2. Leven zonder zijn Johanna viel Adriaan erg zwaar. Hij probeerde
overeind te blijven, maar het lukte niet.
Steeds vaker dwaalde hij nachtenlang door Nirvoas, zonder doel.
3. Hij belandde in duistere kroegen, waar hij tussen de rovers en
moordenaars zijn verdriet verdronk.
Met de drank in zijn lijf leken al zijn zorgen ver weg, bijna van een
andere werkelijkheid.
4. Zijn kinderen wisten niets van zijn nachtelijke uitstapjes. Tegen de
tijd dat zij ontwaakten, lag hun vader alweer braaf in zijn bed.
Elisa kon de dood van haar moeder ook moeilijk verwerken, maar ze
hield dapper vol. Ze had een heel leven voor zich, en ze was jong.
Ze hield in haar eentje het huishouden draaiende, en hielp haar
vader met de administratie van de handel.
5. Op een morgen kwam er al heel vroeg bezoek.
‘Jan,’ zei Adriaan trots. ‘Dit is je nieuwe leraar, meester Swaan.
Hij zal je voorbereiden op je latere functie in de handel.’
6. ‘Goedendag, meester Swaan.’ stamelde Jan keurig, maar de man
knielde vriendelijk bij hem neer.
‘Niet zo afstandelijk, Jan! Wij zullen samen nog heel wat tijd gaan
doorbrengen. Fijn je te ontmoeten!’ lachte meester Swaan.
7. Elisa was druk bezig het huis schoon te maken. Verhit tilde ze een
zware emmer de trap af. Met haar vrije hand wiste ze het zweet
van haar voorhoofd.
Toen merkte ze de onbekende man op.
Als bevroren bleef ze staan. Haar grote ogen kregen een
dromerige glans.
8. ‘Mag ik u voorstellen: mijn dochter Elisa.’ klonk de stem van haar
vader Adriaan.
Met bonzend hart zag Elisa hoe de man zich naar haar
omdraaide. Hun blikken kruisten elkaar en even bleven ze elkaar
aankijken, in een eeuwigdurend moment.
‘Aangenaam, Elisa.’ zei de man hartelijk.
9. Trillend ging Elisa verder met het huishouden, maar zodra ze klaar
was rende ze met knikkende knieën naar buiten. Onder een boom
liet ze zich met een zucht vallen.
‘Aangenaam, Elisa.’ herhaalde ze zijn woorden.
Een vreemd gevoel kriebelde in haar buik. Ze voelde zich
dolgelukkig en doodsbang tegelijk. Wat was er met haar aan de
hand?
10. De eerste weken bleef Elisa zo veel mogelijk bij de leraar van haar
broertje vandaan. Ze voelde zich zo gek als ze bij hem was!
Dat veranderde. Ze leerde meester Swaan steeds beter kennen, en
al gauw was ze er achter: ze was verliefd!
Bij alles wat ze deed, dacht ze aan de donkerharige man, en aan
zijn lach, zijn ogen, zijn stem…
11. ‘Ik heb kalkoen gehaald op de markt. Hopelijk smaakt het.’ zei Elisa aan
het begin van de maaltijd.
Na het dankgebed viel iedereen hongerig aan en al snel werd Elisa
overspoeld met complimentjes.
12. ‘Uw kookkunsten zijn uitmuntend, mejuffrouw van Sundert.’ zei
meester Swaan met een vriendelijk knikje.
Elisa begon vreselijk te blozen, en stamelde:
‘Dank u… Maar noemt u mij toch geen u, en zeg alstublieft Elisa,
meester Swaan.’
‘In dat geval – noem mij dan voortaan Manuel.’
13. Het was haar vaders verjaardag en het bleef tot laat in de nacht
gezellig. Meester Swaan moest helaas vroeg weg, maar Elisa had met
haar vader en broertje een zeer geslaagd feest.
Voor even, héél even, vergaten ze hun verdriet om Johanna.
14. ‘Hoe bevalt meester Swaan, vader?’ vroeg Elisa en ze nam nog een
slok wijn.
‘Ik had me geen betere leraar voor Jan kunnen voorstellen. Die man is
een genie. In een paar maanden tijd heeft hij Jan leren schrijven,
rekenen en lezen – en ze studeren nu al op de handelsboeken!’
Elisa glimlachte. Het was duidelijk dat Manuel nog lang hier zou
blijven komen. Gelukkig maar!
15. Niet veel later was Jan jarig. Elisa zag haar hartsvriendin Flore weer,
na lange tijd. Flore was pasgetrouwd en had het erg druk.
‘Ik heb je gemist! En ik heb nieuws…’ begon Elisa geheimzinnig.
‘Ben je verliefd?’ grijnsde Flore meteen, en de meisjes barstten in
giechelen uit.
16. ‘Het is ingewikkeld, Floor, maar oh, ook zo heerlijk!’ piepte Elisa
opgewonden. ‘Ik weet niet wat ik moet doen! Manuel is de leraar van
mijn broertje, en hij is zeker acht jaar ouder als ik!’
Flore’s glimlach werd steeds breder.
‘Ik ben zo blij voor je! Misschien wordt het wel wat, tussen jullie. Geen
zorgen maken, gewoon genieten!’
17. ‘Hee, wat is er zo grappig?’
Elisa sprong met een gil overeind en zag haar broertje achter zich
staan.
‘Jan! Je laat me vreselijk schrikken. En bemoei je maar niet met
meidenpraatjes, daar komen alleen maar problemen van!’
Elisa knipoogde plagend naar haar broer.
18. Elisa volgde Flore’s raad op – ja, ze genoot van iedere dag. Steeds
vaker bracht ze momenten met Manuel alleen door, en langzaam
verbeterde hun relatie.
Hij was niet zomaar meer de meester van haar broertje. Hij was meer.
En ook Elisa merkte het: er was iets tussen haar en Manuel.
19. Iedere keer weer maakte Manuel Elisa verlegen.
‘Je bent het liefste meisje dat ik ooit ontmoet heb, Elisa.’ zei Manuel
zacht. Elisa schrok en voelde het bloed naar haar wangen stijgen.
‘En als je bloost ben je nog liever!’
Elisa bloosde nog erger en werd zó verlegen dat ze haar hoofd boog,
maar van binnen stond ze in vuur en vlam.
20. Elisa veranderde. Van een onzekere tiener was ze nu een
volwassen vrouw geworden, maar ze was nog altijd even verlegen.
Van haar vader kreeg ze een prachtige jurk. Ze liet haar haren los
over haar schouders vallen en bekeek zichzelf in de spiegel.
Onzeker plukte ze aan haar kapsel.
21. Elisa genoot van het leven. Ze merkte dat door haar vreugde ook
haar vader ietsje opbloeide.
Als Elisa door de zonnige straatjes van Nirvoas wandelde, voelde
ze zich gelukkig. Haar leven strekte zich vol mogelijkheden voor
haar uit!
22. En dat was nog niet alles – nee, Elisa van Sundert was nog
steeds hopeloos verliefd op Manuel Swaan!
De vraag of die liefde echt wederzijds was, zou haar nog lang
gaan bezighouden.