17. ’k Stel mijn vertrouwen (EL 188) t. & m. T. van Pageé
18. Woord van de zondag uit Johannes 13: 1
En vóór het feest van het Pascha, toen
Jezus wist dat Zijn uur gekomen was dat
Hij uit deze wereld zou overgaan naar de
Vader, heeft Hij de Zijnen, die in de
wereld waren en die Hij liefgehad
had, liefgehad tot het einde.
33. Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, de toekomst
tegemoet.
Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, en weten het
komt goed.
Samen op weg naar Pasen,
geweldig dat dat kan en dat dat
mag. Samen op weg naar Pasen,
en delen in Gods liefde elke dag.
34. Stilstaan bij zijn intocht in de
stad Jeruzalem.
Stilstaan bij hosanna tot de
woorden: ‘Kruisig Hem’.
Stilstaan bij zijn angsten, bij
zijn pijn en het verraad.
Maar weten dat het leven
dankzij Hem weer verdergaat.
35. Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, de toekomst
tegemoet.
Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, en weten het
komt goed.
Samen op weg naar Pasen,
geweldig dat dat kan en dat dat
mag. Samen op weg naar Pasen,
en delen in Gods liefde elke dag.
36. Stilstaan bij de dingen die Hij
voor ons heeft gedaan.
Stilstaan bij het kruis dat je op
Golgotha zag staan.
Stilstaan bij Zijn leven dat Hij
voor de mensen gaf.
En het stilstaan bij de
vrouwen bij het openstaande
graf
37. Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, de toekomst
tegemoet.
Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, en weten het
komt goed.
Samen op weg naar Pasen,
geweldig dat dat kan en dat dat
mag. Samen op weg naar Pasen,
en delen in Gods liefde elke dag.
38. Samen mogen lezen van de
weg die Hij moest gaan.
Hoe Hij door zijn liefde zelfs
de dood wist te verslaan.
Voelen dat Hij
meegaat, voelen dat Hij in ons
leeft.
Het wonder van het
Paasfeest, dat ons weer een
toekomst geeft.
39. Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, de toekomst
tegemoet.
Samen op weg naar Pasen,
samen op weg, en weten het
komt goed.
Samen op weg naar Pasen,
geweldig dat dat kan en dat dat
mag. Samen op weg naar Pasen,
en delen in Gods liefde elke dag.
42. Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich
genomen, ons leed heeft Hij gedragen.
Wíj hielden Hem echter voor een
geplaagde, door God geslagen en
verdrukt. 5 Maar Hij is om onze
overtredingen verwond, om onze
ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die
ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
43. en door Zijn striemen is er voor ons
genezing gekomen.
6 Wij dwaalden allen als schapen,
wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.
Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid
van ons allen
op Hem doen neerkomen.
50. “Het laatste paasfeest “
7 De dag van de ongezuurde broden brak
aan, waarop men het Pascha moest
slachten. 8 En Hij stuurde Petrus en
Johannes eropuit en zei: Ga heen, maak
voor ons het Pascha gereed, zodat wij het
kunnen eten. 9 Zij zeiden dan tegen Hem:
Waar wilt U dat wij het gereedmaken?
51. 10 En Hij zei tegen hen: Zie, als u de stad
binnengaat, zal iemand u tegemoetkomen
die een kruik water draagt. Volg hem naar
het huis waar hij binnengaat.
11 En u zult tegen de heer des huizes
zeggen: De Meester zegt u: Waar is de
eetzaal waar Ik het Pascha met Mijn
discipelen eten zal?
52. 12 En hij zal u een grote bovenzaal
wijzen, die volledig is ingericht. Maak het
daar gereed.
13 Zij nu gingen weg en vonden het zoals
Hij hun gezegd had; en ze maakten het
Pascha gereed.
69. Gez. 258 : 1
Halleluja, lof zij de Heer!
Aanbidt de Vader, geeft Hem eer,
de Schepper aller dingen!
De roem van zijn barmhartigheid,
zijn wijsheid, macht en majesteit
moet al het schepsel zingen.
70. Gez. 258 : 2
Halleluja, lof zij de Zoon,
gedaald van 's hemels hoge troon
tot heil van stervelingen!
Hem, die voor onze zonden stierf,
ons 't leven door zijn dood verwierf,
moet al het schepsel zingen.
71. Gez. 258 : 3
Halleluja, de Geest zij eer!
Als in zijn tempel daalt Hij neer
in 't hart van stervelingen!
Hem, die ons troost en leert en leidt,
en voor de hemel toebereidt,
moet al het schepsel zingen.