In dit document vind je een aantal goed functionerende structuren die we in de natuur aantreffen: uit het menselijk lichaam en uit de dierenwereld. Overwegingen over hoe de fasen van een evolutionaire ontwikkeling eruit gezien kunnen hebben, leveren de nodige hoofdbrekens op. Laat je meenemen langs enkele mysteries van ons bestaan.
Jezus - een historisch persoon? Info uit niet-christelijke bronnen
1. Niet-christelijke schrijvers over Jezus
Sommige mensen hebben de indruk dat het enige bewijs voor het Christelijk geloof de Bijbel
zelf is (samen met andere Christelijke bronnen uit de eerste eeuwen). Sceptici suggereren dat
dit bewijs onbetrouwbaar is omdat de schrijvers bevooroordeeld waren door de Christelijke
boodschap.
Het is uiteraard een feit dat er buiten de Bijbel en de Christelijke gemeenschap slechts een
beperkt aantal referenties naar de oorspong van het Christendom te vinden zijn. Dat hoeft ons
niet te verbazen. De vandaag beschikbare documenten zijn immers maar een fractie van wat
toen is opgeschreven. En in de vroegste fase was de Christelijke beweging niet van grote
omvang of betekenis. Alle gebeurtenissen vonden aanvankelijk plaats in een onbetekenende
provincie aan de oostelijke rand van het Romeinse imperium.
Er zijn evenwel meerdere Romeinse, Griekse en Joodse bronnen die verwijzen naar de
oorspong van het Christendom. Auteurs uit deze periode zijn onder andere historici zoals
Tacitus, Suetonius en Thallus; Joodse bronnen zoals Josephus en de Talmoed; Romeinse
bestuurders en staatsmannen zoals Plinius de Jongere en Keizer Trajanus en de Griekse
schrijvers Lucianus en Phlegon. De volgende schrijvers passeren de revue:
• Flavius Josephus (37- ca. 100) – Testimonium Flavianum over Jezus
• Tacitus (ca. 55-120)
• Plinius de Jongere (ca. 60-115)
• Suetonius (ca. 130)
• De Joodse Talmoed (ca. 70-200)
• Julius Africanus citeert Thallus (ca. 52) and Phlegon (ca. 140)
• Lucianus van Samosata (2e eeuw)
• Flavius Josephus over andere personen die genoemd worden in het NT
Deze bronnen geeft de lezer veel informatie over wat historisch vastgelegd is.
Was Jezus een historische figuur?
We zijn benieuwd wat deze teksten kunnen bevestigen over Jezus. Verrichtte hij wonderen?
Had hij discipelen en werd hij door hen aanbeden als God? Wordt de naam Christus vermeld
in dit verband? Wordt er ergens vermeld of hij bekend stond als leraar of filosoof en waar zijn
onderricht dan betrekking op had? Worden zaken genoemd als bekering, leven na de dood,
samenkomsten en broederschap of ontkenning van andere goden? Wordt er melding gemaakt
van de kruisiging van Jezus - evt. gespecificeerd naar of dat onder Pontius Pilatus plaatsvond
tijdens het bestuur van Tiberius? Kunnen we aanwijzingen vinden of zijn volgelingen
beweerden dat hij daarna weer levend geworden was?
Welke andere personen worden door Flavius Josephus genoemd die we ook in het Nieuwe
Testament tegenkomen?
Welke details komen we tegen bij de Romeinse en Griekse schrijvers over hoe het
Christendom zich verspreidde in de eerste eeuw en hoe de wereld daarop reageerde?
“Deze bronnen zijn gedateerd van ongeveer 20 tot 150 jaar na Jezus’ dood en daarom heel
vroeg volgens de standaard van oudheidkundige geschriften.” Dr. Gary Habermas
1
2. Flavius Josephus (37 – ca. 100 AD) – Testimonium Flavianum over Jezus
Flavius Josephus was een Joodse officier en historicus. Hij werd geboren in 37 AD en groeide
op als een Farizeeër. Hij nam deel aan de opstand tegen de Romeinse overheersing in 66 AD
en de Joodse Raad stelde hem aan als commandant van Galilea. In een vroeg stadium van de
oorlog werd hij verslagen en door de Romeinen gevangen genomen. Zijn leven werd gespaard
dankzij het ingrijpen van een vriend. Toen Vespasianus keizer werd in 69 AD werd Josephus
een van zijn adviseurs en hij adopteerde zelfs de familienaam van Vespasianus: Flavius. In het
jaar 70 AD vergezelde hij Titus, de zoon van Vespasianus en generaal van het Romeinse leger,
in zijn opmars en belegering van Jeruzalem. Diverse malen probeerde Josephus – zonder
succes – de Joden te overtuigen zich over te geven om de belegering te beëindigen teneinde de
slachting en de uiteindelijke verwoesting van de stad te voorkomen.
Josephus produceerde een aantal boeken van grote historische waarde.
De Joodse Oorlog (77-78 AD) beschrijft het Romeins-Joodse conflict van de tijd van
Antiochus Epiphanes tot net na de val van Jeruzalem. En waarschijnlijk is Joodse Oudheden
zijn belangrijkste werk. Het is een werk van 20 boekdelen die de Joodse geschiedenis vanaf de
schepping tot het uitbreken van de oorlog met de Romeinen in 66 AD beschrijft. Zes boeken
uit dit werk beschrijven de besturen van Herodes de Grote en Herodes Antipas, dit betreft de
tijdsperiode van het leven van Jezus.
Het meest bijzondere gedeelte van Josephus in dit opzicht is het zgn. Testimonium Flavianum,
het staat in zijn 18de boek van de Joodse Oudheden [63,64 – geschreven in 94 AD]:
Rond die tijd leefde Jezus, een wijs man… Hij was iemand die verbazingwekkende daden
deed en een leraar van mensen die de waarheid graag aannemen. Hij won veel Joden en veel
heidenen voor zich… Toen Pilatus, die hem gehoord had, na beschuldiging van zeer
hooggeachte mannen onder ons, hem had veroordeeld tot de kruisdood, gaven degenen die als
eersten van hem waren gaan houden, hun genegenheid voor hem niet op… En de groep
christenen, zo naar hem genoemd, is tot op de huidige dag niet verdwenen.
De Engelse vertaling van een Arabische tekst met het Testimonium Flavianum:
And at this time there was a wise man named Jesus. He did good deeds and was known to be
virtuous. And many from among the Jews and other nations became his disciples. Pilate
condemned him to be crucified and die. Those who became his disciples did not abandon their
discipleship. They reported that he appeared to them three days after his crucifixion and that
he was alive. So--perhaps--he was the Messiah about whom the prophets told wonders.
2
3. Tacitus (ca. 55-120 AD)
Er is weinig bekend over het leven van de Romeinse historicus Cornelius Tacitus, maar zijn
nog bestaande werken presenteren een beschrijving van het Romeinse leven in de eerste eeuw
die van onschatbare waarde is. Hij leefde tijdens het bestuur van een zestal Romeinse keizers
en wordt zelfs de “grootse historicus” van het antieke Rome genoemd. In zijn werk Annales
(Jaarboeken 15.44; 115 AD) beschrijft hij de Christelijke vervolgingen onder Nero:
Noch menselijke hulp en schenkingen van Nero, noch zoenoffers aan de goden, konden het
schandelijke gerucht, dat de brand op bevel was gesticht, de kop indrukken. Om aan dat
gerucht een einde te maken liet Nero schuldigen aanwijzen, die hij de meest geraffineerde
martelingen liet ondergaan. Dit waren de mensen die verfoeid werden om hun wandaden en
die door het volk ‘christenen’ genoemd werden. Die benaming is ontleent aan Christus, die
tijdens de regering van Tiberius door een van onze procurators, Pontius Pilatus, met de
doodstraf was bestraft. En ook al was dit verderfelijk bijgeloof voor een ogenblik onderdrukt,
toch stak het opnieuw de kop op, niet alleen in Judea, de bakermat van het kwaad, maar ook
in Rome zelf. (...) Men begon dus met hen gevangen te nemen die openlijk belijdenis van hun
geloof aflegden; vervolgens op hun aanwijzing een zeer groot aantal mensen die schuldig
verklaard werden, niet zozeer aan de hun ten laste gelegde brandstichting, dan wel aan haat
tegen de mensheid. Bij hun terechtstelling dreef men ook nog de spot met hen. Men kleedde
hen in dierenhuiden en liet hen door honden verscheuren of aan het kruis nagelen of men stak
ze na het invallen van de duisternis in brand, opdat ze als fakkels konden dienen. Nero had
voor dit spektakel zijn eigen parken ter beschikking gesteld en bood tevens gelegenheid voor
een circusvoorstelling. Als wagenmenner gekleed mengde hij zich onder het volk of toonde
zich, staande op de renwagen, aan het volk. Hierdoor werd medelijden opgewekt voor deze
mensen, ook al waren ze schuldig en verdienden ze de zwaarste straffen; want het leek er op
dat ze niet voor het algemeen belang, maar voor de bevrediging van de wreedheid van één
man werden opgeofferd.
In deze paragraaf bevestigt Tacitus dat:
• Christus was geëxecuteerd door Pilatus tijdens het bewind van Tiberius.
• De beweging, waarvan de leden Christenen werden genoemd, begon in Judea.
• Deze Christenen werden geëxecuteerd door Nero op de meest verschrikkelijke
manieren voor haat tegen de mensheid (64 AD).
• De kerk in Rome was in het jaar 64 al groot genoeg om de zondebok te zijn voor het
afbranden van de stad.
3
4. Plinius de Jongere (ca. 60-115 AD)
Gaius Plinius Caecilius Secundus (bijgenaamd Minor, ofwel de Jongere) was de neef en na de
dood van zijn vader ook de geadopteerde zoon van Plinius de Oudere, Romeins militair en
procurator. Rond het jaar 110 wordt Plinius door zijn vriend keizer Trajanus als consul naar
Bithynië in NW-Turkije gestuurd om een aantal ongeregeldheden in het bestuur daar te
onderzoeken. In deze tijd schreef hij de keizer om advies te vragen over hoe hij de Christenen
in zijn provincie moest behandelen, omdat hij er zoveel moest executeren. Plinius schrijft rond
112 AD (citaat uit brief 10:96-97):
Ik heb hun gevraagd of ze christenen zijn, en als ze dit toegeven, herhaal ik de vraag een
tweede en derde keer, met een waarschuwing voor de straf die hen te wachten zou staan. Als
ze volhouden, geef ik bevel hen weg te leiden voor de terechtstelling; want wat de aard van de
bekentenis ook is, ik ben ervan overtuigd, dat hun koppigheid en onwrikbare halsstarrigheid
niet ongestraft kan blijven... Zij hebben ook verklaard, dat hun hele schuld of overtreding
hierin bestond: zij waren regelmatig voor de dageraad op een vaste dag bij elkaar gekomen
om afwisselend verzen voor elkaar te zingen ter ere van Christus als aan een god, en ook zich
onder ede aan elkaar te verbinden, niet met enig misdadig doel, maar om zich te onthouden
van diefstal, roof en overspel, nooit hun woord te verdraaien, noch een belofte te breken;
hierna was het hun gewoonte om uit elkaar te gaan, en later weer bij elkaar te komen om te
eten – voedsel van een onschuldige en alledaagse soort... Dit deed mij besluiten, dat het eens
te meer noodzakelijk was door marteling de waarheid uit twee slavinnen te trekken, die zij
diaconessen noemden. Ik vond niets behalve een soort gedegenereerd, sektarisch geloof dat
tot in het extreme werd doorgevoerd.
Uit deze brief van Plinius volgt dat:
• De Christenen Christus als God aanbaden.
• Zij zich verplichten tot een leven met hoge ethische waarden.
• Zij waarschijnlijk bijeenkwamen voor een gezamenlijke maaltijd op een vaste dag van
de week.
• Er reeds in het begin van de tweede eeuw een redelijk grote Christelijke gemeenschap
bestond in Bithynië.
Keizer Trajanus antwoordde op de brief van Plinius:
De methode die je hebt gebruikt, mijn beste Plinius, om de zaken uit te ziften van hen die zijn
aangeklaagd als Christenen, is uitermate correct. Het is niet mogelijk een algemene regel op
te stellen die kan worden toegepast als de vaste standaard in al dergelijke gevallen. Je moet
deze mensen niet actief opsporen; als ze worden aangeklaagd en schuldig bevonden dan
moeten ze worden gestraft, echter met de beperking dat wanneer de persoon ontkent Christen
te zijn en bewijst dat hij dat niet is (dat wil zeggen door onze goden te aanbidden) dan moet hij
gratie verkrijgen op grond van zijn berouw, hoewel hij misschien voorheen verdacht was.
Informatie zonder de naam van de aanklager erbij mag niet als bewijsstuk gelden tegen
iemand, omdat het een heel gevaarlijk precedent schept en geenszins in overeenstemming is
met een gepaste aanpak.
De brief van Trajanus bevat geen verdere bevestigingen m.b.t. Bijbelse teksten of de vroege
kerk, maar geeft waardevolle inzichten over de officiële Romeinse visie op de groeiende
beweging. Het toont ook dat vervolgingen plaatsvonden en dat Christenen tijdens de dagen
van Trajanus - met beperkte terughoudendheid – werden geëxecuteerd om hun geloof.
4
5. Suetonius (ca. 130 AD)
Over de Romeinse historicus Gaius Suetonius Tranquillus is niet veel meer bekend dan dat hij
de hoofdsecretaris voor Keizer Hadrianus (117-138 AD) was met toegang tot de keizerlijke
archieven. Suetonius maakt twee verwijzingen naar Christus en de Christenen: “Omdat de
Joden in Rome voordurend opschudding veroorzaakten op aansporing van Chrestus
[Christus], joeg hij [Claudius] ze de stad uit.”
Dit citaat refereert naar een opstand in de Joodse gemeenschap in Rome in 49 AD waardoor
Claudius besloot de Joden uit de stad te verbannen. Dit is waarschijnlijk wat Aquila en
Priscilla was overkomen zoals genoemd in Handelingen 18:2:
Daar leerde hij [Paulus] Aquila kennen, een Jood uit Pontus, die kort daarvoor met zijn vrouw
Priscilla uit Italië was gekomen omdat Claudius had bevolen dat alle Joden Rome moesten
verlaten. Paulus bracht hun een bezoek.
De tweede verwijzing is naar de Christenvervolging door keizer Nero:
Na de grote brand van Rome … werden er ook straffen opgelegd aan de Christenen, een sekte
die een nieuw en schadelijk religieus geloof aanhangt.
In deze twee verwijzingen bevestigt Suetonius dat:
• In 49 AD de Joden in Rome “voortdurend opschudding” veroorzaakten vanwege
Christus. Klaarblijkelijk was er toen reeds een Christelijke kerk in Rome (slechts 16
jaar na de Opstanding).
• In 64 AD werden Christenen vervolgt door Nero (blijkbaar was er toen al een
Christelijke gemeenschap in Rome die groot genoeg was om zo geïdentificeerd te
kunnen worden).
De Joodse Talmoed (ca. 70-200 AD)
De Talmoed, een Joods heilig boek, is een verzameling - in eerste instantie uitsluitende
mondelinge - Joodse tradities (de Misjna) en Bijbelcommentaren (de Gemara). De geschriften
van de Talmoed uit de periode 70-200 AD zijn voor de Christelijke geschiedenis het
interessantst. Veruit de meest significante tekst over Jezus Christus wordt gevonden in
Sanhedrin 43a:
Op de vooravond van Pesach (Pasen) werd Yeshu (Jezus) gehangen. Veertig dagen ervoor
ging een heraut uit en riep: “Hij moet worden gestenigd, omdat hij toverij heeft gepleegd en
Israël heeft verlokt tot afvalligheid. Laat iedereen die iets in zijn voordeel kan zeggen, naar
voren komen en voor hem pleiten.” Maar omdat er niets in zijn voordeel naar voren werd
gebracht, werd hij gehangen op de vooravond van het Pascha!
Dit is een solide bevestiging van het feit en de datum van executie door “hangen”, een woord
dat werd gebruikt voor “kruisigen” (zie vergelijkbare woorden in Galaten 3:13 en Lucas
23:39).
Opmerking: Jezus werd uiteindelijk niet gestenigd, zoals door de heraut werd uitgeroepen.
Steniging was de Joodse manier van uitvoering van de doodstraf. Jezus werd gekruisigd, dat
was de wrede, door de Romeinen gebruikte, manier van executeren van misdadigers.
5
6. Thallus (ca. 52 AD) en Phlegon (ca. 140 AD)
geciteerd door Julius Africanus (ca. 220 AD)
Een indirecte verwijzing naar gebeurtenissen tijdens de kruisiging komt via de 3e eeuwse
kerkschrijver Julius Africanus. Hij refereert naar historische werken uit de eerste eeuw (die
verloren zijn gegaan); het betreft de Samaritaanse ofwel Palestijnse historicus Thallus en de
Griekse auteur Phlegon. Julius Africanus (160-240 AD) schrijft:
Over de hele wereld heerste een zeer angstaanjagende duisternis; en de rotsen barstten door
een aardbeving, en veel plaatsen in Judea en andere districten stortten in. Thallus noemt de
duisternis in zijn derde Geschiedenisboek een zonsverduistering, wat volgens mij onterecht
is... Phlegon beschrijft dat er in de tijd van keizer Tiberius, bij volle maan, een volledige
zonsverduistering was van het zesde uur tot het negende - klaarblijkelijk degene waarover
we hier spreken.
Deze tijd komt overeen met de duisternis die vermeld staat in Matteüs 27:45 gedurende de
kruisiging van Jezus. Dit is in onze tijdsberekening van 12 tot 3 uur ’s middags. De Romeinse
telling begon om 6 uur ’s morgens; 12 uur ’s middags was dan het zesde uur.
Blijkbaar proberen Thallus en Phlegon de mysterieuze duisternis uit te leggen als een
zonsverduistering. Julius Africanus beargumenteert dat er in het midden van een maancyclus
geen zonsverduistering mogelijk is (de Joodse maand Nisan was gebaseerd op een
maancyclus, de 14de van die maand was het pascha, het Joodse paasmaal).
Phlegon schreef in zijn 13de boek over de Olympiades:
In het vierde jaar echter van de 202e Olympiade (30 à 33 AD), was er een zonsverduistering,
groter en vollediger dan elke voorgaande; op het zesde uur veranderde de dag in donkere
nacht, zo dat de sterren aan de hemel werden gezien; en door een aardbeving in Bithynië
storten veel gebouwen in van de stad Nicea. - geciteerd uit de vertaling van Jerome van de
Kroniek van Eusebius.
Lucianus van Samosata (120-180 AD)
De 2e eeuwse Griekse satiricus Lucianus van Samosata schrijft een sarcastische kritiek over
het Christendom in zijn geschrift Over de dood van Peregrinus:
De Christenen aanbidden tot op de dag van vandaag een man – de vermaarde persoon die
nieuwe ceremoniën introduceerde en die om die reden gekruisigd werd… Deze mensen zijn in
alle gevallen waarbij de hele gemeenschap betrokken is, buitengewoon actief en sparen kosten
noch moeite… Deze misleide schepselen hebben ten eerste de algemene overtuiging, dat ze
onsterfelijk zijn en in alle eeuwigheid zullen leven. Dit is ook de reden waarom zij de dood
verachten en velen van hen hem zelfs vrijwillig aanvaarden. Bovendien heeft hun eerste
wetgever (Paulus) hen geleerd, dat ze allemaal broeders van elkaar zijn, zodra ze de
beslissing hebben genomen de Griekse goden te verloochenen en hun knieën voor die
gekruisigde sofist (wijze man) te buigen en volgens zijn wetten te leven. Dit alles nemen ze in
geloof aan, met als resultaat dat ze zonder uitzondering alle wereldse goederen verachten, ze
beschouwen die louter als gemeenschappelijk bezit.
De satire van Lucianus toont aan dat:
• De Christenen een gekruisigde man, Christus, aanbaden
• Deze Christus nieuwe ideeën introduceerde, waarvoor hij werd gekruisigd
• De Christenen deze ideeën en regels van Christus volgden en bereid waren ervoor te
sterven
6
7. Flavius Josephus – vervolg – Andere personen die tevens genoemd worden in het NT
Van alle niet-christelijke schrijvers bevat het werk van Josephus veruit de meeste
verwevenheid met het Nieuwe Testament. Sommige teksten van Josephus voegen zelfs
informatie toe. In de onderstaande tabel is een overzicht van Bijbelse gebeurtenissen en namen
die we ook aantreffen in de geschriften van Josephus.
Datum Gebeurtenis Bijbel tekst Getuigenis van Flavius Josephus
6/7 AD Romeinse “Deze eerste volkstelling vond “en Cyrenius [is Quirinius], diegene die
overheersing plaats tijdens het bewind van ook consul was geweest, werd door
en Quirinius over Syrië.” Caesar naar Syrie gestuurd om de
volkstelling Lukas 2:2 eigendommen van de mensen vast te
leggen”
6/7 Opstand van “Na hem was er Judas de “een zekere Galileeër, die Judas heette,
Judas, Galileeër, die ten tijde van de kwam met zijn volksgenoten in opstand”
de Galileeër volkstelling met zijn
volgelingen in opstand kwam”
Handelingen 5:37
28 Pontius “In het vijftiende jaar van de “Pilatus nu, werd door Tiberius als
Pilatus regering van keizer Tiberius, procurator naar Judea gestuurd”
toen Pontius Pilatus Judea
bestuurde…”’
Lukas 3:1
29/30 Johannes de “Herodes ….. Hij stuurde “een straf van God voor wat hij deed
Doper iemand van zijn garde weg tegen Johannes, die de Doper werd
met het bevel hem het hoofd genoemd… die een goed man was, en de
te brengen. De soldaat ging Joden opdroeg om rechtschapen te
naar de gevangenis en leven… en zich zo te laten dopen… Het
onthoofdde Johannes” leek Herodes het beste om hem ter dood
Marcus 6:14-29 te brengen om niet zelf in moeilijkheden
te komen”
ca. 36 Kajafas In alle evangeliën wordt “hij zette ook Joseph af, die Kajafas werd
Kajafas genoemd. genoemd, van het hogepriesterschap…”
44 Dood van “Onmiddellijk werd Herodes “Agrippa … dat hij een god was… Toen
Herodes geveld door een engel van de hij dit zei, werd zijn pijn heftig; toen hij
Agrippa I Heer omdat hij God niet de volkomen uitgeput was door de pijn in
verschuldigde eer had zijn buik gedurende vijf dagen, stierf hij”
bewezen, en door wormen
aangevreten blies hij de
laatste adem uit.”
Handelingen 12:20-23
ca. 57 Jakobus, “Maar van de overige “Ananus verzamelde de rechters van het
de broer van apostelen heb ik niemand Sanhedrin en bracht voor hen de broer
Jezus gezien, behalve Jakobus, de van Jezus, die Christus genoemd werd,
broer van de Heer.” zijn naam was Jakobus, en enkele
Galaten 1:19 anderen, … hij gaf hen over om
Hij was een steunpilaar 2:9, gestenigd te worden.”
Hand. 12:17, 15:13, 21:18
Brief van Jakobus (1:1)
Met dank aan Rob and Jacoba van de Weghe voor de informatie op hun website:
http://www.windmillministries.org/frames/NL-CH15-2A.htm
Info op Wikipedia over dit onderwerp: http://en.wikipedia.org/wiki/Historicity_of_Jesus
7