2. ontwikkelingspsychologie
menselijk gedragontwikkelen van de wetenschap die het bestudeert
kinderen en mensen komen in
verschillende fasen terecht:
ongeboren kind – zuigeling – peuter – kleuter – schoolkind – puber –
adolescent – volwassene – oudere mens
4. persoonsontwikkeling
peuterperiode = ‘peuterpuberteit’ omwille van gedrag in deze fase
ontwikkeling van eigen persoonlijkheid (identiteit)
sterk wisselende emoties: van dwars en koppig naar
ontzettend veel plezier hebben of onzekerheid
originele kijk op de wereld
verrassend, spontaan reageren
wijzen op details ( + / -- )
op ontdekking
compromis tussen ontdekking en veiligheid
nog geen kennis van gevaar
grenzen uitproberen
grenzen ontdekken, met ondeugend en uitdagend gedrag
grenzen duidelijk stellen = veiligheid bieden
5. Persoonsontwikkeling, vervolg
zelfstandigheid
grote drang om zelfstandig te zijn: “ikke doen”
ook nog…
ongeduldig
verlegen
nood aan complimentjes
ongeduldig, de dingen gaan niet zoals het zou moeten
vanaf 3 jaar: “eerst zelf proberen” = klusjes opknappen
egocentrisch
driftbuien
6.
7. motorische (lichamelijke) ontwikkeling
groei
de snelle ontwikkelingen zijn achter de rug
motoriek
steeds evenwichtiger en gecoördineerder: lopen, rennen,
klimmen ! In de gaten houden !
steeds meer verfijning: kralen rijgen, bladzijden omslaan,
gaatjes vullen met de juiste vorm, prikken, knippen, plakken
belangrijkste mijlpaal = zindelijk worden
steeds beter met een potlood overweg kunnen
8.
9. taal- en cognitieve ontwikkeling
tussen 2 en 4 steeds rijker en ingewikkelder taalgebruik
meerwoordstadium
tweewoordzinnetjes
vanaf 2,5 zinnetjes van 3 tot 5 woorden
taalregels
begrijpen en toepassen
grammatica
inzicht !
meervoud, enkelvoud, werkwoorden vervoegen,
experimenteren met verleden tijd: “Ik heb opge-eet”
krijgt nieuwe woorden en taalinformatie terug
creatieve aspect van taal: versjes, rijmen, nieuwe woorden
bedenken: “bloemenwaterzeef voor gieter” = logica
iemand anders kunnen onderscheiden van hemzelf
10. taal- en cognitieve ontwikkeling, vervolg
spraakmotoriek
uitspraak wordt beter maar fouten zijn er nog
sommige woorden zijn nog te moeilijk: soepstengel =
stoepstengel, yamaha = hamahama
verhalen begrijpen
steeds moeilijkere “boekjes lezen”
‘r’ (wordt ‘l’ of ‘w’) en ‘s’ zijn nog moeilijke klanken
bezoek aan de bib
11.
12. KLEUTER
4 jaar – 6 jaar
persoonsontwikkeling
motorische ontwikkeling
taalontwikkeling
cognitieve ontwikkeling
13. persoonsontwikkeling
sociaal – emotionele ontwikkeling
de echte wereld: zichtbaar, hoorbaar & voelbaar
de fantasiewereld: fantasiespel, rollen vervullen, eigen
regels hebben
echte en fantasiewereld bestaan naast elkaar
twee werelden
angsten
omwille van die fantasie
wel kennis van gevaar: bang voor onveiligheid (wespen,
honden, vallen, water, …
vrienden
belangrijk om bij een groep te horen die buiten het gezin
staat (sterke sociale vaardigheden)
bang voor het onbekende: verhuizen, de tandarts, kamp, …
spel, waarden, normen, rituelen … greep op de wereld !
14. Persoonsontwikkeling, vervolg
actie - reactie
driftbuien blijven hangen
conflicten oplossen
morele ontwikkeling
nadenken over = eerst denken, dan doen
15.
16. motorische (lichamelijke) ontwikkeling
groei
bijna voltooid
motoriek
steeds complexer: nieuwe bewegingspatronen kunnen
aangeleerd worden (zwemlessen volgen, een sport
beoefenen, …)
nog meer verfijning: tekenen, schrijven, …
gaat er volwassener uitzien (slanker)
lateralisatie: links- of rechtshandigheid
17.
18. taalontwikkeling
hand in hand met zijn cognitieve en sociale ontwikkeling
de taal…
steeds langere zinnen, met juiste woordvolgorde
grammatica
steeds vlekkelozer, fouten kunnen en mogen: zwembatten,
ik keekte, …
niet vloeiend spreken
zo veel te vertellen, gevolg = de juiste woorden niet vinden
haperen, woorden herhalen, pauzes inlassen, …
woordsoorten breiden uit: de, het, maar, en, omdat,…
vraagzinnen met ‘waarom’, ‘hoe’ en ‘wanneer’, …
stotteren enthousiasme
19. Taalontwikkeling, vervolg
verhalen
begrijpt steeds moeilijkere verhalen, voorlezen is heel
belangrijk
vertel verhalen waarin kleuters zelf ingrediënten
aandragen: hoofdpersonen, plek waar het verhaal zich
afspeelt
creatief vertellen: tekenend, in het bos, muzikale verhalen,
bewegingsverhalen, …
20.
21. taal- & cognitieve ontwikkeling
hand in hand met sociale ontwikkeling
cognitieve ontwikkeling
de wereld steeds beter begrijpen (realistisch)
stelt “waarom”- vragen en vraagt door
het grote plaatje
het echte ‘grote plaatje’ is er nog niet: klokkijken,
plattegronden tekenen, lezen, schrijven, …
geïnteresseerd in oorzaak en gevolg
antwoorden stimuleren om verder na te denken
volgende fase = schoolkind
22.
23. Mogelijkheden van het
kind
Tijd
Kind 1
Kind 2
De ontwikkelingsvolgorde is in grote lijnen voor alle kinderen gelijk, maar de
ontwikkelingssnelheid verschilt…
STAGNATIE
IN ELKE ONTWIKKELINGSFASE ZOEKT HET KIND EVENWICHT TUSSEN
UITDAGING EN VAARDIGHEDEN
VOORUITGANG
24. ontwikkelen van het samenspelen
parallelspel
= het samenspelen met hetzelfde soort materiaal, waarbij ieder kind met
een eigen individuele spelactiviteit bezig is (peuters)
samenspel
= het samenspelen met waarbij spelers op elkaar reageren en op elkaar
gaan inspelen (kleuters)
25. spelontwikkeling wordt beïnvloed …
… enerzijds door belemmerende factoren en anderzijds door stimulerende
factoren
een positieve omgeving
1. Sociale omgeving = de zone van de naaste ontwikkeling
De cognitieve handelingen die een kind nog net niet alleen, maar wel met
behulp van volwassenen kan uitvoeren = STIMULEREN !
spel = iets waaraan kinderen zelf vormgeven = initiatief
spelbegeleiding = basishouding bestaande uit actief kijken, luisteren,
aanvoelen, uitnodigen tot initiatief, wachten op initiatief, verder uitlokken,
inspelen op wat kinderen aangeven,…
spelbegeleiding
26. spelbegeleider:
meespelen met de kinderen
een voorbeeldfunctie stellen, model staan
toeschouwer van het spel
overzicht houden over het gehele spel
reageren op situaties die zich voordoen
bevestigen en belonen
tonen van betrokkenheid en meeleven = voorwaarde
alert zijn voor de positieve aspecten van het samenspel
helpen
het spel over een (dreigende) frustratie heen helpen
assistentie verlenen waardoor het spel op gang blijft
27. Spelbegeleider, vervolg:
verwoorden
spelgebeurtenissen verduidelijken, ordenen,
intensiveren
een beeld vormen
het ‘van te voren’ samen opbouwen van ideeën over het
spelonderwerp
vragen stellen, zelf informatie geven, prenten of boeken
bekijken over het onderwerp
stimuleren
uitbouwen van de spelinhoud
het spel boeiender maken en spelmogelijkheden uitbreiden
structureren
vaststellen van regels en bieden van houvast
voorbereiden op het speleinde
31. 2. Fysieke omgeving = ruimte (binnen & buiten) en speelgoed
De omgeving zo aanpassen dat deze stimulerend werkt voor de ontwikkeling
Zorg voor voldoende ruimte en bewegingsvrijheid
Richt speelzones in, dit zijn afgebakende stukken ruimte
waarin het bij elkaar horend speelgoed wordt bijeengezet
3. Speltypen
creatieve spel
de wereld om zich heen onderzoeken en ontdekken (zintuiglijk)
speelgoed of vertrouwd materiaal in een nieuwe of ongewone situatie
gebruiken
= scheppend bezig zijn
32.
33. coöperatief spel = samenwerking staat centraal
het doel ligt in de activiteit zelf
leren overleggen, naar elkaar luisteren, samen beslissingen nemen en
creatief denken
onderhandelen over taakverdeling, verantwoordelijkheid en eindresultaat
elkaars mogelijkheden en beperkingen aanvaarden, vertrouwen hebben
34.
35. 4. Spelletjes = activiteitenaanbod
ter bevordering van het samenwerken: De groepen worden groter en
kinderen moeten steeds meer en meer gaan samenwerken.
Jij tekent me
Steeds twee kinderen zitten tegenover elkaar met papier en potlood,
waarbij ze van elkaar een portret maken zonder op het papier te kijken
Doel: oogcontact maken, elkaars prestaties accepteren
Spiegeldans
Steeds twee kinderen zitten tegenover elkaar (1 meter) waarbij één
van beiden op zachte muziek kleine, langzame armbewegingen maakt.
De andere is het spiegelbeeld en maakt tegelijkertijd dezelfde
armbewegingen. In staande houding kan het hele lichaam gebruikt
worden
Doel: rekening houden met elkaar, leren omgaan met elkaars ideeën
36. Groepstekening / -schilderij
Kies samen met de kinderen een thema (vissen, bloemen,…). Als de
keuze gemaakts begint ieder voor zichzelf een tekening te maken over
het afgesproken thema. Nadien worden met alle tekeningen één geheel
gemaakt (bv. is het thema ‘vissen’, dan kan er een aquarium gemaakt
worden.
Doel: prestaties van anderen accepteren en omgaan met elkaars ideeën
Zeil omkeren
Leg een zeil (laken) op de grond en vraag alle kinderen erop te gaan
staan. Het hele zeil (laken) moet worden omgedraaid zonder dat er
iemand van het zeil afstapt.
Doel: communiceren en samen een doel bereiken
37. Samen op één stoel
Er staat één stoel minder in een kring als het aantal kinderen dat
meespeelt (cfr. stoelendans). Wanneer de muziek speelt stappen de
kinderen rond de stoelen. Als de muziek stopt, proberen zij allemaal
snel te gaan zitten. Wie overblijft gaat op iemands school zitten.
Telkens opnieuw wordt een stoel weggenomen en moeten steeds meer
kinderen op iemands schoot gaan zitten. Uiteindelijk blijft er één stoel
over en zitten alle kinderen op elkaar.
Doel: elkaar hulp bieden, vertrouwen en samen een doel bereiken
Gordiaanse knoop
De kinderen staan in een kring met gesloten ogen en de handen in de
lucht. Op een gegeven signaal wandelen de kinderen rustig naar elkaar
toe (naar het midden) en grijpen zij met elke hand een hand van iemand
anders. Da ogen mogen terug open om te trachten terug uit elkaar te
geraken zonder los te laten
Doel: elkaar hulp bieden, aanwijzingen geven en sameneen doel bereiken
38. Nog meer spelletjes en activiteiten zijn te vinden in:
Speelkriebels voor kleuters: een ontwikkelingsgerichte kijk op bewegingsspelen
Speelkriebels voor kleuters is een praktisch bewegingsspelenboek. Het bevat ruim 220
bewegingsspelen voor 2,5- tot 6-jarigen. De spelen werden in de praktijk getoetst en bijgestuurd op
basis van de speelreacties van kleuters. Bij elk spel wordt vermeld vanaf welke leeftijd de kleuters
het spel aankunnen. Speelkriebels richt zich naar begeleiders van jonge kinderen die een plezierig
en ontwikkelingsgericht bewegingsaanbod willen doen. De spelen zijn gegroepeerd vanuit
ontwikkelingskansen zoals omgaan met ruimte en tijd, lateraliteit aanvoelen, bewegingsproblemen
oplossen enz. Het theoretisch deel biedt de nodige inzichten om op een verantwoorde manier het
bewegingsplezier en de bewegingsontwikkeling van jonge kinderen te ondersteunen.
Auteurs: Veerle Florquin en Els Bertrands
ISBN: 9789033431043