niet 
om iets te maken en het daarna te verkopen. Het doel van een startup is om te leren. 
Om interacterend met echte klanten, zo snel mogelijk uit te vinden welke diensten of 
producten daadwerkelijk levensvatbaar zijn. 
Ries leerde dit door schade en schande. Hij ontwikkelde als technologieondernemer 
talloze diensten waar niemand op zat te wachten. Dat ging op de ouderwetse manier. 
Langdurig nadenken over een plan. Daarna maanden sleutelen aan het product. En 
pas daarna klanten zoeken. 
Na een aantal mislukkingen begon Ries zich af te vragen of het ook anders kon. Hij 
verdiepte zich daartoe onder meer in ‘lean’. Een managementfilosofie die voortkomt 
uit de aanpak die Toyota hanteert in zijn fabrieken. Centraal: het creëren van waarde 
voor klanten en het elimineren van alle vormen van verspilling daarbij. 
Vooral dat tweede ontbreekt bij startups, volgens Ries. Bewijs: de meerderheid van 
de bedrijven die worden opgericht, stopt wegens gebrek aan succes. Een enorme 
verspilling van tijd, geld en talent. 
36 
COLUMN
COLUMN 
De aanpak die Ries propageert is bedrieglijk simpel. Maak een plan (maar doe daar niet 
te lang over). Maak vervolgens een scheiding tussen de feiten en de aannames in je 
plan. Een feit kan zijn: ik ben een ervaren accountant in loondienst. Een aanname kan 
zijn: als ik zelfstandig een nieuwe vorm van accountancydiensten ga aanbieden, zullen 
klanten daarvoor willen betalen. 
Test vervolgens je belangrijkste aannames door experimenten. Zo simpel, snel en 
goedkoop mogelijk. In het geval van de accountant die voor zichzelf wil beginnen, 
bijvoorbeeld door middel van een webpagina waarop klanten informatie kunnen 
aanvragen. Stuur vervolgens honderd e-mails aan relaties met een link naar de site en 
kijk wat er gebeurt. Hoeveel mensen bezoeken je site? Hoeveel vragen daadwerkelijk 
informatie aan? Hoeveel willen echt een afspraak maken? 
Beter nog: stuur twee keer vijftig e-mails aan relaties. Vijftig mails met propositie A, 
vijftig met propositie B. Kijk welke aanpak beter werkt. Herhaal dit zolang als nodig is. 
Zo onderzoek je iteratief wie je klanten zijn, wat ze willen en hoe je dit het beste kunt 
leveren. 
Nadat je stap-voor-stap een succesvol bedrijf hebt opgebouwd, blijft het belangrijk 
om op deze manier te werken aan vernieuwingen, zegt Ries. Veel gevestigde 
ondernemingen hebben heldere processen voor alles. Behalve voor de cruciale taak om 
blijvend te innoveren. 
Ries is niet de eerste die pleit voor een experimentele aanpak. Maar wat zijn boek 
aantrekkelijk maakt is de grondige uitwerking van zijn ideeën en de praktische ervaring 
van de schrijver. 
En -ook leuk- tussen de regels door leer je hoe belangrijk het is om jezelf niet al te 
serieus te nemen. Het doel is niet langer om anderen te overtuigen van jouw gelijk. Het 
doel is om stapsgewijs te leren hoe je met jouw mogelijkheden iets waardevols voor 
anderen kunt doen. Een heel rustgevende gedachte in je vakantie. 
37 
Ben Tiggelaar 
Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
38 
BLOK VI 
Voor morgen: je persoonlijke toolbox 
• Managers hebben meer impact (negatief én positief) dan iedereen denkt 
• Wie leiding wil geven aan anderen, moet eerst leiding geven aan zichzelf 
• Keep-it-simple: waar wil je écht mee aan de slag? Deze week, deze maand? 
BLOK 
6
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Managers hebben meer impact (negatief én positief) dan iedereen denkt 
39 
BLOK 
6
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Wie leiding wil geven aan anderen, moet eerst leiding geven aan zichzelf 
40 
BLOK 
6
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Keep-it-simple: waar wil je écht mee aan de slag? Deze week, deze maand? 
41 
BLOK 
6
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
De belangrijkste lessen 
Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 
42 
1. 
2. 
3. 
BLOK 
6
BEN TIGGELAAR 
De schijnwerkelijkheid 
van topmanagers 
“Ik vind dat onethisch en ben dat zéker niet van plan.” Vorige week had ik een kleine 
aanvaring. Ik vroeg de directievoorzitter van een grote onderwijsinstelling of hij wel 
eens aanschoof bij een college. Gewoon, onaangekondigd, incognito. In spijkerbroek 
en t-shirt. Om te kijken hoe het er aan toe gaat in zijn club. Of de docent er een beetje 
zin in heeft. Of de beamer werkt. Of studenten meedoen of vooral op Facebook zitten. 
Volgens hem was dat niet alleen oneerlijk tegenover de medewerkers en de 
studenten, maar was het ook onnodig. Er waren allerlei goede systemen om de 
kwaliteit te meten. “Stiekem kijken,” zoals hij het noemde, zou betekenen dat je zowel 
je systemen als je mensen niet vertrouwde. En vertrouwen was juist essentieel. 
In het recent verschenen boek ‘Six simple rules. How to manage complexity without 
getting complicated’ vegen topadviseurs Yves Morieux en Peter Tollman de vloer aan 
met deze houding. “Als managers niet begrijpen wat mensen werkelijk doen, dan 
begrijpen ze niet waarom hun organisatie de prestaties (of wanprestaties) levert die 
het doet.” 
Morieux en Tollman beschrijven hoe veel managers het werk nodeloos complex 
maken door gebrek aan gevoel voor de dagelijkse realiteit. Laat de kwaliteit te 
wensen over? Dan wordt er een kwaliteitsproject gestart of zelf een afdeling voor 
opgericht. Zijn klanten niet tevreden? Dan komt er een nieuw beloningsprogramma 
dat medewerkers moet motiveren. 
Zo ontstaat een labyrint van processen, systemen, metingen, functies en afdelingen 
die allemaal als doel hebben om het dagelijkse gedrag van de medewerker 
te besturen. Maar waarom die medewerker doet wat hij doet in de dagelijkse 
werksituaties waarin hij verkeert, binnen welke mogelijkheden en beperkingen hij 
zijn taken verricht, daar heeft degene die de beslissingen neemt eigenlijk geen beeld 
en geluid bij. 
43 
COLUMN
COLUMN 
Volgens Morieux en Tollman is de echte basis voor het realiseren van concurrentie-voordelen, 
het inzicht dat managers hebben in wat er écht gebeurt in hun organisaties. 
Mocht je toevallig manager zijn, dan zou ik deze zin uitknippen en boven mijn bureau 
hangen. 
Enkele jaren terug deed ik participerend onderzoek. Overall aan en meewerken met 
een technische dienst. Twee grote lessen. Eén: ik had vooraf op vrijwel alle punten 
een verkeerd beeld van wat deze mensen dagelijks deden en van de werksituaties die 
daarop van invloed zijn. Twee: toen ik deze lessen deelde met de verantwoordelijke 
managers vielen ze van verbazing zo ongeveer van hun stoel. Ook zij hadden geen idee. 
Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Toen Guusje ter Horst burgemeester was van 
Nijmegen, verhuisde ze elk jaar naar een andere wijk om de stad te leren kennen. Ingrid 
Thijssen, voormalig directievoorzitter NS Reizigers, had een conducteursuniform op 
haar kantoor hangen en stapte regelmatig op de trein om incognito mee te werken. 
Maar veel topmanagers leven in een schijnwereld. Ze denken dat ze een goed beeld 
hebben van de werkelijkheid dankzij officiële rapportages uit de organisatie en vooraf 
aangekondigde werkbezoeken. Ze bewegen zich in hun eigen bestuurlijke werkelijkheid 
die bestaat uit cijfermatige indicatoren. Aangevuld met de voorgekookte verbale 
geruststellingen en verlanglijstjes van andere leidinggevenden. Gecompleteerd met 
wat vage herinneringen aan de tijd die ze zelf ooit doorbrachten op de werkvloer. 
Wie echt gelooft dat hij op basis van deze input tot zinnige output kan komen, 
moet zichzelf wel als een supermens beschouwen. Maar dat is weer een heel ander 
probleem. 
44 
Ben Tiggelaar 
Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
EXTRA: 20 PRAKTISCHE TOOLS 
TOOLS VOOR RESULTATEN 
De eerste stap in een veranderproces is het formuleren van de ambities; 
de gewenste resultaten. Verken welke mogelijke ambities er op je pad liggen. 
Kies vervolgens de ambities die relevant en haalbaar zijn. En leg ze daarna 
duidelijk vast. 
Wie zijn ambities op de juiste manier selecteert en formuleert, vergroot 
meteen vanaf het begin zijn kansen op een geslaagde implementatie. 
45 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 1 
Resultaten: wie formuleren de ambitie? 
De inhoud van de ambitie is belangrijk voor de motivatie van de mensen die 
voor een verandering staan. Maar net zo belangrijk is wie er meewerkt aan 
het formuleren van de gewenste resultaten van een verandering. Kies bij de 
samenstelling van deze groep voor een mix van autoriteit en sympathie. 
1) Welke mensen binnen de organisatie of de afdeling die wil veranderen, 
beschikken over autoriteit: kennis van zaken, geloofwaardigheid, deskundigheid 
en hiërarchische macht? 
2) Welke mensen worden als sympathiek gezien? Wie zijn representatief voor de 
medewerkers in de organisatie, doen graag iets voor een ander en onderhouden 
goede relaties met collega’s? 
3) Ook een mogelijke vraag om te stellen: naar wie gaan collega’s voor advies als 
46 
ze ergens zelf niet uitkomen? 
4) Belangrijk: welke van de mensen die uiteindelijk de verandering zullen moeten 
implementeren, beschikken over de bovengenoemde kenmerken? 
5) Kies uit de namen die je op deze manier verzamelt maximaal zeven mensen die 
elkaar aanvullen en goed kunnen samenwerken. 
6) Vraag hen of ze vanaf het allereerste begin willen meedenken over de 
noodzakelijke veranderingen in de organisatie. 
7) Leg tijdens de eerste bijeenkomst vast welke aanpak je wilt volgen om tot het 
formuleren van de verandering te komen. Geef anderen de ruimte om hierin mee 
te denken. Commitment aan de te volgen ‘procedure’ is belangrijk. 
8) Stimuleer de leden van je ‘veranderteam’ om volop te communiceren met 
anderen in de organisatie. Laat hen gebruikmaken van de contacten die ze 
hebben. 
9) Zet je veranderteam ook in bij het formuleren van gewenst gedrag en bij het 
kiezen van sturingstechnieken. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 2 
Resultaten: je ambities verkennen 
Een beeld van een aantrekkelijke, positieve toekomst is belangrijk. Maar even 
belangrijk is het gevoel dat er ‘iets moet gebeuren’ om die toekomst ook echt te 
realiseren. Visie en urgentie zijn beide van belang om tot actie te komen. 
1) Noteer de waarden waar je je voor de lange termijn aan wilt verbinden. Wat 
vind je écht belangrijk. Waar loop je warm voor? Als organisatie, als team 
of als individu. Gaat het om werkgelegenheid, om een betere wereld, om 
rechtvaardigheid, schoonheid? 
2) Noteer vervolgens in een aantal steekwoorden wat je -uitgaande van die 
waarden-de komende jaren zou willen realiseren. Wie wil je zijn? Over vijf jaar? 
Voor welke doelgroep? Wat onderscheidt je van de rest? Doe dit zo concreet 
mogelijk: hoe ziet een ideale week of werkdag in de toekomstige situatie eruit? 
Of: wat zeggen klanten over je, in dit toekomstbeeld? 
3) Kijk nu naar de dagelijkse gang van zaken en confronteer jezelf eerlijk met 
de tekorten die je aantreft. Wat moet er financieel beter? Wat moet er echt 
verbeteren in de producten en/of diensten? Wat moet er nu veranderen in de 
manier van werken? Welke nieuwe competenties zijn daarvoor nodig? Hoe moet 
het management veranderen? 
4) Formuleer op basis hiervan een aantal mogelijke ambities voor de komende tijd. 
Je hoeft nog niet te kiezen, dat komt later. 
5) Noteer de ambities zo concreet mogelijk. Bijvoorbeeld: over een jaar werken 
we samen met drie partijen over de grens. Of: wij zijn over twee jaar op alle 
fronten de goedkoopste leverancier. Of: onze klanten geven ons over een jaar 
een gemiddeld rapportcijfer van 8,5 voor dienstverlening. Of: we willen dat ons 
product over een half jaar in elke supermarkt ligt. Of: we worden volgend jaar 
marktleider in de doelgroep 50+. Of: binnen de branche is er over twee jaar geen 
bedrijf met meer vakkennis dan wij. Of: het management zit vanaf volgende 
maand hooguit nog 10% van zijn tijd op kantoor. Of: volgend jaar ben ik mijn 
eigen bedrijf begonnen. 
47 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 3 
Resultaten: gewenste resultaten kiezen 
Doelen, ambities, kortom: gewenste resultaten, kunnen mensen sterk motiveren. 
Essentieel is dat ze nuttig zijn voor jezelf, worden gewaardeerd door anderen en 
-net- binnen je bereik liggen. Dat zijn dan ook de keuzecriteria die we hier hanteren. 
1) Maak een lijst van de verschillende mogelijke ambities die er leven. 
Neem in deze lijst zo nodig ook de reeds bestaande doelen van de organisatie 
of afdeling op. 
2) Geef alle ambities een rapportcijfer voor ‘nut’: in hoeverre helpen ze om handen 
en voeten te geven aan je belangrijkste waarden voor de lange termijn? 
3) Geef alle ambities een rapportcijfer voor ‘waardering’: in hoeverre zullen klanten 
of andere stakeholders waarderen dat er aan deze deze ambitie wordt gewerkt? 
4) Selecteer vervolgens de ambities die op beide criteria hoog scoren en bovendien 
nét binnen je bereik liggen. Deze ambities stimuleren de motivatie het meest. 
48 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 4 
Resultaten: gewenste resultaten vastleggen 
De manier waarop de gewenste resultaten worden geformuleerd is belangrijk. 
Met name het aangeven van duidelijke prioriteiten vergemakkelijkt het nemen 
van beslissingen in het dagelijkse werk. 
1) Formuleer je ambities per stuk in één concrete zin. Vermijd vaagheden als: we 
doen het steeds beter als werkgever. Zeg liever: over een jaar zijn wij de favoriete 
werkgever in de zorg binnen onze regio. Dus niet: het rendement moet omhoog. 
Maar: onze opbrengst per vierkante meter ligt over een jaar 15% hoger. 
2) Formuleer je ambities zodanig dat ze heldere beslisregels vormen voor het 
dagelijkse werk. Medewerkers kunnen op grond hiervan zelf besluiten nemen. 
3) Zorg dat je ambities MECE zijn: Mutually Exclusive Collectively Exhaustive. 
Oftewel: wederzijds uitsluitend en gezamenlijk uitputtend. Ze overlappen 
elkaar niet en gezamenlijk dekken ze wat er zoal aan dagelijkse beslissingen 
voorbijkomt. 
4) Stel prioriteiten. Welke ambitie staat voorop? Welke volgt daarna? Beslisregels 
werken alleen als er sprake is van een duidelijke rangorde. 
49 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOLS VOOR GEDRAG 
De tweede stap in een veranderproces is het formuleren van het gewenste gedrag. 
Verken op een gedegen manier welk gedragingen kunnen helpen om de gewenste 
resultaten tot stand te brengen. Kies vervolgens hieruit gedrag dat effectief en 
haalbaar is. En leg dit daarna duidelijk vast. 
Wie het gewenste gedrag op de juiste manier selecteert en formuleert, vergroot zijn 
kansen op een geslaagde implementatie aanzienlijk. 
50 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 5 
Gedrag: analyse van het dagelijkse werk 
Voordat we gewenst gedrag gaan formuleren, moeten we eerst voldoende weten en 
begrijpen van het dagelijkse werk dat verband houdt met de gestelde ambities. Wat 
gaat er op dit moment al goed? Maar ook: wat houdt medewerkers op dit moment 
tegen in het realiseren van de gewenste resultaten? Welke factoren leiden tot gedrag 
dat juist niet effectief is? 
1) Ga observeren in het dagelijkse werk. Neem hiervoor voldoende tijd. Denk in dagen en 
weken, niet in uren. Loop op een natuurlijke manier mee op de werkvloer en noteer wat 
je ziet. 
2) Vraag jezelf af: welk huidig gedrag, van wie zouden we meer moeten zien om onze 
ambitie te realiseren? En welk huidig gedrag, van wie, zouden we juist minder moeten 
zien, als we de gewenste resultaten willen bereiken? 
3) Let bij ongewenst gedrag in het bijzonder op ‘automatisch, pijnvermijdend gedrag’. Wat 
doen mensen, zonder er bij na te denken, om vervelende emoties of ongemak in het 
dagelijkse werk te vermijden? 
4) Kijk goed welke omgevingsfactoren het gewenste en het ongewenste gedrag 
beïnvloeden. Welk gedrag wordt door de sociale, fysieke of technische omgeving 
‘beloond’ en welk gedrag wordt ‘bestraft’? 
5) Praat na je observatiewerk met medewerkers over de gestelde ambities en vraag hen 
wat zij ervaren als ‘helpende’ en ‘hinderende’ omgevingsfactoren in het dagelijkse werk. 
Welke sociale, fysieke, technische of andere factoren maken het makkelijker om de 
gewenste resultaten te bereiken? En welke maken het moeilijker? Breng ook je eigen 
observaties ter sprake, op een open, vragende manier. 
6) Construeer gezamenlijk een causaal model aan de hand van de drie bouwstenen: 
resultaten - gedrag - sturing. Welk huidig gedrag leidt tot goede resultaten? En welke 
omgevingsfactoren sturen dit gedrag? Welk huidig gedrag leidt tot slechte resultaten? 
En welke omgevingsfactoren spelen hierbij een rol? 
7) Formuleer daarna gezamenlijk enkele mogelijke verbeteringen. Wat moet er 
veranderen om het behalen van de gewenste resultaten wel mogelijk te maken? Welk 
gedrag is nodig, van wie, waar en wanneer? En hoe kunnen we zorgen dat dit lukt? 
51 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 6 
Gedrag: ‘terugrekenen’ naar gewenst gedrag 
Soms is het mogelijk om het gewenste gedrag logisch af te leiden uit de gewenste 
resultaten. Een voorbeeld: wie elk jaar een boek wil schrijven van 180 bladzijden, 
moet elke dag een halve pagina produceren. 
1) Wanneer je ambities nog niet meetbaar geformuleerd zijn, probeer er dan nu 
heldere cijfers aan te koppelen. Als je ‘substantieel’ wilt groeien, over hoeveel 
procent per jaar praten we dan? 
2) Reken vanaf deze ambities terug naar dagelijks gedrag. Als er over twee jaar 
20% meer klanten moeten zijn, hoeveel bezoeken zijn daar dan voor nodig? 
En hoeveel telefoontjes zijn er nodig om die bezoeken te regelen? Hoeveel zijn 
dat er per dag? 
3) Doe dit niet alleen. Gebruik bij het terugrekenen de praktijkkennis van 
medewerkers en ervaringsgegevens uit je branche. 
4) Voordeel van de terugrekenaanpak: je moet scherp kijken naar de relatie tussen 
gedrag en resultaat. Ook helpt een kwantitatieve aanpak om onderweg, tijdens 
de verandering, de vinger aan de pols te houden. 
5) Formuleer het mogelijke gedrag zo concreet mogelijk. Je moet het kunnen 
52 
‘voordoen’. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 7 
Gedrag: ‘bright spots’ zoeken als basis voor 
gewenst gedrag 
Positieve uitschieters, liefst binnen je eigen organisatie of branche, kunnen de basis 
vormen voor snelle verbeteringen. Voordeel: je weet dat het werkt en je weet dat het 
binnen je bereik ligt. 
1) Kijk door de bril van je ambitie terug op de afgelopen maand. Doe dit zelf, vraag 
53 
het je medewerkers én ook je klanten. 
2) Noteer minstens tien aansprekende voorbeelden die je hebt gezien. Binnen je 
eigen bedrijf, binnen de branche, ergens anders. 
3) Voorbeeld: de ambitie is om de service sterk te verbeteren... Welke voorbeelden 
van ‘uitzonderlijke’ service heb je gezien in de afgelopen maand? In de eigen 
organisatie, bij de concurrentie, tijdens een bezoek aan een restaurant of een 
hotel? 
4) Maak zo nodig de vertaalslag: wat betekenen deze voorbeelden in jouw werk? 
5) Formuleer het mogelijke gedrag zo concreet mogelijk. Je moet het kunnen 
‘voordoen’. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 8 
Gedrag: gewenst gedrag selecteren 
Om tot de uitvoering van gewenst gedrag te komen, moeten de mensen die 
geacht worden het uit te voeren... (a) geloven dat dit gedrag nuttig is; (b) wordt 
gewaardeerd door anderen; en (c) dat zij het ook kunnen uitvoeren. Daarom 
selecteren we het gewenste gedrag aan de hand van deze criteria. 
1) Maak een lijst van de verschillende mogelijke gewenste gedragingen. Zorg dat 
het om concreet gedrag gaat dat je kunt ‘voordoen’. 
2) Bepaal samen met mensen die de uitvoering zullen doen het ‘nut’ van de 
mogelijke gewenste gedragingen. Oftewel: gaat dit gedrag ook echt leiden tot de 
gestelde ambities, tot de gewenste resultaten? En is het gedrag op zichzelf ook 
leuk om uit te voeren? Geef een rapportcijfer voor dit aspect. 
3) Beoordeel ook samen de gewenste gedragingen op ‘waardering’. In hoeverre 
zullen ‘belangrijke anderen’, bijvoorbeeld collega’s, klanten en andere 
stakeholders, het waarderen wanneer dit gedrag wordt vertoond? Zullen ze er 
ook bij helpen indien nodig? Geef een rapportcijfer voor dit aspect. 
4) Schat daarna gezamenlijk in of de gewenste gedragingen ook ‘uitvoerbaar’ zijn. 
Geloven de mensen die het werk moeten doen ook dat zij in staat zullen zijn om 
dit gedrag te vertonen? Geloven zij ook dat ze het kunnen volhouden? Geef ook 
voor dit aspect een rapportcijfer. 
5) Selecteer vervolgens de gedragingen die op deze drie criteria het hoogst scoren. 
Dit gedrag is voor de mensen die het moeten uitvoeren het meest motiverend. 
6) Kies uiteindelijk slechts één of enkele ‘kerngedragingen’. Gedrag dat ons op gang 
helpt om ook nuttige volgende stappen te zetten. 
7) Als het gewenste gedrag te complex wordt en niet vereenvoudigd kan worden, 
kies dan voor de introductie van een checklist. Het gewenste gedrag wordt dan: 
gebruik de checklist. 
54 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 9 
Gedrag: gewenst gedrag formuleren, 
‘MAP’ en ‘Als-dan’ 
Hoe we ons gedrag formuleren maakt veel uit. Concrete gedragsvoornemens die je 
bovendien koppelt aan een natuurlijke prikkel in het dagelijkse werk, verhogen de 
kans op uitvoering in hoge mate. 
1) Formuleer gedragsvoornemen zo concreet mogelijk, op een M.A.P.-manier. 
Meetbaar, Actief en Persoonlijk. Bijvoorbeeld: ik bel elke dag voor 12.00 uur een 
bestaande en een nieuwe klant. Of: elke dag voer ik minstens één gesprek met 
een medewerker over zijn ideeën om tot betere resultaten of lagere kosten te 
komen. 
2) Koppel deze M.A.P. gedragsvoornemen daarnaast aan een ‘natuurlijke prikkel’ 
in het dagelijkse werk. Op die manier wordt je automatisch herinnerd aan je 
voornemen op het moment dat het nodig is. Bijvoorbeeld: als de lunch voorbij is, 
vraag ik elke dag een andere medewerker hoe zijn werk gaat en wat er beter zou 
kunnen. Of: als ik een gesprek met een klant begin, stel ik altijd eerst een vraag 
die niets met het werk te maken heeft. 
3) Formuleer je gedragsvoornemen op de volgende manier: “Als ... (prikkel X 
optreedt) .... , dan ... (voer ik gedrag Y uit) ...” 
4) Noteer dit voornemen op zo’n plek dat je het dagelijks meerdere keren ziet. 
Bijvoorbeeld in een bestand dat automatisch wordt geopend als je computer 
opstart. Op een geeltje op je bureau. Op het dashboard van je auto... 
55 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOLS VOOR STURING 
De derde stap in een veranderproces is het formuleren van sturingstechnieken. 
Verken welke technieken kunnen helpen om het gewenste gedrag te stimuleren. 
Kies vervolgens hieruit de technieken die effectief en haalbaar zijn. En leg je aanpak 
daarna duidelijk vast. 
De keuze voor de juiste sturingstechnieken is essentieel voor een geslaagde 
implementatie. 
56 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 10 
Sturing: gedrag beïnvloeden via de fysieke omgeving 
Ons gedrag wordt in hoge mate gestuurd door fysieke prikkels in de situatie waarin 
we ons bevinden. Door de architectuur, de machines, de meubels, de informatie... Dit 
kun je -met een beetje creativiteit- in je voordeel gebruiken. 
1) Doorloop deze stappen gezamenlijk met de medewerkers die hun gedrag gaan 
57 
veranderen. 
2) Ga op de werkplek zitten, staan en rondlopen. 
3) Bedenk welke dingen je allemaal waarneemt (visueel, auditief, anderszins). 
4) Vraag je af: welke bestaande of nieuwe elementen in de fysieke omgeving kan ik 
inzetten om het uitvoeren van mijn gedragsvoornemen te stimuleren? 
5) Een paar voorbeelden: zichtbare geheugensteuntjes die je aan de gewenste 
resultaten of het gewenste gedrag herinneren; reminders in je smartphone; het 
anders neerzetten van je bureau; een aftekenlijst op een whiteboard. 
6) Probeer de gevonden ideeën een aantal dagen uit. Test of het werkt. 
7) Houd er rekening mee: alles went. Totdat je nieuwe gedrag automatisch optreedt 
(soms nooit) zul je regelmatig nieuwe prikkels moeten verzinnen. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
58 
TOOL 11 
Sturing: self-monitoring 
Gedragsonderzoek laat zien dat het bijhouden van je eigen progressie sterk 
motiverend werkt en een krachtige tool voor verandering kan zijn. Let op: 
dit bijhouden is primair bedoeld voor de medewerker zelf. Niet voor diens 
leidinggevende. 
1) Maak op de computer een werkblad waarop je je gedrag kunt bijhouden. 
2) Als het om dagelijks gedrag gaat, maak dan vakjes met de weekdagen. Gaat het 
om gedrag voor elk dagdeel maak dan vakjes voor dagdelen. Etcetera. 
3) Houd het eenvoudig: een krul als je het gewenste gedrag hebt uitgevoerd en een 
streep als het niet is gelukt. 
4) Houd vervolgens op uur-, dag- of weekbasis bij of het gelukt is om je 
gedragsvoornemen te implementeren. 
5) Focus allereerst op gedrag, maar kijk ook periodiek naar de resultaten van je 
inspanningen. Noteer regelmatig in woorden of cijfers welke veranderingen je 
waarneemt. 
Een alternatieve aanpak... 
1) Schaf een mooi, persoonlijk notitieboekje aan. 
2) Schrijf voorin enkele eenvoudige vragen waarmee je je dagelijkse progressie 
zichtbaar kunt maken. Vragen als: “Wat heb ik vandaag geleerd?” En: “Wat ga ik 
morgen anders doen?” 
3) Kies een vast tijdstip om deze vragen elke dag van nieuwe antwoorden te 
voorzien. Noteer de datum en formuleer het zo dat je het later nog begrijpt. 
4) Blader regelmatig terug om je groei op de langere termijn te zien. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 12 
Sturing: gedrag beïnvloeden via de sociale omgeving 
Ons gedrag wordt in hoge mate gestuurd door sociale prikkels in de situatie waarin we ons 
bevinden. Door collega’s, klanten, leidinggevenden... Dit kun je -met een beetje creativiteit-in 
je voordeel gebruiken. 
1) Doorloop deze stappen samen met de mensen die hun gedrag gaan veranderen. 
2) Ga naar de werkplek en bedenk welke sociale contacten je gedurende een werkdag 
59 
hebt. 
3) Vraag je af: welke van die contacten kan ik inzetten om het uitvoeren van mijn 
gedragsvoornemen te stimuleren? 
4) Een paar voorbeelden: een gezamenlijke dagstart waarbij je elkaar aan de gewenste 
resultaten en het gewenste gedrag herinnert; elkaar hardop complimenteren als je ziet 
dat het goed gaat; collega’s op afgesproken tijden bellen als geheugensteuntje; een 
gezamenlijke dagsluiting waarin wordt besproken wat er goed ging; onderweg naar 
huis een collega van een andere vestiging bellen en elkaar coachen. 
5) Probeer de gevonden ideeën minstens een aantal dagen uit. Test of het werkt. 
6) Houd er rekening mee: alles went. Totdat je nieuwe gedrag automatisch optreedt (soms 
nooit) zul je regelmatig nieuwe prikkels moeten verzinnen. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
60 
TOOL 13 
Sturing: social support 
Sociale ondersteuning is een bewezen techniek voor het stimuleren van gewenst 
gedrag. Samen met anderen werken aan een verandering biedt tal van voordelen. 
1) Vorm een groep van mensen met vergelijkbare uitdagingen. 
2) Goede relaties zijn essentieel: neem de tijd om elkaar beter te leren kennen en 
houd de ‘positief/negatief’-ratio in de gaten. 
3) Maak heldere, algemene werkafspraken met elkaar: waarop ga je je richten, 
wat ga je doen, wat verwacht je van elkaar, hoe vaak komt de groep bijeen, hoe 
waarborg je onderling vertrouwen en veiligheid? 
4) Formuleer per persoon concrete resultaten en gedragsvoornemens (M.A.P. / 
Als-dan). Help elkaar bij de formulering van gewenst gedrag en bij de uitvoering 
ervan. 
5) Laat het voorzitterschap rouleren en gebruik afwisselende leer- en werkvormen 
om zo goed mogelijk gebruik te maken van elkaars kwaliteiten. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 14 
Sturing: het beïnvloeden van beliefs 
Drie soorten overtuigingen bepalen in hoge mate of we gewenst gedrag zullen uitvoeren 
of niet. Ten eerste: onze overtuigingen rond het ‘nut’ van dit gedrag. Ten tweede: onze 
overtuigingen rond de ‘waardering’ ervan door anderen. Ten derde: onze overtuigingen 
rond de ‘uitvoerbaarheid’ ervan door ons. Let op: het gaat erom wat we ‘geloven’. Niet om 
wat ‘waar’ is. 
1) Analyseer welke overtuigingen op dit moment de uitvoering van het gewenste gedrag 
kunnen belemmeren. Waar zit de bottleneck? 
2) Geloven medewerkers onvoldoende in het ‘nut’ van het gewenste gedrag, oftewel: 
geloven ze niet dat het tot de gewenste resultaten zal leiden en dat het gedrag leuk 
is om uit te voeren? Geloven ze onvoldoende dat anderen het gewenste gedrag zullen 
‘waarderen’ en waar nodig zullen ondersteunen? Geloven ze niet dat het gewenste 
gedrag door hen ‘uitvoerbaar’ is? 
3) Gewone gesprekken kunnen helpen om deze belemmeringen te achterhalen. Maar 
61 
soms is een -anonieme- enquête nodig. 
4) De overtuigingen rond het ‘nut’ van het gewenste gedrag beïnvloeden kan door middel 
van het aandragen van bewijs voor de relatie tussen gedrag en resultaat. Bijvoorbeeld 
door het doen van een experiment. 
5) De overtuigingen rond de ‘waardering’ van het gewenste gedrag beïnvloeden kan door 
middel van informatie over wat collega’s belangrijk vinden. Maar ook door het hardop 
uitspreken van steun door derden. Bijvoorbeeld door mensen met autoriteit binnen de 
organisatie. 
6) De overtuigingen rond de ‘uitvoerbaarheid’ van het gewenste gedrag beïnvloeden kan 
door middel van training en het oefenen van het nieuwe gedrag onder begeleiding. 
Maar ook door terug te denken aan succesvolle eerdere uitvoering van het gedrag. 
7) Persoonlijke ervaringen hebben doorgaans de grootste invloed op de overtuigingen van 
mensen. Daarna volgen ‘voorgestelde ervaringen’ en ‘waargenomen ervaringen van 
anderen’. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 15 
Sturing: het stimuleren van een groei-mindset 
Mensen die geloven dat hun mogelijkheden vastliggen, dat veranderen onmogelijk 
is (een ‘fixed’ mindset) proberen weinig nieuwe dingen uit en willen vooral bewijzen 
dat wat zij nu doen al goed genoeg is. 
Mensen die geloven dat verandering en groei wél mogelijk zijn (een ‘growth’ 
mindset) proberen graag nieuwe dingen uit. De ervaringen die dit oplevert, 
bevestigen hen in hun groei-overtuigingen. 
Er zijn verschillende mogelijkheden om mensen te helpen een ‘growth’ mindset te 
ontwikkelen. 
1) Verzorg een workshop over hoe leren werk. Vertoon een video die laat zien wat er 
62 
in het brein gebeurt als mensen leren. 
2) Vraag mensen naar persoonlijke leerervaringen. Vraag hen bijvoorbeeld terug te 
denken aan iets dat ze aanvankelijk niet konden, maar tóch hebt geleerd. 
3) Vraag mensen om voorbeelden uit te wisselen van andere mensen die succesvol 
iets hebben veranderd wat eerst onmogelijk leek. 
4) Vraag mensen om het belang van leren te benoemen. Vraag hen ook om uit 
te leggen waarom het belangrijk is om te geloven dat je je capaciteiten kunt 
ontwikkelen. 
5) Doe een gezamenlijk experiment: probeer samen iets nieuws uit. Iets eenvoudigs 
waarvan je weet dat het gaat lukken. Bespreek vervolgens de leerervaring. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 16 
Sturing: technieken verkennen 
In psychologisch onderzoek worden op dit moment vele tientallen sturings- of gedrags­veranderingstechnieken 
onderscheiden. Hieronder een selectie van sturings­technieken 
die geschikt 
zijn in een werkomgeving. De kunst is om uit de beschikbare ‘werkzame ingrediënten’ een mix 
samen te stellen die effectief en haalbaar is binnen je werksituatie. 
De sturingstechnieken kun je toepassen op jezelf, om je eigen gedrag te sturen, en op collega’s. Ook 
is het mogelijk om collega’s ertoe aan te zetten deze technieken op zichzelf toe te passen. Dat is 
vaak minstens zo effectief. 
Bestudeer de onderstaande lijst van mogelijke sturingstechnieken. Gebruik deze lijst als inspiratie 
voor je eigen ideeën en maak een vertaalslag naar je eigen werkomgeving. 
A. Plannen maken 
1) Output-doelen stellen: het formuleren van de gewenste resultaten. 
2) Input-doelen stellen: het formuleren van het gewenste gedrag. 
3) Instructie: het uitwerken en uitleggen hoe, waar en wanneer het gewenste gedrag moet 
63 
worden uitgevoerd. 
4) Gericht ondervragen: door middel van het stellen van open vragen collega’s de gewenste 
resultaten en het gewenste gedrag laten formuleren. 
5) Momenten van de waarheid voorbereiden: het identificeren van situaties waarin terugval in 
oud gedrag op de loer ligt. En het bedenken van plannen om tóch door te zetten. 
B. Gewenst gedrag stimuleren via invloed op overtuigingen (‘route 2’) 
1) Informeren over het nut van het gewenste gedrag: in het algemeen, voor de organisatie, voor 
het individu zelf. 
2) Geanticipeerde spijt: vooraf denken aan de spijt die je achteraf zult ervaren als je het gewenste 
gedrag niet start en volhoudt. 
3) Informeren over groepsnormen ten opzichte van het gewenste gedrag: wat waarderen 
belangrijke anderen, wat doen belangrijke anderen zelf? 
4) Informeren over de uitvoerbaarheid van het gewenste gedrag: hoe kan het gedrag worden 
geïmplementeerd in de praktijk? 
5) Focussen op succes in het verleden: nadenken over de geslaagde uitvoering van het gewenste 
-of vergelijkbaar- gedrag in het verleden. 
6) Focussen op leren: de nadruk leggen op het feit dat de verandering een leerproces is en het 
steeds meer toepassen van het gewenste gedrag ook. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 16 
C. Gewenst gedrag stimuleren via prikkels in de omgeving (‘route 1’) 
1) Veranderingen in de omgeving: de werkomgeving -architectuur, mensen, machines, 
informatie- zodanig aanpassen dat het gewenste gedrag wordt gestimuleerd. 
2) Reminders: gebruikmaken van prikkels in de omgeving die als geheugensteuntje voor 
64 
het gewenste gedrag werken. 
3) Obstakels zien en opruimen: het identificeren van belemmeringen voor 
gedragsverandering -zoals prikkels die het verkeerde gedrag stimuleren- en het 
bedenken van oplossingen hiervoor. 
4) Belonen voor gedrag: verstrekken van materiële beloningen, complimenten of 
aanzetten tot zelfbeloning voor het succesvol uitvoeren van het gewenste gedrag. 
5) Belonen voor inzet: beloningen inzetten voor het proberen en/of benaderen van het 
gewenste gedrag. 
6) Modeling: het voordoen van het nieuwe gedrag en/of anderen erop wijzen dat zij als 
voorbeeld worden gezien door anderen. 
7) Vergelijken: je eigen gedrag vergelijken met dat van andere mensen en daarvan leren. 
8) Social support: het inzetten van de hulp en ondersteuning van anderen bij een 
gedragsverandering. 
9) Self-monitoring: het bijhouden van de uitvoering van het gewenste gedrag en/of de 
resultaten van het gewenste gedrag. 
D. Ondersteunende technieken 
1) Behavioral contract: het afsluiten van een geschreven overeenkomst omtrent het 
gewenste gedrag. 
2) Fysieke oefening: het daadwerkelijk oefenen en herhalen van het gewenste gedrag. 
3) Mentale oefening: het in je hoofd oefenen en herhalen van het gewenste gedrag. 
4) Self-talk: tegen jezelf praten (hardop of stil) voor, tijdens en na de uitvoering van het 
gewenste gedrag. 
5) Time management: leren om prioriteiten te stellen en tijd vrij te maken voor de 
uitvoering van het gewenste gedrag. 
6) Stress management: leren om stress- en angstgevoelens rond de uitvoering van het 
gewenste gedrag te verminderen. 
7) Generalisatie: het gewenste gedrag dat in de ene situatie is vertoond, ook vertonen in 
een andere situatie. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
65 
TOOL 17 
Sturing: technieken kiezen 
De inzet van sturingstechnieken helpt bij het realiseren van veranderingen. Maar let 
op: het gebruiken van sommige sturingstechnieken vergt op zichzelf ook weer een 
-ondersteunende- gedragsverandering. Bijvoorbeeld van het management. Kies die 
sturingstechnieken die effectief én haalbaar zijn. 
1) Maak -samen met de mensen die het gedrag in de praktijk moeten brengen- een lijst 
van mogelijke sturingstechnieken. Beschrijf ze in je eigen woorden en verzin praktische 
voorbeelden van hoe je ze zou kunnen inzetten. 
2) Zorg dat de lijst voldoende technieken bevat die werken via ‘route 1’ (via de omgeving, 
automatisch en onbewust) en tevens technieken die werken via ‘route 2’ (via de intentie, 
gecontroleerd en bewust). 
3) Beoordeel de verschillende sturingstechnieken op haalbaarheid en effectiviteit. Geef telkens op 
beide aspecten een rapportcijfer. Let daarbij op de punten die hieronder beschreven worden. 
4) Kijk naar de situatie waarin de gedragsverandering moet plaatsvinden. Gaat het om een 
gedragsverandering die op allerlei plaatsen moet worden doorgezet? Dan hebben prikkels in 
de werkomgeving die niet ‘portable’ zijn minder zin. Gaat het om een gedragsverandering die 
grotendeels op een vaste werkplek zal plaatsvinden? Dan is de inzet van omgevingsprikkels 
juist wel verstandig. 
5) Gaat het om een zogenaamde ‘sterke situatie’, een situatie waarin de huidige omgeving veel 
invloed heeft op het gedrag, dan is de inzet van krachtige nieuwe omgevingsprikkels gewenst. 
Gaat het om een zogenaamde ‘zwakke situatie’, een situatie waarin de omgeving minder 
invloed heeft op het gedrag, dan kun je met minder ‘route 1-technieken’ toe. 
6) Niet onbelangrijk: kan de werkplek eenvoudig worden aangepast? Is het mogelijk en 
toegestaan om duidelijke nieuwe prikkels toe te voegen in de werksituatie? Kortom: zullen de 
voorgestelde technieken effectief en haalbaar zijn in de gegeven situatie? 
7) Passen de technieken bij de medewerkers? Hebben de medewerkers er vertrouwen in dat de 
sturingstechnieken hen zullen helpen? Realiseer je daarnaast dat de toepassing van sommige 
technieken -zoals ‘self-monitoring’- op zichzelf ook weer een kleine gedragsverandering 
vergen. Zullen de voorgestelde technieken effectief en haalbaar zijn in handen van de 
aanwezige medewerkers? 
8) Passen de technieken bij de managers? Sommige sturingstechnieken -met name de ‘route 
2’-technieken- veronderstellen dat leidinggevenden goed kunnen communiceren. Andere 
veronderstellen dat managers het gewenste gedrag voordoen en voorleven. Zullen de 
voorgestelde technieken effectief en haalbaar zijn in handen van de aanwezige managers? 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 18 
Sturing: technieken vastleggen in een actieplan 
Sturingstechnieken helpen om te veranderen, maar vergen op zichzelf vaak ook een 
verandering van de betrokkenen. Het is belangrijk om hier voldoende aandacht aan 
te schenken. 
1) Noteer de gekozen sturingstechnieken op een lijst. 
2) Werk samen met de betrokken medewerkers per sturingstechniek uit wat er 
ervoor gedaan moet worden, door wie, wanneer, op welke manier. Bedenk: de 
invoering van nieuwe prikkels in de werkomgeving of in de informatievoorziening 
kan een project op zichzelf zijn. 
3) Spreek daarnaast per sturingstechniek af hoe je gaat zorgen dat het lukt. 
De toepassing van een sturingstechniek vergt op zichzelf soms ook een 
gedragsverandering en daarbij hoort dan ook weer sturing. Denk bijvoorbeeld 
aan een manager die zich voorneemt om voortaan zichtbaar het goede 
voorbeeld te geven. Wellicht moet hij daarvoor op zijn beurt gebruik maken 
van ‘self-monitoring’ of ‘social support’. 
4) Maak vervolgens een actieplan. Een helder overzicht van de afspraken dat 
66 
voor alle betrokken toegankelijk is. 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOLS VOOR LEREN 
De vierde stap in een veranderproces bestaat uit experimenteren en leren. 
We weten welke resultaten we willen. We weten welk gedrag daartoe moet leiden. 
En we weten hoe we dit gedrag willen stimuleren met sturingstechnieken. 
Zodra we aan de slag gaan zal -bijna altijd- blijken dat ons initiële plan bijstelling 
behoeft. Dat is een normaal leerproces dat hoort bij het ingrijpen in de sociale 
werkelijkheid. 
67 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 19 
Leren: het uitvoeren van een experiment 
Veranderen is een leerproces. Dat betekent dat elk veranderproject per definitie een 
experiment is. Daarom is het belangrijk om het als een experiment te benaderen en 
gebruik te maken van de volgende tips. Doe dat niet alleen, maar betrek de mensen 
die het experiment zullen uitvoeren. Dat vergroot de kans dat zij de uitkomsten aan 
het einde zullen accepteren. 
1) Formuleer je verwachting, je hypothese, glashelder. Op de volgende manier: 
ik verwacht dat wanneer ik het gewenste gedrag G uitvoer, ik resultaat R zal 
bereiken. 
2) Maak een planning: wanneer ga je starten, wanneer ga je meten, wanneer ga je 
evalueren? Plan liever enkele kleine experimenten dan één grote proefneming. 
3) Bepaal vooraf je criteria: aan de hand van welke meetbare elementen ga je aan 
het eind van je experiment je evaluatie doen? 
4) Bepaal vooraf je normen: bij welke score op de criteria klopt je hypothese, bij 
68 
welke score niet? 
5) Ga aan de slag en houd het hoofd koel. Evalueer pas op het afgesproken 
moment, niet eerder. 
6) Evalueer zo feitelijk mogelijk: experimenteren draait om leren, niet om slagen of 
falen. 
7) Check oorzaak en gevolg: kun je de effecten die je hebt gevonden logisch 
toeschrijven aan je inspanningen of waren er meer elementen in het spel? Wat 
zijn de bewijzen die je daarvoor hebt? 
8) Op naar de volgende ronde: wat ga je doen met de uitkomsten van je 
experiment? Hoe ga je dit inzetten voor je verdere ontwikkeling, voor je volgende 
experiment? 
tools
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
TOOL 20 
Leren: evalueren en bijsturen na een experiment 
Bij het afsluiten van een experiment, waarbij is gekeken naar de samenhang tussen 
sturingstechnieken, gewenst gedrag en gewenste resultaten, zijn de volgende 
aandachtspunten van belang. 
tools 
1) Kijk bij het evalueren naar de harde feiten. Het gaat om leren. Niet om slagen of falen. 
2) Als het gewenste gedrag niet optreedt, controleer dan of je de juiste sturingstechnieken 
69 
hebt ingezet. 
3) Als het gewenste gedrag wel optreedt, maar de gewenste resultaten worden niet 
gerealiseerd, vraag je dan af of het gewenste gedrag bijgesteld moet worden. 
4) Als het gewenste gedrag optreedt en het gewenste resultaat wordt behaald, vraag je 
dan af hoe je dit kunt vasthouden en een volgende stap kunt zetten. Welke gewenste 
resultaten komen nu binnen handbereik? Welk gedrag is daarvoor nodig? En met welke 
sturingstechnieken ga je zorgen dat dit lukt?
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
BRONNEN 
De belangrijkste literatuur die werd gebruikt bij de voorbereiding van dit seminar. 
Abraham, C. & Michie, S. (2008). A taxonomy of behavior change techniques used in interventions. 
Health Psychology, 27, 379-387. 
Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational behavior and human decision 
processes, 50(2), 179-211. 
Amabile, T.M. & Kramer, S.J. (2007). Inner work life: Understanding the subtext of business 
performance. Harvard Business Review, 85, 72-83. 
Amabile, T.M. & Kramer, S.J. (2011). The progress principle. Using small wins to ignite joy, 
engagement, and creativity at work. Cambridge: Harvard Business Review Press. 
Ariely, D. (2008). Predictably irrational. New York: Harper Collins. 
Ariely, D. (2012). The honest truth about dishonesty. How we lie to everyone - especially ourselves. 
New York: Harper. 
Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a unifying theory of behavioral change. Psychological 
Review, 84(2), 191-215. 
Bandura, A. & Locke, E.A. (2003). Negative self-efficacy and goal effects revisited. Journal of Applied 
Psychology, 88, 87-99. 
Bargh, J.A. (ed.) (2007). Social psychology and the unconscious. The automaticity of higher mental 
processes. New York: Psychology Press. 
Bargh, J.A. & Chartrand, T.L. (1999). The unbearable automaticity of being. American Psychologist, 
54(7), 462-479. 
Baumeister, R.F., Bratslavsky, E., Finkenauer, C. & Vohs, K.D. (2001). Bad is stronger than good. Review 
of General Psychology, 5, 323-370. 
Baumeister, R.F., Masicampo, E.J. & Vohs, K.D. (2011). Do conscious thoughts cause behavior? Annual 
Review of Psychology, 62, 331−361. 
Baumeister, R.F. & Tierney, J. (2012). Willpower: Rediscovering the greatest human strength. New 
York: Penguin Books. 
70
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Buckingham, M. & Clifton, D.O. (2001). Now, discover your strengths. New York: The Free Press. 
Carney, D.R., Cuddy, A.J.C. & Yap, A.J. (2010). Power posing: brief nonverbal displays affect 
neuroendocrine levels and risk tolerance. Psychological Science, 21, 1363-1368. 
Cialdini, R.B. (1993). Influence: Science and practice, 3rd edition. New York: Harper Collins. 
Csíkszentmyháli, M. (1990). Finding flow: The psychology of optimal experience. New York: Harper 
Perennial. 
Deci, E.L. & Ryan, R.M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New 
York: Plenum. 
Deutsch, R. & Strack, F. (2006). Duality models in social psychology: from dual processes to 
interacting systems. Psychological Inquiry, 17(3), 166-172. 
Duhigg, C. (2012). The power of habit. Why we do what we do in life and business. New York: Random 
House. 
Dweck, C.S. (2006). Mindset. The new psychology of success. United States: Random House 
Gawande, A. (2009). The checklist manifesto: How to get things right. New York: Metropolitan Books. 
Gilovich, T., Griffin, D. & Kahneman, D. (eds.) (2002). Heuristics and biases. The psychology of intuitive 
judgment. Cambridge: Cambridge University Press. 
Gollwitzer, P.M. (1999). Implementation intentions. Strong effects of simple plans. American 
Psychologist, 54(7), 493-503. 
Gollwitzer, P.M. & Sheeran, P. (2006). Implementation intentions and goal achievement: A meta-analysis 
of effects and processes. Advances in Experimental Social Psychology, 38, 249-268. 
Hassin, R.R., Uleman, J.S. & Bargh, J.A. (Eds.) (2005). The new unconscious. New York: Oxford 
University Press. 
Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. London: Allen Lane. 
Koestner, R. (2008). Reaching one’s personal goals: A motivational perspective focused on autonomy. 
Canadian Psychology, 49(1), 60-67. 
Lally, P., Van Jaarsveld, C.H.M., Potts, H.W.W. & Wardle, J. (2010). How are habits formed: Modelling 
habit formation in the real world. European Journal of Social Psychology, 40(6), 998-1009. 
Lilienfeld, S.O., Lynn, S.J., Ruscio, J. & Beyerstein, B.L. (2010). 50 Great myths of popular psychology. 
71
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Shattering widespread misconceptions about human behavior. Chisester: Wiley-Blackwell. 
Locke, E.A. & Latham, G.P. (2002). Building a practically useful theory of goal setting and task 
motivation. American Psychologist, 57(9), 705-717. 
Mann, T., Fujita, K. & De Ridder, D. (2013). Self-regulation of health behavior: social psychological 
approaches to goal setting and goal striving. Health Psychology, 32(5), 487-98. 
Manz, C.C. (1986). Self-leadership: toward an expanded theory of self-influence processes in 
organizations. Academy of Management Review, (11)3, 585-600. 
Marlatt, G.A. & Gordon, J.R. (1985). Relapse prevention: A self-control strategy for the maintenance 
of behavior change. New York: Guilford Press. 
Michie, S., Ashford, S., Sniehotta, F.F., Dombrowski, S.U., Bishop, A. & French, D.P. (2011). A refined 
taxonomy of behaviour change techniques to help people change their physical activity and healthy 
eating behaviours: The CALO-RE taxonomy. Psychology & Health, 26 (11), 1479-1498. 
Michie, S., Richardson, M., Johnston, M., Abraham, C., Francis, J., Hardeman, W., Eccles, M.P., Cane, 
J. & Wood, C.E. (2013). The behavior change technique taxonomy (v1) of 93 hierarchically clustered 
techniques: building an international consensus for the reporting of behavior change interventions. 
Annals of Behavioral Medicine, 46(1), 81-95. 
Muraven, M., Tice, D.M. & Baumeister, R.E. (1998). Self-Control as limited resource: Regulatory 
depletion patterns. Journal of Personality and Social Psychology. 74, 774-789. 
Neck, C.P. & Houghton, J.D. (2006). Two decades of self-leadership research: past developments, 
present trends, and future possibilities. Journal of Managerial Psychology, (21)4, 270-295. 
Ouellette, J.A. & Wood, W. (1998). Habit and intention in everyday life: The multiple processes by 
which past behavior predicts future behavior. Psychological Bulletin, 124, 54-74. 
Prochaska, J.O. & Norcross, J.C. (1999). Systems of psychotherapy. A transtheoretical analysis. 
Pacific Grove: Brooks / Cole Publishing. 
Prochaska, J.O., DiClemente, C.C. & Norcross, J.C. (1994). Changing for good. New York: Avon Books. 
Rath, T. & Conchie, B. (2008). Strengths based leadership. New York: Gallup Press. 
Rokeach, M. (1968). Beliefs, Attitudes and Values. San Francisco: Jossey-Bass. 
Schachter, S. (1982). Recidivism and self-cure of smoking and obesity. American Psychologist, 37, 
436-444. 
72
Ben Tiggelaar over 
VERANDERPSYCHOLOGIE 
Seligman, M.E.P. & Csikszentmihalyi, M. (2000). Positive psychology: An introduction. American 
Psychologist, 55, 5-14. 
Smith, E.R. & DeCoster, J. (2000). Dual process models in social and cognitive psychology: Conceptual 
integration and links to underlying memory systems. Personality and Social Psychology Review, 4(2), 
108-131. 
Tiemeijer, W.L., Thomas, C.A. & Prast, H.M. (red.) (2009). De menselijke beslisser. Over de psychologie 
van keuze en gedrag. Amsterdam: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid / Amsterdam 
University Press. 
Tiggelaar, B. (2010). The Core of the Matter. Haalbaarheid en effectiviteit van gedragsgerichte dual 
system-interventies bij verandering in organisaties. Proefschrift. Amsterdam: Vrije Universiteit. 
Vandewalle, D. (2001). Goal orientation: Why wanting to look successful doesn’t always lead to 
success. Organizational Dynamics, 30, 162-171. 
Vermeren, P. (2013). Rond communicatie. De mens als sociaal dier. Gent: Academia Press. 
Webb, T.L. & Sheeran, P. (2006). Does changing behavioral intentions engender behavior change? A 
meta-analysis of the experimental evidence. Psychological Bulletin, 132(2), 249-268. 
Webb, T.L., Joseph, J., Yardley, L. & Michie, S. (2010). Using the internet to promote health behavior 
change: A systematic review and meta-analysis of the impact of theoretical basis, use of behavior 
change techniques, and mode of delivery on efficacy. Journal of Medical Internet Research, 12(1), e4. 
Wegner, D.M., Schneider, D.J., Carter, S. & White, T. (1987). Paradoxical effects of thought suppression. 
Journal of Personality and Social Psychology, 53, 5-13. 
Wilson, T.D. (2002). Strangers to ourselves: Discovering the adaptive unconscious. Cambridge: 
Harvard University Press. 
Wilson, T.D. (2011). Redirect: The surprising new science of psychological change. 
New York: Little, Brown and Company. 
Wrzesniewski, A., McCauley, C.P. & Schwartz, B. (1997). Jobs, careers and callings. People’s relations to 
their work. Journal of Research in Personality, 31, 21-33. 
73
©Ben Tiggelaar 2014

Mais conteúdo relacionado

Mais procurados

Communicatie, powerful presentations | Target Point, guide to change
Communicatie, powerful presentations | Target Point, guide to changeCommunicatie, powerful presentations | Target Point, guide to change
Communicatie, powerful presentations | Target Point, guide to changeangela van de Loo
 
Hoe 2012 slides blok 1
Hoe 2012   slides blok 1Hoe 2012   slides blok 1
Hoe 2012 slides blok 1Hans Janssen
 
Trends voor trainers: trainersdurf
Trends voor trainers: trainersdurfTrends voor trainers: trainersdurf
Trends voor trainers: trainersdurfAnneke Dekkers
 
Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011
Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011
Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011Kennisland
 
Werken aan engagement | Target Point, guide to change
Werken aan engagement | Target Point, guide to changeWerken aan engagement | Target Point, guide to change
Werken aan engagement | Target Point, guide to changeangela van de Loo
 
De kleur van je overtuigingen
De kleur van je overtuigingenDe kleur van je overtuigingen
De kleur van je overtuigingenAnneke Dekkers
 
Trends voor trainers: Voicedrama
Trends voor trainers:  VoicedramaTrends voor trainers:  Voicedrama
Trends voor trainers: VoicedramaAnneke Dekkers
 
Margriet Sitskoorn over Psychologie van Beïnvloeding
Margriet Sitskoorn over Psychologie van BeïnvloedingMargriet Sitskoorn over Psychologie van Beïnvloeding
Margriet Sitskoorn over Psychologie van BeïnvloedingHans Janssen
 
Creative Problem Solving Fontys110413
Creative Problem Solving Fontys110413Creative Problem Solving Fontys110413
Creative Problem Solving Fontys110413Cor Noltee, MEd
 
Maak het gras groener aan je eigen kant!
Maak het gras groener aan je eigen kant! Maak het gras groener aan je eigen kant!
Maak het gras groener aan je eigen kant! Suzy Kimpen
 
Yools Cultuur
Yools CultuurYools Cultuur
Yools CultuurYools
 
Workshop mindset netwerkdag 2012
Workshop mindset netwerkdag 2012 Workshop mindset netwerkdag 2012
Workshop mindset netwerkdag 2012 lindavanderwal
 
Enthousiasme college ej20170116
Enthousiasme college ej20170116Enthousiasme college ej20170116
Enthousiasme college ej20170116Etienne Jager
 
Oplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris Aertsen
Oplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris AertsenOplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris Aertsen
Oplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris AertsenUPoliteia
 

Mais procurados (20)

Workshop Mindset (Mentale (volleybal) training)
Workshop Mindset (Mentale (volleybal) training)Workshop Mindset (Mentale (volleybal) training)
Workshop Mindset (Mentale (volleybal) training)
 
Communicatie, powerful presentations | Target Point, guide to change
Communicatie, powerful presentations | Target Point, guide to changeCommunicatie, powerful presentations | Target Point, guide to change
Communicatie, powerful presentations | Target Point, guide to change
 
Hoe 2012 slides blok 1
Hoe 2012   slides blok 1Hoe 2012   slides blok 1
Hoe 2012 slides blok 1
 
Trends voor trainers: trainersdurf
Trends voor trainers: trainersdurfTrends voor trainers: trainersdurf
Trends voor trainers: trainersdurf
 
Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011
Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011
Onderwijs Pioniers 13 oktober 2011
 
Werken aan engagement | Target Point, guide to change
Werken aan engagement | Target Point, guide to changeWerken aan engagement | Target Point, guide to change
Werken aan engagement | Target Point, guide to change
 
De kleur van je overtuigingen
De kleur van je overtuigingenDe kleur van je overtuigingen
De kleur van je overtuigingen
 
Wen(d)baar leren
Wen(d)baar lerenWen(d)baar leren
Wen(d)baar leren
 
140221 Windesheim SATC gastcollege Hans Drenth
140221 Windesheim SATC gastcollege Hans Drenth140221 Windesheim SATC gastcollege Hans Drenth
140221 Windesheim SATC gastcollege Hans Drenth
 
Wendbaar maken
Wendbaar maken Wendbaar maken
Wendbaar maken
 
Trends voor trainers: Voicedrama
Trends voor trainers:  VoicedramaTrends voor trainers:  Voicedrama
Trends voor trainers: Voicedrama
 
Margriet Sitskoorn over Psychologie van Beïnvloeding
Margriet Sitskoorn over Psychologie van BeïnvloedingMargriet Sitskoorn over Psychologie van Beïnvloeding
Margriet Sitskoorn over Psychologie van Beïnvloeding
 
Creative Problem Solving Fontys110413
Creative Problem Solving Fontys110413Creative Problem Solving Fontys110413
Creative Problem Solving Fontys110413
 
An Dewaele, Veranderingsmanagement: do's and dont's voor archiefteams
An Dewaele, Veranderingsmanagement: do's and dont's voor archiefteamsAn Dewaele, Veranderingsmanagement: do's and dont's voor archiefteams
An Dewaele, Veranderingsmanagement: do's and dont's voor archiefteams
 
Maak het gras groener aan je eigen kant!
Maak het gras groener aan je eigen kant! Maak het gras groener aan je eigen kant!
Maak het gras groener aan je eigen kant!
 
Yools Cultuur
Yools CultuurYools Cultuur
Yools Cultuur
 
Workshop mindset netwerkdag 2012
Workshop mindset netwerkdag 2012 Workshop mindset netwerkdag 2012
Workshop mindset netwerkdag 2012
 
Enthousiasme college ej20170116
Enthousiasme college ej20170116Enthousiasme college ej20170116
Enthousiasme college ej20170116
 
MBTI Workshop IGC 09-04-2015
MBTI Workshop IGC 09-04-2015MBTI Workshop IGC 09-04-2015
MBTI Workshop IGC 09-04-2015
 
Oplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris Aertsen
Oplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris AertsenOplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris Aertsen
Oplossingsgericht denken met het 7E-model - Chris Aertsen
 

Semelhante a Veranderpsychologie - Werkboek 2014

Veranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben TiggelaarVeranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben TiggelaarHans Janssen
 
Veranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben TiggelaarVeranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben TiggelaarHans Janssen
 
Psychologie van het motiveren met o.a. Dan Ariely
Psychologie van het motiveren met o.a. Dan ArielyPsychologie van het motiveren met o.a. Dan Ariely
Psychologie van het motiveren met o.a. Dan ArielyHans Janssen
 
Artikel De kracht en het nut van een creatielemniscaat
Artikel De kracht en het nut van een creatielemniscaatArtikel De kracht en het nut van een creatielemniscaat
Artikel De kracht en het nut van een creatielemniscaatCor van Hal
 
Verandermanagement college
Verandermanagement collegeVerandermanagement college
Verandermanagement collegemijnbuurtje.nl
 
John Kotter - Echte urgentie herken je meteen
John Kotter - Echte urgentie herken je meteenJohn Kotter - Echte urgentie herken je meteen
John Kotter - Echte urgentie herken je meteenRené Verhoeven
 
Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...
Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...
Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...CrisZomerdijk
 
Sturende Opvattingen Van Leidinggevenden
Sturende Opvattingen Van LeidinggevendenSturende Opvattingen Van Leidinggevenden
Sturende Opvattingen Van LeidinggevendenIte Smit
 
Artikel Synthetron_WSENE
Artikel Synthetron_WSENEArtikel Synthetron_WSENE
Artikel Synthetron_WSENELeo Dijkema CMC
 
Praktijk weerbarstiger dan theorie
Praktijk weerbarstiger dan theoriePraktijk weerbarstiger dan theorie
Praktijk weerbarstiger dan theorieHerman Post
 
Organisaties veranderen niet, mensen veranderen
Organisaties veranderen niet, mensen veranderenOrganisaties veranderen niet, mensen veranderen
Organisaties veranderen niet, mensen veranderenPhilippe Bailleur
 
Reflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doen
Reflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doenReflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doen
Reflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doenThomas Langemeijer
 
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak? Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak? JBrassey
 
NLP introduction for Compare Group
NLP introduction for Compare GroupNLP introduction for Compare Group
NLP introduction for Compare Groupguest7d7e81
 

Semelhante a Veranderpsychologie - Werkboek 2014 (20)

Veranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben TiggelaarVeranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben Tiggelaar
 
Veranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben TiggelaarVeranderpsychologie met Ben Tiggelaar
Veranderpsychologie met Ben Tiggelaar
 
Psychologie van het motiveren met o.a. Dan Ariely
Psychologie van het motiveren met o.a. Dan ArielyPsychologie van het motiveren met o.a. Dan Ariely
Psychologie van het motiveren met o.a. Dan Ariely
 
Artikel De kracht en het nut van een creatielemniscaat
Artikel De kracht en het nut van een creatielemniscaatArtikel De kracht en het nut van een creatielemniscaat
Artikel De kracht en het nut van een creatielemniscaat
 
Draagvlak creëren
Draagvlak creërenDraagvlak creëren
Draagvlak creëren
 
Verandermanagement college
Verandermanagement collegeVerandermanagement college
Verandermanagement college
 
ArtikelSamenSterk
ArtikelSamenSterkArtikelSamenSterk
ArtikelSamenSterk
 
Effectief leiderschap
Effectief leiderschapEffectief leiderschap
Effectief leiderschap
 
John Kotter - Echte urgentie herken je meteen
John Kotter - Echte urgentie herken je meteenJohn Kotter - Echte urgentie herken je meteen
John Kotter - Echte urgentie herken je meteen
 
Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...
Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...
Buurtzorg Nederland: ‘back to basics’ - ManagementSite-Cris Zomerdijk-Jos de ...
 
Sturende Opvattingen Van Leidinggevenden
Sturende Opvattingen Van LeidinggevendenSturende Opvattingen Van Leidinggevenden
Sturende Opvattingen Van Leidinggevenden
 
Netty Versloot
Netty VerslootNetty Versloot
Netty Versloot
 
Artikel Synthetron_WSENE
Artikel Synthetron_WSENEArtikel Synthetron_WSENE
Artikel Synthetron_WSENE
 
De Verkenners ebook
De Verkenners ebookDe Verkenners ebook
De Verkenners ebook
 
Praktijk weerbarstiger dan theorie
Praktijk weerbarstiger dan theoriePraktijk weerbarstiger dan theorie
Praktijk weerbarstiger dan theorie
 
Organisaties veranderen niet, mensen veranderen
Organisaties veranderen niet, mensen veranderenOrganisaties veranderen niet, mensen veranderen
Organisaties veranderen niet, mensen veranderen
 
Reflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doen
Reflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doenReflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doen
Reflectief najaar 2011. een natuurlijke wijze van doen
 
Pocket Motivatie 3.0
Pocket Motivatie 3.0Pocket Motivatie 3.0
Pocket Motivatie 3.0
 
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak? Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
Interview met Jacqui Brassey - Hoe verdraag je ongemak?
 
NLP introduction for Compare Group
NLP introduction for Compare GroupNLP introduction for Compare Group
NLP introduction for Compare Group
 

Mais de Hans Janssen

MPI next generation event
MPI next generation eventMPI next generation event
MPI next generation eventHans Janssen
 
Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road
Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road
Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road Hans Janssen
 
Video brochure glashelder leiderschap
Video brochure glashelder leiderschapVideo brochure glashelder leiderschap
Video brochure glashelder leiderschapHans Janssen
 
Psychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos Burgers
Psychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos BurgersPsychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos Burgers
Psychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos BurgersHans Janssen
 
Psychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van Setten
Psychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van SettenPsychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van Setten
Psychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van SettenHans Janssen
 
Psychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim Stolze
Psychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim StolzePsychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim Stolze
Psychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim StolzeHans Janssen
 
Organiseren met puntje van je stoel garantie
Organiseren met puntje van je stoel garantieOrganiseren met puntje van je stoel garantie
Organiseren met puntje van je stoel garantieHans Janssen
 
Doordenkers messcherp onderhandelen
Doordenkers messcherp onderhandelenDoordenkers messcherp onderhandelen
Doordenkers messcherp onderhandelenHans Janssen
 
MBA in een dag - masterclass voor tandartsen
MBA in een dag - masterclass voor tandartsenMBA in een dag - masterclass voor tandartsen
MBA in een dag - masterclass voor tandartsenHans Janssen
 
MBA masterclass AG - Steven ten Napel
MBA masterclass AG - Steven ten NapelMBA masterclass AG - Steven ten Napel
MBA masterclass AG - Steven ten NapelHans Janssen
 
MBA masterclass AG - Kenny van Ierlant
MBA masterclass AG - Kenny van IerlantMBA masterclass AG - Kenny van Ierlant
MBA masterclass AG - Kenny van IerlantHans Janssen
 
MBA masterclass AG - Geert van de Goor
MBA masterclass AG - Geert van de GoorMBA masterclass AG - Geert van de Goor
MBA masterclass AG - Geert van de GoorHans Janssen
 
MBA in een dag masterclass - Pim Valentijn
MBA in een dag masterclass - Pim ValentijnMBA in een dag masterclass - Pim Valentijn
MBA in een dag masterclass - Pim ValentijnHans Janssen
 
MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout
MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout
MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout Hans Janssen
 
MBA in een dag masterclass - Coen Ruys
MBA in een dag masterclass - Coen Ruys MBA in een dag masterclass - Coen Ruys
MBA in een dag masterclass - Coen Ruys Hans Janssen
 
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2Hans Janssen
 
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1Hans Janssen
 
MBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene Gouwens
MBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene GouwensMBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene Gouwens
MBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene GouwensHans Janssen
 
MBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategie
MBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategieMBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategie
MBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategieHans Janssen
 
MBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoering
MBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoeringMBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoering
MBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoeringHans Janssen
 

Mais de Hans Janssen (20)

MPI next generation event
MPI next generation eventMPI next generation event
MPI next generation event
 
Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road
Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road
Glashelder Leiderschap - Jan van Setten - Elephant Road
 
Video brochure glashelder leiderschap
Video brochure glashelder leiderschapVideo brochure glashelder leiderschap
Video brochure glashelder leiderschap
 
Psychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos Burgers
Psychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos BurgersPsychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos Burgers
Psychologie van het Overtuigen - Wederkerigheid - Jos Burgers
 
Psychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van Setten
Psychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van SettenPsychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van Setten
Psychologie van het Overtuigen - Consistentie - Jan van Setten
 
Psychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim Stolze
Psychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim StolzePsychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim Stolze
Psychologie van het Overtuigen - Schaarste - Jim Stolze
 
Organiseren met puntje van je stoel garantie
Organiseren met puntje van je stoel garantieOrganiseren met puntje van je stoel garantie
Organiseren met puntje van je stoel garantie
 
Doordenkers messcherp onderhandelen
Doordenkers messcherp onderhandelenDoordenkers messcherp onderhandelen
Doordenkers messcherp onderhandelen
 
MBA in een dag - masterclass voor tandartsen
MBA in een dag - masterclass voor tandartsenMBA in een dag - masterclass voor tandartsen
MBA in een dag - masterclass voor tandartsen
 
MBA masterclass AG - Steven ten Napel
MBA masterclass AG - Steven ten NapelMBA masterclass AG - Steven ten Napel
MBA masterclass AG - Steven ten Napel
 
MBA masterclass AG - Kenny van Ierlant
MBA masterclass AG - Kenny van IerlantMBA masterclass AG - Kenny van Ierlant
MBA masterclass AG - Kenny van Ierlant
 
MBA masterclass AG - Geert van de Goor
MBA masterclass AG - Geert van de GoorMBA masterclass AG - Geert van de Goor
MBA masterclass AG - Geert van de Goor
 
MBA in een dag masterclass - Pim Valentijn
MBA in een dag masterclass - Pim ValentijnMBA in een dag masterclass - Pim Valentijn
MBA in een dag masterclass - Pim Valentijn
 
MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout
MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout
MBA in een dag masterclass - Marianne Nijhout
 
MBA in een dag masterclass - Coen Ruys
MBA in een dag masterclass - Coen Ruys MBA in een dag masterclass - Coen Ruys
MBA in een dag masterclass - Coen Ruys
 
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 2
 
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1
Foto's Masterclass Bouwend Nederland - Sessie 1
 
MBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene Gouwens
MBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene GouwensMBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene Gouwens
MBA in één dag NEN - Dick Hortensius en Rene Gouwens
 
MBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategie
MBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategieMBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategie
MBA in één dag NEN - Edwin Martherus over strategie
 
MBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoering
MBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoeringMBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoering
MBA in één dag NEN - Bob Alisic over uitvoering
 

Veranderpsychologie - Werkboek 2014

  • 1. Ben Tiggelaar over VERANDER-PSYCHOLOGIE 06 11 14 werkboek De Meervaart, Amsterdam Effectiever leidinggeven aan verandering
  • 2. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE 2 INHOUDSOPGAVE BLOK I Het grote plaatje - Leiderschap bij verandering 3 BLOK II Resultaten - Centrale vraag: “Wat is je ambitie?” 10 BLOK III Gedrag - Centrale vraag: “Wat ga je daarvoor doen?” 17 BLOK IV Sturing - Centrale vraag: “Hoe ga je zorgen dat dit lukt?” 24 BLOK V Leren - En dan nu: leren, bijsturen, leren, bijsturen... 31 BLOK VI Praktisch en persoonlijk - Je eigen toolbox 38 EXTRA 20 praktische tools 45 Literatuur 70
  • 3. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE BLOK I: HET GROTE PLAATJE Leiderschap bij verandering • 115.000 boeken over ‘leadership’; 163.000 over ‘change’ en toch... • Eén zwakke schakel en twee natuurwetten waar we telkens weer op stuklopen • De essentie: één framework, drie vragen 3 BLOK 1
  • 4. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE 115.000 boeken over ‘leadership’; 163.000 over ‘change’ en toch... 4 BLOK 1
  • 5. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Eén zwakke schakel en twee natuurwetten waar we telkens weer op stuklopen 5 BLOK 1
  • 6. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE De essentie: één framework, drie vragen 6 BLOK 1
  • 7. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE De belangrijkste lessen Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 7 1. 2. 3. BLOK 1
  • 8. BEN TIGGELAAR Waarom de meeste veranderingen mislukken De banken, de kinderopvangsector, het UWV, het MKB... Iedereen is bezig met veranderen. Maar volgens bedrijfskundigen levert dat meestal niet op wat de bedoeling is. Meer dan de helft van de veranderingen mislukt. Al jaren. Het zou zo maar eens kunnen dat we we in het bedrijfsleven veel minder begrijpen van het veranderen van menselijk gedrag -van collega’s, klanten en managers- dan we zelf denken. Opmerkelijk: verreweg het meest interessante onderzoek naar gedragsverandering wordt gedaan binnen de gezondheidszorg. Al lange tijd maken gezondheidspsychologen studie van methoden en technieken om het gedrag van individuen en groepen te beïnvloeden. Zo ontwikkelden de Britse onderzoekers Charles Abraham en Susan Michie in de afgelopen jaren een taxonomie van verandertechnieken, waarmee communicatiecampagnes, demonstraties, simulaties en andere interventies systematisch vergeleken kunnen worden. Hun ‘periodiek systeem’ op het gebied van veranderen wordt door veel onderzoekers gebruikt in effectiviteitsstudies. Bijvoorbeeld in een -ook voor bedrijven hoogst interessante- analyse van Thomas Webb en collega’s. De onderzoekers vergeleken 85 verschillende studies naar interventies via internet, waarbij in totaal meer dan 43.000 proefpersonen waren betrokken. Wat vonden ze? Belangrijkste conclusie van Webb en de zijnen: wie zijn wetenschappelijke huiswerk doet, boekt betere resultaten. Veranderinterventies die zijn gebaseerd op een wetenschappelijke theorie, blijken stelselmatig effectiever dan interventies die -zoals maar al te vaak gebeurt- enkel gebaseerd zijn op ideeën, intuïtie en ervaringen van de betrokkenen. 8 COLUMN
  • 9. COLUMN Het model dat het best bleek te werken, was de ‘theory of planned behavior’ van de Amerikaanse sociaal-psycholoog Icek Ajzen. Ajzens theorie uit 1991 is al lange tijd de meest aangehaalde gedragsbenadering binnen de wetenschappelijke psychologie en stelt -heel kort samengevat- dat onze intenties en ons gedrag worden gestuurd door drie verzamelingen van overtuigingen: onze ‘beliefs’ omtrent het nut van ons voorgenomen gedrag; onze verwachtingen over wat anderen zullen vinden van dat gedrag; En onze inschatting van ons vermogen om het voornemen ook echt uit te voeren. Wie anderen wil veranderen, moet zijn pijlen richten op deze overtuigingen. Webb en collega’s vonden nog meer. Interventies die gebruik maakten van meerdere technieken, zijn effectiever dan interventies die gebruikmaken van een of enkele technieken. Wie iets wil veranderen in het gedrag van anderen, kan bijvoorbeeld het gewenste gedrag te demonstreren. Maar nog beter werkt het als je ook feedback geeft op vertoond gedrag, en daarnaast beloningen geeft voor gewenst gedrag en tevens mensen in staat stelt om zich te vergelijken met anderen. Meer technieken, meer effect. Goed. Terug naar de beginvraag. Waarom mislukken de meeste veranderingen in het bedrijfsleven en binnen de overheid? Een belangrijke reden zou wel eens kunnen zijn dat we ons niet houden aan de simpele regel uit het onderzoek van Webb. We doen ons huiswerk niet. Ondanks dat een op de drie Nederlanders hoger onderwijs heeft genoten, denken we niet academisch genoeg. We besteden geen aandacht aan het verkennen en formuleren van ideeën over hoe het gedrag van onze klanten, burgers en collega’s werkt. Er is een probleem, we bedenken een aanpak en we gaan aan de slag. Hoe onze aanpak stap-voor-stap, via het gedrag van mensen, zal leiden tot ons doel, wordt niet uitgewerkt. Deze aanpak scheelt wellicht een paar uur en wat inspanning. Maar het resultaat is bijna altijd de zoveelste kostbare interventie die niet of nauwelijks werkt. Alleen wie geld en tijd teveel heeft, kan zich dat permitteren. 9 Ben Tiggelaar Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
  • 10. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE BLOK II: RESULTATEN Centrale vraag: “Wat is je ambitie?” • Welke ‘big three’ factoren bepalen of je ergens echt voor zult gaan? • Hoe help je andere mensen om een verandering zélf te gaan willen? • Leiderschap en irrationaliteit: gevaarlijke blunders vermijden 10 BLOK 2
  • 11. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Welke ‘big three’ factoren bepalen of je ergens echt voor zult gaan? 11 BLOK 2
  • 12. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Hoe help je andere mensen om een verandering zélf te gaan willen? 12 BLOK 2
  • 13. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Leiderschap en irrationaliteit: gevaarlijke blunders vermijden 13 BLOK 2
  • 14. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE 14 De belangrijkste lessen Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 1. 2. 3. BLOK 2
  • 15. BEN TIGGELAAR Wat doe je met veranderingen die niemand wil? De hel van het middenmanagement: voortdurende druk van boven, constante weerstand van onderen. Gisteren was ik bij een congres over verandermanagement. Een zaal vol teamleiders en managers die van hun directie de opdracht hadden van alles te veranderen, maar te maken hadden met collega’s die daar de noodzaak niet van inzagen. Een van de inleiders was econoom en psycholoog Paul Kloosterboer. Kloosterboer heeft tegendraadse ideeën over het proberen te managen van veranderingen die niemand wil. Eerste idee. Het wordt pas wat, als alles er mag zijn. Mooie uitspraak, maar wat betekent dit? Te vaak proberen we veranderingen op het werk door te drukken. De manager spreekt, de rest moet vooral instemmen. Vaak worden daarbij eerlijke twijfels, van beide kanten, niet gehoord. Maar juist dat wat er niet gezegd kan of mag worden, domineert stilzwijgend alle gesprekken. En vrijwel altijd leidt dit tot problemen. Kloosterboer zegt: wordt eindelijk eens volwassen, laat iedereen zich gewoon uitspreken. Ook als dat betekent dat we misschien helemaal niet gaan veranderen. Voor alle deelnemers aan het gesprek geldt: luister, spreek je uit en oordeel niet meteen. En houd alsjeblieft op met voorkoken en manipuleren. Tweede idee. Verdiep je in Argyris. Kloosterboer is groot fan van de -onlangs op 90-jarige leeftijd overleden- Amerikaanse onderzoeker Chris Argyris. Onder meer bekend van zijn scherpe observaties van managementgedrag. Zo beschreef hij uitvoerig het conflict tussen espoused theories (aangehangen theorieën) en theories-in- use, tussen mooie plannen en werkelijk gedrag. Argyris zei: hoe sterk we ook geloven in een aanpak -bijvoorbeeld: luister naar medewerkers- zodra we ons bedreigd voelen grijpen we automatisch terug op defensive routines. 15 COLUMN
  • 16. COLUMN Gedrag waarmee we het gevaar zo snel mogelijk afwenden. Voorbeeld: je vraagt als manager om eerlijke reacties op een presentatie. Maar als een medewerker iets zegt dat je niet bevalt, ga je grappen maken. Zo ondermijn je als manager jezelf en de organisatie. Argyris geloofde ook dat veranderen niet zo ingewikkeld hoeft te zijn. Als er écht een probleem speelt, geef je collega’s dan allereerst de harde, eerlijke feiten. Laat ze daarna zelf kiezen wat ze ermee willen. Alleen op die manier realiseer je de betrokkenheid die nodig is voor verandering. Argyris noemde deze drieslag: valid information; free choice; internal commitment. Derde idee. Uiteindelijk komen mensen pas in beweging als niet veranderen te veel pijn doet. Er moet sprake zijn van een reëel probleem dat mensen duidelijk herkennen. Pas als we iets dreigen te verliezen dat ons dierbaar is, gaan we veranderen. Dat geldt op het werk, maar ook thuis. Neem stoppen met roken. Vaak geldt dat we pas bereid zijn om de pijn van het stoppen te dragen, als we ervaren dat anders onze eigenwaarde eraan gaat, zegt Kloosterboer. Herkenbaar. Zelf realiseerde ik me dat ik écht moest stoppen toen ik probeerde om mijn oudste dochter (nu bijna 20) te leren fietsen. Ik rende naast haar en hield het domweg niet vol. Hoewel ik al heel lang zei dat ik wilde stoppen, viel op dat moment het echte besluit. Veel managers zoeken trucs om andere mensen te laten veranderen. Maar trucs helpen niet. Wat wel werkt volgens Kloosterboer: eerlijkheid, anderen zelf laten nadenken, afwachten... En domweg accepteren dat veel veranderingen mislukken. Liefst vóórdat je eraan begint. En als je baas dit niet begrijpt, laat het hem dan zelf proberen. 16 Ben Tiggelaar Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
  • 17. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE BLOK III: GEDRAG Centrale vraag: “Wat ga je daarvoor doen?” • Geen woorden, maar daden... (was het maar zo makkelijk) • In hoeverre moet een manager zich hier eigenlijk mee bemoeien? • Welke ‘best practices’ leiden het eenvoudigst tot resultaten? 17 BLOK 3
  • 18. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Geen woorden, maar daden... (was het maar zo makkelijk) 18 BLOK 3
  • 19. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE In hoeverre moet een manager zich hier eigenlijk mee bemoeien? 19 BLOK 3
  • 20. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Welke ‘best practices’ leiden het eenvoudigst tot resultaten? 20 BLOK 3
  • 21. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE De belangrijkste lessen Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 21 1. 2. BLOK 3. 3
  • 22. BEN TIGGELAAR Verandertips voor thuiskomers Een paar dagen zijn we terug. En we zitten alweer bijna in de vaste patronen die horen bij ons leven in Nederland. Een jaar hebben we in Boston gewoond. Maar het had net zo goed een maand of een week kunnen zijn. Zo snel pak je je oude gedrag weer op. Ik was voorbereid. Als je je al wat langer in het onderwerp verandering verdiept, weet je dat je omgeving een grote impact heeft op je gedrag. Dus, terug in Nederland, in je oude huis, tussen oude bekenden, vertoon je je oude gedrag. Wil je daar iets tegen doen, iets van de in het buitenland geleerde lessen vasthouden, dan zul je gericht actie moeten ondernemen. Wat ook helpt: eind juni had ik een gesprek met Icek Ajzen, een van mijn favoriete ‘veranderpsychologen’. Volgens hem vergeten we doorgaans de meest basale stappen als het om veranderen gaat. Zo laten we meestal na om het concrete gedrag te benoemen dat we bij onszelf of bij anderen willen stimuleren. Volgens Ajzen bedenken de meeste mensen -privé en professioneel- vaak meteen een interventie. Zonder uit te werken hoe deze zal leiden tot nieuw gedrag. En hoe dit nieuwe gedrag vervolgens weer bijdraagt aan onze doelen. Drie elementaire lessen heb ik voor mezelf geformuleerd na het gesprek met Ajzen. 1. Specificeer. Beschrijf het concrete gedrag dat je wilt zien. In Boston ging het goed met de werk-privé balans. Dat willen we vasthouden. Maar enthousiasme voor een doel als ‘een betere balans’ is niet genoeg om je gedrag te veranderen. Je moet weten welke concrete handelingen daarvoor nodig zijn en bovendien gemotiveerd zijn om deze uit te voeren. Belangrijke controlevragen bij deze stap: zal het geformuleerde gedrag echt leiden tot de uitkomst die je wilt? En is die uitkomst daadwerkelijk de moeite waard? 22 COLUMN
  • 23. COLUMN 2. Analyseer. Onderzoek welke factoren het gewenste gedrag bepalen. Bepaal de aard van het gewenste gedrag. Is het een eenmalige handeling? Of wil ik een nieuwe gewoonte ontwikkelen? Gaat het om gedrag op één locatie, bijvoorbeeld op kantoor? Of in allerlei situaties en omgevingen? Kan ik het alleen af? Of heb ik de hulp van anderen nodig? Kies vervolgens een plausibele gedragstheorie, zodat je weet op welke factoren je je moet richten. Moet je bijvoorbeeld werken aan je motivatie of volstaat het jezelf te herinneren aan een voornemen? Controlepunten: is het model dat ik gebruik wetenschappelijk geaccepteerd? En ook een beetje bruikbaar? 3. Intervenieer. Gebruik bewezen technieken om te beïnvloeden. Britse gedragsonderzoekers gebruiken de CALO-RE (Coventry-Aberdeen-London Revised taxonomy) voor het onderscheiden van enkele tientallen verschillende verandertechnieken. Met name gericht op eet- en sportgedrag. Dit soort lijsten met technieken eerst even opzoeken op internet en pas dan gaan sleutelen aan een interventie, is heel wat effectiever dan zomaar wat dokteren. Dé check: leidt de interventie tot het gewenste gedrag en het beoogde doel? Het is verstandig om veranderpogingen te behandelen als een experiment en op vooraf bepaalde momenten netjes te meten wat de resultaten zijn. Goed. Drie veranderregels. Omdat ‘gewoon doen’ te simpel is. En teveel meet- en regeltechniek ook niet werkt. Ook belangrijk: ik heb deze eerste paar weken na onze terugkeer nauwelijks werk in mijn agenda gepland. Dat klinkt overdadig en zo voelt het ook. Maar om voldoende investeringsrendement te realiseren op een kostbaar jaar is het bepaald geen overbodige luxe. 23 Ben Tiggelaar Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
  • 24. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE BLOK IV: STURING Centrale vraag: “Hoe ga je zorgen dat dit lukt?” • Twee -totaal verschillende- routes naar anders denken en anders doen • Welke verandertechnieken scoren in wetenschappelijk onderzoek? • Van verandering als gevecht, naar veranderen als vanzelfsprekend 24 BLOK 4
  • 25. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Twee -totaal verschillende- routes naar anders denken en anders doen 25 BLOK 4
  • 26. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Welke verandertechnieken scoren in wetenschappelijk onderzoek? 26 BLOK 4
  • 27. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Van verandering als gevecht, naar veranderen als vanzelfsprekend 27 BLOK 4
  • 28. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE De belangrijkste lessen Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 28 1. 2. 3. BLOK 4
  • 29. BEN TIGGELAAR Onuitstaanbare duwtjes Doe even mee... Stel je voor dat je bij het invullen van je belastingformulier voortaan meteen aan het begin zou moeten tekenen voor de juistheid van de gegevens, in plaats van helemaal aan het einde. Zou dat verschil maken? Het antwoord komt zometeen. Eerst nog even een andere vraag. Hoeveel procent van de Nederlanders zou eigenlijk orgaandonor moeten zijn? Meer dan 50 procent? Of is minder ook goed? En hoeveel procent is echt donor? Goed. Wat betreft dat belastingformulier. Onderzoekers op het gebied van gedragseconomie stelden vast dat het aantal mensen dat fraudeert bij het invullen van formulieren, ongeveer halveert wanneer er aan het begin moet worden getekend in plaats van aan het einde. Dan het percentage orgaandonors. In Nederland is circa 25 procent van de bevolking geregistreerd als donor. In onder anderen Polen, Oostenrijk, Portugal en Frankrijk ligt dat boven de 99 procent. De reden is eenvoudig. In deze landen is iedereen standaard donor totdat men zich actief afmeldt. In Nederland werkt het precies andersom. Het donorvoorbeeld komt uit het rapport dat deze week werd gepubliceerd door de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO): ‘De verleiding weerstaan. Grenzen aan beïnvloeding van gedrag door de overheid.’ Daarin wordt de vraag gesteld in hoeverre de overheid gebruik mag maken van ‘nudging’. Een ‘nudge’ is het woord dat psychologen en gedragseconomen gebruiken voor een duwtje in de goede richting. De term is afkomstig van Richard Thaler en Cass Sunstein die in 2009 een boek met deze titel publiceerden. Dat boek had een stevige impact. Zo besloten de Amerikaanse en de Britse overheid meer gebruik te maken van dit soort technieken om het gedrag van burgers te beïnvloeden. En tegelijkertijd was er veel kritiek op de ‘manipulatieve technieken’ die Thaler en Sunstein zouden propageren. Veel mensen voelen weerzin en irritatie bij het idee dat anderen, vooral overheden, hen beïnvloeden. Vooral als dat niet via traditionele juridische, economische en communicatieve instrumenten gebeurt, maar via prikkels die inwerken op onbewuste processen in ons brein. 29 COLUMN
  • 30. COLUMN Het verweer van Thaler en Sunstein is eenvoudig. Iedereen wordt voortdurend beïnvloed door de manier waarop keuzes worden aangeboden. We pakken in de supermarkt eerder producten die op ooghoogte liggen en we kiezen bij het invullen van formulieren, op papier en online, in groten getale de optie die het meest standaard lijkt. Het is vaak onmogelijk om mensen niet te beïnvloeden. En dus moet je erover nadenken hoe je als keuzearchitect mensen helpt bij het kiezen voor gedrag dat het beste voor hen is of voor de maatschappij als geheel. Paternalistisch natuurlijk, geven Thaler en Sunstein toe. Maar hé, het gaat om duwtjes. Niet om dreiging of dwang. In zijn rapport adviseert de RMO, heel kort samengevat, dat de Nederlandse overheid voorzichtig moet zijn met nudging. Vooral waar het gaat om beleidsterreinen die meer omstreden zijn. Dus misschien wel het belastingformulier aanpassen, maar niet de donorregistratie. Bovendien is het belangrijk dat burgers weten hoe nudging werkt en waar en wanneer de overheid er gebruikt van maakt. Politiek correct. En dat hoort ook zo als je de RMO bent. Maar het rapport en de weerstand tegen ‘nudging’ laten ook zien dat we maar moeilijk afscheid kunnen nemen van het idee dat de mens vooral een verstandig, bewust handelend wezen is. De gedachte dat we primair automatisch en irrationeel kiezen en handelen, is voor veel mensen onbewust onuitstaanbaar. 30 Ben Tiggelaar Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
  • 31. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE BLOK V: LEREN En dan nu: leren, bijsturen, leren, bijsturen... • Waarom wint ‘leren’ het eigenlijk altijd van ‘presteren’? • Hoe je collega’s met ‘weerstand’ serieus neemt en positief betrekt • De begindip, de waan van de dag en andere valkuilen 31 BLOK 5
  • 32. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Waarom wint ‘leren’ het eigenlijk altijd van ‘presteren’? 32 BLOK 5
  • 33. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Hoe je collega’s met ‘weerstand’ serieus neemt en positief betrekt 33 BLOK 5
  • 34. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE De begindip, de waan van de dag en andere valkuilen 34 BLOK 5
  • 35. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE De belangrijkste lessen Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 35 1. 2. 3. BLOK 5
  • 36. BEN TIGGELAAR Bedrieglijk simpel ondernemen Ik heb heel wat vakantiedagen besteed aan het bedenken van nieuwe projecten of zelfs nieuwe bedrijven. Maar sinds het lezen van Eric Ries weet ik dat dit tijdverspilling is. Ries is een internet-entrepreneur die tevens geïnteresseerd is in de theorie van het ondernemerschap. Hij schreef een van de meest succesvolle managementboeken van de laatste jaren: The Lean Startup. Een hit in de VS, hier minder bekend. Wat zegt Ries? Een nieuw project, een nieuwe baan, een nieuw bedrijf, alles wat je wilt beginnen in een onzekere situatie, is een startup. En het doel van een startup is niet om iets te maken en het daarna te verkopen. Het doel van een startup is om te leren. Om interacterend met echte klanten, zo snel mogelijk uit te vinden welke diensten of producten daadwerkelijk levensvatbaar zijn. Ries leerde dit door schade en schande. Hij ontwikkelde als technologieondernemer talloze diensten waar niemand op zat te wachten. Dat ging op de ouderwetse manier. Langdurig nadenken over een plan. Daarna maanden sleutelen aan het product. En pas daarna klanten zoeken. Na een aantal mislukkingen begon Ries zich af te vragen of het ook anders kon. Hij verdiepte zich daartoe onder meer in ‘lean’. Een managementfilosofie die voortkomt uit de aanpak die Toyota hanteert in zijn fabrieken. Centraal: het creëren van waarde voor klanten en het elimineren van alle vormen van verspilling daarbij. Vooral dat tweede ontbreekt bij startups, volgens Ries. Bewijs: de meerderheid van de bedrijven die worden opgericht, stopt wegens gebrek aan succes. Een enorme verspilling van tijd, geld en talent. 36 COLUMN
  • 37. COLUMN De aanpak die Ries propageert is bedrieglijk simpel. Maak een plan (maar doe daar niet te lang over). Maak vervolgens een scheiding tussen de feiten en de aannames in je plan. Een feit kan zijn: ik ben een ervaren accountant in loondienst. Een aanname kan zijn: als ik zelfstandig een nieuwe vorm van accountancydiensten ga aanbieden, zullen klanten daarvoor willen betalen. Test vervolgens je belangrijkste aannames door experimenten. Zo simpel, snel en goedkoop mogelijk. In het geval van de accountant die voor zichzelf wil beginnen, bijvoorbeeld door middel van een webpagina waarop klanten informatie kunnen aanvragen. Stuur vervolgens honderd e-mails aan relaties met een link naar de site en kijk wat er gebeurt. Hoeveel mensen bezoeken je site? Hoeveel vragen daadwerkelijk informatie aan? Hoeveel willen echt een afspraak maken? Beter nog: stuur twee keer vijftig e-mails aan relaties. Vijftig mails met propositie A, vijftig met propositie B. Kijk welke aanpak beter werkt. Herhaal dit zolang als nodig is. Zo onderzoek je iteratief wie je klanten zijn, wat ze willen en hoe je dit het beste kunt leveren. Nadat je stap-voor-stap een succesvol bedrijf hebt opgebouwd, blijft het belangrijk om op deze manier te werken aan vernieuwingen, zegt Ries. Veel gevestigde ondernemingen hebben heldere processen voor alles. Behalve voor de cruciale taak om blijvend te innoveren. Ries is niet de eerste die pleit voor een experimentele aanpak. Maar wat zijn boek aantrekkelijk maakt is de grondige uitwerking van zijn ideeën en de praktische ervaring van de schrijver. En -ook leuk- tussen de regels door leer je hoe belangrijk het is om jezelf niet al te serieus te nemen. Het doel is niet langer om anderen te overtuigen van jouw gelijk. Het doel is om stapsgewijs te leren hoe je met jouw mogelijkheden iets waardevols voor anderen kunt doen. Een heel rustgevende gedachte in je vakantie. 37 Ben Tiggelaar Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
  • 38. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE 38 BLOK VI Voor morgen: je persoonlijke toolbox • Managers hebben meer impact (negatief én positief) dan iedereen denkt • Wie leiding wil geven aan anderen, moet eerst leiding geven aan zichzelf • Keep-it-simple: waar wil je écht mee aan de slag? Deze week, deze maand? BLOK 6
  • 39. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Managers hebben meer impact (negatief én positief) dan iedereen denkt 39 BLOK 6
  • 40. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Wie leiding wil geven aan anderen, moet eerst leiding geven aan zichzelf 40 BLOK 6
  • 41. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Keep-it-simple: waar wil je écht mee aan de slag? Deze week, deze maand? 41 BLOK 6
  • 42. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE De belangrijkste lessen Wat zijn voor jou de belangrijkste lessen uit dit blok? 42 1. 2. 3. BLOK 6
  • 43. BEN TIGGELAAR De schijnwerkelijkheid van topmanagers “Ik vind dat onethisch en ben dat zéker niet van plan.” Vorige week had ik een kleine aanvaring. Ik vroeg de directievoorzitter van een grote onderwijsinstelling of hij wel eens aanschoof bij een college. Gewoon, onaangekondigd, incognito. In spijkerbroek en t-shirt. Om te kijken hoe het er aan toe gaat in zijn club. Of de docent er een beetje zin in heeft. Of de beamer werkt. Of studenten meedoen of vooral op Facebook zitten. Volgens hem was dat niet alleen oneerlijk tegenover de medewerkers en de studenten, maar was het ook onnodig. Er waren allerlei goede systemen om de kwaliteit te meten. “Stiekem kijken,” zoals hij het noemde, zou betekenen dat je zowel je systemen als je mensen niet vertrouwde. En vertrouwen was juist essentieel. In het recent verschenen boek ‘Six simple rules. How to manage complexity without getting complicated’ vegen topadviseurs Yves Morieux en Peter Tollman de vloer aan met deze houding. “Als managers niet begrijpen wat mensen werkelijk doen, dan begrijpen ze niet waarom hun organisatie de prestaties (of wanprestaties) levert die het doet.” Morieux en Tollman beschrijven hoe veel managers het werk nodeloos complex maken door gebrek aan gevoel voor de dagelijkse realiteit. Laat de kwaliteit te wensen over? Dan wordt er een kwaliteitsproject gestart of zelf een afdeling voor opgericht. Zijn klanten niet tevreden? Dan komt er een nieuw beloningsprogramma dat medewerkers moet motiveren. Zo ontstaat een labyrint van processen, systemen, metingen, functies en afdelingen die allemaal als doel hebben om het dagelijkse gedrag van de medewerker te besturen. Maar waarom die medewerker doet wat hij doet in de dagelijkse werksituaties waarin hij verkeert, binnen welke mogelijkheden en beperkingen hij zijn taken verricht, daar heeft degene die de beslissingen neemt eigenlijk geen beeld en geluid bij. 43 COLUMN
  • 44. COLUMN Volgens Morieux en Tollman is de echte basis voor het realiseren van concurrentie-voordelen, het inzicht dat managers hebben in wat er écht gebeurt in hun organisaties. Mocht je toevallig manager zijn, dan zou ik deze zin uitknippen en boven mijn bureau hangen. Enkele jaren terug deed ik participerend onderzoek. Overall aan en meewerken met een technische dienst. Twee grote lessen. Eén: ik had vooraf op vrijwel alle punten een verkeerd beeld van wat deze mensen dagelijks deden en van de werksituaties die daarop van invloed zijn. Twee: toen ik deze lessen deelde met de verantwoordelijke managers vielen ze van verbazing zo ongeveer van hun stoel. Ook zij hadden geen idee. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Toen Guusje ter Horst burgemeester was van Nijmegen, verhuisde ze elk jaar naar een andere wijk om de stad te leren kennen. Ingrid Thijssen, voormalig directievoorzitter NS Reizigers, had een conducteursuniform op haar kantoor hangen en stapte regelmatig op de trein om incognito mee te werken. Maar veel topmanagers leven in een schijnwereld. Ze denken dat ze een goed beeld hebben van de werkelijkheid dankzij officiële rapportages uit de organisatie en vooraf aangekondigde werkbezoeken. Ze bewegen zich in hun eigen bestuurlijke werkelijkheid die bestaat uit cijfermatige indicatoren. Aangevuld met de voorgekookte verbale geruststellingen en verlanglijstjes van andere leidinggevenden. Gecompleteerd met wat vage herinneringen aan de tijd die ze zelf ooit doorbrachten op de werkvloer. Wie echt gelooft dat hij op basis van deze input tot zinnige output kan komen, moet zichzelf wel als een supermens beschouwen. Maar dat is weer een heel ander probleem. 44 Ben Tiggelaar Eerder verschenen als column in NRC Handelsblad
  • 45. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE EXTRA: 20 PRAKTISCHE TOOLS TOOLS VOOR RESULTATEN De eerste stap in een veranderproces is het formuleren van de ambities; de gewenste resultaten. Verken welke mogelijke ambities er op je pad liggen. Kies vervolgens de ambities die relevant en haalbaar zijn. En leg ze daarna duidelijk vast. Wie zijn ambities op de juiste manier selecteert en formuleert, vergroot meteen vanaf het begin zijn kansen op een geslaagde implementatie. 45 tools
  • 46. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 1 Resultaten: wie formuleren de ambitie? De inhoud van de ambitie is belangrijk voor de motivatie van de mensen die voor een verandering staan. Maar net zo belangrijk is wie er meewerkt aan het formuleren van de gewenste resultaten van een verandering. Kies bij de samenstelling van deze groep voor een mix van autoriteit en sympathie. 1) Welke mensen binnen de organisatie of de afdeling die wil veranderen, beschikken over autoriteit: kennis van zaken, geloofwaardigheid, deskundigheid en hiërarchische macht? 2) Welke mensen worden als sympathiek gezien? Wie zijn representatief voor de medewerkers in de organisatie, doen graag iets voor een ander en onderhouden goede relaties met collega’s? 3) Ook een mogelijke vraag om te stellen: naar wie gaan collega’s voor advies als 46 ze ergens zelf niet uitkomen? 4) Belangrijk: welke van de mensen die uiteindelijk de verandering zullen moeten implementeren, beschikken over de bovengenoemde kenmerken? 5) Kies uit de namen die je op deze manier verzamelt maximaal zeven mensen die elkaar aanvullen en goed kunnen samenwerken. 6) Vraag hen of ze vanaf het allereerste begin willen meedenken over de noodzakelijke veranderingen in de organisatie. 7) Leg tijdens de eerste bijeenkomst vast welke aanpak je wilt volgen om tot het formuleren van de verandering te komen. Geef anderen de ruimte om hierin mee te denken. Commitment aan de te volgen ‘procedure’ is belangrijk. 8) Stimuleer de leden van je ‘veranderteam’ om volop te communiceren met anderen in de organisatie. Laat hen gebruikmaken van de contacten die ze hebben. 9) Zet je veranderteam ook in bij het formuleren van gewenst gedrag en bij het kiezen van sturingstechnieken. tools
  • 47. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 2 Resultaten: je ambities verkennen Een beeld van een aantrekkelijke, positieve toekomst is belangrijk. Maar even belangrijk is het gevoel dat er ‘iets moet gebeuren’ om die toekomst ook echt te realiseren. Visie en urgentie zijn beide van belang om tot actie te komen. 1) Noteer de waarden waar je je voor de lange termijn aan wilt verbinden. Wat vind je écht belangrijk. Waar loop je warm voor? Als organisatie, als team of als individu. Gaat het om werkgelegenheid, om een betere wereld, om rechtvaardigheid, schoonheid? 2) Noteer vervolgens in een aantal steekwoorden wat je -uitgaande van die waarden-de komende jaren zou willen realiseren. Wie wil je zijn? Over vijf jaar? Voor welke doelgroep? Wat onderscheidt je van de rest? Doe dit zo concreet mogelijk: hoe ziet een ideale week of werkdag in de toekomstige situatie eruit? Of: wat zeggen klanten over je, in dit toekomstbeeld? 3) Kijk nu naar de dagelijkse gang van zaken en confronteer jezelf eerlijk met de tekorten die je aantreft. Wat moet er financieel beter? Wat moet er echt verbeteren in de producten en/of diensten? Wat moet er nu veranderen in de manier van werken? Welke nieuwe competenties zijn daarvoor nodig? Hoe moet het management veranderen? 4) Formuleer op basis hiervan een aantal mogelijke ambities voor de komende tijd. Je hoeft nog niet te kiezen, dat komt later. 5) Noteer de ambities zo concreet mogelijk. Bijvoorbeeld: over een jaar werken we samen met drie partijen over de grens. Of: wij zijn over twee jaar op alle fronten de goedkoopste leverancier. Of: onze klanten geven ons over een jaar een gemiddeld rapportcijfer van 8,5 voor dienstverlening. Of: we willen dat ons product over een half jaar in elke supermarkt ligt. Of: we worden volgend jaar marktleider in de doelgroep 50+. Of: binnen de branche is er over twee jaar geen bedrijf met meer vakkennis dan wij. Of: het management zit vanaf volgende maand hooguit nog 10% van zijn tijd op kantoor. Of: volgend jaar ben ik mijn eigen bedrijf begonnen. 47 tools
  • 48. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 3 Resultaten: gewenste resultaten kiezen Doelen, ambities, kortom: gewenste resultaten, kunnen mensen sterk motiveren. Essentieel is dat ze nuttig zijn voor jezelf, worden gewaardeerd door anderen en -net- binnen je bereik liggen. Dat zijn dan ook de keuzecriteria die we hier hanteren. 1) Maak een lijst van de verschillende mogelijke ambities die er leven. Neem in deze lijst zo nodig ook de reeds bestaande doelen van de organisatie of afdeling op. 2) Geef alle ambities een rapportcijfer voor ‘nut’: in hoeverre helpen ze om handen en voeten te geven aan je belangrijkste waarden voor de lange termijn? 3) Geef alle ambities een rapportcijfer voor ‘waardering’: in hoeverre zullen klanten of andere stakeholders waarderen dat er aan deze deze ambitie wordt gewerkt? 4) Selecteer vervolgens de ambities die op beide criteria hoog scoren en bovendien nét binnen je bereik liggen. Deze ambities stimuleren de motivatie het meest. 48 tools
  • 49. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 4 Resultaten: gewenste resultaten vastleggen De manier waarop de gewenste resultaten worden geformuleerd is belangrijk. Met name het aangeven van duidelijke prioriteiten vergemakkelijkt het nemen van beslissingen in het dagelijkse werk. 1) Formuleer je ambities per stuk in één concrete zin. Vermijd vaagheden als: we doen het steeds beter als werkgever. Zeg liever: over een jaar zijn wij de favoriete werkgever in de zorg binnen onze regio. Dus niet: het rendement moet omhoog. Maar: onze opbrengst per vierkante meter ligt over een jaar 15% hoger. 2) Formuleer je ambities zodanig dat ze heldere beslisregels vormen voor het dagelijkse werk. Medewerkers kunnen op grond hiervan zelf besluiten nemen. 3) Zorg dat je ambities MECE zijn: Mutually Exclusive Collectively Exhaustive. Oftewel: wederzijds uitsluitend en gezamenlijk uitputtend. Ze overlappen elkaar niet en gezamenlijk dekken ze wat er zoal aan dagelijkse beslissingen voorbijkomt. 4) Stel prioriteiten. Welke ambitie staat voorop? Welke volgt daarna? Beslisregels werken alleen als er sprake is van een duidelijke rangorde. 49 tools
  • 50. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOLS VOOR GEDRAG De tweede stap in een veranderproces is het formuleren van het gewenste gedrag. Verken op een gedegen manier welk gedragingen kunnen helpen om de gewenste resultaten tot stand te brengen. Kies vervolgens hieruit gedrag dat effectief en haalbaar is. En leg dit daarna duidelijk vast. Wie het gewenste gedrag op de juiste manier selecteert en formuleert, vergroot zijn kansen op een geslaagde implementatie aanzienlijk. 50 tools
  • 51. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 5 Gedrag: analyse van het dagelijkse werk Voordat we gewenst gedrag gaan formuleren, moeten we eerst voldoende weten en begrijpen van het dagelijkse werk dat verband houdt met de gestelde ambities. Wat gaat er op dit moment al goed? Maar ook: wat houdt medewerkers op dit moment tegen in het realiseren van de gewenste resultaten? Welke factoren leiden tot gedrag dat juist niet effectief is? 1) Ga observeren in het dagelijkse werk. Neem hiervoor voldoende tijd. Denk in dagen en weken, niet in uren. Loop op een natuurlijke manier mee op de werkvloer en noteer wat je ziet. 2) Vraag jezelf af: welk huidig gedrag, van wie zouden we meer moeten zien om onze ambitie te realiseren? En welk huidig gedrag, van wie, zouden we juist minder moeten zien, als we de gewenste resultaten willen bereiken? 3) Let bij ongewenst gedrag in het bijzonder op ‘automatisch, pijnvermijdend gedrag’. Wat doen mensen, zonder er bij na te denken, om vervelende emoties of ongemak in het dagelijkse werk te vermijden? 4) Kijk goed welke omgevingsfactoren het gewenste en het ongewenste gedrag beïnvloeden. Welk gedrag wordt door de sociale, fysieke of technische omgeving ‘beloond’ en welk gedrag wordt ‘bestraft’? 5) Praat na je observatiewerk met medewerkers over de gestelde ambities en vraag hen wat zij ervaren als ‘helpende’ en ‘hinderende’ omgevingsfactoren in het dagelijkse werk. Welke sociale, fysieke, technische of andere factoren maken het makkelijker om de gewenste resultaten te bereiken? En welke maken het moeilijker? Breng ook je eigen observaties ter sprake, op een open, vragende manier. 6) Construeer gezamenlijk een causaal model aan de hand van de drie bouwstenen: resultaten - gedrag - sturing. Welk huidig gedrag leidt tot goede resultaten? En welke omgevingsfactoren sturen dit gedrag? Welk huidig gedrag leidt tot slechte resultaten? En welke omgevingsfactoren spelen hierbij een rol? 7) Formuleer daarna gezamenlijk enkele mogelijke verbeteringen. Wat moet er veranderen om het behalen van de gewenste resultaten wel mogelijk te maken? Welk gedrag is nodig, van wie, waar en wanneer? En hoe kunnen we zorgen dat dit lukt? 51 tools
  • 52. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 6 Gedrag: ‘terugrekenen’ naar gewenst gedrag Soms is het mogelijk om het gewenste gedrag logisch af te leiden uit de gewenste resultaten. Een voorbeeld: wie elk jaar een boek wil schrijven van 180 bladzijden, moet elke dag een halve pagina produceren. 1) Wanneer je ambities nog niet meetbaar geformuleerd zijn, probeer er dan nu heldere cijfers aan te koppelen. Als je ‘substantieel’ wilt groeien, over hoeveel procent per jaar praten we dan? 2) Reken vanaf deze ambities terug naar dagelijks gedrag. Als er over twee jaar 20% meer klanten moeten zijn, hoeveel bezoeken zijn daar dan voor nodig? En hoeveel telefoontjes zijn er nodig om die bezoeken te regelen? Hoeveel zijn dat er per dag? 3) Doe dit niet alleen. Gebruik bij het terugrekenen de praktijkkennis van medewerkers en ervaringsgegevens uit je branche. 4) Voordeel van de terugrekenaanpak: je moet scherp kijken naar de relatie tussen gedrag en resultaat. Ook helpt een kwantitatieve aanpak om onderweg, tijdens de verandering, de vinger aan de pols te houden. 5) Formuleer het mogelijke gedrag zo concreet mogelijk. Je moet het kunnen 52 ‘voordoen’. tools
  • 53. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 7 Gedrag: ‘bright spots’ zoeken als basis voor gewenst gedrag Positieve uitschieters, liefst binnen je eigen organisatie of branche, kunnen de basis vormen voor snelle verbeteringen. Voordeel: je weet dat het werkt en je weet dat het binnen je bereik ligt. 1) Kijk door de bril van je ambitie terug op de afgelopen maand. Doe dit zelf, vraag 53 het je medewerkers én ook je klanten. 2) Noteer minstens tien aansprekende voorbeelden die je hebt gezien. Binnen je eigen bedrijf, binnen de branche, ergens anders. 3) Voorbeeld: de ambitie is om de service sterk te verbeteren... Welke voorbeelden van ‘uitzonderlijke’ service heb je gezien in de afgelopen maand? In de eigen organisatie, bij de concurrentie, tijdens een bezoek aan een restaurant of een hotel? 4) Maak zo nodig de vertaalslag: wat betekenen deze voorbeelden in jouw werk? 5) Formuleer het mogelijke gedrag zo concreet mogelijk. Je moet het kunnen ‘voordoen’. tools
  • 54. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 8 Gedrag: gewenst gedrag selecteren Om tot de uitvoering van gewenst gedrag te komen, moeten de mensen die geacht worden het uit te voeren... (a) geloven dat dit gedrag nuttig is; (b) wordt gewaardeerd door anderen; en (c) dat zij het ook kunnen uitvoeren. Daarom selecteren we het gewenste gedrag aan de hand van deze criteria. 1) Maak een lijst van de verschillende mogelijke gewenste gedragingen. Zorg dat het om concreet gedrag gaat dat je kunt ‘voordoen’. 2) Bepaal samen met mensen die de uitvoering zullen doen het ‘nut’ van de mogelijke gewenste gedragingen. Oftewel: gaat dit gedrag ook echt leiden tot de gestelde ambities, tot de gewenste resultaten? En is het gedrag op zichzelf ook leuk om uit te voeren? Geef een rapportcijfer voor dit aspect. 3) Beoordeel ook samen de gewenste gedragingen op ‘waardering’. In hoeverre zullen ‘belangrijke anderen’, bijvoorbeeld collega’s, klanten en andere stakeholders, het waarderen wanneer dit gedrag wordt vertoond? Zullen ze er ook bij helpen indien nodig? Geef een rapportcijfer voor dit aspect. 4) Schat daarna gezamenlijk in of de gewenste gedragingen ook ‘uitvoerbaar’ zijn. Geloven de mensen die het werk moeten doen ook dat zij in staat zullen zijn om dit gedrag te vertonen? Geloven zij ook dat ze het kunnen volhouden? Geef ook voor dit aspect een rapportcijfer. 5) Selecteer vervolgens de gedragingen die op deze drie criteria het hoogst scoren. Dit gedrag is voor de mensen die het moeten uitvoeren het meest motiverend. 6) Kies uiteindelijk slechts één of enkele ‘kerngedragingen’. Gedrag dat ons op gang helpt om ook nuttige volgende stappen te zetten. 7) Als het gewenste gedrag te complex wordt en niet vereenvoudigd kan worden, kies dan voor de introductie van een checklist. Het gewenste gedrag wordt dan: gebruik de checklist. 54 tools
  • 55. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 9 Gedrag: gewenst gedrag formuleren, ‘MAP’ en ‘Als-dan’ Hoe we ons gedrag formuleren maakt veel uit. Concrete gedragsvoornemens die je bovendien koppelt aan een natuurlijke prikkel in het dagelijkse werk, verhogen de kans op uitvoering in hoge mate. 1) Formuleer gedragsvoornemen zo concreet mogelijk, op een M.A.P.-manier. Meetbaar, Actief en Persoonlijk. Bijvoorbeeld: ik bel elke dag voor 12.00 uur een bestaande en een nieuwe klant. Of: elke dag voer ik minstens één gesprek met een medewerker over zijn ideeën om tot betere resultaten of lagere kosten te komen. 2) Koppel deze M.A.P. gedragsvoornemen daarnaast aan een ‘natuurlijke prikkel’ in het dagelijkse werk. Op die manier wordt je automatisch herinnerd aan je voornemen op het moment dat het nodig is. Bijvoorbeeld: als de lunch voorbij is, vraag ik elke dag een andere medewerker hoe zijn werk gaat en wat er beter zou kunnen. Of: als ik een gesprek met een klant begin, stel ik altijd eerst een vraag die niets met het werk te maken heeft. 3) Formuleer je gedragsvoornemen op de volgende manier: “Als ... (prikkel X optreedt) .... , dan ... (voer ik gedrag Y uit) ...” 4) Noteer dit voornemen op zo’n plek dat je het dagelijks meerdere keren ziet. Bijvoorbeeld in een bestand dat automatisch wordt geopend als je computer opstart. Op een geeltje op je bureau. Op het dashboard van je auto... 55 tools
  • 56. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOLS VOOR STURING De derde stap in een veranderproces is het formuleren van sturingstechnieken. Verken welke technieken kunnen helpen om het gewenste gedrag te stimuleren. Kies vervolgens hieruit de technieken die effectief en haalbaar zijn. En leg je aanpak daarna duidelijk vast. De keuze voor de juiste sturingstechnieken is essentieel voor een geslaagde implementatie. 56 tools
  • 57. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 10 Sturing: gedrag beïnvloeden via de fysieke omgeving Ons gedrag wordt in hoge mate gestuurd door fysieke prikkels in de situatie waarin we ons bevinden. Door de architectuur, de machines, de meubels, de informatie... Dit kun je -met een beetje creativiteit- in je voordeel gebruiken. 1) Doorloop deze stappen gezamenlijk met de medewerkers die hun gedrag gaan 57 veranderen. 2) Ga op de werkplek zitten, staan en rondlopen. 3) Bedenk welke dingen je allemaal waarneemt (visueel, auditief, anderszins). 4) Vraag je af: welke bestaande of nieuwe elementen in de fysieke omgeving kan ik inzetten om het uitvoeren van mijn gedragsvoornemen te stimuleren? 5) Een paar voorbeelden: zichtbare geheugensteuntjes die je aan de gewenste resultaten of het gewenste gedrag herinneren; reminders in je smartphone; het anders neerzetten van je bureau; een aftekenlijst op een whiteboard. 6) Probeer de gevonden ideeën een aantal dagen uit. Test of het werkt. 7) Houd er rekening mee: alles went. Totdat je nieuwe gedrag automatisch optreedt (soms nooit) zul je regelmatig nieuwe prikkels moeten verzinnen. tools
  • 58. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE 58 TOOL 11 Sturing: self-monitoring Gedragsonderzoek laat zien dat het bijhouden van je eigen progressie sterk motiverend werkt en een krachtige tool voor verandering kan zijn. Let op: dit bijhouden is primair bedoeld voor de medewerker zelf. Niet voor diens leidinggevende. 1) Maak op de computer een werkblad waarop je je gedrag kunt bijhouden. 2) Als het om dagelijks gedrag gaat, maak dan vakjes met de weekdagen. Gaat het om gedrag voor elk dagdeel maak dan vakjes voor dagdelen. Etcetera. 3) Houd het eenvoudig: een krul als je het gewenste gedrag hebt uitgevoerd en een streep als het niet is gelukt. 4) Houd vervolgens op uur-, dag- of weekbasis bij of het gelukt is om je gedragsvoornemen te implementeren. 5) Focus allereerst op gedrag, maar kijk ook periodiek naar de resultaten van je inspanningen. Noteer regelmatig in woorden of cijfers welke veranderingen je waarneemt. Een alternatieve aanpak... 1) Schaf een mooi, persoonlijk notitieboekje aan. 2) Schrijf voorin enkele eenvoudige vragen waarmee je je dagelijkse progressie zichtbaar kunt maken. Vragen als: “Wat heb ik vandaag geleerd?” En: “Wat ga ik morgen anders doen?” 3) Kies een vast tijdstip om deze vragen elke dag van nieuwe antwoorden te voorzien. Noteer de datum en formuleer het zo dat je het later nog begrijpt. 4) Blader regelmatig terug om je groei op de langere termijn te zien. tools
  • 59. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 12 Sturing: gedrag beïnvloeden via de sociale omgeving Ons gedrag wordt in hoge mate gestuurd door sociale prikkels in de situatie waarin we ons bevinden. Door collega’s, klanten, leidinggevenden... Dit kun je -met een beetje creativiteit-in je voordeel gebruiken. 1) Doorloop deze stappen samen met de mensen die hun gedrag gaan veranderen. 2) Ga naar de werkplek en bedenk welke sociale contacten je gedurende een werkdag 59 hebt. 3) Vraag je af: welke van die contacten kan ik inzetten om het uitvoeren van mijn gedragsvoornemen te stimuleren? 4) Een paar voorbeelden: een gezamenlijke dagstart waarbij je elkaar aan de gewenste resultaten en het gewenste gedrag herinnert; elkaar hardop complimenteren als je ziet dat het goed gaat; collega’s op afgesproken tijden bellen als geheugensteuntje; een gezamenlijke dagsluiting waarin wordt besproken wat er goed ging; onderweg naar huis een collega van een andere vestiging bellen en elkaar coachen. 5) Probeer de gevonden ideeën minstens een aantal dagen uit. Test of het werkt. 6) Houd er rekening mee: alles went. Totdat je nieuwe gedrag automatisch optreedt (soms nooit) zul je regelmatig nieuwe prikkels moeten verzinnen. tools
  • 60. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE 60 TOOL 13 Sturing: social support Sociale ondersteuning is een bewezen techniek voor het stimuleren van gewenst gedrag. Samen met anderen werken aan een verandering biedt tal van voordelen. 1) Vorm een groep van mensen met vergelijkbare uitdagingen. 2) Goede relaties zijn essentieel: neem de tijd om elkaar beter te leren kennen en houd de ‘positief/negatief’-ratio in de gaten. 3) Maak heldere, algemene werkafspraken met elkaar: waarop ga je je richten, wat ga je doen, wat verwacht je van elkaar, hoe vaak komt de groep bijeen, hoe waarborg je onderling vertrouwen en veiligheid? 4) Formuleer per persoon concrete resultaten en gedragsvoornemens (M.A.P. / Als-dan). Help elkaar bij de formulering van gewenst gedrag en bij de uitvoering ervan. 5) Laat het voorzitterschap rouleren en gebruik afwisselende leer- en werkvormen om zo goed mogelijk gebruik te maken van elkaars kwaliteiten. tools
  • 61. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 14 Sturing: het beïnvloeden van beliefs Drie soorten overtuigingen bepalen in hoge mate of we gewenst gedrag zullen uitvoeren of niet. Ten eerste: onze overtuigingen rond het ‘nut’ van dit gedrag. Ten tweede: onze overtuigingen rond de ‘waardering’ ervan door anderen. Ten derde: onze overtuigingen rond de ‘uitvoerbaarheid’ ervan door ons. Let op: het gaat erom wat we ‘geloven’. Niet om wat ‘waar’ is. 1) Analyseer welke overtuigingen op dit moment de uitvoering van het gewenste gedrag kunnen belemmeren. Waar zit de bottleneck? 2) Geloven medewerkers onvoldoende in het ‘nut’ van het gewenste gedrag, oftewel: geloven ze niet dat het tot de gewenste resultaten zal leiden en dat het gedrag leuk is om uit te voeren? Geloven ze onvoldoende dat anderen het gewenste gedrag zullen ‘waarderen’ en waar nodig zullen ondersteunen? Geloven ze niet dat het gewenste gedrag door hen ‘uitvoerbaar’ is? 3) Gewone gesprekken kunnen helpen om deze belemmeringen te achterhalen. Maar 61 soms is een -anonieme- enquête nodig. 4) De overtuigingen rond het ‘nut’ van het gewenste gedrag beïnvloeden kan door middel van het aandragen van bewijs voor de relatie tussen gedrag en resultaat. Bijvoorbeeld door het doen van een experiment. 5) De overtuigingen rond de ‘waardering’ van het gewenste gedrag beïnvloeden kan door middel van informatie over wat collega’s belangrijk vinden. Maar ook door het hardop uitspreken van steun door derden. Bijvoorbeeld door mensen met autoriteit binnen de organisatie. 6) De overtuigingen rond de ‘uitvoerbaarheid’ van het gewenste gedrag beïnvloeden kan door middel van training en het oefenen van het nieuwe gedrag onder begeleiding. Maar ook door terug te denken aan succesvolle eerdere uitvoering van het gedrag. 7) Persoonlijke ervaringen hebben doorgaans de grootste invloed op de overtuigingen van mensen. Daarna volgen ‘voorgestelde ervaringen’ en ‘waargenomen ervaringen van anderen’. tools
  • 62. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 15 Sturing: het stimuleren van een groei-mindset Mensen die geloven dat hun mogelijkheden vastliggen, dat veranderen onmogelijk is (een ‘fixed’ mindset) proberen weinig nieuwe dingen uit en willen vooral bewijzen dat wat zij nu doen al goed genoeg is. Mensen die geloven dat verandering en groei wél mogelijk zijn (een ‘growth’ mindset) proberen graag nieuwe dingen uit. De ervaringen die dit oplevert, bevestigen hen in hun groei-overtuigingen. Er zijn verschillende mogelijkheden om mensen te helpen een ‘growth’ mindset te ontwikkelen. 1) Verzorg een workshop over hoe leren werk. Vertoon een video die laat zien wat er 62 in het brein gebeurt als mensen leren. 2) Vraag mensen naar persoonlijke leerervaringen. Vraag hen bijvoorbeeld terug te denken aan iets dat ze aanvankelijk niet konden, maar tóch hebt geleerd. 3) Vraag mensen om voorbeelden uit te wisselen van andere mensen die succesvol iets hebben veranderd wat eerst onmogelijk leek. 4) Vraag mensen om het belang van leren te benoemen. Vraag hen ook om uit te leggen waarom het belangrijk is om te geloven dat je je capaciteiten kunt ontwikkelen. 5) Doe een gezamenlijk experiment: probeer samen iets nieuws uit. Iets eenvoudigs waarvan je weet dat het gaat lukken. Bespreek vervolgens de leerervaring. tools
  • 63. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 16 Sturing: technieken verkennen In psychologisch onderzoek worden op dit moment vele tientallen sturings- of gedrags­veranderingstechnieken onderscheiden. Hieronder een selectie van sturings­technieken die geschikt zijn in een werkomgeving. De kunst is om uit de beschikbare ‘werkzame ingrediënten’ een mix samen te stellen die effectief en haalbaar is binnen je werksituatie. De sturingstechnieken kun je toepassen op jezelf, om je eigen gedrag te sturen, en op collega’s. Ook is het mogelijk om collega’s ertoe aan te zetten deze technieken op zichzelf toe te passen. Dat is vaak minstens zo effectief. Bestudeer de onderstaande lijst van mogelijke sturingstechnieken. Gebruik deze lijst als inspiratie voor je eigen ideeën en maak een vertaalslag naar je eigen werkomgeving. A. Plannen maken 1) Output-doelen stellen: het formuleren van de gewenste resultaten. 2) Input-doelen stellen: het formuleren van het gewenste gedrag. 3) Instructie: het uitwerken en uitleggen hoe, waar en wanneer het gewenste gedrag moet 63 worden uitgevoerd. 4) Gericht ondervragen: door middel van het stellen van open vragen collega’s de gewenste resultaten en het gewenste gedrag laten formuleren. 5) Momenten van de waarheid voorbereiden: het identificeren van situaties waarin terugval in oud gedrag op de loer ligt. En het bedenken van plannen om tóch door te zetten. B. Gewenst gedrag stimuleren via invloed op overtuigingen (‘route 2’) 1) Informeren over het nut van het gewenste gedrag: in het algemeen, voor de organisatie, voor het individu zelf. 2) Geanticipeerde spijt: vooraf denken aan de spijt die je achteraf zult ervaren als je het gewenste gedrag niet start en volhoudt. 3) Informeren over groepsnormen ten opzichte van het gewenste gedrag: wat waarderen belangrijke anderen, wat doen belangrijke anderen zelf? 4) Informeren over de uitvoerbaarheid van het gewenste gedrag: hoe kan het gedrag worden geïmplementeerd in de praktijk? 5) Focussen op succes in het verleden: nadenken over de geslaagde uitvoering van het gewenste -of vergelijkbaar- gedrag in het verleden. 6) Focussen op leren: de nadruk leggen op het feit dat de verandering een leerproces is en het steeds meer toepassen van het gewenste gedrag ook. tools
  • 64. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 16 C. Gewenst gedrag stimuleren via prikkels in de omgeving (‘route 1’) 1) Veranderingen in de omgeving: de werkomgeving -architectuur, mensen, machines, informatie- zodanig aanpassen dat het gewenste gedrag wordt gestimuleerd. 2) Reminders: gebruikmaken van prikkels in de omgeving die als geheugensteuntje voor 64 het gewenste gedrag werken. 3) Obstakels zien en opruimen: het identificeren van belemmeringen voor gedragsverandering -zoals prikkels die het verkeerde gedrag stimuleren- en het bedenken van oplossingen hiervoor. 4) Belonen voor gedrag: verstrekken van materiële beloningen, complimenten of aanzetten tot zelfbeloning voor het succesvol uitvoeren van het gewenste gedrag. 5) Belonen voor inzet: beloningen inzetten voor het proberen en/of benaderen van het gewenste gedrag. 6) Modeling: het voordoen van het nieuwe gedrag en/of anderen erop wijzen dat zij als voorbeeld worden gezien door anderen. 7) Vergelijken: je eigen gedrag vergelijken met dat van andere mensen en daarvan leren. 8) Social support: het inzetten van de hulp en ondersteuning van anderen bij een gedragsverandering. 9) Self-monitoring: het bijhouden van de uitvoering van het gewenste gedrag en/of de resultaten van het gewenste gedrag. D. Ondersteunende technieken 1) Behavioral contract: het afsluiten van een geschreven overeenkomst omtrent het gewenste gedrag. 2) Fysieke oefening: het daadwerkelijk oefenen en herhalen van het gewenste gedrag. 3) Mentale oefening: het in je hoofd oefenen en herhalen van het gewenste gedrag. 4) Self-talk: tegen jezelf praten (hardop of stil) voor, tijdens en na de uitvoering van het gewenste gedrag. 5) Time management: leren om prioriteiten te stellen en tijd vrij te maken voor de uitvoering van het gewenste gedrag. 6) Stress management: leren om stress- en angstgevoelens rond de uitvoering van het gewenste gedrag te verminderen. 7) Generalisatie: het gewenste gedrag dat in de ene situatie is vertoond, ook vertonen in een andere situatie. tools
  • 65. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE 65 TOOL 17 Sturing: technieken kiezen De inzet van sturingstechnieken helpt bij het realiseren van veranderingen. Maar let op: het gebruiken van sommige sturingstechnieken vergt op zichzelf ook weer een -ondersteunende- gedragsverandering. Bijvoorbeeld van het management. Kies die sturingstechnieken die effectief én haalbaar zijn. 1) Maak -samen met de mensen die het gedrag in de praktijk moeten brengen- een lijst van mogelijke sturingstechnieken. Beschrijf ze in je eigen woorden en verzin praktische voorbeelden van hoe je ze zou kunnen inzetten. 2) Zorg dat de lijst voldoende technieken bevat die werken via ‘route 1’ (via de omgeving, automatisch en onbewust) en tevens technieken die werken via ‘route 2’ (via de intentie, gecontroleerd en bewust). 3) Beoordeel de verschillende sturingstechnieken op haalbaarheid en effectiviteit. Geef telkens op beide aspecten een rapportcijfer. Let daarbij op de punten die hieronder beschreven worden. 4) Kijk naar de situatie waarin de gedragsverandering moet plaatsvinden. Gaat het om een gedragsverandering die op allerlei plaatsen moet worden doorgezet? Dan hebben prikkels in de werkomgeving die niet ‘portable’ zijn minder zin. Gaat het om een gedragsverandering die grotendeels op een vaste werkplek zal plaatsvinden? Dan is de inzet van omgevingsprikkels juist wel verstandig. 5) Gaat het om een zogenaamde ‘sterke situatie’, een situatie waarin de huidige omgeving veel invloed heeft op het gedrag, dan is de inzet van krachtige nieuwe omgevingsprikkels gewenst. Gaat het om een zogenaamde ‘zwakke situatie’, een situatie waarin de omgeving minder invloed heeft op het gedrag, dan kun je met minder ‘route 1-technieken’ toe. 6) Niet onbelangrijk: kan de werkplek eenvoudig worden aangepast? Is het mogelijk en toegestaan om duidelijke nieuwe prikkels toe te voegen in de werksituatie? Kortom: zullen de voorgestelde technieken effectief en haalbaar zijn in de gegeven situatie? 7) Passen de technieken bij de medewerkers? Hebben de medewerkers er vertrouwen in dat de sturingstechnieken hen zullen helpen? Realiseer je daarnaast dat de toepassing van sommige technieken -zoals ‘self-monitoring’- op zichzelf ook weer een kleine gedragsverandering vergen. Zullen de voorgestelde technieken effectief en haalbaar zijn in handen van de aanwezige medewerkers? 8) Passen de technieken bij de managers? Sommige sturingstechnieken -met name de ‘route 2’-technieken- veronderstellen dat leidinggevenden goed kunnen communiceren. Andere veronderstellen dat managers het gewenste gedrag voordoen en voorleven. Zullen de voorgestelde technieken effectief en haalbaar zijn in handen van de aanwezige managers? tools
  • 66. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 18 Sturing: technieken vastleggen in een actieplan Sturingstechnieken helpen om te veranderen, maar vergen op zichzelf vaak ook een verandering van de betrokkenen. Het is belangrijk om hier voldoende aandacht aan te schenken. 1) Noteer de gekozen sturingstechnieken op een lijst. 2) Werk samen met de betrokken medewerkers per sturingstechniek uit wat er ervoor gedaan moet worden, door wie, wanneer, op welke manier. Bedenk: de invoering van nieuwe prikkels in de werkomgeving of in de informatievoorziening kan een project op zichzelf zijn. 3) Spreek daarnaast per sturingstechniek af hoe je gaat zorgen dat het lukt. De toepassing van een sturingstechniek vergt op zichzelf soms ook een gedragsverandering en daarbij hoort dan ook weer sturing. Denk bijvoorbeeld aan een manager die zich voorneemt om voortaan zichtbaar het goede voorbeeld te geven. Wellicht moet hij daarvoor op zijn beurt gebruik maken van ‘self-monitoring’ of ‘social support’. 4) Maak vervolgens een actieplan. Een helder overzicht van de afspraken dat 66 voor alle betrokken toegankelijk is. tools
  • 67. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOLS VOOR LEREN De vierde stap in een veranderproces bestaat uit experimenteren en leren. We weten welke resultaten we willen. We weten welk gedrag daartoe moet leiden. En we weten hoe we dit gedrag willen stimuleren met sturingstechnieken. Zodra we aan de slag gaan zal -bijna altijd- blijken dat ons initiële plan bijstelling behoeft. Dat is een normaal leerproces dat hoort bij het ingrijpen in de sociale werkelijkheid. 67 tools
  • 68. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 19 Leren: het uitvoeren van een experiment Veranderen is een leerproces. Dat betekent dat elk veranderproject per definitie een experiment is. Daarom is het belangrijk om het als een experiment te benaderen en gebruik te maken van de volgende tips. Doe dat niet alleen, maar betrek de mensen die het experiment zullen uitvoeren. Dat vergroot de kans dat zij de uitkomsten aan het einde zullen accepteren. 1) Formuleer je verwachting, je hypothese, glashelder. Op de volgende manier: ik verwacht dat wanneer ik het gewenste gedrag G uitvoer, ik resultaat R zal bereiken. 2) Maak een planning: wanneer ga je starten, wanneer ga je meten, wanneer ga je evalueren? Plan liever enkele kleine experimenten dan één grote proefneming. 3) Bepaal vooraf je criteria: aan de hand van welke meetbare elementen ga je aan het eind van je experiment je evaluatie doen? 4) Bepaal vooraf je normen: bij welke score op de criteria klopt je hypothese, bij 68 welke score niet? 5) Ga aan de slag en houd het hoofd koel. Evalueer pas op het afgesproken moment, niet eerder. 6) Evalueer zo feitelijk mogelijk: experimenteren draait om leren, niet om slagen of falen. 7) Check oorzaak en gevolg: kun je de effecten die je hebt gevonden logisch toeschrijven aan je inspanningen of waren er meer elementen in het spel? Wat zijn de bewijzen die je daarvoor hebt? 8) Op naar de volgende ronde: wat ga je doen met de uitkomsten van je experiment? Hoe ga je dit inzetten voor je verdere ontwikkeling, voor je volgende experiment? tools
  • 69. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE TOOL 20 Leren: evalueren en bijsturen na een experiment Bij het afsluiten van een experiment, waarbij is gekeken naar de samenhang tussen sturingstechnieken, gewenst gedrag en gewenste resultaten, zijn de volgende aandachtspunten van belang. tools 1) Kijk bij het evalueren naar de harde feiten. Het gaat om leren. Niet om slagen of falen. 2) Als het gewenste gedrag niet optreedt, controleer dan of je de juiste sturingstechnieken 69 hebt ingezet. 3) Als het gewenste gedrag wel optreedt, maar de gewenste resultaten worden niet gerealiseerd, vraag je dan af of het gewenste gedrag bijgesteld moet worden. 4) Als het gewenste gedrag optreedt en het gewenste resultaat wordt behaald, vraag je dan af hoe je dit kunt vasthouden en een volgende stap kunt zetten. Welke gewenste resultaten komen nu binnen handbereik? Welk gedrag is daarvoor nodig? En met welke sturingstechnieken ga je zorgen dat dit lukt?
  • 70. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE BRONNEN De belangrijkste literatuur die werd gebruikt bij de voorbereiding van dit seminar. Abraham, C. & Michie, S. (2008). A taxonomy of behavior change techniques used in interventions. Health Psychology, 27, 379-387. Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational behavior and human decision processes, 50(2), 179-211. Amabile, T.M. & Kramer, S.J. (2007). Inner work life: Understanding the subtext of business performance. Harvard Business Review, 85, 72-83. Amabile, T.M. & Kramer, S.J. (2011). The progress principle. Using small wins to ignite joy, engagement, and creativity at work. Cambridge: Harvard Business Review Press. Ariely, D. (2008). Predictably irrational. New York: Harper Collins. Ariely, D. (2012). The honest truth about dishonesty. How we lie to everyone - especially ourselves. New York: Harper. Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a unifying theory of behavioral change. Psychological Review, 84(2), 191-215. Bandura, A. & Locke, E.A. (2003). Negative self-efficacy and goal effects revisited. Journal of Applied Psychology, 88, 87-99. Bargh, J.A. (ed.) (2007). Social psychology and the unconscious. The automaticity of higher mental processes. New York: Psychology Press. Bargh, J.A. & Chartrand, T.L. (1999). The unbearable automaticity of being. American Psychologist, 54(7), 462-479. Baumeister, R.F., Bratslavsky, E., Finkenauer, C. & Vohs, K.D. (2001). Bad is stronger than good. Review of General Psychology, 5, 323-370. Baumeister, R.F., Masicampo, E.J. & Vohs, K.D. (2011). Do conscious thoughts cause behavior? Annual Review of Psychology, 62, 331−361. Baumeister, R.F. & Tierney, J. (2012). Willpower: Rediscovering the greatest human strength. New York: Penguin Books. 70
  • 71. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Buckingham, M. & Clifton, D.O. (2001). Now, discover your strengths. New York: The Free Press. Carney, D.R., Cuddy, A.J.C. & Yap, A.J. (2010). Power posing: brief nonverbal displays affect neuroendocrine levels and risk tolerance. Psychological Science, 21, 1363-1368. Cialdini, R.B. (1993). Influence: Science and practice, 3rd edition. New York: Harper Collins. Csíkszentmyháli, M. (1990). Finding flow: The psychology of optimal experience. New York: Harper Perennial. Deci, E.L. & Ryan, R.M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum. Deutsch, R. & Strack, F. (2006). Duality models in social psychology: from dual processes to interacting systems. Psychological Inquiry, 17(3), 166-172. Duhigg, C. (2012). The power of habit. Why we do what we do in life and business. New York: Random House. Dweck, C.S. (2006). Mindset. The new psychology of success. United States: Random House Gawande, A. (2009). The checklist manifesto: How to get things right. New York: Metropolitan Books. Gilovich, T., Griffin, D. & Kahneman, D. (eds.) (2002). Heuristics and biases. The psychology of intuitive judgment. Cambridge: Cambridge University Press. Gollwitzer, P.M. (1999). Implementation intentions. Strong effects of simple plans. American Psychologist, 54(7), 493-503. Gollwitzer, P.M. & Sheeran, P. (2006). Implementation intentions and goal achievement: A meta-analysis of effects and processes. Advances in Experimental Social Psychology, 38, 249-268. Hassin, R.R., Uleman, J.S. & Bargh, J.A. (Eds.) (2005). The new unconscious. New York: Oxford University Press. Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. London: Allen Lane. Koestner, R. (2008). Reaching one’s personal goals: A motivational perspective focused on autonomy. Canadian Psychology, 49(1), 60-67. Lally, P., Van Jaarsveld, C.H.M., Potts, H.W.W. & Wardle, J. (2010). How are habits formed: Modelling habit formation in the real world. European Journal of Social Psychology, 40(6), 998-1009. Lilienfeld, S.O., Lynn, S.J., Ruscio, J. & Beyerstein, B.L. (2010). 50 Great myths of popular psychology. 71
  • 72. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Shattering widespread misconceptions about human behavior. Chisester: Wiley-Blackwell. Locke, E.A. & Latham, G.P. (2002). Building a practically useful theory of goal setting and task motivation. American Psychologist, 57(9), 705-717. Mann, T., Fujita, K. & De Ridder, D. (2013). Self-regulation of health behavior: social psychological approaches to goal setting and goal striving. Health Psychology, 32(5), 487-98. Manz, C.C. (1986). Self-leadership: toward an expanded theory of self-influence processes in organizations. Academy of Management Review, (11)3, 585-600. Marlatt, G.A. & Gordon, J.R. (1985). Relapse prevention: A self-control strategy for the maintenance of behavior change. New York: Guilford Press. Michie, S., Ashford, S., Sniehotta, F.F., Dombrowski, S.U., Bishop, A. & French, D.P. (2011). A refined taxonomy of behaviour change techniques to help people change their physical activity and healthy eating behaviours: The CALO-RE taxonomy. Psychology & Health, 26 (11), 1479-1498. Michie, S., Richardson, M., Johnston, M., Abraham, C., Francis, J., Hardeman, W., Eccles, M.P., Cane, J. & Wood, C.E. (2013). The behavior change technique taxonomy (v1) of 93 hierarchically clustered techniques: building an international consensus for the reporting of behavior change interventions. Annals of Behavioral Medicine, 46(1), 81-95. Muraven, M., Tice, D.M. & Baumeister, R.E. (1998). Self-Control as limited resource: Regulatory depletion patterns. Journal of Personality and Social Psychology. 74, 774-789. Neck, C.P. & Houghton, J.D. (2006). Two decades of self-leadership research: past developments, present trends, and future possibilities. Journal of Managerial Psychology, (21)4, 270-295. Ouellette, J.A. & Wood, W. (1998). Habit and intention in everyday life: The multiple processes by which past behavior predicts future behavior. Psychological Bulletin, 124, 54-74. Prochaska, J.O. & Norcross, J.C. (1999). Systems of psychotherapy. A transtheoretical analysis. Pacific Grove: Brooks / Cole Publishing. Prochaska, J.O., DiClemente, C.C. & Norcross, J.C. (1994). Changing for good. New York: Avon Books. Rath, T. & Conchie, B. (2008). Strengths based leadership. New York: Gallup Press. Rokeach, M. (1968). Beliefs, Attitudes and Values. San Francisco: Jossey-Bass. Schachter, S. (1982). Recidivism and self-cure of smoking and obesity. American Psychologist, 37, 436-444. 72
  • 73. Ben Tiggelaar over VERANDERPSYCHOLOGIE Seligman, M.E.P. & Csikszentmihalyi, M. (2000). Positive psychology: An introduction. American Psychologist, 55, 5-14. Smith, E.R. & DeCoster, J. (2000). Dual process models in social and cognitive psychology: Conceptual integration and links to underlying memory systems. Personality and Social Psychology Review, 4(2), 108-131. Tiemeijer, W.L., Thomas, C.A. & Prast, H.M. (red.) (2009). De menselijke beslisser. Over de psychologie van keuze en gedrag. Amsterdam: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid / Amsterdam University Press. Tiggelaar, B. (2010). The Core of the Matter. Haalbaarheid en effectiviteit van gedragsgerichte dual system-interventies bij verandering in organisaties. Proefschrift. Amsterdam: Vrije Universiteit. Vandewalle, D. (2001). Goal orientation: Why wanting to look successful doesn’t always lead to success. Organizational Dynamics, 30, 162-171. Vermeren, P. (2013). Rond communicatie. De mens als sociaal dier. Gent: Academia Press. Webb, T.L. & Sheeran, P. (2006). Does changing behavioral intentions engender behavior change? A meta-analysis of the experimental evidence. Psychological Bulletin, 132(2), 249-268. Webb, T.L., Joseph, J., Yardley, L. & Michie, S. (2010). Using the internet to promote health behavior change: A systematic review and meta-analysis of the impact of theoretical basis, use of behavior change techniques, and mode of delivery on efficacy. Journal of Medical Internet Research, 12(1), e4. Wegner, D.M., Schneider, D.J., Carter, S. & White, T. (1987). Paradoxical effects of thought suppression. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 5-13. Wilson, T.D. (2002). Strangers to ourselves: Discovering the adaptive unconscious. Cambridge: Harvard University Press. Wilson, T.D. (2011). Redirect: The surprising new science of psychological change. New York: Little, Brown and Company. Wrzesniewski, A., McCauley, C.P. & Schwartz, B. (1997). Jobs, careers and callings. People’s relations to their work. Journal of Research in Personality, 31, 21-33. 73