12. Uniforme leidraad >> Als het gaat om milieu en leefomgeving www.infomil.nl/energie
13.
14.
Editor's Notes
Doelartikelen geven een ondernemer een maximale keuzevrijheid . Voor bepaalde ondernemers biedt deze keuzevrijheid voldoende mogelijkheden om invulling te geven aan de wetgeving. Echter zijn ook ondernemers die dit als nadeel zien, aangezien niet concreet is beschreven op welke wijze aan het doelvoorschrift kan worden voldaan. Veelal is een dergelijk bezwaar van een ondernemer weggenomen door het doelvoorschrift nader in te vullen via een technische maatregel als erkende of verplichte maatregel in de ministeriële regeling. In artikel 1.2 wordt benoemd wat een inrichting type A is. Om als een inrichting type A te worden beschouwd zijn beperkte activiteiten en processen toegestaan binnen de inrichting. Inrichting type A worden dan ook als minder milieubelastend beschouwd, Echter vormt het energiegebruik geen criterium. In artikel 1.4 wordt expliciet aangegeven dat afdeling 1.2 “Melding” niet van toepassing is voor een inrichting type A. Minder milieubelastende bedrijven hebben geen plicht om zich te melden op grond van het Activiteitenbesluit. 2008, steeds meer algemene regels Activiteitenbesluit tenzij… Vroeger: vergunning tenzij…. Gemeenten hebben wel de ruimte om via gemeentelijk beleid evidente energieverspilling tegen te gaan. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu, zijn bereid om daarover mee denken. Het stellen van een maatwerkvoorschriften is op grond van het Activiteitenbesluit niet mogelijk. Dit vanwege het feit dat de eisen voor energiebesparing uitputtend is geregeld in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. Formeel gezien is de zorgplicht van toepassing op alle typen energiegebruikers. Echter is het niet waarschijnlijk om de zorgplicht toe te passen bij middelgrote gebruikers en grootgebruikers. Op dit soort energiegebruikers kan dan worden teruggevallen op artikel 2.15.
Op grond van artikel 2.15 (eerste lid) kunnen de volgende verantwoordelijkheden worden toebedeeld aan de drijver van de inrichting (een ondernemer). Het initiatief ligt in eerste instantie bij de ondernemer. De nadruk op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid komt naar voren vanwege de constructie en opbouw van artikel 2.15 van afdeling 2.6 Activiteitenbesluit. Dit neemt niet weg dat de gemeente (dan wel milieudienst) bevoegd gezag blijft. De ‘drijver van de inrichting’ (m.b.t. een middelgrote en grootgebruikers) zal op verzoek van het bevoegd gezag inzichtelijk moeten maken welke technische maatregelen zijn gerealiseerd. En wat de toekomstplannen zijn.
Op grond van artikel 2.15 (eerste lid) kunnen de volgende verantwoordelijkheden worden toebedeeld aan het bevoegd gezag. Zoals eerder gezegd blijft de gemeente het bevoegd gezag en geven de wettelijke kaders aan. Het bevoegd gezag toetst het naleefgedrag van de ondernemer op grond van artikel 2.15 (eerste lid) van het Activiteitenbesluit. Een eerste stap is een inzicht in het energiegebruik. Een tweede stap is het inschatten van het besparingspotentieel in een bedrijf. Mede vanwege de zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijk mag van een ondernemer worden verwacht dat hij/zij inzichtelijk heeft welke technische maatregelen zijn/worden gerealiseerd.
Via artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit wordt een minimale wettelijke ambitie voorgeschreven die voor ieder bedrijf van toepassing is, met uitzondering van de kleingebruikers. Dit houdt ook in dat dit van toepassing is op bedrijven die deelnemen aan een meerjarenafspraak zoals de MJA3.
In de groep middelgrote en grootgebruikers is het niet ondenkbaar dat hier ook MJA-inrichtingen onder vallen. Het is raadzaam ook zicht te hebben op de MJA- inrichtingen binnen de gemeente dan wel zicht te hebben in de voortgang van de uitvoering. AgentschapNL houdt een overzicht bij van alle deelnemende bedrijfstakken en individuele inrichtingen die regelmatig wordt geactualiseerd. Dit overzicht is via de internetsite www.agentschapnl.nl/mja inzichtelijk.
Energiebesparing & Winst is ontwikkeld om het bevoegd gezag te ondersteunen bij het toetsen van het naleefgedrag van een ondernemer met betrekking tot artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit.
Energiebesparing & Winst is ontwikkeld om het bevoegd gezag te ondersteunen bij het toetsen van het naleefgedrag van een ondernemer met betrekking tot artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit.
Alle energiebesparende maatregelen met een t.v.t. van vijf jaar of minder laten realiseren. Ondernemer maakt op verzoek inzichtelijk welke energie-efficiënte technieken zijn gerealiseerd. Ondernemer beoordeelt welke (‘onzekere’) energie-efficiënte technieken niet binnen vijf jaar of minder worden terugverdiend. Geen wettelijke eis voor de vorm van vastleggen. Bij voorkeur in de vorm van een plan van aanpak, vanwege fasering.
Structurele aandacht voor energiebesparing de komende jaren. Dit wordt ook nog versterkt door de noodzaak om aan te sturen op natuurlijke momenten. Borgen van kennis in de organisatie is cruciaal. Ervaring opdoen. Leren door doen!