2. Inhoud
1. De Sociale Staat van Nederland 2013
2. Van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad
2.1 Economisch
2.2 Maatschappelijk
2.3 Ruimtelijk
3. Participatiesamenleving: de stemming in het land
4. De agenda
3. 1. Sociale Staat van Nederland 2013
o Tussen 2010 en 2012 verslechtering kwaliteit van leven, sinds 30 jaar.
o Bij meest kwetsbare groepen (lage opleiding, laag inkomen, zonder
werk en/of slechte gezondheid) sterkste achteruitgang. 6% bevolking.
o Verschillen kwetsbare en niet-kwetsbare burgers toegenomen.
o Ruimtelijke verschillen in sociale status.
o Effect bezuinigingen en hervorming pas na langere tijd zichtbaar.
o Economische recessie wellicht op retour, sociale recessie niet.
o Onzekerheid over betekenis decentralisaties voor kwetsbare groepen.
8. Aantal ouderen 1950-2040 (in miljoenen)
Bron: CBS
0
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
4
4.5
5
1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020* 2025* 2030* 2040*
65-74 jaar 75-84 jaar > 85 jaar
9. Minder verzorgingsstaat, meer zelf
organiseren in de verzorgingsstad
Maatschappelijke participatie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid:
• 41%: hulp bij langdurige ziekte moet zoveel mogelijk van vrienden of familie
komen (39% oneens)
• Op vrijwillige basis, niet als plicht
• Vrijwillige hulp in combinatie met professionele hulp
• Maakt uit voor wie (familie, buren), hoe lang (aantal maanden of langer) en
wat (boodschappen, huishouden, zorg)
Consequenties inrichting basisvoorzieningen wijken:
• vastgoedinvesteringen in verpleeghuizen; domotica; wijk- en buurtwerk;
openbaar vervoer detailhandel.
13. Groei en krimp: heikele positie afgelegen dorpen
Duidelijke sociaaleconomische verschillen.
Tussen centrum en periferie tekenen van divergentie.
Divergentie binnen platteland: afgelegen dorpen dalen in status, andere
dorpen blijven gelijk of stijgen.
Consequenties voor onder andere:
• Investeringen in regionale economie.
• Gebruik leegstaande panden.
• Verbindingen wonen en zorg.
• Rollen overheid en burgers.
14. 3. Participatiesamenleving: de stemming in het land
`Niet in de put, wel bezorgd´
o 82% vindt dat er welvaart is in eigen huishouden
o 70% tevreden met eigen inkomen (in 2002: 45%)
o Plaats 5 op geluksindex
o Meer mensen somber over de Nederlandse economie dan in 2008
o Maar: jongeren en hoogopgeleiden meer optimistisch
o Ruimtelijke verschillen in sociale status nemen toe
o Politiek vertrouwen fluctueert; meer vertrouwen in media
15. 4. De agenda
Economisch: focus op andere groei
• Andere meer duurzame groei (MVO)
• Inzet nieuwe technologie vraagt om ander (regionaal) arbeidsmarktbeleid
Maatschappelijk: kwaliteit van bestaan centraal
• Lokale/regionale normen armoede, analfabetisme, werkloosheid, leefbaarheid, eenzaamheid.
• Andere inrichting voorzieningen, meer focus op kwaliteit van leven.
• Inzet op combinaties werk/zorg, professionele hulp/vrijwillig, domotica/wijknet.
Ruimtelijk: zeggenschap en publiek-private samenwerking
• Nieuwe vormen van democratie en zeggenschap (wijk en regio).
• PPS vastgoed, investeringen MKB/winkels, duurzame energievoorziening, aanpak leegstand.
Kennisagenda: ervaringskennis
• Inzet nieuwe media en doorontwikkelen leefsituatie-index.
• Verschillen tussen regio’s in (doe)democratie, PPS en rol burgers.