17. Prooidiversiteit Grauwe klauwier
35
Noordse Witsnuit
Viervlek
Bruine Glazenmaker
Watersnuffel
25
20
Gewone Pantserjuffer
15
Blauwe Glazenmaker
Venglazenmaker
10
5
Zwarte Heidelibel
2- a
ug
26
-j
ul
ul
19
-j
12
-j
ul
l
5- j
u
un
28
-j
un
21
-j
un
0
14
-j
aa ntal in dieet/da g
30
Landschap Fochtelooërveen en omgeving. Vlieghoogte 12 km.
Soomaa, vlieghoogte 12 km
Verschillende zones herkenbaar.
Hoogveenkernen hoofdzakelijk gevoed door neerslag. Ze zijn van nature bijzonder arm aan voedingsstoffen en mineralen.
De bodem rondom en onder zo'n veen is meer gebufferd en bevat meer mineralen. De omstandigheden voor planten en dieren variëren binnen het hoogveenlandschap afhankelijk van de invloed van grondwater of oppervlaktewater.
Dieet nestjongen bestaat uit verschillende soorten, verandert gedurende het broedseizoen.
En ook gedurende de dag verandert de activiteit en dus beschikbaarheid van prooidiersoorten.
In wat voor omstandigheden kunnen zoveel verschillende soorten binnen een territorium voorkomen, zodat er altijd voldoende voedsel is voor Grauwe klauwieren (maar ook andere soorten)? Gradiëntrijke omstandigheden: droog-nat, zuur-gebufferd, mineraalarm-rijk.
Diersoorten zijn mobiel. Niet voor de lol. Nodig om gebruik te kunnen maken van verschillende onderdelen van het landschap en daar hun levenscyclus te voltooien.
Bovendien ook risicospreiding voor extreme omstandigheden, zoals extreem droge jaren waarin ondiep plassen droogvallen en populatie overleeft in diepere permanente plassen.
Veenhooibeestje doet het in Fochteloërveen goed na de vernatting van de hoogveenkern. Blijven condities in de kern ook op lange termijn geschikt? Veenmos breidt uit, kwaliteit waardplanten (Eenarig wollegras) verandert waarschijnlijk. Er moet gewerkt worden aan herstel van randzones/gradiënten, zodat soorten die optimaal voorkomen in randen van hoogvenen aanwezig kunnen blijven bij voortgaande ontwikkeling hoogveenkern. En dat soorten die afhankelijk zijn van hoogveengradiënten zich kunnen gaan vestigen.