20. Opkomst digitale schoolborden (stippellijn = verwachting van scholen voor komende twee jaar) het draait om leermiddelen microsoft juni 2009
21.
22. Oplossingen van leraren voor één van de meest weerbarstige vraagstukken het draait om leermiddelen microsoft juni 2009 Wat is er volgens leraren nodig voor meer bruikbaar digitaal leermateriaal? PO % leraren Vo % leraren Mbo % leraren Beschikbare digitale leermaterialen voor het onderwijs beter vindbaar maken 46 47 47 Gebruik maken van open source software zodat iedereen zonder kosten digitale leermiddelen mag gebruiken, aanpassen en verspreiden 43 41 35 Leraren meer faciliteiten geven om zelf te ontdekken welke digitale leermiddelen het beste passen bij de eigen manier van lesgeven 30 42 37 Meer digitale leermaterialen via Kennisnet beschikbaar stellen 44 33 32 Inzichtelijk maken welke digitale leermaterialen het beste passen bij een bepaalde manier van lesgeven 40 37 27 Via onderzoek vaststellen met welke digitale leermaterialen leerlingen daadwerkelijk beter presteren 36 39 28 Transparant maken voor welke leerdoelen digitale leermaterialen beschikbaar zijn 29 28 42 Een kwaliteitskeurmerk voor digitale leermaterialen toepassen 32 22 28 De technische uitwisselbaarheid van digitale leermaterialen standaardiseren 25 23 23 Bij digitale leermaterialen aangeven welke vaardigheden een leraar nodig heeft om er succesvol gebruik van te maken 26 24 20
35. Rooster Klassikaal Jaarplanning Rijke leeromgeving Actuele bronnen Arrangementen Leerpleinen flexibele organisatie het draait om leermiddelen microsoft juni 2009
36. Maar werkt het ook? door onderzoek weten we steeds meer Hoogeveen 8-1-09 het draait om leermiddelen microsoft juni 2009
38. het draait om leermiddelen microsoft juni 2009 Leerlingprestaties wiskunde en taal 475 500 525 traditioneel Combi met ict Combi met ict Uitsluitend ict Taal Wiskunde hoeveelheid computertijd van laag naar hoog
40. van wie leerde ik werken met de computer? bron: m. van veen Ambassadeurs PO januari 2009 het draait om leermiddelen microsoft juni 2009 niets/weinig redelijk wat veel leraar 66 23 11 computercursus 81 9 10 computerboek 74 15 11 mijn vader 49 18 33 mijn moeder 80 8 12 mijn broer/zus 58 16 26 vriendinnen 51 28 21 zelf proberen 9 19 73
50. het draait om leermiddelen microsoft juni 2009 3. Beschrijven
51. Standaarden: IMS QTI voor toetsen LOM voor metadata SCORM voor leerobjecten Een (SCORM) pakketje met verschillende onderdelen.. het draait om leermiddelen microsoft juni 2009 4. Publiceren
57. Stappen we op de trein? het draait om leermiddelen microsoft juni 2009
58. Presentatie aanwezig op: http://presentaties.kennisnet.nl het draait om leermiddelen microsoft juni 2009
Editor's Notes
Wie vult de Elo? Omgaan met nieuwe leermiddelen... • Oriëntatie op nieuwe leermiddelen, wat zijn de mogelijkheden? • Welke digitale oplossingen zijn er? • Welke initiatieven zijn er al in Nederland? Frans Schouwenburg, Sectormanager VO en PO Stichting Kennisnet
We willen veranderen. Waarom eigenlijk
Theorie van mark federman. Hij voegt daar nog de theorie van de proxy authority (autoriteit bij volmacht) aan toe: De boodschapper die het woord droeg, droeg de autoriteit bij volmacht van de keizer De kerk had de beschikking over het Woord en claimde de autoriteit bij volmacht van god Na de 17 e eeuw, Waar halen onderwijs instituten hun autoriteit vandaan? Studerend erf je de kennis van anderen en voegt er kennis aan toe. Ik bevestig mijn autoriteit door auteurs (autoriteiten) te citeren en een uitgever publiceert. Mijn werk wordt dan door mijn peers beoordeeld en de universiteit verleent me een graad van autoriteit over dit onderwerp. Mijn graad wordt de autiriteit bij volmacht. Dit is een mobiele volmacht, wordt overal ter wereld erkend.
Vervolgens is de definitie van ‘kenniseconomie’ voorgelegd die de Stichting Weten hanteert: ‘ In een kenniseconomie draait het vooral om de productiefactor ‘kennis’: kennis wordt belangrijker dan arbeid, kapitaal (geld) en grondstoffen (de belangrijkste productiefactoren in een ‘traditionele’ economie). In een kenniseconomie wordt van personen veel kennis en vaardigheden gevraagd, alsmede de bereidheid om verder te leren.’
Over 5 jaar geen randstad meer
Veel overeenstemming tussen sectoren Geen enkelvoudige oplossing: combinatie van maatregelen vereist
1 betekenis van assen Horizontale as geeft aan hoeveelheid computertijd aan van laag naar hoog, verdeeld in vier groepen leerlingen van ieder 25% (zogenoemde kwartielen) Verticale as geeft testscore aan van leerlingen op wis en taal 2. Plaatje laat zien: a. bij gematigd gebruik van ict (tweede kwartiel en ook enigszins derde kwartiel) halen leerlingen hoogste score op taal en rekenen (dit is in lijn met bevindingen van theorie over blended learning, mixed media...ict in leerprocessen gebruiken in combinatie met andere hulpmiddelen) b. leerlingen met zeer intensief gebruik van ict presteren het zwakst op wis en taal. De groep leerlingen (vierde kwartiel) presteert minder dan leerlingen met weinig/ geen gebruik van ict. Motto: overdaad schaadt. Het vereist expertise van docent om ict in juiste omvang (en op juiste moment en in juiste combinatie) in te zetten. Bij onoordeel kundig gebruik van ict kunnen nadelige effecten optreden
03 Leerobjecten in niveaus. Leerobjecten zijn er in verschillende soorten. Een van de labels die je aan een leerobject kunt vastmaken is de indeling naar soort leerobject. Dit is een van de labels uit een internationale lijst van labels die ook in Nederland wordt gebruikt en waarin gesproken wordt van niveaus van aggregatie. Er worden vier niveaus gebruikt: (Animatie 1) Niveau 1: Fragment Voorbeeld: (Animatie 2) afbeelding van de Eifeltoren waarbij het voor de kijker nog niet duidelijk is in welke context deze afbeelding bekeken moet worden: Toerisme in Parijs, Staalconstructies, Wereldtentoonstellingen. Een ander voorbeeld is een tekst (Animatie 3) over de gebruikte technieken bij de bouw van de Eifeltoren. Met andere woorden er is nog geen inhoudelijke context aangebracht. Ook is nog niet duidelijk wat de kijker in het kader van zijn/haar leren met het fragment moet gaan doen. (Animatie 4, Animatie 5) Niveau 2: Informatie-object of toets. Voorbeeld: tekst over staalconstructies met een afbeelding van de Eifeltoren, die genoemd wordt als voorbeeld van een constructie. Er is dus een inhoudelijke context aangebracht. Er is nog geen didactische/leercontext toegevoegd. Er is vaak sprake van meer onderdelen (fragmenten of andere informatie-objecten) die met elkaar zijn samengevoegd. (Animatie 6, Animatie 7) (Animatie 8, Animatie 9) Niveau 3: Leereenheid. Voorbeeld: de toepassing van een didactisch model met daarin een duidelijke leersturing over staalconstructies. Er is dus een inhoudelijke context aangebracht. Er is nu ook didactische/leercontext toegevoegd. Ook hier is weer sprake van meer verschillende onderdelen (meestal verschillende leerobjecten van niveau 2) (Animatie 10) met een duidelijke sturing door het materiaal. Die overigens ook kan bestaan uit een aantal open opdrachten gecombineerd met een aantal bronnen (informatie-objecten) die moeten leiden tot een leerproduct. De leersturing kan dus heel verschillende vormen aannemen en hoeft zeker niet alleen lineair te zijn. (Animatie 11) Niveau 4: Cursus of een eenheid die leidt tot een certificaat. Cursus Constructies in de bouw die afgesloten wordt met een door de branche erkend certificaat waarin een onderdeel is opgenomen over staalconstructies Er is een bepaalde volgorde gehanteerd. De cursus leidt via een vorm van assessment of examen tot een certificaat. Uiteraard ook hier opgebouwd uit verschillende onderdelen vaak van niveau 3. (Animatie 12)
Nodig: Afspraken en standaarden, technisch en inhoudelijk Vindbaarheid en beschikbaarheid materiaal in gekoppelde databases