11. 1
Door een blik op het kruis
is er leven en heil,
is er leven voor u en voor mij.
Zie gelovig op Hem, wordt behouden en
leef,
want verlossing biedt Jezus u vrij.
12. Zie, zie, zie en leef.
Door een blik op het kruis
is er leven en heil,
is er leven voor u en voor mij.
13. 2
O, waarom droeg dan Jezus
de zond' en de smaad, als uw schuld niet
op Hem werd gelaân?
O, waarom heeft het bloed
uit Zijn zijde gevloeid,
als uw schuld niet door Hem werd
voldaan?
14. Zie, zie, zie en leef.
Door een blik op het kruis
is er leven en heil,
is er leven voor u en voor mij.
15. 3
Niet uw tranen, gebeden,
bekering, berouw,
maar Zijn bloed wrocht verzoening voor
u.
Werp op Hem dan 't gewicht
van uw zonde en schuld,
vlied tot Jezus, o zondaar, vlied nu.
16. Zie, zie, zie en leef.
Door een blik op het kruis
is er leven en heil,
is er leven voor u en voor mij.
17. 4
Neem nu aan in 't geloof
en met vreugde het heil,
neem het leven, dat Jezus u geeft;
wees verzekerd, dat nimmer
de dood u meer treft,
daar de Heer, uw Gerechtigheid, leeft.
18. Zie, zie, zie en leef.
Door een blik op het kruis
is er leven en heil,
is er leven voor u en voor mij.
19. 5
Weg dan, twijfel en vrees,
want Gods woord heeft verklaard,
dat uw Heiland het werk heeft volbracht;
in de volheid der tijden kwam Jezus, de
Heer,
als het Lam, voor de zonde geslacht.
20. Zie, zie, zie en leef.
Door een blik op het kruis
is er leven en heil,
is er leven voor u en voor mij.
32. Samuel geroepen
3
1 En de jonge Samuel diende de HEERE onder
toezicht van Eli. Het woord van de HEERE was
schaars in die dagen; er was geen visioen dat
in de openbaarheid kwam.
2 Het gebeurde op zekere dag, toen Eli op
zijn slaapplaats lag – zijn ogen begonnen
zwak te worden, zodat hij niet meer kon zien
–
33. 3 en toen ook Samuel zich te slapen
gelegd had, voordat de lamp van God
gedoofd werd in de tempel van de
HEERE, waar de ark van God was,
4 dat de HEERE Samuel riep. En hij zei:
Zie, hier ben ik.
34. 5 Hij snelde naar Eli en zei: Zie, hier ben
ik, want u hebt mij geroepen. Maar die
zei: Ik heb niet geroepen, ga terug en ga
weer liggen. En hij ging weg en ging weer
liggen.
6 Toen riep de HEERE Samuel opnieuw;
Samuel stond op, ging naar Eli en zei: Zie,
hier ben ik, want u hebt mij geroepen. Hij
zei echter: Ik heb niet geroepen, mijn
zoon; ga terug en ga weer liggen.
35. 7 Nu kende Samuel de HEERE nog niet;
het woord van de HEERE was nog niet
aan hem geopenbaard.
8 Toen riep de HEERE Samuel opnieuw,
voor de derde keer, en hij stond op, ging
naar Eli en zei: Zie, hier ben ik, want u
hebt mij geroepen. Toen begreep Eli dat
de HEERE de jongen riep.
36. 9 Daarom zei Eli tegen Samuel: Ga weer
terug en ga liggen. Wanneer het gebeurt
dat Hij je roept, moet je zeggen:
Spreek, HEERE, want Uw dienaar luistert.
Toen ging Samuel weer terug en ging op
zijn slaapplaats liggen.
37. 10 Toen kwam de HEERE en bleef daar
staan; en Hij riep zoals de andere keren:
Samuel, Samuel! En Samuel zei:
Spreek, want Uw dienaar luistert.
11 De HEERE zei tegen Samuel: Zie, Ik ga
iets doen in Israël waarvan bij ieder die
het hoort, de beide oren zullen tuiten.
38. 12 Op die dag zal Ik over Eli alles gestand
doen wat Ik tegen zijn huis gesproken
heb, van het begin tot het einde.
13 Want Ik heb hem bekendgemaakt dat
Ik over zijn huis voor eeuwig gericht zal
oefenen, omwille van de ongerechtigheid
die hij geweten heeft; want toen zijn
zonen zich vervloekt gemaakt hebben,
heeft hij hen niet eens zuur aangekeken.
39. 14 En daarom heb Ik het huis van Eli
gezworen: De ongerechtigheid van het
huis van Eli zal in eeuwigheid niet
verzoend worden door slachtoffer of
door graanoffer!
15 Samuel nu bleef tot aan de morgen
liggen; toen deed hij de deuren van het
huis van de HEERE open. Samuel was
bevreesd dit visioen aan Eli te vertellen.
40. 16 Toen riep Eli Samuel en zei: Mijn zoon
Samuel! Hij zei: Zie, hier ben ik.
17 En hij zei: Wat is het woord dat Hij tot
je gesproken heeft? Houd het toch niet
voor mij verborgen. God mag zó en nog
veel erger met je doen als je ook maar
één woord voor mij verborgen houdt van
al de woorden die Hij tot je gesproken
heeft!
41. 18 Toen maakte Samuel hem al die
woorden bekend en hield ze niet voor
hem verborgen. En Eli zei: Hij is de
HEERE; laat Hij doen wat goed is in Zijn
ogen.
19 En Samuel werd groot. De HEERE was
met hem en liet niet een van al Zijn
woorden onvervuld.
42. 20 En heel Israël, van Dan tot Berseba
toe, erkende dat Samuel aangesteld was
tot profeet van de HEERE.
21 En de HEERE bleef in Silo verschijnen;
ja, de HEERE openbaarde Zich aan
Samuel in Silo door het woord van de
HEERE.
54. 14 En zij gingen vanuit Perge het land
door en kwamen in Antiochië in Pisidië;
en zij gingen op de dag van de sabbat de
synagoge binnen en gingen daar zitten.
15 En na het voorlezen van de Wet en
van de Profeten lieten de hoofden van de
synagoge tegen hen zeggen:
Mannenbroeders, als er bij u een woord
van bemoediging voor het volk is, spreek
dan.
56. Open mijn ogen,
'k wil Jezus, mijn Heer zien.
Open mijn ogen, opdat ik U zien kan.
Open mijn oren, opdat ik uw stem hoor.
Open mijn hart, Heer,
opdat ik gehoorzaam.
57. ´Spreek Gods Woord, wát Hij ook
gesproken heeft!´
Verkondiging
n.a.v. 1 Samuel 3
72. 1
Aan des Heilands voeten, luist'rend naar
de Heer,
zette zich Maria van Bethanië neer.
Zij verkoos het goede deel,
wat ontving zij Godd'lijk veel!
73. Aan mijns Heiland voeten
vindt mijn hart steeds vree.
Van des hemels schatten
deelt Hij mij daar mee.
74. 2
Aan des Heilands voeten, zalvend haren
Heer,
lag Maria neder, d' olie stroomde neer.
Jezus zag het vriend'lijk aan,
want uit liefde was 't gedaan.
75. Aan mijns Heilands voeten,
dienend mijnen Heer,
leg 'k mijzelve gaarne
met mijn alles neer.
76. 3
Aan des Heilands voeten bad Maria aan,
toen zij uit de doden Hem zag
opgestaan.
Daar zei Jezus: "Zeg het voort,
wat gij zag en hebt gehoord."
77. Aan mijns Heilands voeten
zal mijn hart en mond
zijn genade prijzen
tot mijn laatste stond.